Brief regering : Aanpak spreiden en mijden
31 305 Mobiliteitsbeleid
Nr. 331
BRIEF VAN DE MINISTER EN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 7 juli 2021
Al een aantal jaar maken forenzen in steeds grotere getalen op hetzelfde moment gebruik
van weg en spoor, met drukte in het openbaar vervoer en files tot gevolg. Als gevolg
van demografische en economische ontwikkelingen, zoals geschetst in de recent afgeronde
IMA-rapportage,1 is de verwachting dat de mobiliteitsvraag de komende decennia blijft toenemen. Om
de verwachte groei van reizigers op te vangen, is de inzet van een breed instrumentarium
nodig om Nederland in beweging te houden. De komende jaren blijven grote investeringen
in weg, spoor en vaarwegen daarom nodig. Ook door het efficiënter gebruiken van onze
infrastructuur, kunnen we een bijdrage leveren aan de bereikbaarheid. Door de coronacrisis
hebben we geleerd meer thuis te werken en te leren. Nu de coronaregels versoepeld
worden en Nederlanders weer meer op pad kunnen, willen we dit momentum benutten om
onze manier van werken, leren en reizen opnieuw tegen het licht te houden. Door meer
hybride te werken en gespreid te reizen, kunnen we onze infrastructuur efficiënter
gebruiken en een bijdrage leveren aan de bereikbaarheid van Nederland. In deze brief
wordt toegelicht hoe we het spreiden en mijden van mobiliteit als IenW samen met andere
ministeries, regionale overheden, werkgevers, onderwijsinstellingen en vervoerders
willen aanpakken.
De ervaringen tijdens de Corona-pandemie en ambitie
De coronacrisis heeft laten zien hoe groot de impact van thuiswerken en onderwijs-op-afstand
op onze mobiliteit kan zijn. De maatregelen die zijn genomen om de verspreiding van
het coronavirus te remmen, met name het dringende advies thuis te werken tenzij dit
niet mogelijk was, hebben geleid tot een sterke afname van de spitsdrukte op de weg.
Op het laagste punt was de totale vertraging op het hoofdwegennet 98% lager dan de
situatie voor de coronacrisis. Op dit moment is de totale vertraging 74% lager. De
toenemende drukte is het gevolg van een toenemend aantal autoverplaatsingen gedurende
de afgelopen weken. Ook het OV-gebruik neemt weer toe en nadert het hoogste niveau
sinds de start van de pandemie in 2020. Gemiddeld ligt het OV-gebruik de afgelopen
weken op 50% ten opzichte van 2019.
De wegen en het openbaar vervoer zijn normaal gesproken het drukst gedurende de ochtend-
en avondspits, wanneer de meeste mensen tussen huis en werk reizen. Het grootschalig
thuiswerken van het afgelopen jaar heeft geleid tot een afname van het aantal woon-werkverplaatsingen,
en daarmee een afname van de drukte tijdens de spitsen. Ook toen de hoeveelheid verkeer
weer toenam als gevolg van versoepeling van maatregelen, bleef het aantal files achter.
Hoewel we nog niet weten of er sprake is van een blijvend effect, is gebleken dat
een relatief kleine afname van het aantal autoverplaatsingen kan leiden tot een sterke
afname van de reguliere files, en daarmee minder transportgerelateerde emissies. Ter
illustratie: in 2020 heeft de sterke afname van de woon-werkmobiliteit als gevolg
van de coronamaatregelen geleid tot 20% minder CO2-uitstoot ten opzichte van 2019.
De maatregelen die ervoor hebben gezorgd dat men meer vanuit huis is gaan werken zijn
weliswaar van tijdelijke aard, maar hebben geleid tot een verschuiving in de houding
ten opzichte van (een deel van de dag of week) thuiswerken. Dit beeld onderstreept
de hiervoor geschetste kans om juist nu in te zetten op het gedeeltelijk vasthouden
van de positieve mobiliteitseffecten. Werknemers geven aan ook na de coronacrisis
deels thuis te willen blijven werken. Circa 45 tot 50% van de werkenden verwacht na
de coronacrisis vaker thuis te werken2. Dit beeld is al enkele maanden vrij stabiel. Deze houding is niet verrassend. Gedeeltelijk
thuiswerken biedt enkele belangrijke voordelen, waaronder de flexibiliteit om bewust
te kunnen kiezen voor een werkplek die past bij de werkzaamheden van dat moment. Je
kunt van huis uit starten om vervolgens buiten de spits naar de vaste werkplek of
een flexplek te reizen. Of ervoor kiezen om alleen op dagen met minder spitsdrukte
naar kantoor te komen. Dit is uiteraard wel afhankelijk van het type werkzaamheden
en de mogelijkheden van werkgevers om thuiswerken te ondersteunen. Daarbij hebben
we nadrukkelijk zicht op de nadelen van thuiswerken; mensen hebben behoefte aan contact
met collega’s of hebben thuis niet altijd een goede werkplek. Het gaat juist om het
vinden van balans tussen werken op kantoor, thuis en op andere locaties (satellietkantoren).
Zo biedt hybride werken het beste van twee werelden. Contact met collega’s op kantoor
en meer vrijheid en rust thuis. En voor de samenleving draagt hybride werken bij aan
een betere spreiding van verkeer over dag en week, waarmee piekdrukte op de weg en
in het OV beperkt kan worden.
IenW blijft breed inzetten op de bereikbaarheid van Nederland. Het spreiden van mobiliteit
over de dag en over de week en het mijden van mobiliteit kunnen hieraan bijdragen.
Het is zaak om het huidige momentum hiervoor te benutten. Oproepen vanuit decentrale
overheden, werkgevers en mobiliteitsexperts onderschrijven dat juist nu het moment
is om een terugkeer naar de «hyperspits» te voorkomen.
Inzet op spreiden en mijden
Daarom biedt spreiden en mijden een belangrijke kans om congestie te beperken en daarmee
ook de uitstoot van schadelijke stoffen te verminderen. En dus zet IenW in op het
ondersteunen en stimuleren van hybride werken. Dat gebeurt in samenwerking met andere
departementen, overheden, werkgeverskoepels, werkgeversnetwerken, onderwijskoepels
en onderwijsnetwerken. Op regionaal niveau komen daar nog andere grote partijen die
gebruik maken van weg en OV bij.
Samenwerking met andere departementen
Met het Ministerie van Financiën wordt verkend of en op welke wijze werkgevers fiscaal
gefaciliteerd een thuiswerkvergoeding aan de werknemers kunnen verstrekken. Er wordt
naar gestreefd de aanpassing mee te nemen in het Belastingplan voor 2022. Verder werken
we nauw samen met het Ministerie van SZW en andere departementen in het kader van
de agenda voor de toekomst van hybride werken. Het voornaamste doel van deze agenda
is de samenleving, werkgevers, werkenden, het kabinet en andere relevante partijen
in staat te stellen beter te anticiperen de ontwikkelingen rond hybride werken in
de periode na de coronacrisis. Om te komen tot een toekomstagenda heeft SZW eind maart,
mede namens het kabinet, een adviesvraag uitgezet bij de SER over de toekomst van
hybride werken.3 Mede op basis van het advies van de SER kan het nieuwe kabinet de toekomstagenda
vormgeven. De SER streeft ernaar om uiterlijk 1 augustus met een eerste briefadvies
te komen. Een uitgebreid advies volgt eind 2021. Met het Ministerie van OCW zetten
wij gezamenlijk met onderwijskoepels, vervoerders en decentrale OV-autoriteiten in
op het ondersteunen van regionale afspraken zoals die worden beschreven onder het
kopje «samenwerking in de regio’s». Het doel is er gezamenlijk voor te zorgen dat
iedereen de onderwijsinstelling ook in het nieuwe school- en studiejaar zo goed en
comfortabel mogelijk kan bereiken en piekdrukte zoveel mogelijk wordt voorkomen. In
haar brief van 29 april jl. roept Minister van Engelshoven daarom de onderwijsinstellingen
op om lokaal/regionaal in gesprek te gaan met vervoerders en, indien nodig, rekening
te houden met de uitkomsten hiervan.4
Samenwerking in de regio’s
In het Bestuurlijk Overleg MIRT van 2020 hebben we een extra (financiële) impuls gegeven
aan het faciliteren van werkgevers en onderwijsinstellingen om het reisgedrag te bestendigen
en om hierbij per regio maatwerk te kunnen bieden. Dit heeft te maken met het aantal
bedrijven, aantal werknemers per bedrijf en de aard van de werkzaamheden maar ook
met de mate van drukte in de regio. Met regionale overheden, regionale vervoerders,
onderwijsinstellingen en regionale werkgeversnetwerken geven we concrete invulling
aan spreiden en mijden in verschillende regio’s. In een aantal regio’s heeft dit de
afgelopen periode ook al tot concrete resultaten geleid. Een voorbeeld hiervan is
het openstellen van de Voucherregeling Thuiswerkplan. Hiermee biedt een aantal regionale
werkgeversnetwerken aan lokale werkgevers de mogelijkheid gratis door een externe
deskundige een thuiswerkplan te laten maken. Daarnaast lopen er gebiedsgerichte aanpakken
waarbij hybride werken in de praktijk getest wordt. Een ander voorbeeld is de integrale
aanpak om werktijden, lestijden en openingstijden in gezamenlijk overleg op elkaar
af te stemmen zodat piekdrukte voorkomen wordt. Een aantal regio’s was hier al mee
bezig en deze aanpak wordt steeds breder opgepakt.
Op dit moment wordt verder invulling gegeven aan deze afspraken door onder andere
gezamenlijk uitgangspunten voor de regionale aanpak te formuleren. In de MIRT brief
van dit najaar zal hierop worden teruggekomen.
Kennis delen: laten zien wat werkgevers en onderwijsinstellingen zelf al doen
Communicatie kan helpen om te laten zien wat er al gebeurt. Want goed voorbeeld doet
volgen. Bovendien kunnen partijen veel van elkaar leren. Denk hierbij aan het delen
van best practices. Zoals de recente afspraak van Hogeschool Inholland en vervoersmaatschappijen RET,
NS en HTM om de lessen spreiden om te voorkomen dat studenten in het nieuwe studiejaar
weer massaal tegelijk met het OV reizen. Sinds 2019 hebben Radboud Universiteit en
de HAN een roosteraanpassing structureel doorgevoerd. De lessen op de universiteit
starten om 8.30 uur en op de HAN om 9.00 uur. Dat zorgt voor minder piekdrukte tijdens
de spits en is vooral merkbaar op de weg, de fietspaden en in het OV. Met werkgevers
is er een ronde tafel georganiseerd om ervaringen op te halen. Deze lessen worden
verwerkt in een handreiking die breed beschikbaar wordt gesteld.
Verder wordt informatie over fiscale regelingen in het e-zine «Werken aan duurzame
mobiliteit» actief onder de aandacht gebracht van degenen voor wie deze bedoeld zijn.
Daarnaast roept IenW werkgevers op plannen te maken voor hybride werken, via gezamenlijke
communicatie-inzet met het platform zowerkthet.nl. Ook heeft IenW medewerking verleend
aan de oproep «Zo willen we werken» van de coalitie Anders Reizen, waar grote werkgevers
ervaringen delen op het terrein van hybride werken. Daarnaast ondersteunt IenW initiatieven
die werkgevers en werknemers stimuleren om spreiden en mijden in de praktijk toe te
passen, zoals het Low Car Diet (een gedragscampagne die werknemers ondersteunt in gezond, bewust en duurzaam reisgedrag,
incl. thuiswerken en spitsmijden).
De rol van het Rijk als werkgever
De rijksoverheid is met circa 120.000 ambtenaren niet alleen een grote werkgever,
maar daardoor ook een voorbeeld. In de geest van de aangehouden motie5 van de Kamerleden De Hoop en Bouchallikh over het bevorderen van spitsmijden door
rijksambtenaren, ingediend tijdens het tweeminutendebat MIRT van 24 juni jl., is reeds
afgesproken hybride werken als uitgangspunt te hanteren voor werken bij het Rijk (Handelingen
II 2020/21, nr. 93, tweeminutendebat Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en
Transport (MIRT). Departementen gaan hier verder vorm aan geven.
Het Rijk wil daarbij zoveel mogelijk aansluiten bij de individuele wensen en omstandigheden
van medewerkers en beseft dat hybride werken niet voor alle beroepsgroepen mogelijk
is. De invulling vraagt, door de diversiteit aan werkprocessen en individuele omstandigheden
van medewerkers, om ruimte en maatwerk. Hiervoor worden binnen teams gesprekken gevoerd
en afspraken gemaakt, op basis van vrijwilligheid. En zo lang de Coronamaatregelen
nog gelden gebeurt dit met in achtneming van de anderhalve meter. Zo heeft de secretaris
generaal van IenW recent opgeroepen fysieke teambijeenkomsten – met inachtneming van
de maatregelen – alleen te laten plaatsvinden tussen 10.00 en 15.00. Op deze manier
krijgen ambtenaren volle mogelijkheid de drukte tijdens de spits te vermijden. De
verwachting, op basis van de verschillende onderzoeken, is dat na verloop van tijd
de mediaan onder Rijksambtenaren zal liggen op 2 thuiswerkdagen.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
S. van Veldhoven-van der Meer
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga, minister van Infrastructuur en Waterstaat -
Mede ondertekenaar
S. van Veldhoven-van der Meer, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat