Brief regering : Stand van zaken suïcidepreventie - zomer 2021
32 793 Preventief gezondheidsbeleid
Nr. 560 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 juli 2021
Met deze brief informeer ik uw Kamer over stand van zaken op het gebied van suïcidepreventie.
Ik ga daarbij in op de actuele suïcidecijfers, de laatste stand van zaken rondom de
lopende programma’s, te weten de derde landelijke agenda suïcidepreventie (2021–2025),
het programma «suïcidepreventie, afhandeling en nazorg op het spoor 2017–2021» en
het ZonMw onderzoeksprogramma en de uitkomsten van twee onderzoeken die recent zijn
uitgevoerd over de nummers van 113 Zelfmoordpreventie.
Actuele suïcidecijfers
Uit de cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) is gebleken dat in
2020 1.825 mensen zijn overleden door suïcide.1 Omgerekend per 100 duizend inwoners is het aantal suïcides de afgelopen drie jaar
stabiel. Het aantal suïcides is onder vijftigers het hoogst, zowel bij mannen als
vrouwen. Het aantal suïcides in deze leeftijdsgroep nam toe van 263 in 2019 naar 276
in 2020. In 2020 maakten 62 jongeren tot 20 jaar een einde aan hun leven; het jaar
ervoor waren dat er 67.
Naast de cijfers van het CBS wordt in het kader van de (gevolgen van de) coronacrisis
het aantal suïcides gemonitord door de Commissie Actuele Nederlandse Suïcideregistratie
(CANS). Deze commissie is in maart 2020 opgericht door 113 Zelfmoordpreventie in verband
met zorgen over een mogelijke toename in suïcides. Over de periode tot en met mei
2021 constateren de commissieleden2 geen toename van totaal aantal geregistreerde suïcides.
Bovenstaande laat zien dat het aantal zelfdodingen stabiel lijkt te zijn en dat het
van belang is om extra aandacht te blijven houden voor risicogroepen. Het is dan ook
belangrijk om met elkaar in te blijven zetten op suïcidepreventie. Ik draag daar aan
bij door het faciliteren van de hulplijn en diensten van 113 Zelfmoordpreventie, de
derde landelijke agenda suïcidepreventie (2021–2025) en het ZonMw onderzoeksprogramma.
Daarbinnen is er specifiek aandacht voor het voorkomen van zelfdoding van risicogroepen,
zoals jongeren en mannen van middelbare leeftijd. In het vervolg van deze brief ga
ik in op de stand van zaken van de lopende programma’s.
Stand van zaken lopende programma’s
Derde landelijke agenda suïcidepreventie (2021–2025)
Op 29 oktober 2020 is de derde landelijke agenda suïcidepreventie aan uw Kamer aangeboden.3 Deze agenda kent een looptijd van vijf jaar en voor de uitvoering is gedurende de
looptijd 4,8 miljoen euro per jaar beschikbaar gesteld. 113 Zelfmoordpreventie coördineert
de uitvoering van deze agenda.
Op 28 januari jongstleden is de landelijke agenda ondertekend door 45 partijen en
officieel van start gegaan. Er blijven zich nieuwe partijen melden om ook te ondertekenen.
Alle partijen zullen samen een coalitie vormen, die nauw betrokken zal zijn bij de
agenda en mede verantwoordelijkheid zal nemen om suïcides te voorkomen. Een aantal
van de partijen is met 113 Zelfmoordpreventie gestart met de eerste projecten binnen
de landelijke agenda. De projecten zijn geclusterd in zeven strategische doelstellingen.
In het onderstaande wordt voor de doelstellingen waar al een start is gemaakt, een
aantal voorbeelden gegeven van de projecten waaraan gewerkt wordt:
• De eerste doelstelling is gericht op het doorbreken van het taboe op praten over suïcide.
Daarbinnen wordt nu gewerkt aan campagnes gericht op jongeren en mannen van middelbare
leeftijd. Deze starten op 10 september op Wereld Suïcidepreventiedag.
• In doelstelling twee «professionals opleiden, bijscholen en toerusten» werkt men aan
de ontwikkeling van een e-learning voor studenten psychologie.
• Bij doelstelling drie «het versterken van suïcidepreventie binnen gemeenten» spreekt
113 Zelfmoordpreventie met enthousiaste regio’s die het project STORM (Strong Teens
and Resilient Minds) willen implementeren op hun scholen. Vergroten van weerbaarheid
van jongeren, vroege herkenning en behandeling van depressieve klachten en suïcidaliteit,
binnen een lokale ketenaanpak, is de ambitie voor de komende jaren doel van de lokale
STORM netwerken.
• In doelstelling zeven «het inrichten van een landelijk lerend systeem» werken partijen
aan de doorontwikkeling van de psychologische autopsie na een suïcide en aan het stroomlijnen
van het registreren en verzamelen van het aantal suïcidepogingen.
Vanaf juli 2021 zullen de meeste projecten van start zijn gegaan (ook van de doelstellingen
die nu niet genoemd zijn), waarna de voortgang actief gemonitord zal worden.
Naast de voortgang in de praktijk is het goed om te vermelden dat op 1 juni jongstleden,
conform toezegging aan uw Kamer in een brief van 29 oktober, het eerste overleg van
de hoogambtelijke interdepartementale stuurgroep suïcidepreventie plaatsgevonden.
Tijdens dit overleg werd actieve betrokkenheid getoond door alle deelnemers, te weten:
SZW, OCW, LNV, J&V, I&W, VNG en de TSD (Toezicht Sociaal Domein). Er is afgesproken
om naast de jaarlijkse stuurgroep ook gedurende de looptijd van de landelijke agenda
een paar themasessies te organiseren met het veld en relevante departementen om zo
te kijken wat er nodig is in de samenwerking rondom de thema’s die spelen. In de jaarlijkse
stuurgroep wordt ook uitvoering gegeven aan de motie van de leden Renkema en Wörsdorfer
die de regering verzocht, om te stimuleren dat meer relevante (beroeps)opleidingen
aandacht besteden aan suïcidepreventie, en verschillende ministeries te betrekken
bij deze thematiek, waaronder de Ministeries van SZW en OCW.4
Voortgang programma «Suïcidepreventie, afhandeling en nazorg op het spoor 2017–2021»
Sinds 2010 wordt er vanuit de spoorsector actief gewerkt aan het voorkomen van suïcides.
In 2017 is gestart met het programma «Suïcidepreventie, afhandeling en nazorg op het
spoor 2017–2021»5 waarmee de aanpak verbreed is door alle reizigersvervoerders bij de activiteiten
te betrekken. De aanpak richt zich op het versterken van preventie én op de verkorting
van de afhandeltijd van een suïcide-incident. De maatregelen leveren een verbetering
op van de spoorveiligheid en de betrouwbaarheid van de dienstregeling. De activiteiten
binnen het programma bestaan uit preventieve maatregelen op stations en rond het spoor
zoals het plaatsen van hekwerken en anti-loopmatten. Daarnaast zijn er opleidingen
ontwikkeld voor de mensen die op stations en rond het spoor werken voor het herkennen
en aanspreken van mogelijk suïcidale personen. Vanuit het programma wordt nauw samengewerkt
met 113 Zelfmoordpreventie en ook lokaal worden netwerken opgebouwd tussen de organisaties
op stations, politie en ggz-instellingen. Niet alleen de uitvoerder van dit programma
«ProRail», maar ook de deelnemer «NS» heeft de derde Landelijke Agenda Suïcidepreventie
(2021–2025) ondertekend.
De aanpak op het spoor is succesvol. Recent onderzoek van Van Houwelingen et al.6 laat zien dat door de activiteiten vanaf 2010 er per jaar waarschijnlijk 85 zelfdodingen
worden voorkomen. Wat betreft de cijfers hebben in 2020 198 suïcide-incidenten rond
het spoor plaatsgevonden waarbij het slachtoffer is overleden. Dat zijn er vier meer
dan in 2018 en in 2019. Hieraan ligt een piek in januari 2020 ten grondslag die ook
landelijk te zien was. Buiten deze maand laten de cijfers van de andere maanden een
zelfde trend zien als vorige jaren. In 2020 hebben er minder treinen gereden, dit
heeft echter geen effect gehad op het aantal suïcide-incidenten.
Voortgang Onderzoeksprogramma Suïcidepreventie ZonMw
Dit onderzoeksprogramma levert kennis op die bijdraagt aan de preventie van suïcide.
Daarnaast stimuleert het programma de kennisoverdracht en implementatie en heeft het
als inzet om de samenwerking rond suïcidepreventie te bevorderen. Het programma omvat
twaalf projecten. De projecten richten zich op prioriteiten die zijn vastgesteld:
het doorbreken van het taboe, implementatieonderzoek, sluitende ketenzorg, de inzet
van naasten en ervaringsdeskundigen, fundamenteel onderzoek ten behoeve van de ontwikkeling
van nieuwe interventies en suïcidepreventie bij jongeren. Oplevering van de resultaten
is voorzien gedurende 2018–2024.
Zes projecten zijn inmiddels afgerond. De uitkomsten van de eerste drie studies zijn
in de Kamerbrief van 9 juli 20197 en 31 augustus 20208 beschreven. De andere drie studies zijn afgelopen jaar afgerond:
• GGz Breburg startte met ketenpartners een regionaal suïcidepreventieproject in Noord
Brabant, gericht op monitoring, goede onderlinge samenwerking, snelle toegang tot
zorg en follow up van patiënten die risico lopen. Dit SUPREMOCOL initiatief heeft
een online monitoringssysteem opgeleverd, waarin personen met een verhoogd suïciderisico
aangemeld kunnen worden door deelnemende ketenpartners. Ketenpartners zijn zowel hulpverlenende
als niet-hulpverlenende instanties, zoals scholen en woningbouwcorporaties.
• In SUPRANET Care zijn de activiteiten van het reeds opgerichte landelijke actienetwerk
van GGZ-instellingen onderzocht op haalbaarheid, impact en betekenis. In het project
zijn een webinar ontwikkeld en een toolkit voor GGZ-professionals die helpt bij het
herkennen, bespreekbaar maken en behandelen van suïcidaliteit.
• Het CASPAR-project ontwikkelde samen met patiënten twee smartphone apps voor de behandeling
van suïcidaliteit. Met de BackUp app hebben patiënten altijd een veiligheidsplan bij
zich in het geval van een crisis; de andere app heeft monitoringfuncties. Uit dit
onderzoek bleek dat de gebruiksvriendelijkheid en cliënttevredenheid van de apps goed
zijn. Een meta-analyse toonde aan dat gebruik van de veiligheidsplannen in de behandeling
het risico op suïcidaal gedrag verkleint. Tegelijk bleek ook dat weinig behandelaren
een veiligheidsplan gebruiken vanwege tijdgebrek. Aandacht voor de verdere implementatie
is hard nodig.
ZonMw heeft recent de balans opgemaakt. Het programma is tussentijds geëvalueerd en
de «Onderzoeksagenda Suïcidepreventie» uit 2015 wordt geüpdatet. Het streven van de
agenda is het geven van een goed overzicht van de kennisvragen die er nog liggen op
het gebied van onderzoek naar suïcidepreventie. Bij de begrotingsbehandeling van 2021
is een amendement van de SGP en de ChristenUnie (CU) aangenomen om € 600.000 beschikbaar
te stellen voor het onderzoeksprogramma suïcidepreventie. Op verzoek van ZonMw worden
deze middelen in 2022 (in plaats van in 2021) besteed, zodat er voldoende tijd en
ruimte is om naar aanleiding van de tussenevaluatie en de update van de onderzoeksagenda
relevante nieuwe onderzoeksuitvragen op een zorgvuldige manier op te zetten.
Uitkomsten onderzoeken rondom inzet nummer 113 en 0800-0113
Sinds 1 juli 2020 is 113 Zelfmoordpreventie bereikbaar op het nummer 113 en het gratis
en nota-anonieme nummer 0800-0113. In mijn brief van 1 juli 2020 heb ik aan uw Kamer
aangegeven hoe ik invulling wilde geven aan de toezegging die ik deed op 8 juni 2020
om de gevolgen van de twee telefoonnummers voor 113 Zelfmoordpreventie, ook wat betreft
de kosten, in kaart te brengen.9 Hiertoe zijn de afgelopen periode twee onderzoeken uitgevoerd. Onderzoeksbureau Panteia
heeft een evaluatieonderzoek uitgevoerd om te bepalen in hoeverre de inzet van 0800-0113
en 113 tot problemen en knelpunten leidt10. Daarnaast heeft onderzoeksbureau Dialogic een onderzoek uitgevoerd naar administratieve,
technische of organisatorische scenario’s voor het kosteloos en anoniem kunnen bellen
naar het nummer 113, inclusief realistische schattingen van de implementatiekosten
en implementatieduur11.
Hieronder licht ik de resultaten van beide onderzoeken toe en geef ik mijn reactie
hierop.
Uitkomsten evaluatie inzet 0800-0113 en 113
Het onderzoek van Panteia adresseert de vraag in hoeverre er in de praktijk knelpunten
en problemen zijn door de inzet van de nummers 0800-0113 en 113 door 113 Zelfmoordpreventie.
Uit het onderzoek komt naar voren dat er geen structurele knelpunten of problemen
zijn door de inzet van de nummer 0800-0113 en 113. Zowel 113 Zelfmoordpreventie als
externe experts geven aan dat de kosten verbonden aan het nummer 113 geen structureel
knelpunt voor hulpzoekenden is. Bij zorgen hierover wordt gewezen op het gratis 0800-nummer.
Het knelpunt zou zich kunnen voordoen bij bellers die het 0800-nummer niet kennen,
met een prepaid aansluiting zonder beltegoed en zonder alternatief in de vorm van
vaste lijn of een internetverbinding. Dit is echter maar een zeer beperkt deel van
de mobiele telefoongebruikers. Wat betreft de nota-anonimiteit laten de resultaten
zien dat hier incidenteel door bellers zorgen over worden geuit. Volgens de betrokkenen
en experts is dit echter geen structureel knelpunt, aangezien er wel volledig anonieme
alternatieven zijn, namelijk de chat en het 0800-nummer. Wat betreft misdialing laat
het onderzoek zien dat naar schatting 0 tot 10 keer per week iemand 113 belt, terwijl
de beller de intentie had om 112 te bellen. Hoe vaak het voorkomt dat iemand 113 had
willen bellen, maar per abuis 112 belt, wordt niet (centraal) bijgehouden bij de meldkamer
van het alarmnummer.
De onderzoekers bevelen aan dat er qua communicatie rondom de nummers door 113 Zelfmoordpreventie
nog ruimte voor verbetering is. Zo zou het volgens de onderzoekers meerwaarde hebben
om in de communicatie alleen het 0800-nummer te noemen, zodat meer hulpvragers dit
nummer kennen en bellen, waarbij de kosten en nota-anonimiteit geen knelpunt zijn.
Daarnaast wordt aanbevolen om in de communicatie te benadrukken dat 0800-0113 gratis
en nota-anoniem is en te verduidelijken dat 113 Zelfmoordpreventie er is voor gesprekken,
niet om hulpdiensten in te schakelen. Het nummer 113 kan gebruikt worden als vangnet
voor als bellers dit nummer kiezen. Ook wordt daarmee verwarring voorkomen als het
gaat om het doel van het nummer, omdat uit de resultaten blijkt dat enkele bellers
bij het nummer 113 de associatie hebben met 112 (misdialing) en/of denken dat 113
Zelfmoordpreventie een crisislijn is, waarbij de hulpvragers op zoek zijn naar spoedeisende
hulp.
Uitkomsten onderzoek scenario’s gratis en anoniem nummer 113
Het onderzoek van Dialogic geeft inzicht in de mogelijke scenario’s voor het kosteloos
bellen naar het nummer 113 en in de mogelijke scenario’s voor het afschermen van het
nummer 113 op de nota van de beller. Dit laatste wordt in het rapport nota-anonimiteit
genoemd. Naar aanleiding van het gesprek van Dialogic met de 113 Zelfmoordpreventie
heeft Dialogic een derde kenmerk toegevoegd aan de scenario’s, namelijk nummerdoorgifte.
113 Zelfmoordpreventie heeft aangegeven de wens te hebben om «veelbellers» – op basis
van de doorgifte van het nummer van de hulpvrager – te kunnen detecteren en beperken
om zo een te sterke afhankelijkheid van de beller aan 113 Zelfmoordpreventie te voorkomen.
Dialogic presenteert in het onderzoek vier scenario’s. Tabel 1 geeft een samenvatting
van de scenario’s en de uitkomsten. In het rapport wordt uitgebreider ingegaan op
de resultaten. Per scenario geeft Dialogic een schatting van de implementatiekosten
voor de telecomsector als geheel en een redelijke implementatietermijn. Om deze inschattingen
te kunnen maken, zijn meerdere gesprekken geweest met Vereniging COIN en de grootste
telecomaanbieders. Daarnaast hebben 38 telecomaanbieders een vragenlijst ingevuld.
Tabel 1: Samenvatting uitkomsten scenario’s Dialogic onderzoek
Scenario
Eenmalige implementatie kosten1
Implementatie duur
1) Kosteloos 113
€ 300.000 – 1.200.000
6 maanden
(implementatieroute is vrije keuze voor aanbieder)
2) Kosteloos 113 en nota-anonimiteit
€ 1.000.000 – 3.200.000
12 maanden
(implementatieroute is vrije keuze voor aanbieder)
3) Kosteloos 113, nota-anonimiteit en nummerdoorgifte
€ 1.100.000 – 3.700.000
12 maanden
(implementatieroute is vrije keuze voor aanbieder)
4) Kosteloos 113, nota-anonimiteit, nummerdoorgifte (uniform)
€ 2.000.000 – 7.000.000
12–18 maanden
(uniforme implementatieroute voor alle aanbieders, duur gaat in na inwerkingtreding
van aanpassing benodigde wet- en regelgeving)
X Noot
1
Uit het onderzoek blijkt dat de kosten vooral bestaan uit eenmalige implementatiekosten
en maar zeer beperkt uit terugkerende kosten. Deze laatste categorie is lastig in
te schatten, omdat het vooral gaat om de impact van toekomstige vervangingen van systemen
en migraties van de telecomaanbieder.
Bovenstaande tabel laat zien dat bij de scenario’s (3 en 4) waar aan alle randvoorwaarden
voldaan wordt (kosteloos 113, nota-anonimiteit en nummerdoorgifte) de kosten tussen
de € 1,1 en € 7 miljoen liggen. De grote kostenverschillen tussen de scenario’s komt
doordat de technische implementatieroutes sterk verschillen voor wat betreft kosten,
doorlooptijd en complexiteit (qua aanpassingen in de netwerken en systemen van de
telecomaanbieders).
Vanwege het complexe ecosysteem voor telefonie (grote aanbieders – nichepartijen,
vast-mobiel, prepaid-postpaid, consument-zakelijk etc.) geven de onderzoekers aan
dat maatwerk gewenst is. De eerste drie scenario’s kennen meerdere implementatieroutes
op basis van zelfregulering: aanbieders kunnen kiezen welke implementatieroute het
beste past bij hun individuele netwerk. Het vierde scenario kent een uniforme implementatieroute
voor alle aanbieders via regelgeving. De zelfregulerende / flexibele scenario’s (scenario 1
tot en met 3) kennen lagere kosten en kortere doorlooptijden dan de uniforme, regelgevende
route (scenario 4). De zelfregulerende scenario’s geven telecomaanbieders echter juridisch
gezien meer onzekerheid.
Daarnaast worden door de onderzoekers verschillende opmerkingen geplaatst bij de doeltreffendheid
en de doelmatigheid van het gratis en nota-anoniem maken van het nummer 113:
• Nota-anonimiteit biedt slechts een beperkt deel van de oplossing. Bezorgde ouders,
partners of andere naasten kunnen immers ook kijken in de belgeschiedenis op de mobiele
telefoon (of de online overzichten met «inzicht in de verbruik»-portals), of de modem
bij een vaste aansluiting. Daarnaast heeft 113 Zelfmoordpreventie aangegeven dat een
deel van de hulpzoekenden belt met telefonievoorzieningen verstrekt door instellingen,
zoals gevangenissen en psychiatrische klinieken. Daarom is de vraag voor wie nota-anonimiteit
een oplossing biedt.
• Dezelfde vraag kan gesteld worden als het gaat om het eventueel mogelijk maken van
kosteloos kunnen bellen naar 113, gelet op het reeds in gebruik zijnde (en voor de
beller gratis en nota-anonieme) 0800-nummer.
• Het is niet waarschijnlijk dat de implementatieroutes daadwerkelijk in alle gevallen
zullen leiden tot kosteloos en anoniem bellen (of met correcte nummerdoorgifte). Er
zijn heel veel systemen van veel partijen die moeten worden aangepast, systemen die
continu in ontwikkeling zijn en aangepast worden. Gezien het relatief kleine belvolume
naar het nummer 113 (30.000 telefoontjes per jaar) en de beperkte mate waarin consumenten
hun factuur controleren, is de kans vrij groot dat een fout (bijvoorbeeld het nummer
113 komt toch op een factuur te staan) vrij lang onopgemerkt kan blijven.
• Zoals eerder aangegeven liggen, wanneer men zou kiezen voor een scenario waarin aan
alle randvoorwaarden wordt voldaan (scenario 3 of 4), de kosten tussen de € 1,1 miljoen
en € 7 miljoen. Uitgaande van het aantal gesprekken naar het nummer 113 (30.000 per
jaar) en rekening houdend met een afschrijftermijn van 5 jaar betekent dit dat de
kosten voor het kosteloos en nota-anoniem maken van het nummer 113 liggen op € 8 tot
€ 47 per gesprek naar 113. Dialogic stelt daarbij de vraag of de besteding van deze
middelen voor dit doel, het meest doelmatige is als het gaat om suïcidepreventie.
Conclusie op basis van de onderzoeken
Op basis van de uitkomsten van beide onderzoeken vind ik het alles overwegende niet
passend en doelmatig om het nummer 113 gratis en/of nota-anoniem te maken, gezien
de grote consequenties (qua kosten en implementatie), het bestaande alternatief (gratis
en nota-anonieme nummer 0800-0113) en de uitkomst dat er momenteel geen structurele
knelpunten worden ervaren. Over de aanbevelingen die Panteia heeft gedaan rondom de
communicatie zal ik in gesprek gaan met 113 Zelfmoordpreventie, omdat op dat punt
nog veel winst valt te behalen. Daarbij zal ook aandacht zijn voor het voorkomen van
misdialing (iemand belt 113, terwijl de beller de intentie had om 112 te bellen).
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, P. Blokhuis
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P. Blokhuis, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport