Brief regering : Kabinetsreactie beleidsdoorlichting artikel 11 Uitvoering en evaluatie Wet SUWI
30 982 Beleidsdoorlichting Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Nr. 62
                   BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 juli 2021
Inleiding
Hierbij bied ik u de beleidsdoorlichting van artikel 11 Uitvoering van de SZW-begroting
                  aan1. De algemene doelstelling van dit begrotingsartikel is om de uitvoeringsorganisaties van financiële middelen te voorzien voor een rechtmatige,
                     doelmatige, doeltreffende en klantgerichte uitvoering van sociale zekerheidsregelingen,
                     binnen de kaders die de overheid stelt. Zoals aangekondigd in de brief van 28 juni 20192 is deze beleidsdoorlichting gecombineerd met de evaluatie van de Wet SUWI en de beoordeling
                  van de doelmatigheid en doeltreffendheid van de zbo’s UWV en SVB conform art. 39 van
                  de Kaderwet zbo’s. De Wet SUWI regelt de structuur voor de uitvoering van taken met
                  betrekking tot de arbeidsvoorziening en sociale verzekeringswetten. Deze structuur
                  moet bijdragen aan twee hoofddoelen: het bieden van bestaanszekerheid en het bevorderen
                  van de arbeidsparticipatie. UWV en SVB leveren een bijdrage aan de realisatie van
                  deze doelen.
               
In deze brief ga ik achtereenvolgens in op: de opzet, de afbakening en het oordeel
                  van de onafhankelijk deskundigen van de beleidsdoorlichting (paragraaf 2), een samenvatting
                  van de belangrijkste bevindingen uit het onderzoek (paragraaf 3), de reactie van het
                  kabinet op de bevindingen en welke acties het kabinet op basis van de bevindingen
                  onderneemt (paragraaf 4) en de slotbeschouwing (paragraaf 5).
               
1. De beleidsdoorlichting
               
1.1 Focus
               
In opdracht van mijn ministerie heeft onderzoeksbureau De Beleidsonderzoekers, in
                  samenwerking met Verwonderzoek en SEO Economisch Onderzoek, de beleidsdoorlichting
                  uitgevoerd. De focus van het onderzoek ligt op de doelmatigheid en doeltreffendheid
                  van het SUWI-stelsel en de betrokken uitvoeringsorganisaties. Er is gekeken in welke
                  mate er in de periode 2015–2020 sprake was van een rechtmatige, doeltreffende, doelmatige
                  en klantgerichte uitvoering en in hoeverre de inrichting van en de sturing en het
                  toezicht binnen het SUWI-stelsel hieraan bijgedragen hebben.
               
Voor het vaststellen van de doeltreffendheid en doelmatigheid van het SUWI-stelsel
                  wordt uitgegaan van de twee hoofddoelen van de Wet SUWI: het bevorderen van de arbeidsparticipatie
                  en het bieden van bestaanszekerheid. Daarnaast is naar vier criteria gekeken die samenhangen
                  met de kwaliteit van de uitvoering: klantgerichtheid, rechtmatigheid, samenwerking
                  en wendbaarheid.
               
1.2 Afbakening
               
Bij de beleidsdoorlichting zijn de volgende inhoudelijke keuzes qua afbakening van
                     belang:
                  
– De beleidsdoorlichting beslaat de periode 2015- medio 2020. Daarbij is 2020 niet als
                           volledig jaar meegenomen. Hierdoor zijn de ontwikkelingen met betrekking tot de coronapandemie
                           in zeer beperkte mate meegenomen bij de beleidsdoorlichting.
                        
– De inhoud van de materiewetten (zoals de WW, de WIA en de AOW) is geen onderwerp van
                           studie in deze beleidsdoorlichting.
                        
– De beleidsdoorlichting richt zich op de uitvoering van taken op het terrein van werk
                           en inkomen. Dit betekent dat taken van de uitvoeringsorganisaties die geen betrekking
                           hebben op het terrein van werk en inkomen, zoals de uitvoering van de regeling persoonsgebonden
                           budget (PGB) door de SVB, buiten deze studie vallen. Dit is afgestemd met het Ministerie
                           van VWS.
                        
Het SUWI-stelsel dat centraal staat, bevat de volgende onderdelen: de uitvoeringsorganisaties
                     binnen het SUWI-stelsel, het departement van SZW en het gedecentraliseerde domein.
                     Hierbij is het gedecentraliseerde domein afgebakend tot de samenwerking en overdracht
                     van gegevens tussen UWV, SVB en gemeenten. Dat wil zeggen dat het functioneren van
                     de gemeenten en de uitvoering van de Participatiewet buiten beschouwing van de beleidsdoorlichting
                     valt3.
                  
1.3 Onderzoeksopzet
               
De doorlichting is opgezet conform de eisen zoals vastgesteld in de Regeling Periodiek
                  Evaluatieonderzoek (RPE). Het onderzoek betreft een syntheseonderzoek waarbij de onderzoekers zich baseren op bestaande bronnen en daarvan een synthese
                  presenteren. De onderzoekers hebben dit aangevuld met een vijftigtal interviews met
                  sleutelspelers binnen en buiten het SUWI-stelsel om de beschikbare informatie te duiden
                  en van achtergrond te voorzien.
               
Belangrijke bouwstenen waren de volgende twee studies die in het kader van deze beleidsdoorlichting
                  al eerder uitgevoerd en met uw Kamer gedeeld zijn: (1) het rapport Evaluatie van de
                  sturing van en het toezicht op SVB en UWV van Berenschot en (2) het rapport van IPSE
                  Studies naar de doelmatigheid (productiviteitsontwikkeling) van UWV en SVB.
               
Er wordt in het onderzoek gekeken naar de volgende aspecten van het SUWI-stelsel:
                  (1) de uitvoering door de uitvoeringsorganisaties, (2) de inrichting van het SUWI-stelsel,
                  (3) de sturing en (4) het toezicht binnen het SUWI-stelsel en (5) cliëntenparticipatie.
               
1.4 Oordeel onafhankelijk deskundigen
               
Bij de uitvoering van de doorlichting zijn twee onafhankelijk deskundigen betrokken
                  die een oordeel geven over de kwaliteit van het onderzoek. Dit zijn prof. dr. Pierre
                  Koning, hoogleraar Arbeidsmarkt en Sociale Zekerheid (Economie) aan de Vrije Universiteit
                  Amsterdam en Universiteit Leiden, en prof. dr. Sandra van Thiel, hoogleraar Publiek
                  Management (Bestuurskunde) aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en Radboud Universiteit
                  Nijmegen. Zij oordelen positief over de kwaliteit van het onderzoek en delen de belangrijkste
                  bevindingen van de beleidsdoorlichting. Hun oordeel is integraal toegevoegd4.
               
2. Belangrijkste bevindingen van de beleidsdoorlichting
               
De Beleidsonderzoekers zijn over het algemeen positief in hun oordeel over de doelmatigheid
                  en doeltreffendheid van het SUWI-stelsel en geven aan: er gaat veel goed, maar er
                  zijn ook knelpunten die afbreuk doen aan de doeltreffendheid en doelmatigheid van
                  het stelsel. Onderstaand geven we een weergave van de belangrijkste bevindingen van
                  de onderzoekers over de doeltreffendheid van de inrichting van en de uitvoering, de
                  sturing en het toezicht binnen het SUWI-stelsel en cliëntenparticipatie. Tot slot
                  wordt kort stil gestaan bij de beperkingen van het onderzoek.
               
2.1 Doeltreffendheid van de uitvoering
               
De doeltreffendheid van de uitvoering is beoordeeld aan de hand van twee hogere doelen
                  van de Wet SUWI: (1) het bieden van bestaanszekerheid en (2) bevorderen van de arbeidsparticipatie.
                  Over de uitvoering door de zbo’s in het SUWI-stelsel concluderen de onderzoekers:
                  «[deze] is over het geheel genomen als adequaat te beschrijven.»
               
De Beleidsonderzoekers geven vijf constateringen mee over de doeltreffendheid van
                     de uitvoering m.b.t. het bieden van bestaanszekerheid:
                  
1. De belangrijkste wijze waarop de uitvoeringsorganisaties kunnen bijdragen aan bestaanszekerheid
                           is het op tijd en correct verstrekken van de uitkeringen. Dit doen zowel UWV en SVB
                           goed: beide uitvoeringsorganisaties laten in hun prestatie-indicatoren zien dat de
                           uitkeringen voor de grootste groepen uitkeringsgerechtigden op tijd en correct worden
                           verstrekt.
                        
2. Hoewel de uitkeringsverstrekking over het algemeen tijdig is, zijn er ook aanzienlijke
                           aantallen uitkeringsgerechtigden die hun eerste uitkering te laat krijgen. Zo geldt
                           bijvoorbeeld voor de WIA, Ziektewet en Wajong dat in 2019 tussen 10 en 15 procent
                           van de aanvragers hun eerste uitkering niet op tijd ontvingen. Hierbij is overigens
                           geen sprake van een normoverschrijding door UWV. Bij de SVB is het zo dat voor internationale
                           aanvragen de tijdigheid van de uitkeringsverstrekking lager ligt dan voor de nationale
                           aanvragen.
                        
3. Het structurele tekort aan verzekeringsartsen bij UWV beperkt het aantal en de tijdigheid
                           van herbeoordelingen van de gezondheidssituatie van klanten met een arbeidsongeschiktheidsuitkering.
                           Het risico daarvan is dat mensen die een ontwikkeling hebben doorgemaakt in hun gezondheidssituatie
                           een uitkering ontvangen die qua hoogte niet meer aansluit bij de huidige gezondheidssituatie.
                        
4. De onderzoekers wijzen erop dat het voor het vaststellen van de bijdrage van de uitvoering
                           aan bestaanszekerheid het ook relevant is om te kijken naar niet-gebruik. De uitkeringsorganisaties
                           kunnen een bijdrage leveren aan de bestaanszekerheid van mensen door acties te ondernemen
                           op niet-gebruik. SVB heeft hier de afgelopen jaren al aandacht aan besteed.
                        
5. Voor het beoordelen van de bijdrage van de uitvoeringsorganisaties aan de bestaanszekerheid
                           is ook de manier waarop zowel in de aansturing als de uitvoering wordt omgegaan met
                           mensen met problematische schulden van belang. De bestaanszekerheid van mensen met
                           schulden kan namelijk in gevaar komen als ze door beslagleggingen op de uitkeringen
                           onder het bestaansminimum komen. De onderzoekers geven aan dat, voor zover bij hen
                           bekend, er bij de aansturing door het Ministerie van SZW geen aandacht wordt gevraagd
                           van de uitvoeringsorganisaties voor mensen met schulden en er geen budget voor de
                           uitvoeringsorganisaties beschikbaar is op dit onderwerp. UWV en SVB hebben dus niet
                           de expliciete taak om mensen met problematische schulden te helpen.
                        
Binnen het SUWI-stelsel levert vooral UWV, al dan niet in samenwerking met gemeenten,
                     een directe bijdrage aan het bevorderen van de arbeidsparticipatie. Dit doet UWV hoofdzakelijk
                     door re-integratiedienstverlening en bemiddeling. Over de bijdrage daarvan aan de
                     arbeidsparticipatie constateren De Beleidsonderzoekers een aantal zaken:
                  
1. De huidige prestatie-indicatoren laten onvoldoende zien in welke mate UWV erin slaagt
                           om de arbeidsparticipatie te bevorderen. Er zijn tevens onvoldoende effectiviteitsstudies
                           die de inzet van middelen door UWV (input) kunnen toeschrijven aan de aantallen uitkeringsgerechtigden
                           die aan het werk gaan (output).
                        
2. Na jarenlange bezuinigingen is er in de periode 2015–2020 weer ruimte gekomen voor
                           investeringen in de re-integratiedienstverlening. Een belangrijke voorwaarde was wel
                           dat deze investeringen5 zich terug moesten verdienen. Om dit inzichtelijk te maken zijn effectiviteitsstudies
                           opgezet m.b.t. investeringen in de WW- en WGA-dienstverlening6.
                        
3. UWV heeft de taak om samen te werken met gemeenten in de arbeidsmarktregio’s bij het
                           bevorderen van de arbeidsparticipatie. De onderzoekers wijzen er op dat, door het
                           ontbreken van onderzoek naar de effectiviteit van de samenwerking, er geen duidelijkheid
                           is over de bijdrage die samenwerking levert aan dit doel.
                        
