Brief regering : Uitvoering motie van het lid Dik-Faber c.s. over financiële continuïteit en stabiliteit van 113 Zelfmoordpreventie (Kamerstuk 25424-577)
32 793 Preventief gezondheidsbeleid
25 424 Geestelijke gezondheidszorg
Nr. 561 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 juli 2021
Met deze brief geef ik uitvoering aan de gewijzigde motie van het lid Dik-Faber c.s.
die de regering verzoekt in kaart te brengen wat ervoor nodig is om Stichting 113
Zelfmoordpreventie financiële continuïteit en stabiliteit te bieden.1
Suïcidepreventie is een belangrijk maatschappelijk thema. Ik zet hier op verschillende
manieren op in, namelijk door landelijk integraal preventiebeleid te faciliteren (de
«landelijke agenda»), door kennisverwerving via onderzoek op het terrein van suïcidepreventie
te stimuleren en door een hulplijn en anonieme hulpverlening voor personen met suïcidale
gedachten te faciliteren.
In de uitvoering van dit beleid speelt Stichting 113 Zelfmoordpreventie een belangrijke
rol. Kern van de activiteiten waarvoor ik de stichting met een jaarlijkse instellingssubsidie
financier, is de 24/7 bereikbare vertrouwelijke online- en telefonische hulplijn voor
personen die suïcidaal zijn of advies willen inwinnen over hoe om te gaan met mogelijk
suïcidale personen in hun omgeving. Enkele andere activiteiten waarvoor ik de stichting
met deze instellingssubsidie financier, betreffen vertrouwelijke hulpverlening, suïcidepreventietrainingen,
onderzoek en het genereren van naamsbekendheid om zo goed vindbaar te zijn voor doelgroepen
met een verhoogde kans op suïcide. Aanvullend heeft 113 Zelfmoordpreventie ook de
rol van regisseur en programmamanager in de uitrol van de derde landelijke agenda
suïcidepreventie (2021–2025), waarin we met partners binnen en buiten de zorg werken
aan het verminderen van suïcidepogingen en suïcides. Deze landelijke agenda wordt
gefinancierd met een projectsubsidie, waarvoor € 4,8 miljoen per jaar beschikbaar
is gemaakt voor de periode 2021 tot en met 2025.2
Sinds de oprichting ontwikkelde Stichting 113 Zelfmoordpreventie zich snel. Mede ingegeven
door een snel stijgend jaarlijks aantal hulpverzoeken (van circa 25.000 in 2012 tot
circa 113.000 in 2020), namen de met de instellingssubsidie gefinancierde activiteiten,
zoals de hulplijn, toe in omvang. Ook zijn er in de loop van de jaren activiteiten
toegevoegd, zoals trainingen en onderzoek. De financiële omvang van deze instellingssubsidie
is sinds het moment van oprichting dan ook aanzienlijk gestegen, te weten van € 0,85 miljoen
(2012) tot € 9,3 miljoen (2021). Deze groei is deels gefinancierd vanuit extra (intensiverings)middelen
opgenomen in het huidige Regeerakkoord. Deze intensiveringsmiddelen kennen een looptijd
tot en met 2021. Vanaf 2022 is voor de instellingssubsidie structureel € 5,7 miljoen
op het VWS-begroting gereserveerd.
In het licht hiervan verzocht uw Kamer mij in kaart te brengen wat ervoor nodig is
om 113 Zelfmoordpreventie financiële continuïteit en stabiliteit te bieden, ook na
2021. Om uitvoering te geven aan dat verzoek, heb ik een extern adviesbureau (Vanberkel)
de opdracht gegeven om te onderzoeken wat de omvang van het budget moet zijn dat VWS
jaarlijks (door een instellingssubsidie) aan 113 Zelfmoordpreventie beschikbaar stelt
en daartoe verschillende scenario’s uit te werken. In het onderstaande wordt ingegaan
op de opzet en de uitkomsten van het onderzoek3. Tot slot wordt beschreven hoe ik hier mee verder wil gaan.
Opzet onderzoek
Wat er benodigd is om 113 Zelfmoordpreventie na 2021 financiële continuïteit te kunnen
bieden, hangt af van de activiteiten die een nieuw kabinet wenst te financieren uit
publieke middelen. Om uw Kamer inzicht te geven in de verschillende mogelijkheden
zijn in het onderzoek drie verschillende scenario’s financieel uitgewerkt. Voor alle
scenario’s geldt dat de focus ligt op het op pijl houden van de hulpverlening. Per
doorgerekend scenario varieert het niveau van de overige dienstverlening4 dat 113 Zelfmoordpreventie kan bieden.
De benodigde toekomstige financiering hangt ook sterk af van de ontwikkeling van het
aantal hulpverzoeken en van het na te streven bereikbaarheidspercentage. Dit zal ik
later in deze brief nader toelichten.
De drie scenario’s zijn als volgt:
• Scenario 1: Terugval niveau overige dienstverlening 113
Uitgangspunt bij dit scenario is water qua dienstverlening aangeboden kan blijven
indien er in de toekomst € 5,7 miljoen beschikbaar is. Ik koos ervoor om dit scenario
door te rekenen, zodat ook inzichtelijk wordt wat er nog wél kan indien er niks verandert
aan de structureel beschikbare middelen voor de instellingssubsidie aan 113 Zelfmoordpreventie
bij de meest doelmatige invulling.
• Scenario 2: Continuering niveau overige dienstverlening 113 Zelfmoordpreventie
In dit scenario wordt meerjarig doorgerekend wat het zou kosten om het huidige dienstverleningsniveau
van 113 Zelfmoordpreventie te continueren. In het rapport wordt in dit kader gesproken
over de uitvoeringswensen van VWS, omdat VWS ten behoeve van de doorrekening van dit
scenario in kaart heeft gebracht welke punten belangrijk zijn voor VWS als het gaat
om de dienstverlening van 113 Zelfmoordpreventie. Hierbij is er één belangrijk verschil
ten opzichte van de huidige situatie: Ik vind het passend dat de middelen die voor
het verrichten van fundamenteel onderzoek op het terrein van suïcidepreventie beschikbaar
worden gesteld, voor alle onderzoekers met goede onderzoeksplannen (dus ook die niet
verbonden zijn aan 113 Zelfmoordpreventie) toegankelijk zijn, bijvoorbeeld via het
ZonMw onderzoeksprogramma suïcidepreventie. Daarom is in dit scenario geen rekening
gehouden met het financieren van fundamenteel onderzoek door 113 Zelfmoordpreventie.
Wel kan 113 Zelfmoordpreventie, net als andere partijen, meedingen in het ZonMw onderzoeksprogramma.
• Scenario 3: Groei niveau overige dienstverlening 113 Zelfmoordpreventie
Dit scenario liet ik doorrekenen om uw Kamer ook inzichtelijk te maken welke financieringsomvang
zou passen indien de wens is om de overige dienstverlening van 113 Zelfmoordpreventie
verder uit te breiden dan in scenario 2.
De drie opgestelde beleidsscenario’s zijn financieel nader uitgewerkt door de stichting.
Vervolgens heeft Vanberkel deze input kritisch getoetst en waar nodig verbeterd. Hierbij
heeft Vanberkel gebruik gemaakt van een zelf ontwikkeld model om de toekomstige personele
lasten te bepalen die naar verwachting nodig zijn om aan de bereikbaarheidseisen te
kunnen voldoen, gegeven de verwachte ontwikkeling in het aantal hulpvragen.
Uitkomsten onderzoek
In tabel 1 worden de resultaten van het onderzoek kort samengevat. Op pagina 8 van
het rapport worden de resultaten in meer detail getoond. De genoemde bedragen zijn
exclusief inflatiecorrectie. Onder de tabel zal ik op de resultaten per scenario in
gaan, gevolgd door een reflectie op twee bepalende factoren: de ontwikkeling in het
aantal hulpvragen en de bereikbaarheidseis. Voor een uitgebreidere toelichting op
de resultaten verwijs ik naar het bijgevoegde onderzoeksrapport.
Tabel 1: Berekende omvang instellingssubsidie (bedragen x € 1 miljoen)
Scenario
2022
2023
2024
2025
1) Terugval overige dienstverlening 113 Zelfmoordpreventie
5,7
5,7
5,7
5,7
2) Continuering overige dienstverlening 113 Zelfmoordpreventie
11,1
11,1
12,1
13,2
3) Groei overige dienstverlening 113 Zelfmoordpreventie
12,0
11,9
12,8
14,0
Scenario 1: Terugval niveau overige dienstverlening 113 Zelfmoordpreventie
Indien er vanaf 2022 € 5,7 miljoen beschikbaar is voor 113 Zelfmoordpreventie, zal
de overige dienstverlening door 113 Zelfmoordpreventie tot een minimum afgeschaald
worden. Dit betekent onder andere dat inzet op communicatie zich enkel beperkt tot
instandhouding naamsbekendheid en veilige berichtgeving en dat er minder ruimte is
voor toegepast onderzoek gericht op eigen bedrijfsvoering (bijvoorbeeld het verbeteren
van de kwaliteit van de hulplijn) en kennisdeling. In het rapport is aangegeven dat
indien de bijdragen aan deze afdelingen verder zou moeten dalen, deze activiteiten
mogelijk beter geheel beëindigd kunnen worden.
Hoewel de hulpverlening in dit scenario prioriteit krijgt, blijkt uit deze doorrekening
dat ook de hulpverlening in dit scenario moet worden ingekrompen. Daarmee zal de bereikbaarheid
van de hulplijn volgens het door Vanberkel ontwikkelde model uitkomen op slechts 25%
in 2022 (ter vergelijking: het is nu ca. 80%) en door de veronderstelde toename in
het jaarlijks aantal hulpverzoeken vervolgens elk jaar een stukje dalen (naar 20%
in 2023). Een bereikbaarheidspercentage van 20% betekent dat in 20% van de gevallen
een hulpgesprek via de telefoon of chat in één keer wordt opgepakt. Tot slot zal ook
het aantal beschikbare therapiesessies voor hulpzoekenden moeten halveren in dit scenario.
Scenario 2: Continuering niveau overige dienstverlening 113 Zelfmoordpreventie
Voor scenario 2 geldt dat 113 Zelfmoordpreventie de huidige activiteiten kan continueren,
aangevuld met enkele investeringen in de supportorganisatie (met name ICT, HRM en
Finance) die nodig zijn om de organisatie verder te professionaliseren. In dit scenario
wordt rekening gehouden met de stijging van de hulpvraag en een bereikbaarheid van
95%.
De benodigde omvang van de instellingssubsidie bedraagt in dit scenario € 11,1 miljoen
(2022) en loopt op tot € 13,2 miljoen (2025). Zoals op pagina 10 van het rapport wordt
toegelicht, wordt de toename van de kosten van 2025 ten opzichte van 2022 volledig
veroorzaakt door de toename van de hulpverlening, met incidentele kosten in 2022.
Op dezelfde pagina van het rapport wordt ook het verschil tussen € 11,1 miljoen (2022)
en € 9,3 miljoen (hoogte huidige instellingssubsidie) verklaard. Deze toename zit
in een uitbreiding van de formatie om te voldoen aan de stijging van de hulpvraag
en de realisatie van 95% bereikbaarheid, in een uitbreiding van de huisvesting en
een toename van de ICT-afdeling.
Scenario 3: Groei niveau overige dienstverlening 113 Zelfmoordpreventie
Dit scenario gaat uit van een toename van activiteiten bij alle afdelingen. De toename
van de activiteiten bij de afdelingen Onderzoek, Academy en Marketing & Communicatie
hebben als doel het bewustzijn verder te verhogen en hiermee op termijn afname van
de hulpverzoeken te realiseren. Denk hierbij aan meer aanvullend onderzoek om beter
inzicht te krijgen in de verschillende aanpakken en om interventies beter op elkaar
aan te laten sluiten, communicatie om specifieke doelgroepen te bereiken en inzet
om een omslag te kunnen maken naar niet alleen zelf trainingen aanbieden, maar ook
andere organisaties trainen om trainingen te geven (train-de-trainermodel). Daarnaast
geldt net als bij scenario 2 als uitgangspunt een stijging van de hulpvraag en een
bereikbaarheid van 95%.
De kosten voor dit scenario bedragen € 12,0 miljoen (2022) en lopen op tot € 14,0 miljoen
(2025). Net als in scenario 2 wordt er in dit scenario rekening gehouden met incidentele
kosten (in 2022) en de groei van de hulpverlening. De onderzoekers merken bij dit
scenario op dat het niet inzichtelijk is of en wanneer de inspanningen/groei van de
overige dienstverlening zullen leiden tot een afname van het aantal hulpverzoeken.
Daarnaast voorzie ik overlap tussen de gewenste toename van de activiteiten in dit
scenario en de activiteiten uit de derde landelijke agenda suïcidepreventie, waarvoor
tot en met 2025 € 4,8 miljoen per jaar beschikbaar is gesteld.5 Indien voor dit scenario wordt gekozen zal er daarom op toegezien moeten worden dat
er geen dubbele financiering plaatsvindt.
Overige factoren die de benodigde financieringsomvang bepalen
Eerder in deze brief meldde ik al dat de ontwikkeling in het aantal hulpverzoeken
en het na te streven bereikbaarheidspercentage een grote invloed hebben op de benodigde
financieringsomvang. Dit licht ik hieronder nader toe.
De eerste factor die een grote invloed heeft op de kosten is de ontwikkeling van het
aantal hulpverzoeken. De jaarlijkse toename van de kosten voor de hulpverlening is
het gevolg van de veronderstelde stijging in het jaarlijks aantal hulpverzoeken. De
onderzoekers van Vanberkel veronderstellen op basis van hun analyses dat het aantal
hulpverzoeken de komende jaren met 21% zal blijven groeien. Vanberkel heeft op basis
van hun model berekend dat bij 95% bereikbaarheid en een groei van hulpverzoeken met
21%, er circa € 1,2 miljoen extra in het jaar 2025 nodig is voor het aannemen van
personeel om de bereikbaarheidseis te behalen. Tegelijkertijd is heel duidelijk dat
een afnemend groeipercentage in de periode 2021–2025 de benodigde financieringsomvang
omlaag zou brengen. Met andere woorden: waar de uitgaven met betrekking tot de overige
dienstverlening eenvoudiger te voorspellen is, omdat het in principe vaste uitgaven
zijn, hangen de uitgaven voor de hulpverlening samen met de werkelijke ontwikkeling
in het aantal hulpverzoeken. Ik zal daarom de ontwikkeling van het aantal hulpverzoeken
blijven monitoren om te kijken wat passende financiering is.
Een andere factor die een grote invloed heeft op de berekende financieringsomvang,
is de bereikbaarheid. Momenteel wordt gestreefd naar het realiseren van een bereikbaarheid
van de hulplijn van 95%. Dit houdt in dat in 95% van de gevallen een hulpgesprek via
de telefoon of chat in één keer wordt opgepakt. In het onderzoek wordt geconstateerd
dat in de afgelopen jaren de bereikbaarheid van de hulplijn circa 80% bedroeg. Door
de inzet van extra medewerkers wordt gestreefd om 95% te realiseren, hetgeen een directe
impact heeft op de personele uitgaven van 113 Zelfmoordpreventie.
In het rapport wordt opgemerkt dat een hoger bereikbaarheidspercentage inherent leidt
tot een hoger beschikbaarheidspercentage. Dit betekent dat indien de personele bezetting
van de hulplijn wordt afgestemd op een dagelijks te bereiken piekbelasting, ook geldt
dat op rustige momenten sprake is een minder doelmatige inzet, oftewel hulpverleners
die zitten te wachten op het aannemen van hulpgesprekken. De onderzoekers schrijven
dat een wijziging van het bereikbaarheidspercentage met stappen van 5%, resulteert
in een wijziging van de directe personele lasten van ongeveer 6%. Een stijging van
een bereikbaarheid van 80% naar het in het model gehanteerde uitgangspunt van 95%,
leidt naar verwachting dus tot een stijging van de personele lasten bij de hulpverlening
(de eerste rij uit de tabel op pagina 8 van het rapport) van 18%, ofwel circa € 1,0 miljoen
in 2022 oplopend tot circa € 1,5 miljoen in 2025.
Gegeven de aanzienlijke financiële impact van de verhoging van de bereikbaarheid,
mede resulterend in een inherent hogere ondoelmatigheid, adviseert Vanberkel na te
gaan hoe de piekcapaciteit in samenwerking met andere hulplijnen kan worden opgevangen,
danwel om het nagestreefde bereikbaarheidspercentage te herevalueren.
De komende tijd zal ik met 113 Zelfmoordpreventie in gesprek gaan om te kijken hoe
we aan de slag kunnen met deze aanbeveling. Daarnaast zijn gedurende het onderzoek
aanbevelingen gedaan aan VWS en 113 Zelfmoordpreventie die zien op het financiële
beheer. Deze aanbevelingen neem ik ter harte en zullen de komende tijd in gezamenlijkheid
worden opgepakt.
Vervolg
Het onderzoek van Vanberkel maakt inzichtelijk dat in de huidige situatie, waarin
vanaf 2022 teruggegaan wordt naar het structureel beschikbare middelenniveau (€ 5,7
miljoen), de overige diensten van 113 Zelfmoordpreventie zullen moeten inkrimpen en
de bereikbaarheid van de hulplijn flink terug zal vallen. Dit ligt ver beneden de
bereikbaarheid waar ik naar streef. Tegelijkertijd vraagt verdere groei en zelfs ook
continuering van de huidige dienstverlening om aanzienlijke investeringen. Ik laat
het aan een volgend kabinet om te beslissen in welke mate zij duurzaam willen investeren
in de continuering of groei van (de overige dienstverlening van) deze stichting.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, P. Blokhuis
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P. Blokhuis, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport