Brief regering : Antwoorden op tussenbericht ROB herijking gemeentefonds
35 570 B Vaststelling van de begrotingsstaat van het gemeentefonds voor het jaar 2021
Nr. 25 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 juli 2021
Samen met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) werk ik sinds 2019 aan een
nieuw verdeelmodel voor de algemene uitkering van het gemeentefonds.1
Op 2 februari jl.2 stuurde ik u, mede namens mijn medefondsbeheerder de Staatssecretaris van Financiën
– Fiscaliteit en Belastingdienst, de adviesaanvraag over het verdeelvoorstel voor
de verdeling van het gemeentefonds aan de Raad voor het Openbaar Bestuur (ROB). Dit
verdeelvoorstel leidde tot diverse reacties van gemeenten, het tussenbericht van de
ROB en ook uw Kamer heeft over het voorstel vragen gesteld. Op 9 april jl. informeerde
ik u dat de fondsbeheerders het verdeelvoorstel, naar aanleiding van de ontvangen
reacties, opnieuw tegen het licht wilden houden.3 De verschillende reacties zijn de afgelopen periode in nauwe samenwerking met VNG
betrokken bij een nadere analyse. Deze nadere analyse en de actualisatie van de verdeling
van 2017 naar 2019 leidt tot een aangepast verdeelvoorstel. Het aangepaste voorstel
en de antwoorden op het tussenbericht leg ik nu opnieuw aan de ROB voor4. Tegelijk vraag ik de VNG om haar reactie. U treft de brieven aan de ROB en de VNG
als bijlage bij deze brief aan5.
Hieronder informeer ik u over het belang van een nieuw verdeelmodel, de randvoorwaarden
bij het nieuwe verdeelmodel en wat er nodig is ten bate van de balans tussen bestuurlijke
en financiële verhoudingen.
Waarom een nieuw verdeelmodel?
De verdeling van de middelen in het sociaal domein is de belangrijkste aanleiding
voor het herijken van de bestaande verdeling. De bestaande verdeling in het sociaal
domein is nog gebaseerd op de situatie van voor de decentralisaties, waardoor sommige
achterliggende aannames zijn achterhaald. Ook zijn onderdelen al langere tijd niet
herijkt, zoals de mate waarin gemeenten eigen inkomsten kunnen gebruiken om hun kosten
te dekken. Daarnaast is het verdeelmodel door de stapeling van afzonderlijke verdeelkeuzes
in de afgelopen twintig jaar erg ingewikkeld en ondoorzichtig geworden.
Invoering van het verdeelvoorstel
De fondsbeheerders zijn de ROB en gemeenten erkentelijk voor hun inbreng; de verbeteringen
dragen bij aan de uitlegbaarheid van het model, waaronder de herverdeeleffecten (voornamelijk
in het sociaal domein) en in de wijze waarop eigen inkomsten van gemeenten in de verdeling
zijn meegenomen.
Het verdeelvoorstel wordt op 1 januari 2023 ingevoerd met de volgende randvoorwaarden:
• De nieuwe verdeling wordt stap voor stap ingevoerd, zodat gemeenten voldoende tijd
hebben om zich aan de nieuwe financiële situatie aan te passen. Gezien al de ontwikkelingen
in de gemeentelijke financiën, kiezen de fondsbeheerders ervoor de herverdeeleffecten
te maximeren op € 60 per inwoner over een periode van vier jaar, oftewel € 15 per
inwoner per jaar. Dit geldt zowel voor gemeenten met een negatief herverdeeleffect
als voor gemeenten met een positief herverdeeleffect.
• De ontwikkeling van de kosten van gemeenten en de invloed daarvan op de verdeling
wordt nauwgezet in de gaten gehouden. Als opvallende effecten optreden, voeren de
fondsbeheerders onderzoek uit naar verdere verbetering van het model. Vier jaar na
invoering (per 1 januari 2027) zal bekeken worden of bijstelling van de verdeling
nodig is.
Samenhang met de bestuurlijke en financiële verhoudingen
De fondsbeheerders begrijpen dat de effecten van de nieuwe verdeling landen in een
context waarin veel gemeenten krapte ervaren in hun begrotingen en er discussie loopt
over de omvang van het beschikbare budget. En over de vraag of je van gemeenten kunt
verwachten dat ze herverdeeleffecten op kunnen vangen. Deze discussies lopen door
het vraagstuk van een goede verdeling heen. Dat maakt niet alleen het gesprek over
een nieuwe verdeling maar ook een goed bestuurlijk oordeel daarover een lastige opgave.
Ook omdat voor sommige gemeenten nog steeds sprake is van stevige herverdeeleffecten.
Dat neemt niet weg dat de fondsbeheerders vinden dat het herziene voorstel een sterke
verbetering is ten opzichte van het huidige model, omdat het een groot deel van de
knelpunten en de geconstateerde ongelijkheid oplost. Uiteraard blijf ik, zoals ik
hierboven ook al aangaf, de ontwikkeling van de financiële positie van gemeenten en
de gevolgen van invoering van de nieuwe verdeling zeer nauw volgen.6
Het is aan een volgend kabinet om te besluiten over de invoering van het nieuwe verdeelmodel
voor het gemeentefonds. Het gemeentefonds is één van de onderdelen van de financieel-bestuurlijke
verhoudingen. Andere elementen zijn onder meer de indexering (de normeringssystematiek)7, het eigen belastinggebied8, 9 en de vo
rm waarin middelen worden uitgekeerd (het uitkeringsstelsel). De fondsbeheerders vinden
het wenselijk dat een volgend kabinet niet alleen afspraken maakt over de herziene
verdeling van het gemeentefonds, maar ook afspraken met medeoverheden maakt over de
breedte van de financieel-bestuurlijke verhoudingen.
Aanpassing van het verdeelmodel is, naast goede afspraken over de financiële en bestuurlijke
verhoudingen, noodzakelijk, opdat ook in de toekomst taken en middelen op gemeentelijk
niveau met elkaar in balans zijn. Alleen dan kunnen gemeenten hun verantwoordelijkheden
en taken ook daadwerkelijk oppakken en uitvoeren. De fondsbeheerders hopen dat het
model dat nu voorligt hier een bijdrage aan kan leveren.
Tot slot
Na ontvangst van de adviezen van de ROB en de VNG informeer ik u over de vervolgstappen
op weg naar de invoering van de nieuwe verdeling. Ik verwacht het eindadvies van de
ROB medio september. Na ontvangst van het advies beantwoord ik ook de nog openstaande
vragen van uw Kamer.10
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren
Indieners
-
Indiener
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties