Brief regering : Realisatie van het project Maaslijn
35 570 A Vaststelling van de begrotingsstaat van het Infrastructuurfonds voor het jaar 2021
Nr. 89
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 7 juli 2021
Op 21 mei jl. heb ik uw Kamer geïnformeerd over mijn overleg inzake de spoorverbinding
Maaslijn met dhr. Remkes, waarnemend commissaris van de Koning in Limburg1. In vervolg hierop heb ik op woensdag 30 juni 2021 opnieuw constructief overleg met
dhr. Remkes gehad. Met deze brief informeer ik uw Kamer over de voorgenomen afspraken
om het project Maaslijn in gezamenlijkheid, met de benodigde financiële robuustheid
en binnen de beoogde planning (eind 2024), te kunnen realiseren.
Zoals eerder aan uw Kamer gemeld, is het project Maaslijn geconfronteerd met een fors
hogere kostenraming (€ 79 mln exclusief btw en € 96 mln inclusief btw) dan de raming
die ten grondslag lag aan de afspraken van de bestuursovereenkomst Maaslijn2. Partijen zijn gebonden aan de afspraken in deze overeenkomst. Daarbij vraagt uw
Kamer mij met de motie van het lid Moorlag c.s.3 om eventuele meerkosten niet op de regio te wentelen. Bij de afspraken met Limburg
heb ik deze motie betrokken.
Nut en noodzaak van het project Maaslijn
De noodzaak en de urgentie van een opgewaardeerde Maaslijn is voor Rijk en regio glashelder.
Met de realisatie van het project Maaslijn wordt de kwaliteit en betrouwbaarheid van
het vervoer per spoor tussen Nijmegen, Venlo, Roermond en Sittard verbeterd, een traject
waarop steeds meer reizigers van de trein gebruik maken. Daarnaast levert de elektrificatie
van circa 89 km spoor een verduurzaming van het vervoer per spoor op, en wordt het
netwerk van geëlektrificeerde spoorlijnen in Zuidoost Nederland gecompleteerd.
Om het project te kunnen realiseren is het essentieel dat raming en budget in balans
komen. Als uitgangspunt heb ik een redelijke oplossing voorzien tussen Rijk en provincie
Limburg waarbij het project financieel goed op de rails wordt gezet en waarbij duidelijke
afspraken worden gemaakt over samenwerking en verantwoordelijkheden.
De afgelopen periode heb ik in nauwe samenwerking met de provincie Limburg en ProRail
het project opnieuw doorgelicht op tijd, scope en geld. Hierbij zijn versoberingsopties
en alternatieven (waaronder de inzet van waterstoftreinen en bus rapid transit) betrokken.
De gezamenlijke conclusie van betrokken partijen is dat het project het beste in ongewijzigde
vorm voortgezet kan worden, zowel vanuit het belang van de reiziger, als vanuit financieel
oogpunt.
Gegeven het bredere belang van het project, de uitzonderlijke situatie waarin het
project zich bevindt alsook de geschiedenis van de aansturing van de Maaslijn, ben
ik met provincie Limburg in gesprek gegaan om tot een redelijke oplossing te komen
die toekomstbestendig is. Om een succesvolle en tijdige ingebruikname van het project
te realiseren, is heldere aansturing én een stabiele financiële basis van belang.
Financieel arrangement
Ik ben met provincie Limburg tot een financieel arrangement gekomen, waarbij er een
harde toezegging is ter dekking van de hogere kostenraming (€ 96 mln, incl. btw) en
daarnaast een risicoreservering (€ 42 mln) wordt getroffen voor projectrisico’s zodat
de financiële status van het project toekomstbestendig is. In afwijking van de bestuursovereenkomst
(waar wordt uitgegaan van een 50/50 verdeling) ben ik bereid deze extra bijdrage aan
het projectbudget in de verhouding 75/25 te bekostigen.
Dit betekent dat ik voornemens ben om circa € 72 mln inclusief btw (€ 60 mln exclusief
btw) in te zetten om het budget in balans te brengen met de actuele raming. Provincie
Limburg is voornemens om circa € 24 mln inclusief btw (20 mln exclusief btw) beschikbaar
te stellen voor de hogere kostenraming. Voor de toekomstbestendigheid en ter afdekking
van projectrisico’s ben ik verder voornemens een risicoreservering te treffen van
circa € 31,5 mln. Provincie Limburg is voornemens om een risicoreservering van circa
€ 10,5 mln te treffen voor projectrisico’s.
In mijn brief van 7 april jl. over de actuele stand van zaken van de Maaslijn (kenmerk
35 570 A, nr. 55) heb ik aangegeven dat ik prioritering tussen projecten zal betrekken bij het zoeken
naar een oplossing. Om de genoemde extra middelen te kunnen dekken zal ik de resterende
Regeerakkoord middelen voor spoor van het kabinet Rutte-III bedoeld voor ambities
in deze regio gebruiken en zullen daarnaast middelen vanuit het Mobiliteitsfonds worden
ingezet.
Ik ben blij met de herbevestiging van alle betrokken partijen dat de succesvolle afronding
van het project Maaslijn een gezamenlijke verantwoordelijkheid is en blijft. Dit sluit
aan bij mijn verantwoordelijkheid voor het spoornet en de verantwoordelijkheid van
de provincie Limburg voor de ruimtelijke ordening en de concessieverlening. Ook ProRail
als opdrachtnemer van het project is gebaat bij een gelijkgerichte inspanning van
Rijk en regio om daarmee maximaal slagvaardig te zijn in de realisatiefase.
Bovenstaande financiële afspraken worden in de komende tijd juridisch verankerd. Hierbij
worden ook heldere afspraken vastgelegd over governance (waaronder rolverdeling, aansturing
en besluitvorming).
Verder ben ik met dhr. Remkes overeengekomen dat de gezamenlijkheid van dit project
zich vertaalt in de afspraak dat eventuele projectrisico’s4, die uitstijgen boven het hierboven omschreven financieel arrangement, (met inbegrip
van eventuele kostprijsverhogende btw en eventuele concessiekosten in relatie tot
elektrificatie) in de verhouding 50/50 worden gedeeld tussen Rijk en provincie Limburg.
Meevallers vloeien naar rato van inleg terug.
Tenslotte is afgesproken dat betrokken partijen samen optrekken richting de Europese
Unie om (delen van) de Maaslijn onderdeel te laten worden van het comprehensive network
TEN-T. Daarmee ontstaat bij toekomstige verbeteringen aan de Maaslijn ook de mogelijkheid
voor Europese steun.
Tot slot
Met deze afspraken, die in goede harmonie met provincie Limburg en ProRail tot stand
zijn gekomen, ben ik ervan overtuigd dat het project financieel weer op de rails is
gezet en heb ik er vertrouwen in dat een goede basis is gelegd om gezamenlijk dit
project tot een goed einde te brengen. Zoals hierboven aangegeven, worden deze afspraken
voorafgaand aan de realisatiefase juridisch verankerd.
De volgende mijlpaal is de vaststelling van het provinciaal inpassingsplan door de
provincies Noord-Brabant en Limburg, voorzien in november 2021. Kort daarna kan de
projectbeslissing worden genomen en start de realisatiefase. Op dat moment ligt de
scope van het project vast en dat geeft duidelijkheid voor de realisatiefase.
Ik kijk uit naar een voorspoedige realisatie van de verbetermaatregelen op de Maaslijn,
waarmee een robuust en duurzaam treinproduct voor de reiziger wordt opgeleverd.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
S. van Veldhoven-van der Meer
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. van Veldhoven-van der Meer, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat