Brief regering : Verslag informele Landbouw- en Visserijraad van 13-15 juni 2021
21 501-32 Landbouw- en Visserijraad
nr. 1329
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 juli 2021
Met deze brief informeer ik uw Kamer over de uitkomsten van de informele Landbouw-
en Visserijraad die van 13 tot en met 15 juni jl. in Lissabon plaatsvond.
I. Verslag informele Landbouw- en Visserijraad
Voedselsystemen, innovatie en beheer van natuurlijke hulpbronnen
Op de agenda van de informele bijeenkomst van de landbouwministers stond zoals aangekondigd
het thema «voedselsystemen, innovatie en beheer van natuurlijke hulpbronnen». Het
Portugese Voorzitterschap heeft voorafgaand aan de Raad een discussiepaper opgesteld
over het voedselsysteem, de uitdagingen waarmee het systeem te maken heeft en hoe
innovatie en beter beheer van natuurlijke hulpbronnen een passend antwoord hierop
kunnen bieden. Hier werd tijdens de bijeenkomst verder op ingegaan.
Het voorzitterschap had ter gelegenheid van de Raad een aantal sprekers uitgenodigd,
waaronder professor Elvira Fortunato. Zij gaf een presentatie over het combineren
van natuur met techniek en hoe natuurlijke processen en kenmerken ingezet kunnen worden
voor technologische innovaties. Een voorbeeld hiervan is de productie van nano-vezels
van cellulose. Ook was ook de voorzitter van de Europese landbouwkoepel COPA, Christiane
Lambert, uitgenodigd. Zij sprak over hoe landbouw en milieu samen moeten komen en
hoe landbouw kan bijdragen aan oplossingen enerzijds op het gebied van klimaatverandering
en anderzijds op het gebied van werkgelegenheid. Volgens Lambert kan de hervorming
van het GLB hieraan bijdragen, maar is het van belang dat er een goed akkoord komt
met haalbare doelen. Daarnaast was Ramon Armengol, voorzitter van COGECA aanwezig.
Hij sprak over het belang van innovatie en samenwerkingsverbanden om nieuwe initiatieven
op te starten. Boeren, coöperaties en de verschillende schakels in de waardeketen
moeten hun krachten bundelen, aldus Armengol. De laatste spreker die was uitgenodigd
was de voorzitter van CEJA, Samuel Masse. Masse gaf aan dat een weerbaar ecosysteem
nodig is en dat klimaatverandering zowel een uitdaging als een bedreiging is. Het
was volgens Masse belangrijk dat de groene ambities geïntegreerd worden in beleid
maar dit moet voor de boeren wel mogelijk zijn. De boeren hebben daarom onderhandelingsmacht
nodig en risicomanagement en innovatie kunnen bijdragen aan een verbeterde positie
van de (jonge) boeren.
Commissaris Wojciechowski sprak over hoe de «Van boer tot bord»-strategie kan zorgen
voor verduurzaming van de gehele voedselketen. Het is van belang om aandacht te besteden
aan de welvaart van mensen in de landelijke gebieden, om effectieve supply chains op te bouwen en om te werken met een voedselsysteemaanpak, aldus de Commissaris.
De hervorming van het GLB is een stap dichterbij in de richting van duurzaamheid.
De Green Deal zorgt niet alleen voor het stellen van duurzaamheidsdoelen, maar zorgt
ook, volgens de Commissaris, voor hulpmiddelen die innovatie mogelijk maken. Kennis
en innovatie moeten omgezet worden in praktische oplossingen aangezien er geen sprake
is van one size fits all en flexibiliteit is nodig om een meer duurzame toekomst te kunnen realiseren. Voorzitter
van de Committee on Agriculture and Rural Development van het Europees Parlement,
Norbert Lins, herhaalde het belang van innovatie voor voedselsystemen en van een nieuw
GLB. Hij benadrukte dit belang vanuit het oogpunt van weerbare voedselsystemen en
het vergroten van de weerbaarheid van boeren.
Verschillende lidstaten benadrukten met name het belang van innovatie en wetenschap
voor de toekomst van landbouw in de EU en voor duurzame voedselsystemen. Er zijn meerdere
uitdagingen voortgekomen uit de COVID-19-pandemie en flexibiliteit en innovatie kunnen
deel uitmaken van de oplossingen, aldus een aantal lidstaten.
Gemeenschappelijk Landbouwbeleid
Alhoewel voedselsystemen en innovatie op de agenda stonden van de informele bijeenkomst,
maakten de lidstaten van de gelegenheid gebruik om de onderhandelingen over het GLB-hervormingspakket
onder de aandacht te brengen.
Het belang om eind deze maand tot een politiek akkoord te komen werd door de lidstaten
tijdens de Raad breed onderschreven. De lidstaten gaven aan dat de wil om dit mogelijk
maken groot is. Uit de interventies van de lidstaten bleek dat ondanks dat een akkoord
steeds dichterbij lijkt te komen, er nog een aantal belangrijke, politieke vraagstukken
beantwoord moeten worden.
Over het algemeen gaven de lidstaten aan inmiddels een ringfencingpercentage van 25%
voor ecoregelingen te accepteren. Echter, het «bodempercentage», het percentage dat
lidstaten in de infaseringsperiode minimaal moeten besteden aan ecoregelingen, en
de flexibiliteiten voor de besteding van onbestede middelen voor ecoregelingen in
het geval dat de 25% niet gehaald wordt in de infaseringsperiode is binnen de Raad
nog een punt van discussie. Een aantal lidstaten stelde dat zij een bodempercentage
van 18% willen in plaats van het voorstel van 20%. Deze lidstaten gaven aan dat zij
de flexibiliteiten niet willen beperken tot de infaseringsperiode van 2 jaar. Daarnaast
speelde nog een aantal kleinere punten, bijvoorbeeld ten aanzien van Goede Landbouw-
en Milieucondities (GLMC’s) die gesteld worden aan het verkrijgen van inkomenssteun.
Ik heb aangegeven dat ambitieuze doelen hoognodig zijn om de uitdagingen op het gebied
van milieu en klimaat aan te kunnen en dat ik tevreden ben dat de voorstellen over
de GLMC’s steeds meer ruimte bieden om lokale en nationale omstandigheden mee te nemen.
Ook het compromisvoorstel van het voorzitterschap voor de door het Europees Parlement
gewenste alignment van het nieuwe GLB met de doelstellingen van de «Van boer tot bord»-strategie en
de Biodiversiteitsstrategie (zogenaamde Green Deal Alignment) gaf tijdens deze Raad
aanleiding voor discussie. Er was grote weerstand van lidstaten tegen de verwijzing
naar kwantitatieve doelstellingen uit de Commissiemededelingen in wetgevende teksten,
met name in de preambule die is opgenomen bij het artikel in de Strategische Planverordening
dat gaat over de beoordeling en goedkeuring van de Nationale Strategische Plannen.
Ik heb aangegeven dat de doelen uit de Green Deal en de «Van boer tot bord»-strategie
niet behaald kunnen worden door inzet van alleen het GLB. Aan het Europees Parlement
en de Commissie heb ik gevraagd dit te erkennen. Ik heb benadrukt dat het beoordelen
van prestaties in dit opzicht een goede zaak is. Het is daarbij wel van belang dat
deze toetsingen plaats vinden op basis van juridisch bindende bepalingen die verankerd
zijn in wetgeving. Een evaluatie van het nieuwe uitvoeringsmodel en de bijdrage daarvan
aan de milieu en klimaatverplichtingen van de EU kan bijdragen aan verdere verbetering
van het GLB, na 2027. Dit heb ik ook aangegeven.
Veel lidstaten onderstreepten dat de Raad het Europees Parlement al op veel punten
tegemoet is gekomen. Juist ook op nieuwe onderwerpen die aanvankelijk niet in het
Commissievoorstel noch in de Algemene Oriëntatie van de Raad stonden, zoals sociale
conditionaliteit bij inkomenssteun, de Green Deal Alignement en nieuwe elementen in
de Gemeenschappelijke Marktverordening. De lidstaten stelden dat alle partijen compromissen
moeten maken. Over de sociale conditionaliteit – het verbinden van directe inkomenssteun
aan bepaalde voorwaarden op het gebied van arbeidsomstandigheden en veiligheid – heb
ik aangegeven dat de voorstellen de juiste richting op gaan, maar dat het aan de andere
kant niet zo kan zijn dat agrarische ondernemers gesubsidieerd worden voor het voldoen
aan eisen waar ze wettelijk aan moeten voldoen, bijvoorbeeld op het gebied van goede
huisvesting, zoals voorgesteld door het voorzitterschap.
Commissaris Wojciechowski gaf aan dat hij optimistisch en tevreden is met de goede
constructieve sfeer binnen de Raad. Hij stelde dat er nog eens goed gekeken wordt
naar de rode lijnen van de Raad en van het parlement en onder andere naar de Green
Deal Alignment. De verschillende instellingen streven naar het sluiten van een akkoord
tijdens de Raad van juni. Voorafgaand aan de Raad van 28 en 29 juni zal er nog een
supertriloog op 25 juni plaatsvinden en mogelijk ook op 24 juni. Vooralsnog is er
geen triloog parallel aan de Raad voorzien.
De toekomst van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid
Er vond tijdens deze Raad ook een informele bijeenkomst met de visserijministers plaats.
Deze bijeenkomst stond in het teken van de toekomst van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid
(GVB). Voorafgaand aan deze bijeenkomst deelde het Portugese voorzitterschap een discussiestuk
met de lidstaten. In dit discussiestuk en tijdens de Raad stelde Portugal dat de uitvoering
van de doelstellingen van het GVB in de loop der jaren op sommige gebieden de verwachtingen
overtroffen hebben, maar dat de doelstellingen op andere gebieden tekort zijn geschoten.
De Commissie heeft aangegeven dat ze geen voornemen heeft tot een grote herziening
te komen van het GVB en dat de focus de komende jaren zal liggen op verdere implementatie
en controle van het huidige GVB. Hierom, en vanwege de Europese Green Deal, vroeg
Portugal aandacht voor drie verschillende vragen. Deze vragen gingen over de bereikte
doelen van het GVB, de aspecten van het GVB die nog verder kunnen worden verbeterd
en over het eventueel herdefiniëren van de rol van vissers buiten hun corebusiness (co-management beschermde gebieden, ontwikkeling kustgebieden, e.d.). Tijdens de
Raad heeft het Portugese voorzitterschap deze punten herhaald en gesteld dat we met
elkaar de vraag moeten stellen of het GVB uit 2013 ons voldoende gaat helpen om de
huidige uitdagingen aan te kunnen.
Commissaris Wojciechowski stelde dat er ten opzichte van 2013 veel is gebeurd, waaronder
de Brexit, de COVID-19-pandemie en de Green Deal. De doelen waaraan we gezamenlijk
werken die staan al; het verbeteren van het milieu, de werkgelegenheid en voedselzekerheid.
Deze doelen moeten elkaar versterken, aldus de Commissaris. Ook stelde de Commissie
dat we breder moeten kijken dan alleen wat er binnen de EU gebeurt. Zo moet ook gekeken
worden naar Sustainable Development Goal 14 (SDG 14) en de International Fishing Permit
(IFP). Volgend jaar zal de Commissie een verslag uitbrengen van het functioneren van
het GVB. De focus hiervan zal liggen op het verbeteren van de implementatie van het
huidige GVB. De Commissaris gaf aan op twee zaken te gaan letten: de nieuwe context
van de Green Deal en de weerbaarheid van de sector. De weerbaarheid van de sector
zal meegenomen worden in het kader van ecologische en milieurisico’s en om nieuwe
kansen te kunnen grijpen.
De voorzitter van de Commissie van Visserij van het Europees Parlement (PECH) stelde
de vraag of het GVB wel voldoende is in de context van de veranderingen van SDGs,
de Green Deal, de «Van boer tot bord»-strategie en Brexit. Mogelijk is enkel inzet
op verdere implementatie niet voldoende en is hervorming van het beleid echt nodig.
De voorzitter gaf aan dat visserij ook gaat om biodiversiteit, klimaat, vervuiling
en economie en dat het Europees Parlement ook een assessment zal uitvoeren van het GVB.
De lidstaten gaven, net als de Commissaris en de voorzitter van de Commissie van Visserij,
aan dat er grote veranderingen zijn, die effect hebben op de visserij. Er is zeker
vooruitgang geboekt door het GVB maar een groot aantal lidstaten benadrukte dat er
geld moet komen voor de transitie zodat vissers niet zullen afhaken. Er ligt op dit
moment veel druk op de visgebieden, onder andere door windmolenparken. Daarnaast benadrukten
de lidstaten het belang van socio-economische factoren. Het gaat naast visbestanden
ook om klimaat en de gemeenschappen. Ook gaven diverse lidstaten aan dat voor delen
van de visserij geldt dat de winstgevendheid is toegenomen door het GVB. Dit geldt
echter niet voor alle sectoren. Voorbeelden van wat verschillende lidstaten aangaven
als verbeterpunten waren onder andere het aantrekkelijker maken van de visserij voor
jonge vissers en het creëren van een gelijk speelveld (met name in de Baltische Zee
en Middellandse Zee). Op dit moment moeten de Europese vissers concurreren met vissers
uit derde landen die aan minder (strenge) voorwaarden hoeven te voldoen. Ook vroegen
de lidstaten aandacht voor de specifieke problematiek rond de Baltische zee, de Zwarte
Zee (vanwege spanning met IUU), de Middellandse Zee (gelijkspeelveld met derde landen)
en de Noordzee (relatie met het Verenigd Koninkrijk). Regionalisering werd genoemd
als succes maar waar wel mee moet worden doorgegaan. Kennis en innovatie werden als
cruciaal genoemd door de lidstaten. Als laatste werd de aanlandplicht aangehaald.
Dit werd gezien als te complex en er werd door lidstaten gevraagd om een nieuw controlesysteem.
Het Portugese voorzitterschap en de Commissie hebben aangegeven met de inbreng van
de lidstaten aan de slag te gaan.
In het algemeen heeft Nederland aangegeven dat er met het bereiken van de doelen uit
het GVB er inderdaad veel goede stappen zijn gezet in de richting van het verbeteren
van de duurzaamheid, het verminderen van de teruggooi en het bereiken van de MSY voor
visbestanden. Echter, er kan nog steeds veel verbeterd worden. Nederland benadrukte
tijdens de bijeenkomst het belang van de Green Deal voor het bereiken van de klimaat
en biodiversiteitsdoelen, maar dat de Green Deal ook een grote impact heeft op de
visserijsector en dat nagedacht moet worden over passende maatregelen binnen het GVB
om deze transitie in de visserijsector te ondersteunen. Ook heeft Nederland aandacht
gevraagd voor het belang van een gelijk speelveld tussen het VK en de EU. Nederland
heeft verder aangegeven dat de aanlandplicht op de huidige manier nog te complex is
en gevraagd om dit mee te nemen in de evaluatie van het GVB. Als laatste heeft Nederland
benadrukt dat innovatie de weg voorwaarts is voor een duurzame toekomst voor vissers.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C.J. Schouten
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit