Brief regering : Fiche: Verordening Raamwerk Europese Digitale Identiteit
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 3161 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 juli 2021
Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij 5 fiches die werden opgesteld
door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissie voorstellen (BNC).
Fiche: Verordening Raamwerk Europese Digitale Identiteit
Fiche: Mededeling Schengen Strategie (Kamerstuk 22 112, nr. 3162)
Fiche: Verordening voor het Schengenevaluatie- en monitoringsmechanisme (Kamerstuk
22 112, nr. 3163)
Fiche: Mededeling prestatiekader EU-begroting in het MFK 2021–2027. Tevens in reactie
op het verzoek van de Vaste Kamercommissie EuZa (Kamerstuk 22 112, nr. 3164)
Fiche: Mededeling Strategische richtsnoeren EU-aquacultuur (Kamerstuk 22 112, nr. 3165)
De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A.M. Kaag
Fiche: Verordening Raamwerk Europese Digitale Identiteit
1. Algemene gegevens
a) Titel voorstel
Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad van de Europese
Unie, amendement op Verordening (EU) No 910/2014 betreffende de invoering van een
raamwerk voor een Europese Digitale Identiteit
b) Datum ontvangst Commissiedocument
3 juni 2021
c) Nr Commissiedocument
COM (2021) 281, 2021/0136 (COD); C(2021) 3968
d) EUR-Lex
https://eur-lex.europa.eu/legal-content/EN/TXT/HTML/?uri=CELEX:52021PC0…
e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie Raad voor Regelgevingstoetsing
COM(2021) 281 – SEC(2021) 228 – SWD(2021) 125
f) Behandelingstraject Raad
Raad voor Vervoer, Telecom en Energie
g) Eerstverantwoordelijk ministerie
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, in nauwe samenwerking met
het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat
h) Rechtsbasis
Artikel 114 Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU)
i) Besluitvormingsprocedure Raad
Gekwalificeerde meerderheid
j) Rol Europees Parlement
Medebeslissing
2. Essentie voorstel
a) Inhoud voorstel
De Commissie heeft een wetsvoorstel ingediend voor een «raamwerk voor een Europese
Digitale Identiteit», die de huidige eIDAS-verordening1 herziet, en daarbij een Aanbeveling gedaan voor een met de lidstaten te ontwikkelen
«Toolbox».
De huidige verordening beoogt te zorgen voor een goede werking van de digitale interne
markt door met wederzijdse erkenning van elektronische identificatiemiddelen (eID's)
en met harmonisatie van vertrouwensdiensten veilige en betrouwbare elektronische transacties
tussen burgers, bedrijven en overheden te bevorderen.2
De eIDAS-verordening stelt de voorwaarden vast waaronder lidstaten elkaars eID's voor
burgers en bedrijven wederzijds moeten erkennen. «Openbare instanties» (overheden
en organisaties met publiekrechtelijke taken) dienen erkende eID's op betrouwbaarheidsniveaus
«substantieel» en «hoog» kosteloos toe te laten bij grensoverschrijdende transacties
in het publieke domein.3
Voor eID's amendeert het voorstel de huidige eIDAS-verordening in de eerste plaats
met de verplichting in plaats van de mogelijkheid van lidstaten om een eID voor burgers
en bedrijven te hebben en Europees te laten erkennen. Het bestaande, als complex ervaren
proces van wederzijdse erkenning door lidstaten op basis van «peer review» (notificatie), wordt aangevuld met de mogelijkheid tot nationale certificering, waarbij
wordt aangesloten bij de vereisten van de cyberbeveiligingsverordening.4 Daarnaast wordt verplicht om erkende eID-middelen toe te laten voor offline naast
online authenticatie en niet alleen voor transacties in het publieke domein, maar
ook voor transacties in het private domein. Dit is verplicht voor authenticatie op
grote platformen en bij transacties met private partijen die hogere vormen van betrouwbaarheid
vereisen, en is op basis van de te ontwikkelen «codes of conduct» facultatief voor andere transacties in het private domein. Tot slot krijgt elke lidstaat
de plicht om tenminste één «European Digital Identity Wallet» te introduceren. De wallet kunnen lidstaten in eigen beheer of onder mandaat uitgeven of ze kunnen een onafhankelijk
uitgegeven wallet erkennen. Deze wallet dient burgers en bedrijven die dit willen, de mogelijkheid te bieden om onder een
hoog beveiligingsniveau hun elektronische identiteit én daaraan gelinkte attributen,
zoals kwalificaties, bevoegdheden en digitale documenten, zelf ter beschikking te
stellen in online én offline transacties, in het publieke én het private domein. Het
voorstel bepaalt dat het gebruik van de wallet gratis moet zijn voor natuurlijke personen.
Aanvullend heeft de Commissie een Aanbeveling opgesteld om te komen tot een met de
lidstaten te ontwikkelen «Toolbox» om de implementatie van het raamwerk voor een Europese Digitale Identiteit, in het
bijzonder van de wallet en gekwalificeerde vertrouwensdiensten, te ondersteunen. Daarin worden de technische
architectuur, het referentieraamwerk, gemeenschappelijke standaarden, technische specificaties,
gemeenschappelijke richtlijnen en «best practices» opgenomen.5
Het voorstel heeft ook gevolgen voor elektronische vertrouwensdiensten die tevens
in de eIDAS-verordening worden gereguleerd. Een belangrijke wijziging is de toevoeging
van vijf nieuwe soorten vertrouwensdiensten, namelijk het op afstand beheren van middelen
(hardware en software) voor het aanmaken van elektronische handtekeningen, middelen
(hardware en software) voor het aanmaken van elektronische zegels, elektronische attestatie
van attributen, gekwalificeerde elektronische archiveringsdiensten en elektronische
grootboeken (ledgers). Het op afstand beheren van middelen voor het aanmaken van elektronische handtekeningen
of zegels zorgt ervoor dat gebruikers aparte dienstverleners kunnen gebruiken voor
het verkrijgen van het middel en voor het beheer op afstand van het middel. Hierdoor
is er minder afhankelijkheid van één partij voor het gebruik van deze middelen. Een
elektronische attestatie van attributen is de gewaarmerkte verklaring dat een natuurlijk
of rechtspersoon een bepaalde eigenschap bezit, bijvoorbeeld dat iemand ouder is dan
18 jaar of dat iemand een bepaald diploma heeft behaald. Deze attestaties kunnen eIDAS-gecertificeerd
(gekwalificeerd) zijn. De verordening verplicht de lidstaten dat een aantal attributen
geverifieerd kunnen worden aan de hand van authentieke bronnen binnen de publieke
sector. Daarnaast moeten deze attestaties ook via de wallet beschikbaar kunnen worden gemaakt. Gekwalificeerde elektronische archiveringsdiensten
verwerken data en documenten op een wijze dat de integriteit en nauwkeurigheid van
de oorsprong, alsook juridische eigenschappen, bewaard blijven voor de bewaarperiode.
Een elektronisch grootboek is een fraudebestendige elektronische documentatie van
data waarbij de authenticiteit, integriteit van de data, datum, tijd en de chronologische
ordening worden vastgelegd. Hierbij moet worden gedacht aan technieken als blockchain.
Bij al deze vertrouwensdiensten geldt dat de elektronische en niet-elektronische variant
hetzelfde rechtsgevolg zullen hebben.
Daarnaast zitten er meerdere wijzigingen in dit voorstel die verband houden met de
herziening van de Netwerk- en Informatiebeveiligingsrichtlijn (hierna: NIB-richtlijn)
waar momenteel de onderhandelingen over lopen.6 In de herziening van de NIB-richtlijn wordt de zorg- en meldplicht voor vertrouwensdienstverleners
verplaatst van de eIDAS-verordening naar de NIB-richtlijn. Daarom wordt de eIDAS-verordening
op die punten aangepast.
Ook zit er in de herziening van de eIDAS-verordening een verplichting voor browserleveranciers
om gekwalificeerde certificaten van websiteauthenticatie te accepteren. Momenteel zijn browserleveranciers vrij om een eigen
afweging te maken of gekwalificeerde websitecertificaten te vertrouwen zijn. In de
praktijk betekent dat extra benodigde conformiteitsbeoordelingen en een grote afhankelijkheid
van de browserleveranciers. Met deze wijziging mogen browserleveranciers deze eigen
afweging niet meer maken en worden ze verplicht Europese standaarden voor betrouwbaarheid
te accepteren.
Voorts is er nog een aantal kleinere wijzigingen zoals de verplichting voor de Commissie
om binnen 12 maanden (6 maanden rondom de attestatie van attributen) na inwerkingtreding
uitvoeringsbesluiten te nemen ten aanzien van de relevante standaarden voor gekwalificeerde
vertrouwensdiensten. Ten slotte zal de Commissie de bevoegdheid krijgen om wetgeving
van derde (niet-EU) landen te beoordelen als gelijkwaardig aan de eIDAS-verordening.
b) Impact assessment Commissie
De implementatie van de huidige eIDAS-verordening heeft volgens de Commissie onvoldoende
resultaten opgeleverd. De digitale interne markt is nog steeds te versnipperd om als
burger en bedrijf eenvoudig en veilig online diensten af te kunnen nemen in een ander
Europees land. Het aantal elektronische transacties is laag, het aantal erkende eID's
is beperkt tot 14 lidstaten en 59% van de populatie, en het aantal online diensten
dat beschikbaar is voor grensoverschrijdend gebruik is te beperkt. Daarnaast heeft
de EU te maken met een veranderende context waarin steeds meer digitalisering plaatsvindt
en is de technologische ontwikkeling zich meer gaan richten op oplossingen waarbij
eID's gelinkt kunnen worden aan attributen. Online platformen bieden accounts aan en worden steeds dominanter in Europa, terwijl deze accounts en de online transacties ermee, onvoldoende zekerheid bieden voor betrouwbaar en
veilig gebruik en bescherming van gegevens van gebruikers.
Er worden drie beleidsopties beoordeeld. De eerste beleidsoptie met een laag ambitieniveau
is het versterken van de huidige verordening door de effectiviteit en efficiëntie
ervan te verbeteren, door alle lidstaten te verplichten om eID's te laten erkennen
voor grensoverschrijdend gebruik en door de reikwijdte uit te breiden naar elektronische
transacties in het private domein. Bij vertrouwensdiensten wordt eArchivering toegevoegd
als vertrouwensdienst en worden certificeringsprocessen verder geharmoniseerd. De
totale kosten voor deze beleidsoptie worden voor de EU in de impact assessment geschat
op 58 miljoen euro, waarvan het grootste deel voor rekening komt van lidstaten die
nog niet beschikken over een erkend eID-middel. De baten worden geschat op 54 miljoen
euro. De tweede beleidsoptie met een middelgroot ambitieniveau maakt uitwisseling
en attestatie van attributen mogelijk die gelinkt kunnen zijn aan elektronische identiteiten.
De derde beleidsoptie met een hoog ambitieniveau introduceert een «European Digital Identity wallet» waarmee burgers en bedrijven onder het hoogste beveiligingsniveau gegevens kunnen
uitwisselen in het publieke en het private domein. De totale kosten voor de EU voor
de tweede en derde beleidsoptie worden ingeschat op ruim 3 miljard euro en betreffen
vooral de kosten om publieke instanties gereed te maken voor uitwisseling van attributen
uit authentieke bronnen (bijna 1 miljard euro) en voor het realiseren en aanbieden
van (gekwalificeerde) attributen door vertrouwensdiensten (ruim 2 miljard euro). De
baten worden afhankelijk van de adoptiegraad ingeschat op bijna 4 tot 10 miljard euro.
Volgens de Commissie complementeren de beleidsopties elkaar en heeft het de voorkeur
om beleidsopties één en twee ook door te voeren om zo de meest ambitieuze beleidsoptie
drie te kunnen realiseren. Concluderend leidt de implementatie van de elkaar complementerende
beleidsopties tot minder fragmentatie van de markt, verbetering van de rechtszekerheid,
de veiligheid van en het vertrouwen in grensoverschrijdende transacties en tot meer
eID-middelen en daaraan gekoppelde attributen waarmee burgers en bedrijven frequenter
en gemakkelijker zaken kunnen doen in het publieke en het private domein. Met de introductie
van nieuwe vertrouwensdiensten worden nieuwe markten geïntroduceerd en de werkgelegenheid
bevorderd.
3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel
a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein
Het voorstel sluit aan op het Nederlandse beleid voor elektronische identificatie
en uitwisseling van gegevens. Evenals de Commissie, wil het kabinet dat alle ingezetenen
en bedrijven in Nederland en in andere Europese landen op een veilige, betrouwbare,
toegankelijke en gebruiksvriendelijke manier zoveel mogelijk digitaal transacties
kunnen verrichten in het publieke en in het private domein, ook over de grens.
Om grensoverschrijdend gebruik van elektronische identificatie en authenticatie mogelijk
te maken, is Nederland aangesloten op het Europese eIDAS-netwerk. Daarnaast heeft
Nederland zowel het publieke middel DigiD voor burgers als het publiek-private stelsel
eHerkenning voor bedrijven, doen erkennen voor gebruik over de grens.7
De Wet digitale overheid (Wdo), waarvan de eerste tranche momenteel aanhangig is in
de Eerste Kamer der Staten-Generaal, is het beoogde fundament voor regulering en doorontwikkeling
van het eID-stelsel. Het kabinet is voornemens om in de tweede tranche de grondslag
te verankeren voor het delen van gegevens in combinatie met een digitale bronidentiteit.
Die zal op termijn gebruikt kunnen worden in oplossingen zoals een wallet, waaraan allerlei «attributen», zoals kwalificaties en bevoegdheden, gekoppeld kunnen
worden. De overheid laat zulke oplossingen toe tot het nationale eID-stelsel en houdt
daar toezicht op, bijvoorbeeld met beveiligingsassessments.8 Daarbinnen zullen burgers en bedrijven zoveel mogelijk zelf de regie hebben over
hun gegevens op een hoog betrouwbaarheidsniveau.9 Dit zou kunnen met doorontwikkeling van bestaande eID-middelen en/of met nieuwe voorzieningen.
Het kabinet werkt momenteel aan een referentie-architectuur voor een toekomstig eID-stelsel
en het digitaal delen van gegevens, en aan een vertrouwensraamwerk om principes, randvoorwaarden,
eisen en standaarden uit te werken. Nederland stelt haar kennis en ervaring graag
beschikbaar binnen de EU.
Het kabinet ziet elektronische vertrouwensdiensten als een belangrijk onderdeel voor
vertrouwen in de digitale economie. Europese samenwerking is hierbij van groot belang
omdat hierdoor een gelijk niveau van vertrouwen in de integriteit en authenticiteit
van digitale transacties binnen de EU ontstaat. Zo worden barrières voor (digitale)
handel en dienstverlening binnen de EU gereduceerd.
b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel
Het kabinet is positief over het initiatief van de Commissie en steunt de ambitie
om de digitale interne markt te versterken met dit voorstel voor elektronische identiteiten
en elektronische vertrouwensdiensten.
De huidige eIDAS-verordening is onvoldoende succesvol, omdat slechts de helft van
de lidstaten een eID hebben laten erkennen voor grensoverschrijdend gebruik, te weinig
dienstverleners aangesloten zijn op het Europese eIDAS-raamwerk en praktische problemen
in de uitwisseling van gegevens verbetering behoeven. Het kabinet verwelkomt daarom
het voorstel, maar is terughoudend wat betreft de reikwijdte, impact en uitvoerbaarheid
van het voorstel en het voorgestelde tijdspad. De hoge ambitie kan alleen gerealiseerd
worden met een daarbij passend, realistisch tijdspad. Het voorstel vraagt om een beheersbare,
gefaseerde implementatie op basis van gezamenlijke prioritering door de lidstaten.
Er moet daarbij ook voldoende ruimte zijn om de nodige maatregelen en regelgeving
tijdig door te voeren binnen de context van nationale uitvoeringsagenda's en beleidsontwikkelingen
en van beheersbare implementatie en realistische effectuering in de uitvoering.
Met de Commissie constateert het kabinet dat er in de EU te weinig eID-middelen zijn
erkend voor grensoverschrijdend gebruik. Nederland kan een verplichting tot erkenning
van eID's voor alle lidstaten daarom steunen, maar vindt dat het voorstel weinig uitwerking
geeft aan andere problemen in de uitvoering van de huidige eIDAS-verordening. In het
bijzonder is het nog onduidelijk hoe het voorstel voor bedrijven uitpakt, omdat er
specifiek voor bedrijven weinig maatregelen zijn voorgesteld, terwijl voor bedrijven
weinig eID-middelen erkend zijn en geen diensten over de grens beschikbaar zijn. De
voorgestelde wallet lijkt daarvoor op zichzelf onvoldoende oplossing te bieden. De vraag leeft hoe de
verplicht te implementeren wallet op mobiele apparaten van personen bij kan dragen aan de bevordering van grensoverschrijdende
digitale dienstverlening aan bedrijven: zijn lidstaten verplicht wallets (mede) voor bedrijven aan te bieden of dient een wallet voor burgers tevens te faciliteren dat inzichtelijk is in hoeverre hij of zij gemachtigd
is namens een rechtspersoon te handelen? Nederland mist ook maatregelen ter bevordering
van de aansluiting van meer dienstverleners en diensten op de Europese infrastructuur
voor grensoverschrijdende transacties.
Het kabinet kan steunen dat lidstaten elkaar en burgers en bedrijven geen kosten in
rekening brengen voor grensoverschrijdend gebruik van eID-middelen. Overigens ziet
het de verdere financiële regeling van nationale eID-middelen, inclusief wallets, als een aangelegenheid van de lidstaten zelf. Het kabinet streeft ernaar onder de
Wdo een regime van open toelating te introduceren, waarbij marktwerking wordt ingezet
binnen de kaders voor veilige en betrouwbare digitale interactie.
Het kabinet vindt cybersecurity certificering onder de cyberbeveiligingsverordening
belangrijk en is bereid om het idee te verkennen om certificering van te erkennen
eID’s, waaronder wallets, toe te laten. Ook wil het kabinet het toezicht op aanbieders van middelen en gegevens
en op dienstverleners in de publieke en private sector harmoniseren om de veiligheid
en betrouwbaarheid van digitale dienstverlening en een gelijk speelveld binnen de
interne markt te borgen.
De verbreding van de reikwijdte naar transacties in het private domein gaat gepaard
met vraagstukken rond uitvoerbaarheid, toezicht, aansprakelijkheid en zorgplicht van
lidstaten voor transacties tussen burgers en bedrijven. Dit vergt heldere uitwerking.
In het bijzonder behoeft aandacht de eventuele verbreding van het gebruik van eID's
en wallets naar platformen die vaak gevestigd zijn buiten de EU.
Met de verbreding van het gebruik naar transacties in het private domein, de toevoeging
van attributen en de focus op eenvoudig te gebruiken mobiele oplossingen, neemt het
belang van de wallet toe en daarmee ook de risico’s van inbreuken daarop, ook voor de nationale veiligheid.
Goede doorontwikkeling van digitale transacties staat of valt met veiligheid waarop
burgers moeten kunnen vertrouwen, en de uitdaging is om een acceptabel evenwicht te
bereiken met de gebruiksvriendelijkheid en brede toepasbaarheid van voorzieningen.
Met het oog op de veiligheid van nationaal te certificeren wallets is daarom van cruciaal belang dat in de uitwerking van het voorstel en bij toekomstig
gebruik van de wallet de kennis van experts uit het domein van justitie, veiligheid en inlichtingen benut
wordt om de veiligheid van wallets te borgen, zodat deze bestand zijn tegen reële dreigingen die ten aanzien van de
wallet bestaan. Daarnaast moet uitwerking gegeven worden aan het herstelvermogen van het
systeem, zodat bij misbruik of andere inbreuken op wallets onverhoopte problemen snel herkend en hersteld kunnen worden en schade zoveel mogelijk
voorkomen of beperkt wordt.
Tevens is uitwerking nodig van het «offline» gebruik van digitale eID-middelen en
is duidelijke afbakening nodig ten opzichte van de te respecteren nationale autonomie
in de afgifte van identiteitsmiddelen en de internationale ontwikkelingen voor digitalisering
van visa procedures, reisdocumenten en rijbewijzen.10 In het bijzonder zijn er vragen bij gebruik van wallets en andere eID-middelen in offline identificatieprocessen, en bij de verhouding tot
grenspassage en aantonen van rijbevoegdheid over de grens.
De technische uitwerking in het voorstel heeft gelijkenis met die in het voorstel
voor de data governanceverordening (DGA)11 de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG)12, en de «Single Digital Gateway» (SDG) met een raamwerk voor gegevensuitwisseling onder het «Once Only Technical System».13 Verduidelijkt dient te worden hoe de diverse regelingen en voorzieningen zich tot
elkaar verhouden, evenals de samenhang met reeds werkende of in vergevorderd stadium
van ontwikkeling zijnde sectorale uitwisselingssystemen, zoals EMREX, eHealth, European
Student Card, Europass, EUCARIS, PEPPOL, EESSI voor de sociale zekerheid. Ook moet
voorkomen worden dat overlap leidt tot dubbele investeringen en concurrerende systemen
in lidstaten.
De Toolbox wordt door de Commissie aanbevolen om te komen tot een goede interoperabiliteit op
Europees niveau, waarbij de lidstaten de zeggenschap houden over de te implementeren
oplossingen binnen de nationale eID-stelsels. Ingezet moet worden op het benutten
van zoveel mogelijk open standaarden op het gebied van uitgifte en levering van attributen,
digitale documenten en op het gebied van verificatieprotocollen. Het voorstel leunt
daarnaast sterk op het gebruik van mobiele apparaten en biometrie voor authenticatie.
Hoewel deze oplossingen vanuit het oogpunt van adoptie en gebruikersgemak belangrijk
zijn, roept het kabinet op om te komen tot technologie onafhankelijke principes, richtlijnen,
open standaarden en specificaties en tot oplossingen die ook voor mensen met minder
digitale vaardigheden en/of mogelijkheden eenvoudig te gebruiken zijn.
Het kabinet ziet de koppeling van een aantal elektronische vertrouwensdiensten in
de European Digital Identity Wallet als positief. Hierdoor zal het gebruik van vertrouwensdiensten vergemakkelijkt worden,
hetgeen weer bijdraagt aan de groei van het aantal betrouwbare digitale transacties.
Hiermee wordt de Nederlandse digitale economie op een verantwoorde manier versterkt.
Het kabinet is positief over de toevoeging van de vijf bovengenoemde vertrouwensdiensten.
Wel is het met name bij de elektronische attestatie van attributen de vraag op welke
manier dit zal worden uitgevoerd. Aangezien de attestatie van attributen direct verband
houdt met elektronische identificatie, is het van groot belang dat de regels en standaarden
hieromtrent aansluiten bij de standaarden van de door de lidstaten uit te geven of
goedgekeurde wallets. Belangrijk aandachtspunt voor het kabinet is de organisatie van het toezicht en
de toepassing van deze ontwikkeling in de Nederlandse context. Het is ook belangrijk
dat er duidelijkheid komt over eventueel verplicht gebruik en verplichte erkenning
van de geattesteerde attributen.
In relatie tot de NIB-richtlijn vraagt het kabinet zich af wat de toegevoegde waarde
is van de verschuiving van de zorg- en meldplicht vanuit de eIDAS-verordening naar
de NIB-richtlijn, en de daaraan gerelateerde wijzigingen in de eIDAS-verordening.
Het kabinet ziet hierin het risico dat daarmee de bredere werking van waarborgen voor
vertrouwensdiensten, anders dan gericht op netwerk- en informatiesystemen, die van
cruciaal belang zijn, voor de betrouwbaarheid van de diensten onderbelicht of verloren
raken. Het kabinet kan hier niet zonder meer mee akkoord gaan en zal hier nadere verduidelijking
bij de Commissie over vragen.14 Te allen tijde zal het kabinet de coherentie tussen wetgeving, in het bijzonder tussen
de NIB-richtlijn en de eIDAS-verordening, bewaken.
Ook is het kabinet positief over de verplichting voor browserleveranciers om gekwalificeerde
certificaten voor websiteauthenticatie te accepteren. Hiermee wordt de afhankelijkheid
van browsers voor gebruikers beperkt en wordt eventuele onzekerheid over de betrouwbaarheid
van websites weggehaald als ze voldoen aan de Europese standaarden. Zorgpunt hierbij
is dat er geen maatregelen voor handhaving van deze verplichting zijn opgenomen in
het voorstel.
c) Eerste inschatting van krachtenveld
De eerste reacties van de lidstaten op het voorstel zijn overwegend positief. Wallets worden door alle lidstaten, waaronder Nederland, als relevante technologie gezien
met veel potentieel. Meerdere lidstaten hebben vragen en twijfels over de korte termijnen
voor inwerkingtreding.
De positie van het Europees Parlement is nog niet bekend. De verwachting is dat het
Europees Parlement positief zal staan tegenover het initiatief van de Commissie.
4. Beoordeling bevoegdheid, subsidiariteit en proportionaliteit
a) Bevoegdheid
Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de bevoegdheid is positief. Het voorstel
vindt zijn rechtsgrondslag in artikel 114 VWEU. Artikel 114 geeft de EU de bevoegdheid
tot harmonisatie van nationale wetgeving die de instelling en de goede werking van
de interne markt betreft. Het kabinet kan zich vinden in deze voorgestelde rechtsbasis,
aangezien het voorstel de goede werking van de digitale interne markt faciliteert
door met wederzijdse erkenning van elektronische identificatiemiddelen en harmonisatie
van vertrouwensdiensten, veilige en betrouwbare elektronische transacties tussen bedrijven
en overheden te bevorderen. Op het terrein van de interne markt heeft de EU een met
de lidstaten gedeelde bevoegdheid (artikel 4, lid 2, sub a, VWEU).
b) Subsidiariteit
Het kabinet beoordeelt de subsidiariteit als positief. Het voorstel heeft tot doel
te zorgen voor een goede werking van de digitale interne markt door met wederzijdse
erkenning van eID's en met harmonisatie van vertrouwensdiensten veilige en betrouwbare
elektronische transacties tussen burgers, bedrijven en overheden te bevorderen. Om
deze doelstellingen te bereiken, is optreden op EU-niveau gerechtvaardigd, omdat hiermee
een gelijk speelveld op de interne markt kan worden gecreëerd en belemmeringen op
de interne markt kunnen worden weggehaald.
c) Proportionaliteit
Het kabinet beoordeelt de proportionaliteit als positief. De benadering om lidstaten
te verplichten een eID en een wallet te ontwikkelen en te laten erkennen voor grensoverschrijdend gebruik, acht het kabinet
geschikt om de in het voorstel opgenomen doelstellingen ter bevordering van harmonisatie
van de digitale interne markt te kunnen realiseren. Het voorstel geeft kaderstellende
verplichtingen waarbinnen de eID's en wallets nationaal uitgewerkt kunnen worden. Het voorstel biedt voldoende ruimte aan lidstaten
om eID's en wallets zelf te ontwikkelen of marktinitiatieven goed te keuren en het geeft richting aan
het doel om binnen de interne markt identiteitsgegevens en attributen veilig, betrouwbaar
en eenvoudig te kunnen gebruiken in het publieke en het private domein. Daarnaast
kan de koppeling van vertrouwensdiensten in de European Digital Identity Wallet tot een groter gebruik van deze vertrouwensdiensten leiden en maakt het voorstel
voor de vertrouwensdiensten gebruik van bestaande systematiek. Daarmee verhoudt het
voorstel zich tot het doel en gaat het niet verder dan noodzakelijk om het doel te
bereiken.
Het kabinet vraagt daarbij wel aandacht voor een beheersbare uitvoering. Het voorstel
voorziet nu in een verplichting voor lidstaten om binnen twee jaar na adoptie een
nationale wallet gerealiseerd of erkend te hebben die werkt voor grensoverschrijdend gebruik, terwijl
juridische, beleidsmatige, organisatorische, procesmatige en technische aspecten om
dit mogelijk te maken eerst uitwerking behoeven op EU- en nationaal niveau. Volgens
het kabinet is van belang dat het voorstel ruimte laat voor gefaseerde invoering,
waarbij begonnen wordt met de verplichte invoering en koppeling van eID-componenten,
dat wil zeggen de identificatiefunctie in de wallet. Wanneer dit gerealiseerd is, kunnen lidstaten stapsgewijs attributen hieraan koppelen
en in een wallet invoeren. Daarbij dienen lidstaten in gezamenlijkheid de prioritering
en het tijdspad te kunnen bepalen, ook met het oog op de benodigde aanpassingen in
nationale wet- en regelgeving.
5. Financiële consequenties, gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke
aspecten
a) Consequenties EU-begroting
De administratieve uitgaven van de Commissie worden geschat op 30,8 miljoen euro (voor
de periode 2022–2027), waarvan 22,5 miljoen euro voor operationele fondsen en 8,3
miljoen euro voor extra personele capaciteit die binnen de daarvoor beschikbare budgetten
passen.
Het kabinet is van mening dat eventueel benodigde EU-middelen gevonden dienen te worden
binnen de in de Raad afgesproken financiële kaders van de EU-begroting 2021–2027 en
dat deze moeten passen bij een prudente ontwikkeling van de jaarbegroting.
b) Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid en/ of medeoverheden
Op het terrein van eID betreffen de financiële consequenties vooral de kosten om publieke
instanties gereed te maken voor gebruik van de wallet en de uitwisseling van attributen uit authentieke bronnen. In het impact assessment
heeft de Commissie de financiële consequenties daarvan voor alle lidstaten gezamenlijk
geraamd op bijna 1 miljard euro.
Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) ontwikkelt, beheert
en exploiteert de generieke digitale infrastructuur voor grensoverschrijdend gebruik
van eID-middelen ter uitvoering van de huidige eIDAS-verordening, en ondersteunt dienstverleners
bij het aansluiten op en gebruik van de nationale eIDAS-voorzieningen. De huidige
eIDAS-infrastructuur en -voorzieningen kunnen geïntegreerd worden in en/of gekoppeld
worden aan het nieuwe raamwerk voor Europese digitale identiteiten. Op basis van de
huidige kosten voor de eIDAS-infrastructuur en -voorziening worden de kosten voor
BZK voor eerst transitie naar en daarna beheer en exploitatie van een nieuw raamwerk
voor Europese digitale identiteiten geschat op 20 miljoen euro per jaar. Daarnaast
dient geïnvesteerd te worden in de ontwikkeling, het beheer en de exploitatie van
één of meer nationale wallets. De kosten daarvan zijn onbekend en zijn afhankelijk van marktontwikkelingen. De
Commissie raamt de kosten voor implementatie en beheer van een wallet op ruim tien miljoen euro per jaar, hetgeen aan de lage kant lijkt, gelet op de kosten
voor ontwikkeling en beheer van vergelijkbare voorzieningen.
Zoals nu ook geschiedt met de eIDAS-voorzieningen, zal BZK de dienstverleners kunnen
ondersteunen in de aansluiting op het nieuwe raamwerk, waarbij ze de kosten voor (aanpassing
van) de aansluiting zelf dragen. Ten opzichte van de huidige situatie, zullen de uitwisseling
van attributen en het ontsluiten van vertrouwensdiensten in de wallet extra aanpassingen en investeringen vragen van de dienstverleners, voor sommige meer
dan voor andere, afhankelijk van de hoeveelheid attributen die dienen te worden verwerkt.
De hoogte van de kosten op jaarbasis en de mogelijkheid om de investeringen mee te
nemen in reguliere doorontwikkelingen, zijn nu niet in te schatten en zullen sterk
afhangen van fasering in de implementatie. De kosten voor het aansluiten op de wallet zullen nader in kaart moeten worden gebracht. De uitvoeringsorganisaties en de koepels
van de medeoverheden zullen bij de implementatie van de verordening worden betrokken.
Naar verwachting zullen de lasten voor toezicht op vertrouwensdiensten toenemen door
het toegenomen aantal gebruikers en aanbieders. De precieze kosten zijn afhankelijk
van marktontwikkelingen.
De budgettaire gevolgen voor Nederland worden ingepast op de begroting van het beleidsverantwoordelijke
departement, conform de regels van de budgetdiscipline. Daarbij dient ook rekening
gehouden te worden met financiële gevolgen voor lokale overheden.
c) Financiële consequenties en gevolgen voor regeldruk voor bedrijfsleven en burger
Het voorstel beoogt de financiële lasten en de regeldruk voor burgers en bedrijven
bij transacties met overheden en bedrijven te verminderen, door te bevorderen dat
ze over de grens zoveel mogelijk digitaal zaken kunnen doen met nationale eID-middelen
waarmee ze in het land van herkomst en/of vestiging ook al werken. Het voorstel past
binnen de ambities van het kabinet om de regeldruk voor burgers en bedrijven kleiner
maken door de digitale dienstverlening te bevorderen en te verbeteren.
In het impact assessment wordt gesteld dat de lasten om te voldoen aan de AVG minder
worden door dit voorstel, maar de vraag is hoe dit wordt onderbouwd.
d) Gevolgen voor concurrentiekracht en geopolitieke aspecten
Het eIDAS-raamwerk voor vertrouwensdiensten is internationaal erkend en zal naar verwachting
worden erkend als een modelraamwerk voor de Verenigde Naties. Een sterker en breder
gebruikt Europees raamwerk voor betrouwbare elektronische identiteiten en authenticaties
zou kunnen bijdragen aan meer bedrijvigheid en een betere positie van Europese bedrijven.
Dit in het bijzonder als dit zou leiden tot koploperschap in betrouwbare systemen
voor digitale identiteiten en attributen en meer digitalisering, effectiviteit en
efficiëntie van dienstverlening.
6. Implicaties juridisch
a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid
(inclusief toepassing van de lex silencio positivo)
Nationale uitvoeringsregelgeving is nodig vanwege de brede werkingssfeer van het voorstel.
Basis hiervoor zou moeten vormen de tweede tranche van de Wdo die momenteel wordt
voorbereid. Het betreft aanpassingen die digitale transacties met nationale eID-middelen
in het private domein mogelijk moeten maken, die gegevensuitwisseling onder regie
van de burger faciliteren, die naast identificerende ook andere typen gegevens reguleren
en die maatregelen voor inzage, correctie en bescherming van gebruikers, certificering,
elektronische archivering, toezicht en handhaving verder uitwerken. Tot slot zullen
voor eID-middelen de Paspoortwet en de Wegenverkeerswet en voor vertrouwensdiensten
de Telecommunicatiewetwet en onderliggende regelingen en besluiten in lijn moeten
worden gebracht met het voorstel.
Het voorstel is in lijn met de AVG. Daarnaast bevat het voorstel specifieke waarborgen
om te voorkomen dat leveranciers van eID-middelen en van attributen de gegevens van
gebruikers combineren en aanwenden voor andere diensten. Ook verplicht het voorstel
tot gescheiden opslag van gegevens. Essentieel is voorts dat gebruikers bepalen welke
data met wie gedeeld wordt en dat gebruikers geïnformeerd moeten worden over de benodigde
attributen en gegevens voor afname van een concrete dienst, die alleen gedeeld mogen
worden als dit in overeenstemming is met nationaal recht en niet meer dan voor het
gebruik van een bepaalde dienst noodzakelijk is.
b) Gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen, incl. NL-beoordeling daarvan
Het voorstel kent de Commissie meerdere (uitvoerings- en gedelegeerde) bevoegdheden
toe om te beginnen ten aanzien van de wallet.
Binnen 6 maanden na inwerkingtreding van de verordening kan de Commissie bij uitvoeringshandelingen
technische en operationele specificaties en referentiestandaarden vaststellen met
gebruik van de onderzoeksprocedure (art. 6a, lid 11). Hoewel het hier aspecten betreft
met een zekere beleidsrelevantie, gaat het volgens het kabinet niet om essentiële
onderdelen van de verordening, waardoor toekenning van deze bevoegdheden mogelijk
is. De bevoegdheid betreft voorts de nadere invulling van deze standaarden en specificaties
om ervoor te zorgen dat deze in alle lidstaten volgens eenvormige voorwaarden wordt
uitgevoerd. Gelet hierop kan het kabinet zich in uitvoering (in plaats van delegatie)
vinden. Vanwege de algemene strekking van de handeling is de voorgestelde onderzoeksprocedure,
waarbij nauwe betrokkenheid van de lidstaten gewaarborgd is, aangewezen (artikel 2,
lid 2, onder a), comitologieverordening).
Daarnaast kan de Commissie binnen 6 maanden na inwerkingtreding van de verordening
bij uitvoeringshandelingen vaststellen de technische en operationele specificaties
voor dienstverleners, een lijst van standaarden voor de certificering van nationale
wallets, de formats en procedures waarmee wallets kunnen worden aangemeld, de maatregelen
voor veiligheidsinbreuken, de maatregelen voor unieke identificatie in het raamwerk
en de kwalificatie en de verificatie van attributen (art. 6b, lid 4, 6c, lid 4, 6d,
lid 3, 10a, lid 5, 11a, lid 3, 45c, lid 4, en 45d, lid 2) Het gebruik van uitvoeringshandelingen
is mogelijk en wenselijk, vanwege de aard van de materie; het betreft geen essentiële
onderdelen van de verordening, maar primair technische en procedurele aspecten waarbij
bovendien flexibiliteit/snelle aanpassing mogelijk moet zijn. Ook ten aanzien van
deze onderdelen zien de handelingen op het stellen van eenvormige voorwaarden, en
ligt uitvoering in plaats van delegatie volgens het kabinet voor de hand. Het kabinet
vindt echter dat ten aanzien van standaarden voor certificering van de wallets (art. 6c,
lid 4) en de specificering van veiligheidsmaatregelen (art. 10a, lid 5) de onderzoeksprocedure
zou moeten worden opgenomen vanwege de algemene strekking van de betreffende handelingen
(artikel 2, lid 2, onder a), comitologieverordening). De comitologieverordening zou
op deze punten dus zorgvuldiger moeten worden toegepast. Het kabinet zal zich hier
tijdens de onderhandelingen voor inzetten.
Voorts wordt voorgesteld dat de Commissie bij gedelegeerde handelingen de specifieke
toetsingscriteria vaststelt voor geaccrediteerde toetsingsinstanties van lidstaten
die de conformiteit van wallets beoordelen (art. 6c, lid 6). Ook dient de Commissie
bij gedelegeerde handelingen de criteria te herzien voor de verplichte of vrijwillige
acceptie van wallets in digitale transacties in het publieke en het private domein
op basis van de uitkomsten van een assessment binnen 18 maanden na adoptie van het
voorstel (art. 12b, lid 5). Delegatie van deze bevoegdheden acht het kabinet niet
mogelijk, omdat deze vanuit het oogpunt van betrouwbaarheid, veiligheid en toegankelijkheid
essentiële onderdelen behelzen, de materiele reikwijdte van de verordening raken en
politieke afweging vergen. Regulering in de verordening zelf ligt op deze punten in
de rede. Het kabinet zal zich hier tijdens de onderhandelingen voor inzetten.
Ten aanzien van de vijf nieuwe elektronische vertrouwensdiensten kent het voorstel
de Commissie de bevoegdheid toe om uitvoeringshandelingen vast te stellen om referenties
naar de relevante technische standaarden te maken (art. 24, lid 1a; 29a, lid 2; 39a;
45c, lid 4; 45d, lid 2; 45g; 45i, lid 3). De bevoegdheden voor de nieuwe vertrouwensdiensten
zijn van gelijke aard als de bevoegdheden rondom de reeds in de eIDAS-verordening
genoemde vertrouwensdiensten. Toekenning van deze bevoegdheden is mogelijk, omdat
de referenties naar technische standaarden niet-essentiële onderdelen van de verordening
betreffen. Omdat gekwalificeerde vertrouwensdiensten overal in de interne markt dezelfde
juridische status hebben, is het wenselijk dat er uniforme voorwaarden worden gesteld
aan de gekwalificeerde vertrouwensdiensten. Deze uitvoeringshandelingen stellen deze
eenvormige voorwaarden en daarom zijn uitvoeringshandelingen, in plaats van gedelegeerde
handelingen, met gebruik van de onderzoeksprocedure, gezien de algemene strekking
ervan (artikel 2, lid 2, onder a), comitologieverordening), op hun plaats.
De verordening wijzigt ook de reeds bestaande uitvoeringshandelingen rondom vertrouwensdiensten.
In de artikelen 24, lid 5; 28, lid 6; 31, lid 3; 32, lid 3; 34, lid 3; 37, lid 4;
38, lid 6; 42, lid 2; 44, lid 2; 45, lid 2 (gewijzigd naar lid 3) wordt voorgesteld
om de bestaande bevoegdheid van de Commissie tot uitvoering te wijzigen in een verplichting,
waarbij de Commissie binnen zes of twaalf maanden na inwerkingtreding tot de relevante
uitvoeringshandeling moet komen. Nederland heeft hier eerder op aangedrongen, omdat
de referentie naar technische standaarden voor duidelijkheid zorgt of aan de voorwaarden
voor een bepaald betrouwbaarheidsniveau is voldaan. Het kabinet beoordeelt deze wijziging
dan ook positief. Het gaat hier niet om nieuwe bevoegdheden.15
Ook leidt de voorgestelde wijziging van de NIB-richtlijn en de daarvoor benodigde
wijzigingen van de eIDAS-verordening tot wijzigingen in de bestaande bevoegdheden
voor uitvoeringsbesluiten rondom het toezicht (art. 17, lid 8; 18, lid 5; 20, lid 4;
21, lid 4). In aanvulling op de maatregelen uit de gewijzigde NIB-richtlijn wordt
voorts voorgesteld dat de Commissie de bevoegdheid krijgt om gedelegeerde handelingen
aan te nemen ten aanzien van de maatregelen die moeten worden genomen in het kader
van de zorgplicht (art. 24, lid 6). Het kabinet heeft bezwaren tegen de relevante
wijzigingen in de NIB-richtlijn, omdat dit de zorg- en meldplicht voor vertrouwensdienstverleners
uitholt. Daarom ziet het kabinet de daaraan verwante wijzigingen in de eIDAS-verordening
als ongewenst. Toekenning van deze bevoegdheden acht het kabinet ook niet mogelijk,
omdat deze vanuit het oogpunt van het goed functioneren van toezicht, de zorg- en
meldplicht essentiële onderdelen behelzen die politieke afweging vergen. Regulering
in de verordening zelf ligt daarom op deze punten in de rede., Het kabinet zal zich
hier tijdens de onderhandelingen voor inzetten.
Ten aanzien van de internationale aspecten krijgt de Commissie de bevoegdheid om uitvoeringsbesluiten
vast te stellen over de voorwaarden waaronder in derde landen gevestigde vertrouwensdienstverleners
en -diensten erkend kunnen worden als gelijkwaardig aan in de EU gevestigde gekwalificeerde
vertrouwensdienstverleners en -diensten (art. 14, lid 1). Toekenning van deze bevoegdheden
is mogelijk omdat de bovengenoemde voorwaarden niet-essentiële onderdelen van de verordening
betreffen. Het stellen van deze voorwaarden heeft geen invloed op de eisen die gesteld
worden aan gekwalificeerde vertrouwensdienstverleners en -diensten in de EU. Uitvoering,
in plaats van delegatie, ligt voor de hand omdat hiermee eenvormige voorwaarden worden
gesteld voor de uitvoering van de verordening.
De voorgestelde onderzoeksprocedure is, gezien de algemene strekking van deze handelingen
(artikel 2, lid 2, onder a), comitologieverordening), hier wenselijk en op zijn plaats.
c) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen), dan wel voorgestelde datum
inwerkingtreding (bij verordeningen en besluiten) met commentaar t.a.v. haalbaarheid
Het voorstel treedt in werking 12 maanden na adoptie en 12 maanden daarna dienen lidstaten
de wallet gerealiseerd te hebben. Gezien de benodigde trajecten tot aanpassing van wet- en
regelgeving en de noodzakelijke technische en procesmatige transities, ook om attributen
toe te kunnen voegen in wallets, is deze termijn onuitvoerbaar. Daarbij komt dat de handelingen die essentieel zijn
om te kunnen implementeren, pas 6 of 12 maanden na inwerkingtreding vastgesteld zullen
worden door de Commissie. Het zal daarmee praktisch onmogelijk zijn voor lidstaten
om de wallet tijdig te implementeren, laat staan daarin attributen te koppelen. Nationale realisatie
kan pas plaatsvinden, nadat de Commissie hiervoor de benodigde handelingen heeft vastgesteld.
Een onbeantwoorde vraag daarbij is aan welke vorm(en) van uitwisseling van welke attributen
de meeste behoefte is binnen de interne markt en wat er nodig is om dit mogelijk te
maken.
d) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling
Evaluatie kan worden gesteund, maar niet binnen een periode van 24 maanden na adoptie
van het voorstel. Voorgesteld wordt om binnen 48 maanden na adoptie tot evaluatie
over te gaan.
e) Constitutionele toets
Lidstaten dienen een wallet beschikbaar te stellen voor degenen die dit willen gebruiken. Het voorstel verplicht
burgers en bedrijven niet om een wallet aan te schaffen of om daarmee digitaal zaken te doen met overheden of bedrijven. Lidstaten
behouden de ruimte om alternatieve vormen van transacties overeind te houden.
Het nieuwe raamwerk zou gebruikers ook controle dienen te geven over de verstrekking
van gegevens op een hoog betrouwbaarheidsniveau. Voor het kabinet is van belang dat
gebruikers bewust en geïnformeerd toestemming geven om gegevens te delen met hun wallet
en niet (indirect) gedwongen worden om dit te doen, en dat de gegevens van burgers
en bedrijven optimaal beschermd worden, ook bij gebruik bij private transacties over
de grens.
De verwerking van persoonsgegevens die voortvloeit uit deze verordening, dient plaats
te vinden in overeenstemming met de AVG16, richtlijn Gegevensbescherming, opsporing en vervolging en met de grondrechten op
eerbiediging van het privéleven en de bescherming van persoonsgegevens (resp. artikel 7
en 8 van het Handvest van de grondrechten van de EU). Het kabinet geeft nadrukkelijk
aandacht aan de wijze waarop de voorstellen van de Commissie zich verhouden tot de
genoemde wetgeving en jurisprudentie.
Het voorstel heeft oog voor de digitale toegankelijkheid voor personen met een handicap,
zodat zij op een gelijkwaardige manier gebruik kunnen maken van de wallet en andere erkende eID-middelen. Onder meer de informatie die nodig is voor de identificatiefunctie
moet waarneembaar, bedienbaar, begrijpelijk en robuust gemaakt worden. Het kabinet
vraagt de Commissie om verheldering hoe de toegankelijkheidsvoorschriften in het voorstel
zich verhouden tot de European Accessibility Act (EAA)17.
7. Implicaties voor uitvoering en/of handhaving
Ten opzichte van de huidige eIDAS-verordening zal dit voorstel naar verwachting tot
meer inspanning en lasten leiden voor het beheer van en het toezicht op eID-stelsel
en -middelen, omdat deze oplossingen (zoals wallets) meer functionaliteiten en gegevens dan alleen identiteitsgegevens en meer aanbieders
en gebruikers ervan zullen bevatten. Die verruiming van de reikwijdte en het gebruik
zal ook van uitvoerende instanties vragen op termijn hun digitale processen en producten
aan te passen. De impact en uitvoerbare doorlooptijd hiervan zal moeten worden onderzocht.
Door het toenemend aantal vertrouwensdiensten waarop toezicht zal moeten worden gehouden
en door de introductie van de wallet is de verwachting dat dit voorstel tot meer lasten
zal leiden op het terrein van toezicht. Voor een Europese afstemming van toezichtactiviteiten
en een geharmoniseerde uitleg van bepalingen is afstemming en samenwerking nodig.
Het kabinet ziet graag in het voorstel aandacht voor de inrichting van Europese samenwerking
tussen de organisaties met toezichtstaken op het terrein van elektronische identiteiten
en vertrouwensdiensten.
Op basis van het voorstel is het voor uitvoeringsorganisaties en medeoverheden niet mogelijk om te bepalen wat de implicaties zijn van de implementatie
van de verordening voor de uitvoering. De voorlopige inschatting is dat, met het later
bekend worden van de uitvoeringsregelgeving en de verwerking in nationale wet- en
regelgeving, zal blijken dat uitvoeringsorganisaties en medeoverheden aanzienlijke
aanpassingen moeten doen in hun digitale infrastructuur en processen om de wallet
en nieuwe vertrouwensdiensten te ontsluiten en te incorporeren in hun dienstverlening.
Het kabinet zal de potentiële gevolgen van de verordening voor uitvoeringsorganisaties
en medeoverheden daarom nauwlettend volgen.
8. Implicaties voor ontwikkelingslanden
Het voorstel heeft de ambitie om een breed Europees raamwerk neer te zetten voor elektronische
identificatie en vertrouwensdiensten. Dit zou volgens de Commissie een positief effect
kunnen hebben op internationale samenwerking. Op de lange termijn zou dit raamwerk
als voorbeeld kunnen dienen voor initiatieven in andere landen. Daarvan zouden zowel
Europese bedrijven als derde landen kunnen profiteren.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A.M. Kaag, minister van Buitenlandse Zaken
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.