Brief regering : Voorbehoud bij artikel 26 van het VN Kinderrechtenverdrag (IVRK)
26 448 Structuur van de uitvoering werk en inkomen (SUWI)
26 150
Algemene Vergadering der Verenigde Naties
Nr. 654
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 juli 2021
Artikel 26- Verdrag inzake de rechten van het kind, New York, 20-11-1989
1. De Staten die partij zijn, erkennen voor ieder kind het recht de voordelen te genieten
van voorzieningen voor sociale zekerheid, met inbegrip van sociale verzekering, en
nemen de nodige maatregelen om de algehele verwezenlijking van dit recht te bewerkstelligen
in overeenstemming met hun nationale recht.
2. De voordelen dienen, indien van toepassing, te worden verleend, waarbij rekening wordt
gehouden met de middelen en de omstandigheden van het kind en de personen die verantwoordelijk
zijn voor zijn of haar onderhoud, alsmede iedere andere overweging die van belang
is voor de beoordeling van een verzoek daartoe dat door of namens het kind wordt ingediend.
Op 8 juni jl. ontving uw Kamer van Save the Children een petitie waarin de Nederlandse
regering wordt opgeroepen om het voorbehoud bij artikel 26 van het VN Kinderrechtenverdrag
op te heffen. Uw Kamer heeft mij op 9 juni jl. verzocht per brief te reageren op het
onderzoek van het Verwey Jonker Instituut in opdracht van Save the Children.1 Met deze brief voldoe ik aan dit verzoek.
Het verdrag inzake de rechten van het kind verplicht de Staten die dit verdrag hebben
geratificeerd te erkennen dat ieder kind recht heeft op sociale zekerheid. Nederland
heeft het verdrag ondertekend en geratificeerd, maar met het volgende voorbehoud bij
artikel 26: «het Koninkrijk der Nederlanden aanvaardt het bepaalde in artikel 26 van
het verdrag, onder het voorbehoud dat deze bepaling niet verplicht tot een zelfstandig
recht van kinderen op sociale zekerheid, daarbij inbegrepen sociale verzekering.»
Ik wil benadrukken dat het gemaakte voorbehoud geen ontkenning is van het recht van
een kind op sociale zekerheid, maar waarborgt dat de verstrekking van dit recht plaatsvindt
binnen de kaders van het Nederlandse stelsel – namelijk via de ouders. Om ervoor te
zorgen dat kinderen geen basisvoorzieningen ontzegd worden, biedt de Participatiewet
ruimte voor maatwerk voor aanvullende inkomensondersteuning. Ouders kunnen hiervoor
bijvoorbeeld bijzondere bijstand aanvragen bij hun gemeente. Het gemeentelijk armoedebeleid
is erop gericht om alle inwoners- en vooral kinderen- mee te laten doen in de samenleving.
Kinderen uit gezinnen met een laag inkomen worden via vele in natura voorzieningen
hierbij ondersteund, zoals op schoolreis gaan, aanbod van computers en zwemles volgen.
Tevens hebben gemeenten vanuit de Jeugdwet (art. 2.3. Jeugdwet) een zorgplicht om
een financiële vergoeding beschikbaar te stellen, wanneer de kosten voor kinderen
onder voogdij of met een ondertoezichtstelling in een instelling niet verhaald kunnen
worden op ouders.
In het rapport van het Verweij Jonker Instituut wordt gesteld dat er desondanks enkele
groepen Nederlandse kinderen onvoldoende beroep kunnen doen op de voordelen van sociale
zekerheid. Het gaat hierbij om:
1. kinderen die (bijna) geen contact met hun ouders hebben (kinderen in een instelling
en kinderen met een getroebleerde relatie met de ouders);
2. kinderen van ouders in een situatie waardoor voorzieningen ontbreken (kinderen met
minimaal één ouder zonder verblijfsstatus in Nederland; dakloze kinderen of families;
kinderen met een feitelijk alleenstaande ouder; kinderen met ouders die worden gekort
op hun uitkering; kinderen van ouders met beperkte cognitieve capaciteiten of analfabetisme);
3. kinderen van ouders die sociale uitkeringen niet in kinderen investeren.
Ik ga met Save the Children, de VNG en andere relevante actoren in gesprek over dit
onderzoek en mogelijke maatregelen om de situatie van deze kinderen te verbeteren.
Ik zal u na de zomer informeren over de opbrengsten.
Daarnaast zijn er nu al enkele relevante ontwikkelingen te benoemen die bijdragen
aan het verbeteren van de financiële positie van enkele specifieke door het Verwey
Jonker Instituut benoemde doelgroepen. Er komt bijvoorbeeld een uitzondering op het
koppelingsbeginsel per 2022 zodat gezinnen met kinderen met verblijfsstatus voortaan
kindgebonden budget kunnen ontvangen, ook als de partner geen verblijfsstatus heeft.2 Tevens is vanaf 1 januari 2021 in de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening opgenomen
dat een gemeente ook schuldhulpverlening kan aanbieden als iemand (nog) geen inwoner
is. Dit kan belangrijk zijn voor mensen die nog niet in een gemeente ingeschreven
staan of mensen die zich niet kunnen inschrijven omdat ze ergens tijdelijk verblijven.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
W. Koolmees
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid