Brief regering : Evaluatie en voortgang verscherpt toezicht op studenten en onderzoekers in gevoelige onderwijs- en onderzoeksgebieden
30 821 Nationale Veiligheid
               31 288
                Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid
         
Nr. 152
                   BRIEF VAN DE MINISTERS VAN BUITENLANDSE ZAKEN EN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 juli 2021
Zoals eerder aan uw Kamer gemeld1 is sinds april 2019 een Taskforce bestaande uit medewerkers van de Ministeries van
                  Buitenlandse Zaken, Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, en Justitie en Veiligheid ingesteld
                  om vorm te geven aan verscherpt toezicht op studenten en onderzoekers in gevoelige
                  onderwijs- en onderzoeksgebieden. Dit verscherpt toezicht ziet op het op een zorgvuldige
                  en non-discriminatoire wijze toetsen van studenten en onderzoekers in gevoelige onderwijs-en
                  onderzoeksgebieden op een mogelijke relatie met het Iraanse ballistische raketprogramma
                  om in te schatten of er een risico bestaat op overtreding van de EU Iran-sanctieverordening
                  267/2012. Zoals ook eerder aan uw Kamer gemeld maakt het kabinet zich in toenemende
                  mate zorgen over het ballistische raketprogramma van Iran en heeft om die reden het
                  toezicht verscherpt.2
Vanaf de start van de Taskforce in april 2019 zijn er in totaal ruim 750 studenten
                  en onderzoekers van 5 universiteiten en 1 hogeschool getoetst om in te schatten of
                  er een risico bestaat op overtreding van de EU Iran-sanctieverordening 267/2012. Omdat
                  voor toegang tot bepaalde specifieke onderwijs- en onderzoeksgebieden tevens een ontheffing
                  is vereist onder de Sanctieregeling Noord-Korea 20173, is daarnaast beoordeeld of het risico bestaat dat de op die terreinen verworven
                  kennis bijdraagt aan proliferatiegevoelige activiteiten van Noord-Korea of aan de
                  ontwikkeling van systemen voor de overbrenging van kernwapens in Noord-Korea. In gesprekken
                  met kennisinstellingen heeft het kabinet sinds december 2019 een aantal nieuwe onderwijs-
                  en onderzoeksgebieden die relevant zijn voor de productie en ontwikkeling van ballistische
                  raketten in kaart gebracht. Het gaat hierbij om twee studentenprojecten. Uit de grondige
                  toetsing is gebleken dat van de ruim 750 getoetste studenten en onderzoekers een tiental
                  personen op basis van hun kennis en netwerk een mogelijk risico vormen voor wat betreft
                  ongewenste (bedoelde of onbedoelde) kennisoverdracht ten gunste van het Iraanse ballistische
                  raketprogramma.
               
De opdracht van de Taskforce is om de kennisinstellingen te adviseren over risico’s
                  op overtreding van de EU Iran-sanctieverordening 267/2012. Het is de verantwoordelijkheid
                  van de universiteit om te voldoen aan de bepalingen in de EU Iran-sanctieverordening
                  267/2012 en om op basis van een verhoogd risicoadvies noodzakelijke maatregelen te
                  nemen. Het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft met de desbetreffende
                  kennisinstellingen besproken welke maatregelen getroffen kunnen worden om overtreding
                  van de verboden in de EU Iran-sanctieverordening 267/2012 binnen hun instelling te voorkomen. Daarbij kan gedacht worden aan
                  maatregelen zoals onder meer het afschermen van kritieke kennis, het kritisch beoordelen
                  van nieuwe onderzoeksvoorstellen en het verbreken van risicovolle samenwerkingsverbanden.
                  In uiterste gevallen betreft het een aanpassing of zelfs beëindigen van de studie
                  of het onderzoek van de desbetreffende persoon. Dergelijke maatregelen zijn in een
                  aantal gevallen daadwerkelijk getroffen. De Taskforce heeft geen bevoegdheid om concrete
                  overtredingen formeel vast te stellen of om door de kennisinstellingen genomen maatregelen
                  te beoordelen. Wel bevestigt het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap schriftelijk
                  aan de kennisinstellingen op de hoogte te zijn van de door de kennisinstellingen getroffen
                  maatregelen.
               
Omdat bovenstaande processen op langere termijn structureel ingebed moeten worden,
                  in ieder geval tot het bredere toetsingskader zoals aangekondigd in de Kamerbrief
                  Kennisveiligheid hoger onderwijs en wetenschap4 in werking zal treden, heeft het kabinet ABDTOPConsult gevraagd een evaluatie uit
                  te voeren van de Taskforce, zie de publieksversie van het rapport in de bijlage bij
                  deze Kamerbrief5. Een vertrouwelijke versie van het evaluatierapport zal uw Kamer separaat toekomen6. Het doel van de evaluatie was het optimaliseren van de huidige toetsing, de beoordeling
                  van de getroffen maatregelen op doelmatigheid en effectiviteit en het leren van de
                  opgedane ervaringen ten behoeve van de ontwikkeling van structurele maatregelen. In
                  voorliggende Kamerbrief wordt uw Kamer mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid
                  geïnformeerd over de uitkomsten van deze evaluatie, de aanbevelingen die in dit kader
                  zijn gedaan en de beleidsreactie daarop. Ook wordt ingegaan op bredere maatregelen
                  om ongewenste kennis- en technologieoverdracht tegen te gaan.
               
Evaluatie Taskforce
ABDTOPConsult concludeert dat er een toetsingsproces is ingericht dat goed functioneert.
                  De maatregelen hebben bijgedragen aan de doelen van de Sanctieregeling Noord-Korea
                  2017 en de EU Iran-sanctieverordening 267/2012 alsook aan het implementeren en handhaven
                  van deze regelingen in het Nederlandse hoger onderwijs en onderzoek waardoor veiligheidsrisico’s
                  zijn verminderd. Tegelijkertijd concludeert ABDTOPConsult dat een aantal (doel)groepen
                  niet wordt getoetst en dat de organisatie, inrichting van de werkprocessen en de informatievoorziening
                  kunnen worden verbeterd. Tevens wordt aanbevolen om de focus van de toetsing op medewerkers
                  van de universiteiten te leggen. Tot deze afweging zou gekomen kunnen worden nadat
                  is vastgesteld dat het kennisveiligheidsbeleid van de instellingen op orde is. Ontvlechting
                  tussen beleid en uitvoering is noodzakelijk voor verdere professionalisering, ook
                  als wordt besloten tot voortzetting van de Taskforce in een eventuele bredere toepassing.
                  Digitalisering van (een deel van) het proces en versterking van de administratieve
                  ondersteuning zouden tot productiviteitwinst kunnen leiden.
               
Aanbevelingen en beleidsreactie
In het evaluatierapport staat een aantal aanbevelingen:
1. Professionaliseer de eenheid als uitvoeringstaak
a. Uitvoerende taken bij elkaar onder een eenheid bij de Dienst Uitvoering Onderwijs
b. Digitaliseer waar mogelijk het proces
c. Verstrek mandaat aan het hoofd van de eenheid om het werkproces te verkorten
d. Versterk de kennis en kunde
e. Benodigde capaciteit
f. Verbeter de informatievoorziening
2. Organiseer het opdrachtgeverschap eenduidig
3. Laat de volgorde van de aanvraag van verblijfsvergunning en ontheffing/advies aan
                           universiteiten
                        
4. Overweeg de focus op medewerkers te leggen bij de toetsing
5. Wijs de universiteiten erop dat ze verantwoordelijk zijn en blijven voor compliance
6. Creëer een eenduidig proces voor het toevoegen en verwijderen van risicovolle onderwijs-
                           en onderzoeksgebieden
                        
7. Sluit aan bij de best practices interne monitoring en toezicht van de universiteiten
8.  Onderzoek hoe betrokkenen zich kunnen verweren tegen de gevolgen van een verhoogd
                           risicoadvies
                        
Deze aanbevelingen worden grotendeels door het kabinet overgenomen.
Een deel op de korte termijn (1b, c, f, 2 en 8) en een deel wordt meegenomen bij het
                     ontwerp van het bredere toetsingskader ongewenste kennisoverdracht dat in 2023 in
                     werking zal treden (1a, d–f, 5, 6 en 7). Aanbeveling 3 wordt niet overgenomen en aanbeveling
                     4 wordt nader onderzocht. Hieronder volgt hiervan een nadere uiteenzetting.
                  
Aanbevelingen 1b, c, f, 2 en 8
Om het aantal onvolledige aanvragen bij het OCW-loket kennisembargo te minimaliseren
                  wordt het aanvraagformulier gedigitaliseerd. De tekenbevoegdheid van zowel de besluiten
                  om al dan niet een ontheffing te verlenen als de niet verhoogde risicoadviezen af
                  te geven worden om het werkproces te verkorten bij een persoon bij het Ministerie
                  van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap belegd. Verhoogde risicoadviezen worden bij het
                  Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap naar de Directeur Generaal geëscaleerd.
                  De informatie op de rijksoverheid pagina van het OCW-loket kennisembargo zal op basis
                  van de aanbevelingen worden aangevuld en met de Immigratie- en Naturalisatiedienst
                  (IND) wordt gesproken over het verbeteren van de informatievoorziening ten aanzien
                  van het delen van risicoadviezen van de Taskforce met de IND. Het Ministerie van Onderwijs,
                  Cultuur en Wetenschap zal op 1 januari 2022 het coördinerend opdrachtgeverschap van
                  de Taskforce overnemen van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Het Ministerie van
                  Buitenlandse Zaken en het Ministerie van Justitie en Veiligheid zullen vanuit hun
                  specifieke expertise een bijdrage blijven leveren aan het werk van de Taskforce.
               
De Sanctieregeling Noord-Korea 2017 voorziet in het instrument van ontheffing. Als
                  aan een student of onderzoeker een ontheffing wordt geweigerd kan hij of zij daartegen
                  binnen zes weken bezwaar maken. De toetsing op de verboden uit de EU Iran-sanctieverordening
                  267/2012 mondt uit in een risicoadvies aan de universiteit. In dit advies wordt uiteengezet
                  waar de risico’s voor de universiteit met betrekking tot de overtreding van deze verordening
                  zitten. Verweer tegen de gevolgen van een verhoogd risicoadvies kan niet worden gevoerd
                  door middel van het maken van bezwaar bij de rijksoverheid, omdat het risicoadvies
                  geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht is waartegen bezwaar open
                  staat. Het is de verantwoordelijkheid van de universiteit om te voldoen aan de bepalingen
                  in de EU Iran-sanctieverordening 267/2012 en om op basis van een verhoogd risicoadvies
                  noodzakelijke maatregelen te nemen. Tegen deze maatregelen kan een student of onderzoeker
                  zich verweren bij de universiteit. Onderzocht zal worden of een student of onderzoeker
                  bij de universiteiten voldoende mogelijkheden heeft zich te verweren en hierover voldoende
                  wordt geïnformeerd.
               
Aanbevelingen 1a, d–f, 5, 6 en 7
Het kabinet acht het niet wenselijk om de werkzaamheden onder te brengen bij de Dienst
                  Uitvoering Onderwijs (DUO) omdat DUO niet de aangewezen partij is voor het behandelen
                  van aanvragen daar deze werkzaamheden niet tot de kerntaak van DUO behoren. Ook ontbreekt
                  bij DUO het netwerk en specialistische (technische) kennis om de aanvragen en de risico’s
                  daarvan te beoordelen. Deze en de aanbevelingen 1d–f, 5, 6 en 7 worden meegenomen
                  in de uitwerking van de beleidsmaatregelen die zijn aangekondigd in de Kamerbrief
                  kennisveiligheid hoger onderwijs en wetenschap van 27 november 20207.
               
Aanbevelingen 3 en 4
Aanbeveling 3 wordt niet overgenomen. Dit heeft te maken met de vereisten voor het
                  intrekken dan wel weigeren van een verblijfsvergunning. Als de volgorde wordt omgedraaid
                  kan de onwenselijke situatie ontstaan dat iemand al een verblijfsvergunning heeft
                  gekregen en in Nederland is en vervolgens geen ontheffing krijgt of dat een verhoogd
                  risicoadvies wordt afgegeven. Het intrekken van een verblijfsvergunning is een zwaardere
                  procedure dan het niet aanvragen van een verblijfsvergunning door een kennisinstelling
                  of het weigeren.
               
Aanbeveling 4 wordt nader onderzocht. Op grond van de EU Verordeningen en besluiten
                  in het kader van het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid (GBVB) betreffende
                  beperkende maatregelen tegen Iran en Noord-Korea mag geen gespecialiseerde kennis
                  worden overgedragen die gebruikt kan worden voor proliferatiegevoelige activiteiten
                  in die landen. In de bachelorfase wordt dergelijke gespecialiseerde kennis niet aangeboden,
                  maar enkel kennis die in principe ook in openbare bronnen te vinden is. De vrijstelling
                  van bachelorstudenten is daarom in overeenstemming met de genoemde EU-regelgeving.
                  In aanloop naar oprichting van de Taskforce is bekeken welke onderwijs- en onderzoeksgebieden
                  een risico vormen voor ongewenste kennisoverdracht. In samenwerking met betrokken
                  universiteiten is vervolgens een lijst vastgesteld. De onderwijs- en onderzoeksgebieden die daar worden genoemd worden in
                  sommige gevallen aangeboden tijdens de masterfase. Dat betekent dat er in de masterfase
                  wel een risico op ongewenste kennisoverdracht bestaat. Het categorisch vrijstellen
                  van alle masterstudenten van het verbod zou dan ook in strijd zijn met de EU-Verordeningen
                  en GBVB-besluiten. Vanuit het oogpunt van proportionaliteit zal nader onderzocht worden
                  of er alternatieven zijn voor toetsing van de masterstudenten. Ook bij alternatieven
                  voor toetsing moeten de sanctieverordeningen worden nageleefd. Uiterlijk in het najaar
                  zullen hierover gesprekken worden gevoerd met de betrokken instellingen.
               
Toetsing verschillende doelgroepen
Als een visiting scientist of een onderzoeker die verbonden is aan een andere onderzoeksgroep – ook in het Hoger
                  Beroepsonderwijs – onderwijs wil volgen of deelneemt aan onderzoek in één van de aangewezen
                  onderwijs- of onderzoeksvelden dan dient die persoon een ontheffingsaanvraag in te
                  dienen. In de praktijk komen ontheffingsaanvragen van dergelijke doelgroepen voor.
                  Het bereik van de ontheffingsplicht is echter niet beperkt tot studenten en onderzoekers.
                  De ontheffingsplicht geldt voor iedereen aan wie «gespecialiseerde kennis» wordt overgedragen.
                  Daarvan kan ook sprake zijn in het kader van praktische werkzaamheden. Het is en blijft
                  de verantwoordelijkheid van de kennisinstellingen om ervoor te zorgen dat iedereen
                  binnen de aangewezen onderwijs- en onderzoeksvelden en aan iedereen aan wie gespecialiseerde
                  kennis wordt overgedragen over een ontheffing op basis van de Sanctieregeling Noord-Korea
                  2017 beschikt en dat de kennisinstellingen hierdoor niet de EU Iran-sanctieverordening
                  267/2012 overtreden. Het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zal dit in
                  gesprekken met de universiteiten blijven benadrukken.
               
Bredere maatregelen
Zoals hierboven beschreven en aangekondigd in de Kamerbrief Kennisveiligheid hoger
                  onderwijs en wetenschap8 werkt het kabinet aan een breder toetsingskader om ongewenste kennis- en technologieoverdracht
                  tegen te gaan. Risico’s rond ongewenste kennis- en technologieoverdracht zijn namelijk
                  breder dan waarop de hiervoor genoemde sanctieregimes zien, zoals ook wordt toegelicht
                  in het recent door de AIVD, MIVD en NCTV uitgebrachte Dreigingsbeeld Statelijk Actoren9. De ervaringen en inzichten die in het kader van de Taskforce zijn opgedaan worden
                  hierin meegenomen. Zoals ook is aangekondigd in de Kamerbrief Kennisveiligheid hoger
                  onderwijs en wetenschap is het kabinet eind 2020 een kennisveiligheidsdialoog gestart
                  waarbij op bestuursniveau gesprekken worden gevoerd met kennisinstellingen. In deze
                  gesprekken worden beelden over de situatie rond kennisveiligheid bij kennisinstellingen
                  uitgewisseld en aan de hand van concrete casuïstiek mogelijke handelingsperspectieven
                  besproken.
               
De eerste ronde gesprekken is inmiddels afgerond en er vinden vervolggesprekken plaats.
                  Binnenkort wordt ook gestart met een serie kennisveiligheidsdialogen met hogescholen.
               
De Minister van Buitenlandse Zaken,
                  S.A.M. Kaag
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
                  I.K. van Engelshoven
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
 S.A.M. Kaag, minister van Buitenlandse Zaken
- 
              
                  Mede ondertekenaar
 I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.
