Brief regering : Reactie op brief van de No en de LOSR over beslagvrije voet bij verrekeningen toeslagen
31 066 Belastingdienst
Nr. 874
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 juli 2021
Op 10 maart jl. zijn er drie sets Kamervragen gesteld door de leden Lodders, Omtzigt,
Peters, Mulder, Van Weyenberg, Snels, Nijboer, Bruins, Van Raan, Azarkan, Van Haga,
Van Otterloo, Leijten, Stoffer, Van Kooten-Arissen, Van Dijk en Leijten naar aanleiding
van het bericht van de NOS op 9 maart jl. met de titel «Schuldenbeleid van de Belastingdienst
onder vuur» (Aanhangsel Handelingen II 2020/21, nrs. 3531, 3537 en 3540). In dit bericht stellen de Nationale ombudsman (No) en de Landelijke Organisatie
Sociaal Raadslieden (LOSR) dat voorafgaand aan het verrekenen van toeslagen, Toeslagen
niet uit eigen beweging de beslagvrije voet toepast. Hierdoor wordt geen rekening
gehouden met het bestaansminimum van mensen bij wie terugvorderingen van toeslagen
worden verrekend met lopende voorschotten van dezelfde toeslagsoort. De No en LOSR
stellen dat niet gewerkt wordt conform de op 1 januari 2021 in werking getreden Wet
vereenvoudiging beslagvrije voet (Wet vBVV). Op 9 maart jl. heeft de LOSR hierover
aan mij ook een brief gezonden.
In de nu voorliggende brief reageer ik op het signaal van de No en de LOSR en informeer
ik u over de mogelijke oplossingen die de Belastingdienst en Toeslagen op de korte
en lange termijn kunnen bieden. Ik wil mijn dankbaarheid uitspreken voor de No en
de LOSR voor het signaal dat zij hebben afgegeven en de gesprekken die zij hierover
met mij, Toeslagen en de Belastingdienst hebben gevoerd. Naast deze brief zend ik
u de beantwoording van de drie sets Kamervragen inclusief een toelichting op de processen
rondom verrekenen, mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Werkwijze Toeslagen standaard betalingsregelingen en verrekenen
Mensen die (een deel van de) ontvangen toeslagen moeten terugbetalen worden daarover
per brief door Toeslagen geïnformeerd. Daarin wordt aan de burger gevraagd hoe hij
of zij de openstaande schuld wil afbetalen. De gebruikelijke optie is een standaard
betalingsregeling waarmee, verspreid over maximaal 24 maanden, de openstaande schuld
wordt afgelost. Wanneer een burger niet reageert op de brief, wordt deze betalingsregeling
automatisch gestart en wordt het bedrag dat minimaal per maand moet worden betaald
automatisch verrekend met het maandelijkse voorschot van dezelfde toeslagsoort die
de burger op dat moment krijgt. Voor veel mensen is de betalingsregeling een optie
om, zonder verdere invordering, de schulden af te betalen.
Toeslagen hanteert de werkwijze dat toeslagschulden waar mogelijk worden verrekend
met lopende voorschotten op dezelfde toeslagsoort. De interpretatie van Toeslagen
is dat de burger door niet te reageren op de brief, de standaard betalingsregeling
inclusief verrekening accepteert. Indien met het aflossingsbedrag inbreuk wordt gemaakt
op de beslagvrije voet, verhoudt deze werkwijze zich niet met het doel en de strekking
van de op 1 januari 2021 in werking getreden Wet vbvv en dat is een onjuiste inschatting
gebleken. Het verrekenen van de schulden op deze wijze levert mogelijk problemen op
voor mensen die sterk afhankelijk zijn van de toeslagen en met de verrekening onder
de beslagvrije voet komen, die het bestaansminimum moet waarborgen.
Dat is een onacceptabele uitkomst. Toeslagen moeten juist maximale toegang geven tot
vitale voorzieningen in plaats van deze onbereikbaar te maken. Dat laatste is in de
huidige situatie mogelijk het geval en daar moet op zeer korte termijn een oplossing
voor komen. In deze brief licht ik toe wat de huidige situatie betekent voor mensen
die hiermee te maken kunnen krijgen en op welke manier deze situatie in de toekomst
moet worden opgelost.
Mensen met lopende verrekeningen
Bij de verrekeningen in november 2020, die doorwerken in de verlaging van de voorschotten
in 2021, is geen rekening gehouden met de beslagvrije voet, waardoor er mensen zijn
die nu onder het bestaansminimum kunnen komen. Het is niet eenvoudig vast te stellen
hoeveel mensen onder het bestaansminimum zijn gekomen door de verlaging van het maandelijkse
voorschot als gevolg van de verrekening. Uit eerste cijfers blijkt dat in 2020 ongeveer
58.000 mensen een standaard betalingsregeling hadden lopen waarbij verrekend werd
en waarbij het huishoudinkomen onder de EUR 21.000 per jaar kwam of waarbij het jaarinkomen
onbekend is. Bij een deel van deze groep zijn de voorschotten als gevolg van die verrekeningen
in 2021 verlaagd. Vanaf december 2020 hebben er geen nieuwe verrekeningen meer plaatsgevonden,
waardoor het nu om een vaste groep gaat. Vanwege de motie Azarkan zijn namelijk geen
nieuwe invorderingsactiviteiten gestart in verband met de coronapandemie. Er is een
verdiepende data-analyse nodig waarbij de personen voor wie in 2020 een verrekening
is gestart, ook op individueel niveau, met BSN, in beeld worden gebracht. Deze analyse
vergt helaas meer tijd dan wenselijk, mede gezien meerdere urgente uitstaande data-analyses
binnen de Belastingdienst, maar is naar verwachting medio juli afgerond.
Oplossing voor de mensen met lopende verrekeningen
Op basis van de bestaande werkwijze, waarbij de burger in de terugvorderingsbeschikking
wordt geïnformeerd over de mogelijkheid om een persoonlijke betalingsregeling aan
te vragen, kan de verrekening alleen gestopt worden als de burger bij de Belastingdienst
zelf om een persoonlijke betalingsregeling verzoekt. In de gesprekken die ik voerde
met de No en de LOSR kwam naar voren dat mensen die onder het bestaansminimum komen
met deze werkwijze niet zijn geholpen. Zij worden onvoldoende bereikt, de aanvraagprocedure
voor de persoonlijke betalingsregeling sluit niet aan bij het doenvermogen van deze
mensen en het duurt te lang voordat het bestaansminimum kan worden verzekerd en de
verrekening daadwerkelijk stopt. Ik vind het van zeer groot belang dat we deze mensen,
die de afgelopen maanden onder het bestaansminimum hebben moeten leven, omdat bij
de verrekening de beslagvrije voet niet is toegepast, tegemoetkomen door die verrekeningen
actief terug te draaien en de vanaf januari 2021 te veel ingehouden bedragen uit te
betalen.
Toeslagen gaat de mensen op wie dit betrekking heeft zo snel mogelijk telefonisch
informeren over hun situatie. Toeslagen doet dat zoveel mogelijk in volgorde van de
financieel vermoedelijk meest kwetsbare mensen. Dit wordt naast het huishoudinkomen
vastgesteld aan de hand van de hoogte van de terugvordering. Ook kunnen mensen op
eigen initiatief contact met de BelastingTelefoon opnemen. Met de No en LOSR heb ik
besproken dat Toeslagen op korte termijn met stakeholders en intermediairs in gesprek
gaat over onderstaande oplossingen. Zij kunnen mensen, waaronder de mensen die Toeslagen
niet heeft kunnen bereiken, informeren en doorverwijzen naar Toeslagen om iedereen
te kunnen helpen.
Op basis van de situatie van de burger bekijken de Belastingdienst en Toeslagen als
eerste of de burger door de verrekening onder de beslagvrije voet is gekomen. Dan
zijn er twee opties:
1. Iemand komt door de verrekening onder de beslagvrije voet.
○ De verrekening wordt per direct stopgezet.
○ Het verrekende bedrag wordt terugbetaald tot en met januari 2021. De schuld wordt
verhoogd met het terugbetaalde bedrag.
○ Er wordt voorgesteld een persoonlijke betalingsregeling aan te gaan, waarbij rekening
wordt gehouden met de betalingscapaciteit. Het eventuele restbedrag wordt na afloop
van de regeling niet verder ingevorderd.
2. Iemand komt door de verrekening niet onder de beslagvrije voet.
○ In dat geval kan het de beste oplossing zijn om alsnog expliciet met de standaard
betalingsregeling in te stemmen en de verrekening door te laten lopen. De keuze is
uiteindelijk aan de burger. Om hem van goed advies te kunnen voorzien moet de individuele
situatie goed worden bezien door de Belastingdienst en Toeslagen.
○ Als de burger ervoor kiest om niet met de standaard betalingsregeling met verrekening
in te stemmen:
– blijft de resterende schuld openstaan.
– wordt de verrekening niet teruggedraaid. Als de beslagvrije voet conform de Wet vBVV
voorafgaand aan de verrekening was gehanteerd zou immers een verrekening met hetzelfde
termijnbedrag zijn gestart.
– wordt hem, om dwanginvordering te voorkomen, geadviseerd om het verschuldigde bedrag
indien mogelijk direct te betalen of om een persoonlijke betalingsregeling aan te
vragen.
Structurele oplossing
Het benaderen van de mensen is nog geen oplossing voor de toekomst. De huidige werkwijze
moet zo snel mogelijk worden aangepast. Als deze in stand blijft, zullen er bij het
opstarten van de invorderingsactiviteiten opnieuw verrekeningen starten waardoor mensen
onder het bestaansminimum kunnen komen. De invorderingsactiviteiten zullen weer opgestart
gaan worden nu de maatregelen omtrent de coronapandemie vergaand worden afgebouwd.
Het is dan ook begrijpelijk dat uit de gesprekken met de No en de LOSR nog grote zorgen
naar voren komen over de situatie waarbij mensen onder het bestaansminimum komen.
Ik onderschrijf deze zorgen. Om die reden moet bij het weer opstarten van de invorderingsactiviteiten
bekeken worden hoe de belangen van mensen die onder het bestaansminimum dreigen te
komen gewaarborgd kunnen worden.
Een structurele oplossing stuit op de korte termijn helaas op knelpunten in de uitvoering.
Het is met de huidige ICT niet mogelijk om, voordat de invorderingsactiviteiten weer
opstarten, de berekening van de beslagvrije voet voorafgaand aan alle verrekeningen
te implementeren in de massale ICT-processen. Een alternatief zou zijn te stoppen
met het aanbieden van de standaard betalingsregeling met betaling via verrekening.
Dat heeft echter tot gevolg dat ook de standaard betalingsregeling waarbij de burger
zelf het geld overmaakt niet meer kan worden aangeboden. Dat is zeer onwenselijk,
omdat mensen die wel een betaalmogelijkheid hebben de mogelijkheid wordt ontnomen
om het bedrag zelf over te maken. Dit zou tot gevolg hebben dat mensen alleen nog
de mogelijkheid hebben om het bedrag ineens te betalen, of om een persoonlijke betalingsregeling
aan te vragen, hetgeen vanwege het aantal van bijna 700.000 mensen vanwege de beperkte
capaciteit bij de Belastingdienst en Toeslagen en de overvolle IV-portfolio niet uitvoerbaar
is tot tenminste 2023.
Om zoveel als mogelijk te voorkomen dat mensen als gevolg van de huidige werkwijze
onder de beslagvrije voet komen, brengen Toeslagen en de Belastingdienst de mensen
op wie dit mogelijk betrekking heeft bij voortduring in kaart. Als wordt vastgesteld
dat de beslagvrije voet niet in acht wordt genomen, wordt de verrekening per direct
gestopt en het teveel verrekende bedrag terugbetaald. Hiermee wordt zo veel als mogelijk,
maar niet voor de volle 100%, voorkomen dat mensen onder het bestaansminimum kunnen
raken door verrekeningen. Om die reden zetten Toeslagen en de Belastingdienst alles
op alles om voor deze situatie een uitvoerbare (tussen)oplossing te vinden die het
beste is voor alle mensen die een terugvordering ontvangen en deze binnen hun mogelijkheden
willen betalen. Hierbij hanteren Toeslagen en de Belastingdienst als uitgangspunt,
dat een betalingsregeling recht doet aan de belangen van de burger, voorkomt dat mensen
onnodig in de dwanginvordering komen en nooit tot gevolg mag hebben dat mensen onder
het bestaansminimum komen.
Tegelijkertijd realiseer ik mij dat dit structureel allesbehalve een wenselijke oplossing
is. Daarom wordt deze zomer met de beleidsdepartementen Financiën, SZW, VWS, BZK en
J&V gewerkt aan een oplossing om de invorderingsactiviteiten stap voor stap, passend
bij de verschillende doelgroepen en hun doenvermogen, op te starten. Daarbij worden
alle activiteiten vanuit het belang van de burger bezien en staat een zorgvuldige,
dienstverlenende en persoonlijke aanpak voorop. Ik ga daar ook graag het gesprek met
uw Kamer over aan, ook in relatie tot de herijking van de invorderingsstrategie waar
deze oplossing onderdeel van uitmaakt.
Tot slot spreek ik nogmaals mijn dank uit aan de No en de LOSR. Hun signalen en contacten
zijn ontzettend belangrijk. Ik ben zeer gemotiveerd om de problemen op te lossen en
in de toekomst te voorkomen.
De Staatssecretaris van Financiën,
A.C. Van Huffelen
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.C. van Huffelen, staatssecretaris van Financiën
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.