Brief regering : Reactie op verzoek commissie inzake een overzicht van de uitvoering van afspraken over de samenwerking tussen het collectieve onderwijssysteem en het individuele (jeugd)zorgsysteem
31 497 Passend onderwijs
               31 839 Jeugdzorg
         
Nr. 415 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BASIS- EN VOORTGEZET ONDERWIJS EN MEDIA EN VAN DE STAATSSECRETARIS
               VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 juli 2021
In de procedurevergadering van 14 januari 2021 heeft de VKC verzocht om een brief
                  met een overzicht van de uitvoering van afspraken over de samenwerking tussen het
                  collectieve onderwijssysteem en het individuele (jeugd)zorgsysteem. Met daarbij de
                  vraag welke problemen er dienaangaande (nog) bestaan in de regelgeving en hoe deze
                  worden opgelost.
               
De commissie verwijst in haar verzoek naar de landelijke maatregelen zoals het Kabinet
                  deze in 2018 heeft gepresenteerd om zorg en onderwijs beter met elkaar te verbinden.1 In november 2020 is de derde onderwijs- en zorgbrief aan uw Kamer gestuurd waarin
                  de stand van zaken van deze landelijke maatregelen is opgenomen.2 Met deze maatregelen wordt het voor professionals gemakkelijker om passende combinaties
                  van onderwijs en zorg3 te bieden aan kinderen4 die daar behoefte aan hebben. Er wordt door ons en in het land volop aan de uitvoering
                  van deze maatregelen gewerkt.
               
In deze brief gaan wij in op de stelsels van zorg en onderwijs, welke knelpunten er
                  nog zijn en welke oplossingsrichtingen geformuleerd kunnen worden. De beschrijving
                  van de knelpunten en oplossingsrichtingen is gelet op de demissionaire status van
                  het kabinet op hoofdlijnen. De in deze brief genoemde oplossingsrichtingen zijn denkrichtingen
                  die verder uitgewerkt moeten worden door een volgend kabinet. Eventuele financiële
                  gevolgen zullen politiek gewogen moeten worden. Nadere afstemming met het veld zal
                  dan ook nodig zijn. Uiteraard hebben wij voor de beschrijving wel gebruik gemaakt
                  van gepubliceerde relevante onderzoeksrapporten en standpunten van veldpartijen uit
                  het onderwijs- en zorgdomein over oplossingsrichtingen.
               
Verbinding tussen onderwijs en zorg
In de bijlage van onze brief van november 2020 hebben wij een toelichting gegeven
                  op de stelsels van zorg en onderwijs. Deze bijlage hebben wij volledigheidshalve opnieuw
                  bijgevoegd. Eén van de redenen waarom samenwerking tussen deze stelsels ingewikkeld
                  is, ligt – zoals de VKC zelf al aangeeft – in het feit dat het onderwijs in de basis
                  een collectief systeem is en het zorgstelsel meer uitgaat van het individu. Eerdere
                  stelselwijzigingen in de zorg en het onderwijs hebben voor een deel de complexiteit
                  verminderd. Maar er is ook een nieuwe complexiteit ontstaan, doordat ouders5 en scholen te maken hebben met regels uit verschillende wetten. Dit werd bevestigd
                  in het onderzoeksrapport van Andersson Elffers Felix (AEF) dat eerder met uw Kamer
                  is gedeeld.6
Onderstaande tabel geeft cijfermatig inzicht in het aantal leerlingen dat zorg ontvangt
                  uit de verschillende wetten.7
Aantal leerlingen (peildatum 2019) met zorg uit:
Jeugdwet
Wlz
Zvw
                              1
Wmo
(Voortgezet) speciaal onderwijs
38.170
7.915
670
8.210
Speciaal basisonderwijs
14.535
35
70
330
Regulier onderwijs
221.120
990
1.680
9.650
X Noot
                     
1
Het gaat hierbij om specifieke Zvw zorg op school.
De aantallen in deze tabel moeten afgezet worden tegen het aantal leerlingen dat onderwijs
                  volgt. Dit zijn er ongeveer 2,5 mln. gemeten op peildatum 1 oktober 2020.8 In totaal maakten in dat jaar bijna 411.000 kinderen gebruik van jeugdhulp.9
Knelpunten en oplossingsrichtingen
In de dagelijkse praktijk wordt het verschil tussen de stelsels door professionals
                  en organisaties overbrugd en werkt men samen met ouders aan de ontwikkeling van kinderen.
                  In veel gevallen gaat dit goed, maar dit is niet altijd vanzelfsprekend. Door de verschillen
                  in (bekostigings)systematieken, kenmerken, culturen en inspectiekaders kost het de
                  professionals en organisaties veel tijd en overleg waar kinderen en ouders niet gebaat bij
                  zijn. De reikwijdte en interpretatie van regels is niet altijd duidelijk of bekend.
                  Daarnaast is er sprake van een grijs gebied tussen onderwijs en zorg, waarvan niet
                  duidelijk is wat er mag en waarbinnen niet altijd helder is wie voor een specifieke
                  handeling op dat moment verantwoordelijk is.
               
Kinderen hebben baat bij een betere samenwerking tussen onderwijs en zorg omdat de
                  pedagogische context van een kind hierdoor wordt verbeterd en daarmee ontwikkelingskansen
                  worden vergroot. Er is een specifieke groep kinderen waarvoor dit extra van belang
                  is, namelijk de groep leerlingen die nog altijd thuiszitten. In de laatste verzuimbrief
                  die afgelopen februari met uw Kamer is gedeeld hebben wij uw Kamer geïnformeerd over
                  het aantal leerlingen dat niet aanwezig is op school.10 Door een gebrek aan flexibiliteit van de zorg- en onderwijsstelsels ontbreekt het
                  voor een deel van deze kinderen aan de juiste combinatie van onderwijs, zorg en ondersteuning.
                  Deze kinderen ontvangen in de meeste gevallen wel zorg, maar geen onderwijs(ondersteuning)
                  omdat zij niet kunnen voldoen aan de vereisten van onderwijstijd, terwijl zij wel
                  baat hebben bij kwalitatief goed onderwijs onder verantwoordelijkheid van een school.
               
Ook zijn er kinderen vrijgesteld van de leerplicht. Ingevolge de regelgeving mag een
                  school geen onderwijsbekostiging besteden aan een vrijgestelde leerling. Omgekeerd
                  zijn ouders bezorgd dat als de vrijstelling stopt (en de leerling nog wel leerplichtig
                  is) er geen recht op zorg tijdens onderwijs meer zou zijn. In de tabel hieronder staat
                  het aantal kinderen opgenomen dat: a) is vrijgesteld van de leerplicht (vrijstelling 5
                  onder a van de Leerplichtwet) en b) niet aanwezig is op school vanwege verzuim.11
Aantal leerlingen met:
Vrijstelling 5a LPW
Absoluut verzuim >3 maanden
Absoluut verzuim totaal
Relatief verzuim >3 maanden
Relatief verzuim totaal
Schooljaar 2019/2020
6.361
2.451
5.570
2.470
3.385
In de paragrafen hieronder worden de volgende knelpunten besproken:
1. Verschillende stelsels met verschillende maatschappelijke opgaven
2. Verschillende regio-indelingen
3. Ontbreken van regie
4. Discussie over wat onder onderwijs en wat onder zorg valt
5. Verschillende toezichthouders op locaties waar zowel onderwijs als zorg geboden wordt
6. Knelpunten middelbaar beroepsonderwijs
7. Knelpunten residentieel onderwijs en zorg
Om tot een effectieve aanpak te komen en een passende plek te vinden voor het kind,
                  is de betrokkenheid van en samenwerking met ouders en kind essentieel. Bij de hieronder
                  genoemde knelpunten en oplossingsrichtingen gaat het immers om de kinderen en hun
                  ouders. Ieder doet dit vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid, maar samen met ouders,
                  kinderen en het veld. Het einddoel is het creëren van een onderwijszorgcontinuüm,
                  waarbinnen kinderen onderwijs en zorg krijgen die aansluit op hun behoeften op een
                  plek waar zij zich veilig voelen en verder kunnen ontwikkelen.
               
1. Verschillende stelsels met verschillende maatschappelijke opgaven
               
Als kinderen ondersteuning en zorg nodig hebben vanuit zowel het onderwijs als de
                  zorg verloopt dit niet in alle gevallen even soepel. Door de verschillen in (bekostigings)systematieken
                  en bestaande schotten, kenmerken, culturen en inspectiekaders kost het de professionals
                  en organisaties veel tijd en overleg om deze ondersteuning te bieden. De samenwerking
                  wordt soms ook in de weg gestaan doordat niet alle partijen dezelfde informatiepositie
                  hebben. Hierdoor ontstaat het risico dat kinderen langer dan nodig thuis komen te
                  zitten.
               
Sinds eind 2018 werken wij als ministeries samen vanuit een gemeenschappelijke visie
                  aan een gezamenlijke agenda om de ontwikkelkansen voor kinderen met een ondersteuningsbehoefte
                  te verbeteren. Vorig jaar hebben wij uw kamer reeds geïnformeerd over de verschillende
                  trajecten die lopen. Wij stimuleren dat dit ook op lokaal/regionaal niveau samen door
                  gemeenten en onderwijs (en kinderopvang) wordt gedaan vanuit de verschillende wettelijke
                  opdrachten. In de praktijk zien wij in toenemende mate dat er lokaal/regionaal concrete
                  (verbeter)agenda’s worden opgesteld en ook worden vastgesteld in het wettelijk verplichte
                  op overeenstemming gericht overleg (OOGO). Wij zien hiervan hele mooie voorbeelden
                  onder andere in de aanpak Met Andere Ogen, dat door ons wordt gefaciliteerd.12 Daarnaast wordt binnen verschillende wetgevingstrajecten gewerkt aan het verbeteren
                  van de informatiepositie en de mogelijkheden voor gegevensuitwisseling. Het werken
                  vanuit verschillende stelsels met verschillende opdrachten maakt samenwerking in de
                  praktijk wel ingewikkeld en vraagt om een lange adem.
               
Het rapport «Ontwikkelen over de grenzen heen», dat is opgesteld door AEF in opdracht
                  van Met Andere Ogen, stelt dat er op dit moment geen sprake is van een overkoepelende
                  bedoeling in de wetten, ondanks dat dit vanuit de beleidstheorie over de ononderbroken
                  ontwikkeling van het kind zo zou moeten zijn. Een gemeenschappelijk beeld en gedeelde
                  definities van bepalende factoren en begrippen zouden volgens AEF helpen in deze ontwikkeling.13
Dit sluit aan bij een oproep die herhaaldelijk vanuit het veld is gedaan, zoals onlangs
                  nog een oproep vanuit Jeugdzorg Brabant14 en de oproep van het Kindercollectief15, om onderwijs en zorg meer als een geheel te zien met een gemeenschappelijke opgave
                  uitgaande van het recht van een kind om zich te kunnen ontwikkelen en vanuit een gezamenlijke
                  opdracht te werken aan een meer inclusieve samenleving. En met aandacht voor het creëren
                  van meer informatie-uitwisseling. Deze door het veld gewenste oplossingsrichting vraagt
                  om een ingrijpende stelselwijziging. De eventuele keuze hiervoor is aan een nieuw
                  kabinet.
               
2. Verschillende regio-indelingen
               
De regio-indelingen in het onderwijs en de jeugdzorg, Zvw en Wlz komen niet overeen.
                  Een samenwerkingsverband (passend onderwijs) kan te maken hebben met verschillende
                  gemeenten en verschillende jeugdregio’s. Omgekeerd hebben jeugdzorgregio’s te maken
                  met verschillende samenwerkingsverbanden. Het gespecialiseerde onderwijs en de gespecialiseerde
                  zorg hebben in de praktijk te maken met meerdere samenwerkingsverbanden en tientallen
                  gemeenten/regio’s en zorgkantoren omdat zij veelal bovenregionaal werken. Daarnaast
                  is het voor het toekomstperspectief van deze jongeren belangrijk als onderwijs en
                  zorg ook goed samen werken met de 35 arbeidsmarktregio’s.
               
Op dit moment stimuleert het kabinet om in regionaal verband een OOGO te voeren over
                  onderwijs en zorg. Om het knelpunt te verlichten is in de toelichting op het wetsvoorstel
                  verbeteren beschikbaarheid jeugdzorg16 opgenomen dat gemeenten in hun regiovisie ook moeten ingaan op de relatie met het
                  onderwijs.
               
Het wettelijk borgen van een meer congruente regio-indeling kan helpen bij het oplossen
                  van dit vraagstuk, maar is een ingrijpende keuze die aan een volgend kabinet is. Hier
                  is bewust voor gekozen om te voorkomen dat alle aandacht nu uitgaat naar bestuurlijke
                  discussies en niet, of in mindere mate, naar het helpen van de kinderen en jongeren
                  die onderwijs en zorg nodig hebben. Diverse rapporten, waaronder de recente Voorlichting
                  van de Raad van State op interbestuurlijke verhoudingen, bevelen wel aan na te gaan
                  denken over (congruente) regiovorming, juist vanwege het belang van integrale bestuurlijke
                  afwegingen bij een breed scala aan maatschappelijke opgaven (o.a. energietransitie,
                  woningmarkt en jeugdzorg).17 De komende periode zetten we daarom de eerste stappen in het verkennen van de meerwaarde
                  van meer congruente regio-indelingen binnen de domeinen van onderwijs en jeugd. Wij
                  zullen dit doen in samenspraak met de Minister van BZK en dit betrekken bij de bredere
                  maatschappelijke discussie over opgaven waarvan de uitvoering op het niveau van de
                  regio plaatsvindt.
               
De verwachting is dat een eventuele keuze voor een meer congruente regio-indeling
                  tot een stelselwijziging zal leiden die zeker meer dan één kabinetsperiode in beslag
                  zal nemen.
               
3. Ontbreken van regie
               
Er zijn veel partijen betrokken bij gezinnen die te maken hebben met een ondersteunings-
                  en zorgbehoefte. In de praktijk zien wij dat de regie vaak ontbreekt. Niet alleen
                  op bestuurlijk niveau, maar ook in de uitvoering.
               
Zowel de jeugdwet als de wetgeving passend onderwijs schrijven voor dat gemeenten
                  en samenwerkingsverbanden op overeenstemming gericht overleg (OOGO) moeten voeren.
                  In de wetgeving zijn gemeenten en samenwerkingsverbanden gelijkwaardige partijen die
                  er onderling uit moeten komen. Als dit niet lukt, kunnen zij zich wenden tot de geschillencommissie
                  oogo-ondersteuningsplan. In het advies van kwartiermaker René Peeters18 over een versnelling en bestendiging van de samenwerking onderwijs, zorg en jeugd
                  is het advies opgenomen dat gemeenten vanuit hun bredere verantwoordelijkheid in het
                  sociaal domein een niet-hiërarchische regierol krijgen. Deze is echter niet wettelijk
                  verankerd. Wel stuurt het kabinet binnenkort het wetsvoorstel aanpak meervoudige problematiek
                  sociaal domein (Wams) naar uw Kamer. Doel van dit wetsvoorstel is om te komen tot
                  snellere en meer gecoördineerde «integrale» hulp voor kwetsbare mensen. De ministerraad
                  heeft op 2 juli jl. ingestemd met de voordracht van dit wetsvoorstel voor de adviesaanvraag
                  bij de Raad van State.
               
Het is aan een nieuw kabinet om uit te werken of het nodig is om ten aanzien van regie
                  zowel op bestuurlijk niveau als op uitvoeringsniveau andere aanvullende maatregelen
                  te treffen.
               
4. Discussie over wat onder onderwijs valt en wat onder zorg
               
Zowel de onderwijswetgeving als de jeugdwet zijn wetten die uitgaan van een open zorgplicht
                  in plaats van wetten waarin aanspraken op ondersteuningsvormen heel concreet zijn
                  vastgesteld en omschreven. Dit biedt veel ruimte om aan te sluiten bij de behoefte
                  van een kind, maar ook ruimte voor onduidelijkheid en onzekerheid als een leerling
                  extra ondersteuning nodig heeft en niet direct helder is onder welke wetgeving dit
                  valt. Zo kan «begeleiding» zowel onder onderwijsondersteuning vallen als onder jeugdhulp.
                  Het is dus niet altijd duidelijk welke vormen van extra ondersteuning vanuit het (passend)
                  onderwijs of vanuit zorg gefinancierd kunnen of moeten worden. In de praktijk leidt
                  dit vaak tot de situatie waarin een kind of gezin zich «van het kastje naar de muur»
                  gestuurd voelt en is er veel overleg nodig tussen de financiers, zeker als het kinderen
                  betreft die nog niet staan ingeschreven op school maar wel graag onderwijs willen
                  volgen.
               
Dit grijze gebied tussen onderwijs en zorg maakt het ook ingewikkelder om zorg in
                  onderwijstijd goed te organiseren op het (voortgezet)speciaal onderwijs (VSO). Hierdoor
                  ontstaan situaties waarbij zowel de kwaliteit van het onderwijs als de kwaliteit van
                  zorg aan kinderen in het gedrang kunnen komen. Voorkomen moet worden dat de inzet
                  op school zorgt voor problemen met de zorg thuis bijvoorbeeld wanneer de school dicht
                  is of het kind ziek thuis blijft. Een ander aspect van het vraagstuk is dat scholen
                  en zorgaanbieders te maken hebben met verschillende zorgkantoren, zorgverzekeraars
                  en soms wel met meer dan 25 gemeenten en samenwerkingsverbanden, vanwege de bovenregionale
                  functie van het speciaal onderwijs. Daarnaast wordt de zorg soms geleverd door verschillende
                  zorgverleners in de klas.
               
Achter de vraag «wat is onderwijs en wat is zorg?» zit een complexere problematiek
                  die ook om verschillende oplossingen vraagt. Wij werken aan oplossingen via de onderwijszorgarrangementen
                  (OZA) en via vereenvoudiging van de financiering van zorg in onderwijstijd. Deze oplossingen
                  als ook enkele denkrichtingen over alternatieve mogelijkheden lichten we hieronder
                  toe.
               
a. Onderwijszorgarrangementen
               
Scholen en samenwerkingsverbanden ontvangen geen bekostiging (noch basisbekostiging
                  noch ondersteuningsbekostiging) voor kinderen die niet ingeschreven staan. Deze kinderen
                  ontvangen nu vaak zorg thuis of op een zorglocatie, zijn wel leerbaar maar krijgen
                  geen onderwijs. Er is behoefte aan een maatwerkoplossing maar de praktijk is weerbarstig
                  en onderwijszorgarrangementen voor deze kinderen komen niet vanzelf tot stand. Maatwerkoplossingen
                  zoals langere tijd of permanent deeltijdonderwijs, mogelijk op een andere locatie
                  dan de reguliere school (zorglocaties) en in zeer kleine klassen, leveren extra kosten
                  op om het onderwijs in te richten en om de specifieke ondersteuning te bieden.
               
Het kabinet werkt in het kader van de onderwijszorgarrangementen aan experimenteerruimte
                     voor het grijze gebied tussen onderwijs en zorg. Het uitgangspunt om is om zoveel
                     mogelijk te kunnen doen wat in het belang is van de ontwikkeling van het kind. In
                     dit experiment wordt het mogelijk gemaakt dat samenwerkingsverbanden een deel van
                     het ondersteuningsbudget flexibel kunnen inzetten. Ze kunnen hiermee samen met gemeenten
                     OZA’s creëren die meer ruimte bieden om naar gelang de ontwikkeling van het kind flexibeler
                     onderwijs en zorg te bieden. Daarbij hoeft niet voor elke handeling te worden verantwoord
                     of dit onderwijs of zorg is zolang het maar bijdraagt een de ontwikkeling van een
                     kind. Hiervoor wordt meer ruimte en flexibiliteit gecreëerd in wet- en regelgeving.
                     Om tot deze experimenteerruimte te komen, zijn onlangs vijftien proeftuinen van start
                     gegaan waar onderwijszorginitiatieven worden begeleid in hun zoektocht naar het benutten
                     van bestaande ruimte zodat initiatieven duurzamer kunnen worden ingericht. De knelpunten
                     die niet binnen bestaande wet- en regelgeving kunnen worden opgelost worden betrokken
                     in de experimenteerruimte.
                  
Het structureel behouden of terugkrijgen van deze leerlingen in het onderwijs zou
                     om extra ondersteuningsmiddelen kunnen vragen. De eventuele keuze hiervoor is aan
                     een nieuw kabinet.
                  
b. Financiering zorg in onderwijstijd
               
Sinds de decentralisaties van de zorg is de organisatie van zorg in onderwijstijd
                  op het (v)so complexer geworden. Daarom bekijkt het huidige kabinet of de inzet van
                  zorgmiddelen in onderwijstijd gestroomlijnd kan worden door collectieve financiering.
                  Dit betekent dat wij onderzoeken of de beschikbare budgetten voor zorg gebundeld beschikbaar
                  kunnen komen en ingezet kunnen worden om met een zorgaanbieder afspraken te maken
                  over het verlenen van de zorg op school. In beginsel is hierbij geen pgb op school
                  meer mogelijk, immers de zorg voor deze kinderen op school wordt collectief ingekocht.
                  Waar nodig moet in overleg met zorgaanbieder, school en ouders maatwerk mogelijk blijven,
                  zo nodig in de vorm van een pgb. Uiteraard blijft het pgb beschikbaar voor de zorg
                  thuis en op andere plekken.
               
Er loopt een onderzoek om in beeld te krijgen wat er nodig is voor een collectieve
                  financiering. Daarnaast lopen er twee regionale pilots om te kijken hoe ver wij onder
                  de huidige regelgeving kunnen komen met een collectieve financiering en om in beeld
                  te krijgen welke uitvoeringsconsequenties het heeft om de inkoop van zorg in onderwijstijd
                  bij gemeenten neer te leggen.
               
Er blijft een grijs gebied tussen onderwijs en zorg bestaan. Daarom blijft het belangrijk
                  dat schoolbesturen en gemeenten tot goede afspraken komen over wat vanuit onderwijsbudget
                  en wat vanuit zorgmiddelen betaald wordt. Daarnaast heeft deze optie van collectieve
                  financiering belangrijke uitvoeringsconsequenties voor de betrokken zorgwetten en
                  financiers, en is daarmee ingewikkeld. De individuele beschikkingen en aanspraken
                  in de zorgwetten en persoonsgebonden budgetten (pgb) maken het extra complex om middelen
                  hieruit beschikbaar te stellen. Deze optie vergt een ingewikkeld en langdurig wetstraject.
               
Het is aan een nieuw kabinet om mede op basis van de ervaringen uit de pilots deze
                  vorm van collectieve financiering van zorg in onderwijstijd of alternatieve oplossingen
                  te overwegen. Te denken valt aan het toevoegen van een zorgteam aan elke klas van
                  het speciaal onderwijs. Een andere meer vergaande denkrichting is om het onderwijs
                  verantwoordelijk te maken voor alle zorg en ondersteuning tijdens onderwijstijd. In
                  deze beide scenario’s is het belangrijk dat de zorg thuis voldoende is geborgd. Het
                  is aan een nieuw kabinet om keuzes te maken, de voor- en nadelen hiervan af te wegen
                  en ook de financiële gevolgen te bezien.
               
5. Verschillende toezichthouders op locaties waar zowel onderwijs als zorg geboden
                  wordt
               
De Inspectie van het Onderwijs houdt toezicht op scholen. De Inspectie Gezondheidszorg
                  en Jeugd houdt toezicht op de kwaliteit van het zorgaanbod. Organisaties en professionals
                  die nu zowel onderwijs als zorg aanbieden hebben te maken met verschillende inspecties
                  met verschillende toezichtkaders. Dit kan leiden tot extra administratieve lasten
                  en is een belemmering voor interprofessionele samenwerking.19
De inspecties werken steeds beter samen vanuit de bestaande wettelijke kaders. Daarnaast
                  verkennen de inspecties in het traject van de proeftuinen van de onderwijszorgarrangementen
                  op welke wijze zij hun integrale samenwerking verder kunnen bevorderen. Het is aan
                  een nieuwe Kabinet hoe hier mee verder wordt gegaan.
               
6. Knelpunten middelbaar beroepsonderwijs
               
Knelpunten zoals hierboven genoemd zien we ook terug in de samenwerking tussen middelbaar
                  beroepsonderwijs en zorg gericht op het bieden van hulp of zorg voor studenten met
                  een ondersteuningsbehoefte. Uit de evaluatie passend onderwijs blijkt dat veel mbo-scholen
                  vinden dat de samenwerking met jeugdhulp, zorg en de volwassen GGZ beter kan.20 Daar tegenover staat dat zorg ook buiten school nodig kan zijn.
               
Een complicerende factor in de samenwerking met hulpverlening en gemeenten is dat
                     het mbo te maken heeft met zowel minderjarige als meerderjarige studenten. De hulpverlening
                     is voor beide groepen verschillend georganiseerd en bekostigd. Daarbij hebben mbo
                     scholen vaak studenten uit een groot aantal gemeenten, vaak ook van buiten de directe
                     regio. Een belangrijke vraag voor het mbo is dan ook hoe je hulpverlening laagdrempelig,
                     snel en toegankelijk op school kunt organiseren, gegeven dat veel scholen studenten
                     uit een grote regio bedienen, en geen structurele financiële oplossingen met gemeenten
                     (of andere partijen zoals zorgverzekeraars) hiervoor hebben. Scholen geven aan dat
                     hulpverlening meer op school georganiseerd zou moeten worden en de begeleiding ongeacht
                     leeftijd of woonplaats van de student ingezet wordt. Dit zorgt ervoor dat persoonlijke
                     problemen sneller gesignaleerd en opgepakt worden en kennisuitwisseling plaatsvindt
                     tussen hulpverlener en docenten.21
Via de Verbeteragenda passend onderwijs mbo (2020–2025)22 wordt komende jaren bijgedragen aan een verbetering van de samenwerking tussen onderwijs
                     en zorg. In dat verband kijken we of het nodig is om beter te borgen dat er afstemming
                     plaatsvindt over het jeugdplan met de mbo-school. Via deze verbeteragenda wordt onder
                     meer ook gewerkt aan verdere professionalisering van ondersteuning door onderwijsteam.
                     Verschillen tussen onderwijsteams kunnen ook samenhangen met de onduidelijkheid die
                     teams ervaren bij de norm van passende ondersteuning zoals die in de Wet gelijke behandeling
                     op grond van handicap of chronische ziekte (Wghb/cz) is vastgelegd. Het verlenen van
                     medische zorg of jeugdhulp valt in ieder geval niet onder de verplichting van scholen.
                     Vanzelfsprekend zijn mbo-scholen samen met zorgpartijen wel verantwoordelijk voor
                     het goed organiseren van passende ondersteuning. Het Kennispunt MBO Passend Onderwijs
                     zal met hulp van een lerend net werk van scholen en zorgpartners de open norm voor
                     passend onderwijs concretiseren in een servicedocument voor het mbo waaronder ook
                     de afbakening met inzet van zorg op de school.
                  
7. Knelpunten residentieel onderwijs en zorg
               
Jongeren die in een zorginstelling, JeugdzorgPlus of justitiële jeugdinrichting verblijven
                  (en naar de school verbonden aan die instelling gaan) ontvangen nog niet altijd het
                  passende aanbod dat zij zouden moeten krijgen door de manier waarop de stelsels van
                  jeugdhulp, justitie en onderwijs momenteel zijn ingericht en op elkaar zijn aangesloten.
                  De belangrijkste knelpunten hierbij zijn op te delen in twee categorieën:
               
1. Onderwijs-specifieke vraagstukken, veelal over bekostiging en de vraag welk samenwerkingsverband
                        verantwoordelijk is voor de bekostiging van de extra ondersteuningsbehoefte in het
                        onderwijs wanneer een leerling verhuist. Residentiële instellingen zijn niet gelijkmatig
                        verspreid over het land. Dit heeft tot gevolg dan sommige samenwerkingsverbanden grotere
                        financiële gevolgen ervaren dan sommige samenwerkingsverbanden.
                     
2. Vraagstukken als gevolg van bredere ontwikkelingen in het justitie- en zorgdomein,
                        waarvan het grootste voorbeeld de beweging naar kleinschaligheid is. Door deze nieuwe
                        invulling van gesloten jeugdhulp en vrijheidsbeneming, is het nodig om de huidige
                        manier van het organiseren van gesloten residentieel onderwijs daarin mee te laten
                        bewegen.
                     
In de brief van 21 november 2020 hebben wij mede namens de Minister voor Rechtsbescherming
                  een integrale herbezinning op het stelsel van residentieel onderwijs aangekondigd
                  waarin bovengenoemde knelpunten aan bod komen. Momenteel worden verschillende opties
                  om het onderwijs in residentiële instellingen vorm te geven, verder uitgewerkt.23 In het najaar wordt uw Kamer hierover geïnformeerd. Onder meer schoolbesturen, docenten,
                  verschillende veldpartijen waaronder zorgaanbieders, DUO en de Inspectie van het Onderwijs
                  denken mee over verdere uitvoeringsvragen. Samen met het veld kan een nieuw kabinet
                  een beslissing nemen welke optie het meest recht doet aan de uitdaging die de verandering
                  in het residentieel onderwijs met zich mee brengt.
               
Tot slot
Zoals wij u vorig jaar hebben gemeld is ons einddoel een onderwijszorgcontinuüm, waarbinnen
                  kinderen onderwijs en zorg krijgen die aansluit op hun behoeften op een plek waar
                  zij zich veilig voelen en zich kunnen ontwikkelen in goede relatie met de zorg thuis.
                  Dit onderwijszorgcontinuüm bouwen wij samen met het veld vanuit de bestaande stelsels
                  die nog volop in ontwikkeling zijn. Zo wordt binnen het onderwijs gewerkt aan een
                  verbeteraanpak passend onderwijs inclusief de route naar inclusiever onderwijs en
                  wordt er gewerkt aan een hervormingsagenda jeugdzorg, waarin afspraken worden gemaakt
                  over maatregelen en een structureel financieel kader. De ambitie is onverminderd hoog
                  zodat steeds meer kinderen met en zonder een ondersteuningsbehoefte samen naar school
                  kunnen.
               
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, P. Blokhuis
BIJLAGE Stelsel van onderwijs en zorg
                  
In de bijlage van onze brief van november 2020 (Bijlage bij Kamerstukken 31 497 en 31 839, nr. 372) hebben wij een toelichting gegeven op de stelsels van zorg en onderwijs. In deze
                     paragraaf komen wij hier eerst kort op terug.
                  
Onderwijs
Alle kinderen gaan in principe vanaf 4 jaar (leerplichtig vanaf 5 jaar24) naar school. Voor kinderen met een extra ondersteuningsbehoefte is het passend onderwijs
                     ingericht. Passend onderwijs heeft als doel dat alle kinderen een plek krijgen die
                     past bij hun ondersteuningsbehoefte en dat een kind naar een reguliere school gaat
                     als dat kan. Scholen krijgen naast de basisbekostiging extra financiële middelen van
                     het samenwerkingsverband om te zorgen dat de kinderen de nodige extra ondersteuning
                     krijgen. Scholen hebben een wettelijke zorgplicht zodra een kind schriftelijk is aangemeld.25 Het onderwijs gaat als hoofdregel uit van het volgen van onderwijs op een school
                     en/of onder de verantwoordelijkheid van de school (het bevoegd gezag). Schoolbesturen
                     werken samen in 75 regionale samenwerkingsverbanden primair onderwijs en 76 regionale
                     samenwerkingsverbanden voortgezet onderwijs, zodat voor zo veel mogelijk kinderen
                     in samenwerking met gemeenten en zorg een zo passend mogelijke plek in het onderwijs
                     gevonden kan worden.26 Hiermee heeft het samenwerkingsverband de taak om te zorgen voor een dekkend aanbod.
                     Voor kinderen met visuele en/of auditieve beperkingen bestaan er speciale scholen
                     met een aparte bekostiging (cluster 1 en 2). Voor scholen die verbonden zijn aan een
                     Justitiële Jeugdinrichting of een Gesloten Jeugdzorg Instelling, geldt een bijzondere
                     plaatsbekostiging.
                  
Zorg
De zorgverlening aan kinderen in Nederland is geregeld in de Wet publieke gezondheid
                     (Wpg), de Wet langdurige zorg (Wlz), Zorgverzekeringswet (Zvw) en Jeugdwet. Daarnaast
                     kunnen kinderen en gezinnen een beroep doen op de Wet maatschappelijke ondersteuning
                     (Wmo). Kinderen, hun ouders en de school kunnen hierdoor met meerdere zorgdomeinen
                     te maken krijgen. De zorgbehoefte van een kind wordt individueel bepaald. Op grond
                     van de Wlz is er een aanspraak op zorg als een kind met een beperking blijvend is
                     aangewezen op 24-uurs zorg en/of toezicht. Vanwege de beperking van het kind is het
                     nodig dat er dag en nacht iemand in de buurt is, omdat er anders iets ernstig mis
                     kan gaan. De zorgkantoren zijn verantwoordelijk om deze zorg te financieren. De zorgverzekeraar
                     financiert de medische zorg op grond van de Zvw. De gemeenten hebben op grond van
                     de Jeugdwet een jeugdhulpplicht bij opgroei- en opvoedproblemen van kinderen. Kinderen
                     of gezinnen kunnen voor hulpmiddelen en woningaanpassing een beroep doen op de Wmo
                     die door de gemeenten wordt uitgevoerd. Naast zorg in natura die door zorgaanbieders
                     aan cliënten wordt geleverd, is er vanuit de verschillende wetten ook de mogelijkheid
                     van een persoonsgebonden budget (pgb). Het pgb wordt via het trekkingsrecht via de
                     Sociale Verzekeringsbank uitgekeerd aan ouders die hiermee zelf de zorg voor hun kind
                     organiseren en zorgverleners inhuren. Gemeenten werken bij de uitvoering van de Jeugdwet
                     samen in 42 jeugdhulpregio’s. Er zijn 31 zorgkantoren en 11 zorgverzekeraars. Er zijn
                     in Nederland duizenden zorgaanbieders die zorg aan kinderen en gezinnen leveren.
                  
Indieners
- 
              
                  Indiener
 A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
- 
              
                  Medeindiener
 P. Blokhuis, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.
