Brief regering : Uitkomst van de onderhandelingen over de Europese Klimaatwet
32 813 Kabinetsaanpak Klimaatbeleid
Nr. 808
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 juli 2021
Met deze brief informeer ik u over de uitkomst van de onderhandelingen over de Europese
Klimaatwet en de daarmee gepaard gaande noodzakelijke eerste stappen voor aanpassing
van de Nederlandse Klimaatwet.
Als onderdeel van de Europese Green Deal publiceerde de Europese Commissie op 4 maart
2020 het voorstel voor een Europese Klimaatwet in de vorm van een verordening. De
Europese Klimaatwet is op 30 juni door het Europese Parlement en de Raad van de Europese
Unie aangenomen. 20 dagen na publicatie in het Publicatieblad van de Europese Unie
zal deze verordening in werking treden.
Klimaatdoelen van de EU
De Europese Klimaatwet bevat een bindende doelstelling om in 2050 als Europese Unie
klimaatneutraal te zijn (netto nul emissies) en het streven om na 2050 negatieve emissies
te realiseren. Om het doel van klimaatneutraliteit in 2050 te bereiken, is in de Europese
Klimaatwet ook een bindende doelstelling opgenomen om de netto broeikasgasemissies
in de Unie in 2030 met ten minste 55% te verminderen ten opzichte van het niveau van
1990. Daarnaast richt de Europese Klimaatwet zich op klimaatadaptatie, in lijn met
de adaptatiedoelstelling van de Overeenkomst van Parijs.
Het kabinet is tevreden met de uitkomst van de onderhandelingen over de Europese Klimaatwet
waar het kabinet afgelopen jaren met klimaatambitieuze landen voor heeft gelobbyd.
Definitieve versie van de Europese Klimaatwet
De belangrijkste nieuwe elementen opgenomen in de definitieve versie van de Europese
Klimaatwet ten opzichte van het Commissievoorstel uit maart 20201, de voorgestelde wijziging van de verordening in oktober 20202 en de algemene oriëntatie van de Raad van december 2020 op basis van de onderhandelingen
met het Europees Parlement, betreffen:
• Instandhouding van het door de Europese Raad in december 2020 overeengekomen doel
van ten minste netto 55% broeikasgasreductie in 2030 ten opzichte van 1990. Daarbij
is de bijdrage van koolstofvastlegging in bodems en bossen aan het doel nu gelimiteerd,
zodat voldoende druk gehouden wordt op het bereiken van de benodigde emissiereducties
in andere sectoren;
• De instelling van een onafhankelijk wetenschappelijke adviesraad – European Scientific Advisory Board on Climate Change – die analyses maakt over de laatste klimaatontwikkelingen en adviseert of het Unie
beleid in de pas loopt met de te realiseren doelen;
• Het streven om na 2050 negatieve emissies te realiseren, naast het doel om als EU
uiterlijk in 2050 klimaatneutraal te zijn;
• De afspraak dat de Commissie begin 2024 (na de mondiale Global Stocktake onder de
Overeenkomst van Parijs, eind 2023) een voorstel zal presenteren voor een emissiereductiedoel
voor de EU voor 2040, simultaan aan een indicatief broeikasgasbudget (indicatie van
de resulterende cumulatieve CO2-emissies om de Parijsdoelen te halen).
De Nederlandse Klimaatwet
Met de inwerkingtreding van de Europese Klimaatwet zijn de nieuwe emissiereductiedoelen
voor de Europese Unie vastgelegd in een verordening. Een verordening is juridisch
verbindend in al haar onderdelen, is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat en
heeft voorrang ten opzichte van nationaal recht. Indien nationale wetgeving in strijd
is met een verordening, dan dient de nationale wetgeving buiten beschouwing te worden
gelaten wegens strijd met hoger recht. De inwerkingtreding van de Europese Klimaatwet
maakt aanpassing van de Nederlandse Klimaatwet noodzakelijk, omdat de huidige Nederlandse
Klimaatwet geen rekening houdt met de juridisch bindende verplichtingen uit de Europese
Klimaatwet. Concreet betekent dit dat de emissiereductiedoelen voor 2030 en 2050 zoals
opgenomen in de Nederlandse Klimaatwet, moeten worden aangepast om ze in lijn te brengen
met de aangescherpte EU-doelen. Daarvoor bestaan verschillende opties. In het rapport
Bestemming Parijs van de ambtelijke studiegroep-Van Geest is een aantal mogelijke
opties beschreven.3 Het is aan een nieuw kabinet om hier keuzes in te maken.
Om te voorkomen dat de doelen van de Nederlandse Klimaatwet conflicteren met de Europese
Klimaatwet zal ik wel, vooruitlopend op de besluitvorming van het volgende kabinet,
een wetsvoorstel voorbereiden met een noodzakelijke wijziging van de Nederlandse Klimaatwet.
In dit wetsvoorstel zal het reductiedoel voor 2050 – gelet op het EU-doel van klimaatneutraliteit
– worden aangescherpt van 95% naar klimaatneutraliteit. Het EU-doel voor 2030 betekent
niet dat het emissiereductiedoel in de Nederlandse Klimaatwet ook ten minste 55% moet
zijn. Wel betekent het dat Nederland geen nationaal beleid mag voeren dat tot minder
emissiereducties leidt dan Nederland op grond van het EU recht verplicht is. Om die
reden dient in de Nederlandse Klimaatwet ten minste te worden bepaald dat het nationale
reductiedoel voor 2030 geldt onverminderd de reducties die op grond van de Europese
verplichtingen moeten worden bereikt. Dit is conform de afspraak uit het regeerakkoord
Rutte 3 waarin het kabinet in Europees verband heeft gepleit voor 55% emissiereductie
in 2030. De voordelen om het klimaatbeleid Europees te voeren zijn onder andere het
gelijke speelveld voor bedrijven en het voorkomen van weglekeffecten.
Met deze brief geeft het kabinet uitvoering aan de motie van het lid Bisschop4 ten aanzien van de naleving van de subsidiariteit en evenredigheid van nationale
parlementen bij het wetgevingsproces. Het vaststellen van klimaatdoelen na 2030 is
immers niet als gedelegeerde handeling in de Europese Klimaatwet opgenomen, zoals
in het oorspronkelijke voorstel van de Europese Commissie wel het geval was. Bovendien
zorgt de instelling van een onafhankelijke wetenschappelijke adviesraad dat de Unie
in de pas loopt met de laatste klimaatontwikkelingen om daar op bij te sturen. Ten
slotte zal het overleg met economische sectoren ook het bedrijfsleven en andere economische
actoren betrokken houden en meenemen in een geleidelijke transitie.
De Staatssecretaris van Economische Zaken,
D. Yeşilgöz-Zegerius
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D. Yesilgöz-Zegerius, staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat