Brief regering : Het vervolg in 2021-2023 van het programma Transitie Proefdiervrije Innovatie (TPI)
32 336 Dierproeven
Nr. 121
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 juli 2021
Mede namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) informeer ik uw
Kamer middels deze brief over het vervolg in 2021–2023 van het programma ter versnelling
van de Transitie Proefdiervrije Innovatie (TPI). Hierin presenteer ik de voorgenomen
acties en laat ik zien hoe het zogenaamde OMA-pleidooi van lid De Groot in de filosofie
& werkwijze is vervat, zoals ik tijdens het AO Dierproeven van 12 november jongstleden
(Kamerstuk 32 336, nr. 112) toezegde. Tevens schets ik hiermee hoe ik werking zal geven aan de motie van de
leden De Groot en Valstar om de regie op het partnerprogramma TPI te vervolgen (Kamerstuk
32 336, nr. 118).
Het TPI-programma is een programma waarin tien partners samenwerken: Health Holland,
Stichting Proefdiervrij, het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM),
de Samenwerkende gezondheidsfondsen (SGF), de Nederlandse universiteiten (VSNU) en
universitair medische centra (NFU), ZonMw, de Koninklijke Nederlandse Akademie van
Wetenschappen (KNAW), het Nationaal Comité advies dierproevenbeleid (NCad) en de rijksoverheid.
Ik regisseer dit partnerprogramma namens zes departementen: Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
(LNV), Infrastructuur en Waterstaat (IenW), Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS),
Economische Zaken en Klimaat (EZK), Defensie en OCW.
Er is in de eerste fase van het programma TPI, in de periode 2018–2020, al veel gedaan.
We vormden een hecht netwerk en het programma kreeg spin off in allerhande initiatieven
in het gemêleerde veld. Maar er is nog een lange weg te gaan. Transities vergen door
de bank genomen immers generaties. Daarom gaan we door, zoals u ook vraagt. Daarbij
haken we aan op de energie die er bij de TPI partners volop is. In deze brief belicht
ik de acties die de genoemde partners gaan ondernemen (deel A en de bijlagen 1 – 3)
en de regisserende, faciliterende rol daarbij vanuit LNV (deel B en bijlage 4).
Filosofie & werkwijze
In de tweede fase werken we, net zoals in de eerste fase, met een filosofie & werkwijze
die gebaseerd is op transitiemanagement. Hierbij staat innoveren voorop. Proefdiervrije
innovaties zijn van belang om het ontstaan van ziekten en de (bij)werking en veiligheid
van stoffen in de mens beter te begrijpen. Het TPI-programma richt zich dan ook op
het ontwikkelen en valideren van modellen en methoden die betere, meer relevante en
meer representatieve informatie leveren over de werkzaamheid en de gevaren van stoffen,
waaronder medicijnen. De TPI-benadering legt dus de nadruk op innovatie en niet op
proefdiervrij. Deze transitiebenadering blijft daarmee zoals bij de start in 2018:
met proefdiervrije innovaties de komende decennia meer en meer dierproeven overbodig
maken.
Het lid De Groot pleit voor: «het omdenken naar een ander beleid, waarbij eerst gewoon
de onderzoeksvraag centraal staat, dan het selecteren van methoden en vervolgens het
analyseren. Dus geen 3V-beleid, maar een OMA-beleid, zoals ik het maar even noem»
(Kamerstuk 32 336, nrs. 104 en 112). Zijn oproep past in de benadering van de TPI-partners, waarin de nadruk ligt op
de groei van proefdiervrije innovaties, die veelal zorgen voor bétere beantwoording
van de onderzoeksvraag. TPI wil proefdiergebruik als traditie doorbreken waar dat
leidt tot betere wetenschap. Steeds meer ngo’s gaan mee in deze benadering met de
nadruk op innovaties. Ook in de wetenschap worden in verschillende disciplines kansen
gezien voor innoveren zonder proefdiergebruik.
Op veel gebieden zijn al proefdiervrije methoden beschikbaar, waarbij de mogelijkheden
in biotechnologie en digitalisering elkaar versterken: Door de uitkomsten van kweekschaal-onderzoek
te combineren met big data en te analyseren met behulp van kunstmatige intelligentie
wordt het inzicht sterk vergroot in (on)gewenste effecten op levensprocessen en aandoeningen
in de mens. Of denk aan safe by design modellen, die vroeg in het ontwerpproces chemische informatie vergelijken, en daarmee
kunnen voorspellen over risico’s in de mens.
De meer institutionele omwenteling moet echter nog komen in de transitie naar proefdiervrij
innoveren: Onderwijs over proefdiervrije innovaties is een voorwaarde voor brede toepassing
ervan. En de ruimte die de wetgeving biedt voor proefdiervrij werken wordt nog te
weinig benut. Veel van de ontwikkelde proefdiervrije innovaties moeten namelijk nog
worden gevalideerd. Pas dan kunnen ze internationaal geaccepteerd worden en opgenomen
in nationale en Europese regelgeving en internationale richtsnoeren die vooral in
de OESO worden vastgesteld. Hoewel lidstaat Nederland daar al op inzet, zijn er nog
veel inspanningen nodig om te versnellen.
In de transitie is een inspanning voor het mogelijk maken van daadwerkelijke toepassing
van proefdiervrije innovaties dus van belang. Dat vergt informatie uitwisselen in
de keten, vanuit verschillende sectoren en vanuit een variëteit aan onderzoekdomeinen.
Het is daarom goed dat verschillende stakeholders zoals wetenschappers en ngo’s, maar
ook bijvoorbeeld startups en testontwikkelaars meedoen en -denken. Ze kunnen van elkaar
leren. Het programma blijft daarom multidisciplinair en houdt een multi-stakeholder
karakter. Daarbij worden meer stakeholders betrokken die zich bezighouden met validatie
en acceptatie van proefdiervrije innovaties.
Een transitie kenmerkt zich door onzekerheid. Daarom is een structuur van belang waarbij
de tien partners op bestuurlijk niveau overleggen. De TPI-Kerngroep handhaaf ik daarom
in de tweede fase. De leden van deze Kerngroep blijven signaleren en verbinden. Zo
geven ze de transitie verder richting. Een meer operationele groep van dezelfde tien
partners, waarin de trekkers van de acties participeren, stemmen de uitvoering van
hun acties af. Zo kunnen ze elkaar versterken. De regierol vul ik in met facilitering
van deze overlegstructuur. Daarnaast voert LNV zelf ook een aantal acties uit die
overkoepelend zijn in het programma (zie deel B en bijlage 4).
A De acties van de partners
Gecoördineerd onderzoek programmeren
ZonMw verkende met het NCad de haalbaarheid van een onderzoekconsortium voor proefdiervrije
innovaties, omdat met een landelijke coördinatie kansen beter benut worden (zie bijlage
1)1. Opzet van een vijfledige programmering voor onderzoek en innovatie lijkt beter dan
opzet van één groot consortium voor onderzoek. Daarbij is een uitkomstgerichte aanpak
van essentieel belang. ZonMW en NCad identificeren vijf sporen voor extra onderzoek,
die de transitie naar proefdiervrije innovatie versnellen:
• onderwijs aan toekomstige onderzoekers;
• casusuitwerking in een publiek-private samenwerking voor validatie in de EU;
• verkenning van opkomende wetenschappelijke ideeën;
• doorontwikkeling van modellen met een laag technology readiness level (TRL);
• ronde tafels over implementatie van cases met diverse belanghebbenden.
Deze vijf sporen kunnen ieder een eigen snelheid hebben en er worden verschillende
financieringsbronnen voor gezocht. Er is draagvlak en ondersteuning vanuit potentiële
netwerken en bestaande programma’s, zoals Meer Kennis met Minder Dieren en de hieronder
beschreven consortia met andere TPI-partners.
Met humane meetmodellen onderzoeken
De SGF, de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) domein Toegepaste
en Technische Wetenschappen (TTW), Topsector Life Sciences and Health (LSH), ZonMw
en Stichting Proefdiervrij bundelen hun krachten en middelen in het programma «Humane
meetmodellen». Dat bevat dertien projecten waarin beter voorspelbare modellen voor
gezondheidsonderzoek worden ontwikkeld zonder proefdiergebruik. Deze financieringspartners
leggen in die projecten de nadruk op samenwerking tussen onderzoekers en belanghebbenden
en op toepassing van de humane meetmodellen in de praktijk.
Kweekglas-methoden combineren
Stichting Proefdiervrij, Galapagos B.V, Leiden Universiteit en TNO onderzoeken hoe
modellen in de fase zonder proefpersonen (preklinische fase) informatie over patiënten
optimaal weergeven. Dit is nodig want in kweekglas (in vitro) kun je de complexiteit
van patiënten slechts beperkt nabootsen. Daarom vereist proefdiervrije innovatie een
multidisciplinaire aanpak waarbij uitkomsten uit kweekglas-methoden in verband worden
gebracht met biologische processen en worden gecombineerd met bijvoorbeeld kunstmatige
intelligentie en met data uit onderzoek met proefpersonen (klinisch onderzoek).2
Een nieuw systeem voor veiligheidsbeoordeling bouwen
Het RIVM werkt mee aan een nieuwe veiligheidsbeoordeling van chemische stoffen en
geneesmiddelen met proefdiervrije innovaties. Daarbij is het streven om op termijn
geen gegevens uit proefdieronderzoek meer nodig te hebben en te kunnen beoordelen
op individueel niveau (zie bijlage 2)3. Een belangrijke stap hierin vormt het project Virtual Human Platform (VHP4Safety)
in de Nationale Wetenschapsagenda (NWA). Onder leiding van de Universiteit van Utrecht
bouwt een consortium van universiteiten, kennisinstellingen, maatschappelijke organisaties
en bedrijven in VHP4Safety aan een computermodel van de mens. Dat wordt gevuld met
gegevens uit de biologie en toxicologie, aangevuld met informatie vanuit verschillende
disciplines zoals klinische gegevens, biomonitoring en genetica. VHP4Safety is een
co-creatie waarin alle betrokken partijen samen ervaring opdoen met en vertrouwen
krijgen in de nieuwe werkwijze. Onder de vlag van TPI wordt vooral afstemming gezocht.
Bijvoorbeeld met de interdepartementale subsidieoproep in de NWA over vernieuwing
van de veiligheidsbeoordeling.
In diverse velden streefbeelden opstellen
Het NCad initieert en monitort ontwikkeling en gebruik van streefbeelden door verschillende
wetenschapsvelden. Een streefbeeld is een realistische ambitie voor proefdiervrije
innovatie in de komende tien jaar, beschreven in kwantitatieve en kwalitatieve termen.
Een streefbeeld richt zich op vermindering van proefdiergebruik, waarbij de nieuwe
proefdiervrije modellen minstens zulke goede resultaten opleveren als de oude met
proefdieren. De wetenschapsvelden cardiovasculair en immunologie werken nu aan streefbeelden.
Ook de VSNU en de NFU stellen een streefbeeld op voor proefdiervrije innovatie in
universitair onderwijs en postacademische nascholing. Ze willen hiermee proefdiergebruik
reduceren met behoud of toename van de onderwijskwaliteit en bewustwording van dier-ethische
dilemma’s. Er is geïnventariseerd waar docenten alternatieven gebruiken en of deze
breder ingezet kunnen worden. Verder worden interviews gehouden met innovatieve onderwijskundigen.
Dit streefbeeld is eind 2021 gereed. Parallel wordt voor het hbo en het mbo een streefbeeld
opgesteld voor opleidingen voor biotechnici (artikel 13f) dat studenten bewust gaat
maken van en kennis laat maken met innovaties. Denk aan datawetenschappen en laboratoriumtechnieken
zonder dierproeven. Dit streefbeeld wordt rond de zomer van 2021 opgeleverd.
Proefdiervrije innovatie in Covid-19 onderzoek
Op mijn verzoek verricht het NCad onderzoek naar de mogelijke implicaties van COVID-19
voor de transitie naar proefdiervrije innovaties. Op 3 mei jl. publiceerde het NCad
een tussenrapportage «Leren van COVID-19» met voorlopige bevindingen gebaseerd op
literatuuronderzoek en gesprekken met experts (zie bijlage 3)4. Proefdiervrije methoden speelden in het COVID-19-onderzoek een beperkte rol. Onder
tijdsdruk om snel een vaccin te vinden is vooral gebruik gemaakt van bekende onderzoekmodellen,
voornamelijk diermodellen. Daarnaast kent integratie van het immuunsysteem in proefdiervrije
modellen nog beperkingen. In de vervolgfase van het advies is een belangrijk aandachtspunt
de vraag of met proefdiervrije methoden de preklinische fase kan worden verkort en
verbeterd.
Een tweede deel van mijn adviesaanvraag betrof parallelstudies ter validatie van proefdiervrije
innovaties. Op basis van de huidige inzichten verschuift het NCad de focus van parallelstudies
naar barrières en voorwaarden voor acceptatie en implementatie van proefdiervrije
modellen en methoden.
In het AO Dierproeven van 12 november jl. zegde de Minister van OCW toe uw Kamer te
informeren hoeveel proeven met apen het Biomedical Primate Research Centre (BPRC)
uitvoerde om bij te dragen aan de ontwikkeling van vaccins tegen COVID-19, waaronder
het Janssenvaccin. Zodra de NVWA de gegevens over het proefdiergebruik in 2020 heeft
gepubliceerd, ontvangt u die informatie.
Tools ontwikkelen die helpen versnellen
Naast de acties van de partners uit de Kerngroep zijn er initiatieven van anderen
uit het bredere TPI-netwerk die instrumenten opleveren waarmee de transitie versneld
kan worden. Ze helpen stakeholders om bekend te raken met of keuzes te maken in proefdiervrij
innoveren.
Prijzen die proefdiervrij onderzoek waarderen, aandacht geven
In het AO Dierproeven van 12 november 2020 vroeg het lid De Groot (D66) de Minister
van OCW om prijzen voor proefdiervrije innovaties meer bekendheid te geven. Prijzen
zoals de Willie van Heumenprijs, de Hugo van Poelgeestprijs, de Proefdiervrij Venture
Challenge en de internationale LUSH-prijs waarderen en motiveren onderzoekers en organisaties.
De Minister van OCW heeft daarom het RIVM gevraagd hier meer publiciteit aan te geven.
Hiertoe heeft het RIVM, met ZonMw en Proefdiervrij, ingezet op het breder bekendmaken
van prijswinnaars en hun proefdiervrije innovaties door video’s hierover te publiceren
op het uitwisselingskanaal voor professionals, TPI.tv. Zo vertelt de winnaar van de
eerste Proefdiervrij Venture Challenge in een video op TPI.tv dat gebruik van virtual
reality modellen in hun product Avatar Zoo proefdiergebruik vermindert.
Expertise systematische literatuuranalyse borgen
Op verzoek van het lid Wassenberg (PvdD) informeert de Minister van OCW u over het
expertisecentrum SYRCLE, dat coaching en onderwijs verzorgt op het gebied van systematic
reviews voor dierproeven. Sinds de oprichting in 2012 heeft SYRCLE meerdere projectsubsidies
ontvangen van onder andere de European Food Safety Authority en via het ZonMw-programma
Meer Kennis met Minder Dieren van het Ministerie van LNV. Dit jaar besloot het Radboud
UMC om SYRCLE niet langer te voort te zetten, met als argument dat SYRCLE de afgelopen
jaren niet kostendekkend werkte. Om de expertise over systematic reviews te borgen,
voert SYRCLE gesprekken met verschillende partijen. Vanuit de ministeries van OCW
en LNV volgen wij deze ontwikkelingen, mede gezien de potentiële kwaliteitsverbetering
die systematic reviews kunnen opleveren. Als er relevante ontwikkelingen zijn, dan
informeren wij u verder. ZonMw onderzoekt -als onderdeel van de pilot stimulering
transparant proefdieronderzoek- welke methoden kunnen leiden tot kwaliteits- en transparantieverbeteringen
in proefdieronderzoek en of deze breder toepasbaar zijn. Daarnaast worden ook de haalbaarheid
en de praktische implicaties van systematic reviews onderzocht. De Minister van OCW
heeft u op 6 november 2020 geïnformeerd over de pilot (Kamerstuk 32 336, nr. 111). De pilot loopt tot eind 2023 en de eerste onderzoeksresultaten worden eind 2021
verwacht.
Instrument Beyond Animal Testing Index inzetten
De Beyond Animal Testing Index (BATI) is een objectieve benchmark waarmee onderzoeksorganisaties
periodiek vergelijken welke inspanningen ze doen voor proefdiervrije innovatie (TPI)
en bescherming van proefdieren (3Vs). De BATI beoogt «gezonde competitie», beloont
successen uit de praktijk, biedt lessen en stimuleert maatschappelijke betrokkenheid,
transparantie, en samenwerking. De BATI wordt nu getest bij drie universiteiten en
academisch medische centra. Ik financier deze pilot die loopt tot september 2021.
De pilot leidt tot een versie waarmee de eerste volledige benchmarkronde bij kenniscentra
in Nederland uitgevoerd kan worden. Financiering voor deze eerste benchmark wordt
gezocht. Voor de effectiviteit van de BATI is het essentieel dat draagvlak en onafhankelijkheid
gewaarborgd zijn (zie www.beyondanimaltesting.org).
Logistieke dienst Vital Tissue benutten
Bij veel operaties wordt restweefsel weggegooid, zoals darmweefsel bij een maagverkleining,
terwijl met dit vitale menselijke weefsel waardevol proefdiervrij onderzoek kan worden
gedaan. Een consortium met TNO, de Hogeschool Utrecht, Logiqol, Sanquin, umc’s en
bedrijven brengt binnenkort advies uit over de randvoorwaarden voor deze infrastructuur
voor vitaal weefsel. Denk aan: kwaliteit, toestemming van patiënten, medewerking van
artsen, een ICT-platform, logistiek en financiering. Ethische of wettelijke belemmeringen
zijn niet gevonden in hun haalbaarheidsonderzoek. VitalTissue kan de acties van de
TPI-partners ondersteunen. Daarom is het nu van belang om financiering te vinden voor
een structurele basis waarmee VitalTissue in enkele jaren de registratie en logistiek
van het restweefsel kostendekkend kan verzorgen (zie vitaltissue.nl).
B De rol van de overheid
Als regisseur van het programma maak ik me sterk voor verbinding tussen de partners
en voor samenhang in het beleid rond proefdiervrije innovaties. Verder stelde ik de
actielijn «Verhalen delen, dialoog voeren» op. Met de acties daaruit wil LNV de transitie
vooral bespreekbaar maken en de versnelling van de transitie meten (zie bijlage 4)
5
. Hieronder motiveer ik mijn actielijn, die overkoepelend is voor de acties van de
partners. Hiernaast investeert de overheid onverminderd in kennisopdrachten over alternatieven
voor dierproeven.
De transitie bespreekbaar maken
De partners concludeerden eind 2020 dat een genuanceerde dialoog de sleutel vormt
voor versnelling van de transitie naar proefdiervrije innovatie. In de tweede fase
van TPI ligt daarom de nadruk op communicatie. Enerzijds om de benadering uit te dragen
van opbouw van proefdiervrij innoveren waar dat kan. Anderzijds om in een goede dialoog
naar elkaar te luisteren. Welke zorgen zijn er vanwege onmogelijkheden? Waar is enthousiasme
vanwege mogelijkheden? Wat is het gezamenlijke hogere belang? De Kerngroep zal verder
de ambitie en missie van het TPI-programma tegen het licht houden. Bewegen we nog
in de goede richting en hoe geven we daar voor iedereen herkenbare woorden aan? Verder
zal LNV een netwerk van jonge professionals in de hele keten opbouwen, omdat het voor
de nieuwe generatie vanzelfsprekender moet zijn om proefdiervrij te innoveren.
Versnelling van de transitie meten
Een transitie is een proces waarin de volgende stap onbekend is. De kunst is om al
lerend te ontdekken. Door het zoekproces expliciet te maken komen succesfactoren en
valkuilen naar voren. LNV zal de afzonderlijke acties dan ook «lerend monitoren» met
de TPI-partners. Nu de TPI-partners (door)starten met hun acties gaan we aan de voorkant
expliciet maken wat we willen leren en zullen we straks aan de achterkant lessen oogsten
en uitdragen. Om te leren hoe de som van de TPI-acties de transitie versnelt, benutten
we daarbij de indicatoren uit de Terugblik op 2018–2021. Door om de twee jaar meetmomenten
te plannen wordt de dynamiek van verandering zichtbaar en is het mogelijk om bij te
sturen waar nodig.
Interdepartementaal samenwerken
Op verschillende beleidsterreinen zijn (proefdiervrije) innovaties belangrijk: van
betere medicijnen uitvinden voor groepen met een ziekte tot schadelijke effecten van
zorgwekkende stoffen voorkomen voor iedereen. De bij TPI betrokken departementen dragen
de samenhang in het bestaande beleid uit (zie «Beleid en regelgeving rond alternatieven voor dierproeven» op rijksoverheid.nl).
Proefdiervrije innovaties dragen bij aan verschillende missies die de EU en de ministeries
formuleren om maatschappelijke uitdagingen het hoofd te bieden.
Er is een gezamenlijk belang om het systeem van veiligheidsbeoordeling effectiever
te maken, liefst zonder proefdiergebruik. Zo passen proefdiervrije innovaties in de
beweging naar bijvoorbeeld personalised medicine waarmee het ontstaan van ziekte en behandeling bij een uniek individu wordt onderzocht.
Bij TPI betrokken departementen doen daarom samen een subsidieoproep vanuit de Nationale
Wetenschapsagenda voor onderzoek naar beter voorspellende modellen zonder dieren,
als basis voor een nieuwe veiligheidsbeoordeling.
Ons internationaal sterk maken
Nederland staat niet alleen in het streven om beter inzicht te krijgen in de gewenste
werking en ongewenste effecten van medicijnen en chemische stoffen. De Europese Chemicaliënstrategie
beschrijft onder meer hoe safe-by-design kan helpen om vroeg in het ontwerpproces alternatieven te ontwikkelen voor functies
waar nu nog gevaarlijke stoffen voor worden gebruikt. Nederland draagt hier aan bij
met een similarity tool dat het RIVM ontwikkelde. Verder werken enkele Nederlandse departementen mee aan
de opzet van het EU Partnership
for the Assessment of Risk from Chemicals (PARC) dat zich richt op efficiëntie en effectiviteit van risicobeoordeling van chemische
stoffen en producten en waarin proefdiervrije innovatie speerpunt is.
De overheid blijft in alternatieven investeren
Het budget voor het proces van versnelling van de transitie bedraagt circa € 0,5 miljoen
per jaar. Dit is voor uitvoering van de LNV-actielijn «verhalen delen, dialoog voeren»
en voor facilitering van de overlegstructuur.
LNV investeert voorts structureel meer dan € 8,5 miljoen per jaar in kennis en advies
over alternatieven voor dierproeven en proefdiervrije innovatie. Daarnaast investeren
OCW, IenW, VWS en Defensie in totaal direct circa € 3,5 miljoen in kennis over alternatieven
voor dierproeven en proefdiervrije innovatie.
Verder dragen IenW, VWS, Defensie, EZK en LNV incidenteel bij aan de subsidieoproep
in de Nationale Wetenschapsagenda (NWA) ten aanzien van veiligheidsbeoordeling zonder
dierproeven. OCW verdubbelt zijn inleg indirect, via NWO, volgens de spelregels van
de NWA. In totaal investeren de departementen € 3 miljoen voor drie jaar in deze subsidieoproep
voor onderzoek.
Een deel van uitvoering van de acties van de andere TPI-partners vergt forse extra
investeringen. Zij boren vanuit hun eigen verantwoordelijkheid financieringsbronnen
aan. Waar mogelijk vindt bundeling plaats van publieke en private investeringen. Samenspel
is nodig om de potentie van proefdiervrij innoveren te verzilveren.
Samen koers bepalen
Ook nu TPI meer richting heeft en de partners zeer actief zijn, blijft het belangrijk
om in gesprek te blijven en samen de koers te blijven bepalen. Kort samengevat, zijn
we samen op weg om met proefdiervrije innovaties de mechanismen in de mens die tot
ziekten leiden beter te leren kennen en de werking en effecten in de mens van medicijnen
en chemische stoffen beter te begrijpen. Daarmee maken we dierproeven steeds vaker
overbodig.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C.J. Schouten
Indieners
-
Indiener
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit