Brief regering : Verslag Eurogroep en Ecofinraad van 12 en 13 juli jl. en informatie over de extra Ecofinraad van 26 juli 2021
21 501-07 Raad voor Economische en Financiële Zaken
Nr. 1768
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 juli 2021
Hierbij zend ik u het verslag van de Eurogroep en Ecofinraad van 12 en 13 juli 2021
te Brussel.
Daarnaast informeer ik u over de extra Ecofinraad van 26 juli a.s. die middels een
videoconferentie zal worden gehouden. Nederland zal daarbij vertegenwoordigd worden
door de Nederlandse Permanent Vertegenwoordiger bij de EU. Tijdens deze Ecofinraad
staat de bespreking van vier uitvoeringsbesluiten van de Raad in het kader van de
Recovery and Resilience Facility (RRF) op de agenda (van Cyprus, Kroatië, Litouwen en Slovenië). Na de Ecofinraad zal
de formele besluitvorming hierover plaatsvinden door middel van een schriftelijke
procedure.1 Voor de kabinetsappreciatie van deze uitvoeringsbesluiten verwijs ik u naar de brief
die gelijktijdig met deze brief aan uw Kamer zal worden gezonden. Nederland is voornemens
om in te stemmen met de uitvoeringsbesluiten.
Daarnaast zal tijdens de Ecofinraad van 26 juli a.s. de Europese Commissie een presentatie
geven over de wetgevingsvoorstellen op het gebied van anti-witwassen (AML) en antiterrorismefinanciering
(CFT). Dit onderwerp stond tentatief op de agenda van de Ecofinraad van 13 juli jl.
ter bespreking, maar is uiteindelijk van die agenda gehaald. Voor een geannoteerde
toelichting t.a.v. dit onderwerp verwijs ik naar de geannoteerde agenda voor de Ecofinraad
van 13 juli jl.2 Naar aanleiding van de vragen van de leden van de VVD-fractie in het schriftelijke
overleg bij dit agendapunt, voeg ik hieraan nog toe dat Nederland voornemens is om,
in lijn met eerdere gelegenheden3, het belang van gegevensdeling bij de aanpak van witwassen te benadrukken.
De Minister van Financiën,
W.B. Hoekstra
Verslag Eurogroep en Ecofinraad 12 en 13 juli 2021
Eurogroep in inclusieve samenstelling
Gedachtewisseling over internationale monetaire en financiële relaties
De US Secretary of the Treasury Janet Yellen was aanwezig bij de Eurogroep in inclusieve
samenstelling om te spreken over internationale relaties op monetair en financieel
gebied. De discussie richtte zich met name op het economisch herstel en de uitdagingen
na de COVID-19-crisis. Yellen gaf aan dat de Verenigde Staten als reactie op de COVID-19-crisis
met een groot stimuleringspakket voor de economie zijn gekomen en ook de komende jaren
werkgelegenheid zal blijven stimuleren.
Ook Europa heeft met substantiële steunmaatregelen gereageerd op de COVID-19-crisis,
naast de grote nationale steunmaatregelen op Europees niveau met name met NextGenerationEU (NGEU), waaronder de Recovery and Resilience Facility (RRF).4 Yellen gaf aan dat het van belang blijft dat lidstaten hun economieën voldoende blijven
ondersteunen om de gevolgen van de crisis te mitigeren en economische groei en werkgelegenheid
te bevorderen. Daarnaast is het van belang dat lidstaten structurele hervormingen
doorvoeren die bijdragen aan duurzame economische groei en de veerkracht van de economie.
Yellen gaf verder aan klimaatverandering als een van de grootste problemen te zien
en beleidsmaatregelen te steunen die klimaatverandering tegengaan en dat het daarbij
belangrijk is dat verschillende systemen samenwerken om handelsfricties te voorkomen.
Ook benoemde Yellen het in OESO en G20 verband overeengekomen akkoord voor een minimumbelasting
van 15% en riep alle Europese lidstaten op om deze overeenkomst te steunen.
De Europese Commissie gaf aan dat Europa met een groot Fit for 55-pakket komt met
maatregelen om klimaatverandering tegen te gaan. Verschillende lidstaten gaven aan
dat een goede samenwerking tussen Europa en de Verenigde Staten van belang is het
voor het economisch herstel na de COVID-19-crisis en zeker ook ten aanzien van klimaatverandering.
Werkplan Bankenunie
In de Eurogroep is een terugkoppeling gegeven van de Eurotop van 25 juni jl., waar
onder andere is stilgestaan bij de ontwikkelingen rondom het vervolmaken van de Bankenunie
en de voortgang van het werkplan. Op basis van een mandaat van de Eurotop uit december
2020 is door de High Level Working Group (HLWG) de afgelopen maanden gewerkt aan een werkplan om richting te geven aan de
vervolgstappen op de vier werkstromen binnen het bankenuniedossier: het Europees Depositogarantiestelsel
(EDIS), de herziening van het crisisraamwerk voor falende banken, omgang met grensoverschrijdende
banken en de weging van staatsobligaties (RTSE). De voorzitter van de Eurogroep gaf
aan dat de Eurotop de Eurogroep heeft verzocht om te proberen overeenstemming te bereiken
over het werkplan en om december 2021 te rapporteren over de voortgang.
In de beantwoording van het Schriftelijk Overleg met betrekking tot de Eurogroep en
Ecofinraad van 18 en 19 januari 2021 heb ik toegezegd om de Kamer in de loop van het
jaar te informeren over de stand van zaken rondom niet-presterende leningen (NPLs)
in de Europese Unie in het licht van de coronapandemie (Kamerstuk 21 501-07, nr. 1736). Deze toezegging doe ik met de rapportage hieronder gestand.
In de periode van maart 2020 tot en met maart 2021 daalde de bruto NPL-ratio in de
EU, ondanks een lichte stijging van het totale NPL-volume. De bruto NPL-ratio is het
aandeel NPL’s op het totaal aan leningen. De netto NPL-waarden wordt berekend door
het percentage waar voorzieningen voor zijn opgebouwd af te trekken van de bruto NPL-waarde.
Voorzieningen stellen een bank in staat om verliezen die zich waarschijnlijk gaan
voordoen op een NPL op te vangen.
Figuur 1. Bruto NPL-ratio van EU-landen. Bron: EBA.
In het eerste kwartaal van 2021 daalde de gemiddelde bruto NPL-ratio in de EU met
0,1 procentpunt ten opzichte van het vorige kwartaal (Q4 2020) naar 2,5%. Hoewel de
NPL-ratio daalde, meldden sommige sectoren een stijging. De grootste stijging was
te zien in de sectoren accommodatie en voedseldiensten (verder gestegen van 8,4% naar 9,0%) en kunst, entertainment en recreatie (verder gestegen van 7,2% naar 7,9%).
De verwachting van veel banken is dat de activakwaliteit verder zal verslechteren
in de aankomende tijd. Zo verwacht 70% van de banken dat de kwaliteit van mkb-leningen
zal verslechteren. Voor consumentenkrediet verwacht een percentage van 65% van de
banken dit en voor commercieel vastgoed 55%.
Het volume van leningen onder moratoria daalde verder in het eerste kwartaal van 2021.
In maart 2021 stond nog ongeveer 203 miljard euro aan leningen onder moratorium (tegen
ongeveer 318 miljard euro in het vierde kwartaal van 2020). Van de leningen waarop
nog een moratorium van kracht is te zien dat het aandeel van fase 2-leningen, de fase
waarin wordt aangemerkt dat er verliezen te verwachten zijn op een lening, maar dat
deze lening nog niet «non-performing» is, nagenoeg stabiel bleef op 27,3%. Wel is
de NPL-ratio van leningen onder moratorium gestegen van 3,3% in het vierde kwartaal
van 2020 tot 3,9% in het eerste kwartaal van 2021.
Ongeveer 23,7% van de leningen waarvan het moratorium is verlopen is geclassificeerd
als fase-2 lening, ongeveer 4,5% is NPL. Deze ratio’s zijn beide gestegen ten opzichte
van het vorige kwartaal, toen waren ze respectievelijk 20,2% en 4,0%. Het aantal leningen
met een publieke garantie steeg, maar wel minder hard dan voorheen. In het eerste
kwartaal kwam het totaal aan leningen met een garantie uit op ongeveer 378 miljard
euro, tegen 343 miljard EUR aan het einde van het jaar 2020.
Tabel 1. Bruto en netto NPL-ratio’s EU-landen. Bron: EBA
bruto NPLs
bruto NPLs
netto NPLs
netto NPLs
mrt-20
mrt-21
mrt-20
mrt-21
AT
2,1%
2,0%
1,0%
1,0%
BE
1,9%
1,8%
1,1%
1,1%
BG
7,4%
6,7%
3,8%
3,4%
CY
20,1%
10,9%
9,9%
6,0%
CZ
1,1%
1,4%
0,5%
0,7%
DE
1,2%
1,2%
0,7%
0,7%
DK
1,8%
1,8%
1,2%
1,3%
EE
1,5%
1,1%
1,0%
0,8%
ES
3,1%
3,1%
1,8%
1,8%
FI
1,5%
1,4%
1,0%
1,0%
FR
2,4%
2,1%
1,2%
1,1%
GR
34,0%
25,2%
18,6%
13,3%
HR
4,2%
4,1%
1,3%
1,5%
HU
4,5%
3,8%
1,6%
1,4%
IE
3,3%
3,7%
2,4%
2,6%
IS
2,5%
2,6%
1,8%
1,8%
IT
6,4%
4,0%
2,9%
1,9%
LT
1,4%
1,1%
0,9%
0,8%
LU
1,0%
1,6%
0,6%
1,1%
LV
1,7%
1,9%
1,1%
1,3%
MT
3,0%
3,4%
2,2%
2,3%
NL
1,9%
1,8%
1,4%
1,3%
NO
1,5%
1,6%
1,0%
1,0%
PL
4,8%
5,3%
1,8%
2,1%
PT
6,2%
4,5%
3,0%
1,9%
RO
3,9%
3,9%
1,3%
1,3%
SE
0,5%
0,4%
0,3%
0,2%
SI
3,5%
3,2%
1,6%
1,6%
SK
2,6%
2,0%
1,0%
0,8%
EU/EEA
3,0%
2,5%
1,6%
1,4%
Eurogroep
Begrotingspositie eurozone naar aanleiding van EFB rapport
In de Eurogroep is gesproken over het rapport van de European Fiscal Board (EFB) over
de beoordeling van de begrotingspositie van de eurozone in 2022, dat op 16 juni jl.
is gepubliceerd.5 De voorzitter van de EFB, Niels Thygesen, gaf een toelichting op het rapport. Het
rapport stelt dat het jaarlijkse reële bbp in de eurozone naar verwachting begin volgend
jaar het niveau van vóór de crisis zal overschrijden. Het herstel is hierbij gebaseerd
op verbeterende wereldwijde economische vooruitzichten, het verwachte vrijkomen van
uitgestelde consumentenuitgaven, de implementatie van de Recovery and Resilience Facility (RRF) en een omvangrijke budgettaire en monetaire steun. Het structurele primaire
tekort van de eurozone, dat wil zeggen het begrotingstekort gecorrigeerd voor conjunctuur
en rente-uitgaven, zal in 2022 naar verwachting dicht bij het niveau van 2020 liggen
en circa 3%-punt van het bbp hoger uitkomen dan in 2019. Het begrotingsbeleid zal
volgens de EFB dus nog steeds een aanzienlijke steun aan de economie bieden. De EFB
wijst erop dat niet alle maatregelen tot uiting komen in de tekortcijfers. Zo worden
in de nationale begrotingen overheidsuitgaven die gedekt worden door subsidies uit
de RRF als tekortneutraal geregistreerd, ongeacht wanneer deze subsidies worden uitbetaald.
Ook omvat de budgettaire respons van lidstaten substantiële garantieregelingen die
niet worden opgenomen in de overheidsbegrotingen, tenzij er een beroep op wordt gedaan.
In het rapport is een aantal aanbevelingen opgenomen. Ten eerste beveelt het EFB een
ondersteunende begrotingskoers aan voor de eurozone in 2022. Het beleid dat tot op
heden door regeringen is aangenomen, leidt volgens de EFB tot een passend niveau van
begrotingssteun. Lidstaten moeten ervoor zorgen dat de steun geleidelijk wordt afgebouwd,
terwijl de uitgaven boven het niveau van vóór de crisis blijven. Ten tweede biedt
de RRF voor landen met een hoge schuldenlast de mogelijkheid om het herstel te ondersteunen
met hervormingen en investeringen en ondertussen nationaal een prudent begrotingsbeleid
te voeren om de houdbaarheid van de overheidsfinanciën op middellange termijn te waarborgen.
Ten derde zullen het monetair en begrotingsbeleid elkaar moeten blijven aanvullen
om het verdere economische herstel van de eurozone te waarborgen. Ten vierde zou een
herziening van de begrotingsregels van het Stabiliteits- en Groeipact (SGP) voordat
de algemene ontsnappingsclausule wordt gedeactiveerd volgens de EFB bijdragen aan
een soepele normalisering van het begrotingsbeleid. Als laatste zal de begrotingssteun
moeten verschuiven naar het uitrollen van meer gerichte initiatieven ter bevordering
van een duurzaam economisch herstel en ter ondersteuning van de digitale en groene
transitie. Er was geen discussie in de Eurogroep. De Eurogroep voorzitter kondigde
aan in het najaar opnieuw op het onderwerp van de beleidsrespons op de COVID-19-crisis
terug te komen.
De euro als digitale munt
De Eurogroep heeft van gedachte gewisseld over digitaal centrale-bankgeld («de digitale
euro»).6 Een digitale euro is publiek geld uitgegeven door een centrale bank voor breed publiek
gebruik. De digitale euro kan in de toekomst mogelijk een rol spelen om, naast chartaal
geld, publiek geld toegankelijk te houden in de eurozone. Ook kan de infrastructuur
van de digitale euro als back-up dienen voor de vitale private betaalinfrastructuur
en kan de digitale euro een stimulans zijn voor innovatie en diversiteit in de financiële
sector. Verder kan de eurozone met een digitale euro tegenwicht bieden aan buitenlandse
en private initiatieven voor digitale valuta en daarmee de strategische autonomie
van de eurozone versterken. Nederland is voorstander van een verdere ontwikkeling
van de digitale euro. Met name de doelstelling om publiek geld toegankelijk te houden
middels de digitale euro is in Nederland relevant vanwege het teruglopende gebruik
van chartaal geld. Nederland heeft zich eerder uitgesproken voor verdere ontwikkeling
en heeft zich gecommitteerd om dit onderwerp ook in Europa onder de aandacht te brengen.7 Mede door Nederlandse inzet is dit onderwerp op de agenda van de Eurogroep gekomen.
De Eurogroepvoorzitter is voornemens dit onderwerp gemiddeld eens per kwartaal te
gaan agenderen.
In de Eurogroep kwam naar voren dat de digitale euro door vele lidstaten als een belangrijk
project wordt gezien. Daarbij werd aangegeven dat het nuttig is om te blijven nadenken
over de doelen die de eurozone met een digitale euro wil bereiken om daarmee richting
te geven aan de ECB voor de verdere technische ontwikkeling.8 Ook dient nader onderzoek gedaan te worden naar mogelijke risico’s en ongewenste
implicaties van invoering van een digitale euro. Meerdere lidstaten gaven aan dat
een digitale euro een stimulans kan zijn voor innovatie en diversiteit in de financiële
sector, een mogelijke rol kan spelen om de toegang tot publiek geld te waarborgen,
en tegenwicht kan bieden aan buitenlandse en/of private initiatieven voor digitale
valuta en daarmee de strategische autonomie van de eurozone kan versterken. Ook gaven
verschillende lidstaten aan dat in de context van een digitale euro er ook aandacht
moet zijn voor anti-witwassen (Anti Money Laundering; AML).
Nederland heeft de ECB gesteund bij het verder uitwerken van de digitale euro en gewezen
op de kansen die een digitale euro kan bieden. Nederland heeft met een aantal andere
lidstaten opgeroepen een proces vorm te geven voor politieke discussies over de doelstellingen
en design van de digitale euro en hier bijvoorbeeld een high level working group voor op te richten.
Ecofinraad
Duurzame financieringen-pakket
De Europese Commissie heeft in de Ecofinraad een toelichting gegeven op het op 6 juli
jl. gepresenteerde pakket aan maatregelen om de financiering van de duurzame transitie
verder te stimuleren. Het pakket bestaat uit een hernieuwde duurzame financieringsstrategie9 en een voorstel voor een groene obligatiestandaard10. De Commissie bouwt hierin voort op haar actieplan «Financieren van duurzame groei»
uit 2018, maar bijvoorbeeld ook op het recent gepresenteerde voorstel voor de richtlijn
Corporate Sustainability Reporting.
De duurzame financieringsstrategie bestaat uit vier hoofddoelstellingen: (i) financieren
van het transitiepad naar duurzaamheid voor alle economische actoren; (ii) inclusieve
duurzame financiering die ook voor burgers en het MKB beschikbaar is; (iii) een financiële
sector die rekening houdt met de rol die zij zelf speelt in het dichterbij brengen
van duurzame doelstellingen; en (iv) een ambitieuze mondiale duurzame financieringsagenda.
Met het voorstel voor een groene obligatiestandaard beoogt de Europese Commissie investeringen
in duurzame activiteiten te stimuleren. Duurzame obligaties spelen namelijk een steeds
belangrijkere rol bij de financiering van de duurzame transitie, maar er is nog geen
uniforme standaard voor groene obligaties binnen de EU. Het betreft een voorstel voor
een vrijwillige standaard voor zowel bedrijven als overheden. De Europese Commissie
zet in op een kwalitatief hoge standaard. Indien 100% van de uitgaven zijn bestemd
voor «groene» activiteiten (zoals gedefinieerd in de EU Taxonomie) voldoet een obligatie
aan de standaard. Daarnaast staan er ook rapportage-eisen in het voorstel en moet
de uitgifte zowel voor als na uitgifte worden gecontroleerd door een derde partij.
Deze derde partij moet zich inschrijven bij ESMA en voldoen aan additionele eisen.
In de Ecofinraad was brede steun voor een ambitieus pakket aan maatregelen om de duurzame
transitie verder te stimuleren. Meerdere lidstaten spraken zich positief uit over
zowel de duurzame financieringsstrategie als het voorstel voor een groene obligatiestandaard.
Enkele lidstaten gaven daarbij aan graag te zien dat Europa in internationaal verband
een leidende rol kan vervullen. Sommige lidstaten benoemden dat nog goed gekeken moet
worden hoe verschillende energiebronnen worden uitgewerkt binnen de taxonomie en dat
daarbij rekening moet worden gehouden met landspecifieke eigenschappen. Nederland
heeft aangegeven dat het de ambitieuze duurzame financieringsstrategie steunt. De
Nederlandse prioriteit hierin is de aanpak van duurzaamheid gerelateerde risico’s
door de ontwikkeling van rapportage- en boekhoudstandaarden en de betere integratie
in de toezichtraamwerken voor financiële instellingen. Nederland steunt eveneens een
ambitieuze invulling van het voorstel voor een groene obligatiestandaard.
AOB – Stand van zaken financiële diensten dossiers
Het voorzitterschap van de Raad heeft de Ecofinraad geïnformeerd over de lopende wetgevingsvoorstellen
op het terrein van financiële diensten.11
Werkprogramma van het Sloveense voorzitterschap
De tweede helft van 2021 is Slovenië de voorzitter van de Raad van de Europese Unie.
In de Ecofinraad heeft Slovenië het werkprogramma gepresenteerd en aangeven wat de
prioriteiten zijn voor het komende halfjaar.12 Het motto van het Sloveense voorzitterschap is: «Together. Resilient. Europe.»
Op financieel en economisch gebied heeft de implementatie van het Europese herstelinstrument
Next Generation EU en de faciliteit voor herstel en veerkracht (Recovery and Resilience Facility, RRF) prioriteit. Verder zal het Sloveense voorzitterschap onder andere voortbouwen
op relevante discussies die de afgelopen periode in de Ecofinraad hebben plaatsgevonden
waaronder het verder ontwikkelen van de bankenunie en de kapitaalmarktunie, wetgeving
op het gebied van anti-witwassen en antiterrorismefinanciering, digitalisering in
de financiële sector en effectieve belastingen.
Economisch herstel in Europa
In de Ecofinraad heeft de Europese Commissie allereerst een toelichting geven op de
stand van zaken met betrekking tot de faciliteit voor herstel en veerkracht (Recovery and Resilience Facility; RRF).13 Sinds de inwerkingtreding van deze verordening hebben 24 lidstaten hun herstelplan
in het kader van de RRF ingediend. Op grond van de RRF-verordening moet de Europese
Commissie de plannen beoordelen en, indien zij tot een positieve beoordeling komt,
een voorstel doen voor een uitvoeringsbesluit van de Raad. De Raad besluit met gekwalificeerde
meerderheid over deze uitvoeringsbesluiten en heeft hier op grond van de RRF-verordening
in de regel een maand de tijd voor vanaf het moment waarop de Europese Commissie een
voorstel heeft gedaan. De Kamer is in een brief van 3 mei jl. geïnformeerd over het
proces rondom deze plannen.14
Op de Ecofinraad zijn de eerste twaalf voorstellen15 voor uitvoeringsbesluiten van de Raad voor besluitvorming goedgekeurd.16 De Tweede Kamer heeft op 30 juni jl.17 en 7 juli jl.18 een appreciatie van deze voorstellen ontvangen. België, Denemarken, Duitsland, Frankrijk,
Griekenland, Italië, Letland, Luxemburg, Oostenrijk, Portugal, Slowakije en Spanje
kunnen nu subsidie- en leningsovereenkomsten ondertekenen zodat ze middelen uit de
RRF kunnen ontvangen.
Meerdere lidstaten, waaronder Nederland, spraken hun dank uit voor het werk van de
Europese Commissie bij de beoordeling van de plannen en onderstreepten dat de goedkeuring
van de uitvoeringsbesluiten een belangrijke mijlpaal is. Verschillende lidstaten,
waaronder Nederland, gaven aan dat een goede implementatie van de plannen de volgende
stap is. Daarbij is het van belang dat de voortgang goed wordt gemonitord om de impact
van de hervormingen en investeringen te waarborgen. Nederland heeft, met het oog op
de uitvoeringsbesluiten die nog zullen volgen, bijzondere aandacht gevraagd voor het
belang van rechtsstatelijkheid en daarbij o.a. aangegeven dat waar relevant hervormingen
op dit terrein moeten worden doorgevoerd in lijn met de landspecifieke aanbevelingen,
de investeringen in de plannen (zoals op het gebied van onderwijs) de fundamentele
Europese waarden moeten respecteren en de control- en auditraamwerken die toezien
op de plannen van hoge kwaliteit dienen te zijn.
Europees Semester 2021: conclusies van de diepteonderzoeken 2021
De Europese Commissie publiceert in het kader van de het Europees Semester ieder jaar
het Alert Mechanism Report (AMR). De Kamer is hierover geïnformeerd middels de brief over het herfstpakket.19 Naar aanleiding van het AMR zijn in totaal twaalf diepteonderzoeken uitgevoerd. Hierbij
zijn macro-economische onevenwichtigheden vastgesteld in Duitsland, Frankrijk, Ierland,
Spanje, Kroatië, Nederland, Portugal, Roemenië en Zweden. In Griekenland, Italië en
Cyprus zijn buitensporige onevenwichtigheden geconstateerd.
In de Ecofinraad zijn Raadsconclusies aangenomen van de resultaten van de diepteonderzoeken.20 In de Raadsconclusies wordt bevestigd dat dat de macro-economische onevenwichtigheidsprocedure
een belangrijk onderdeel is van het Europees Semester om eventuele nieuwe economische
risico’s te signaleren.
Terugkoppeling G20 vergadering van Ministers van Financiën en Presidenten van Centrale
Banken
Tijdens de Ecofinraad hebben de Europese Commissie en het EU voorzitterschap een terugkoppeling
gegeven van de derde G20-vergadering van Ministers van Financiën en Presidenten van
Centrale Banken onder het Italiaanse voorzitterschap, welke op 9-10 juli jl. plaatsvond.
Tijdens het Italiaanse voorzitterschap staan de crisisrespons en de gezamenlijke uitdaging
voor een duurzaam en inclusief economisch herstel na de COVID-19-crisis centraal.
Bij de G20-vergadering is in het bijzonder aandacht besteed aan het bereikte akkoord
over herziening van het internationale belastingsysteem. Na afloop van de bijeenkomst
heeft het Italiaanse G20-voorzitterschap een communiqué verspreid.21 De Kamer zal nog een separaat en meer uitgebreid verslag ontvangen van deze G20-vergadering.
Overig
Richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG betreffende vrijstellingen
bij invoer en bepaalde leveringen van goederen en diensten (Buy and Donate)
Tijdens de Ecofinraad is de Richtlijn Buy and Donate unaniem aangenomen als A-punt. Over deze richtlijn heeft geen bespreking plaatsgevonden
tijdens de Ecofinraad omdat alle lidstaten hiermee al hadden ingestemd op het Coreper
van 30 juni jl. Deze richtlijn maakt een BTW-vrijstelling mogelijk voor COVID-goederen
en diensten die worden ingekocht door de Commissie en andere EU-organen om te worden
gedoneerd aan derden, zoals nationale autoriteiten en ziekenhuizen. De Tweede Kamer
is eerder geïnformeerd over deze richtlijn door middel van het BNC-fiche22, het schriftelijk overleg n.a.v. het BNC-fiche23, de geannoteerde agenda van de Ecofinraad van 18 juni 202124 en het verslag van de Ecofinraad van 18 juni 202125. In dit verslag is aangegeven dat het voorstel naar aanleiding van de bespreking
tijdens de Ecofinraad is beperkt tot aankoop van COVID-19-goederen/diensten en dat
Nederland deze nieuwe tekst kon steunen. De datum van inwerkingtreding is op de dag
van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (15 juli 2021). De richtlijn werkt terug tot 1 januari 2021 en moet uiterlijk op 31 december
2021 zijn omgezet in nationale regelgeving. Deze omzetting is voorzien in lagere regelgeving
op basis van bestaande delegatiebepalingen in de Wet op de omzetbelasting 1968/Algemene
wet inzake rijksbelastingen.
Herziening Richtlijn 2009/103/EG van het Europees parlement en de Raad van 16 september
2009 betreffende de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe de deelneming
aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven en de controle op de verzekering
tegen deze aansprakelijkheid
Op 28 juni jl. heeft Coreper ingestemd met een wijziging van de hierboven genoemde
richtlijn, die ten grondslag ligt aan de Wet aansprakelijkheid motorrijtuigen (Wam).
Op grond van de Wam zijn bezitters en kentekenhouders van motorrijtuigen verplicht
om een (WA-)verzekering af te sluiten voor schade aan derden. In het geval van onverzekerde
of onbekende motorrijtuigen draagt het Waarborgfonds Motorverkeer zorg voor uitkering
van de door derden geleden schade. De herziening betreft allereerst de afbakening
van de reikwijdte van de richtlijn, bijvoorbeeld ten aanzien van het type motorrijtuigen
en het terrein waarop zij worden gebruikt. Zo zijn lichte elektrische voertuigen uitgesloten
van het toepassingsbereik van de richtlijn, evenals motorsportevenementen. Ook worden
de inhoud en vorm van het schadegeschiedenisformulier geharmoniseerd, evenals de minimumbedragen
die in het geval van schade moeten worden verzekerd. Daarnaast gaat de richtlijn een
verplichting bevatten voor de nationale waarborgfondsen om uit te keren bij insolventie
van de verzekeraar. Nederland beoordeelt het onderhandelingsresultaat als positief
omdat het aansluit bij de inzet die is opgenomen in het BNC-fiche van 29 juni 2018
jl.26 Voor de implementatie van de herziene richtlijn zal een wetsvoorstel in procedure
worden gebracht.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.B. Hoekstra, minister van Financiën