4. De onderzoekers wijzen er op dat er maatschappelijk nog veel winst te behalen is met
                           het bemiddelen van met werkloosheid bedreigde werknemers van werk naar werk. De inzet
                           van UWV hierop is nu nog beperkt. Dit komt met name doordat het Ministerie van SZW
                           hier bij UWV niet op stuurde en er geen specifieke middelen voor beschikbaar stelde.
                           Als reactie op de coronacrisis zijn hier overigens wel tijdelijk extra middelen voor
                           vrijgekomen.
                        
Daarnaast is ook gekeken naar vier «kwaliteitscriteria» van de uitvoeringorganisaties:
                  rechtmatigheid, klantgerichtheid, wendbaarheid en samenwerking. De uitvoeringsorganisaties
                  scoren hoog op de indicator «rechtmatigheid», die is consequent boven de 99%. Bij
                  het criterium klantgerichtheid wordt aangegeven dat UWV onder uitkeringsgerechtigden
                  rond de 7 scoort en onder werkgevers tussen de 6 en 7. SVB scoorde in de afgelopen
                  jaren op of net onder het cijfer 8. Hiermee voldoen ze aan de afgesproken norm met
                  het ministerie. T.a.v. de wendbaarheid constateren de onderzoekers dat de uitvoeringsorganisaties
                  in de periode 2015 tot 2020 goed lijken om te kunnen gaan met schommelende uitkeringsvolumes7. Tevens merken ze op dat UWV goed om heeft weten te gaan met de grote beleidswensen
                  vanuit het ministerie. Zeker de invoering van de NOW heeft de wendbaarheid van UWV
                  laten zien. Bij het criterium samenwerking geven de onderzoekers aan dat gegevensuitwisseling
                  om samenwerking binnen het SUWI-stelsel vraagt. Deze heeft zich betrouwbaar getoond
                  in de afgelopen jaren. Ook hebben ze bij samenwerking gekeken naar de samenwerking
                  tussen UWV en gemeenten in de 35 arbeidsmarktregio’s. Daarvan zeggen ze dat deze de
                  afgelopen vijf jaar verder uitgekristalliseerd is en er zijn in diverse regio’s op
                  punten vorderingen gemaakt ten opzichte van 2015. Dit geldt echter niet voor alle
                  regio’s en niet overal in gelijke mate. Over de samenwerking met partijen buiten het
                  SUWI-stelsel konden door de onderzoekers geen conclusies getrokken worden, omdat er
                  geen studies beschikbaar waren die hier inzicht in boden.
               
2.2 Doeltreffendheid van de inrichting
               
De Beleidsonderzoekers concluderen dat de inrichting van het SUWI-stelsel werkbaar
                  is gebleken. De taakverdeling binnen het SUWI-stelsel is namelijk voldoende helder.
                  De wijze waarop de verantwoordelijkheid voor gegevensuitwisseling is belegd wordt
                  benoemd als de enige onvolkomenheid in het huidige SUWI-stelsel. Het belangrijkste
                  kritiekpunt is de complexe governance van het BKWI. De rollen van opdrachtgever, eigenaar
                  en opdrachtnemer zijn hier niet helder te onderscheiden. De onderzoekers zeggen hier
                  over: «BKWI is een organisatieonderdeel van het UWV en valt aldaar onder de Raad van Bestuur.
                     BKWI heeft een eigenstandige sturingsrelatie met het Ministerie van SZW (eigen P&C-cyclus,
                     eigen budgettoekenning). BKWI levert diensten die essentieel zijn voor de dienstverlening
                     van zowel UWV, SVB als gemeenten en wordt door deze partijen als gezamenlijk opdrachtgever
                     inhoudelijk aangestuurd. BKWI verbreedt zijn diensten en ontwikkelt zich steeds meer
                     tot generieke gegevensinfrastructuur op het gebied van de sociale zekerheid»8.
               
Tevens wijzen de onderzoekers op spanning tussen het centraal geleide SUWI-stelsel
                  en het gedecentraliseerde sociaal domein: het centraal aangestuurde SUWI-stelsel zit
                  niet van nature op dezelfde golflengte met het gedecentraliseerde sociale domein en
                  voor zowel UWV als alle individuele gemeenten geldt dat ze binnen een regio targets
                  en bijbehorende (financiële) belangen hebben om juist de eigen doelgroepen te bemiddelen
                  naar werk. Ze vragen zich af of het wel mogelijk is om tot goede samenwerking te komen.
                  In paragraaf 4.2.2 van de kabinetsreactie wordt toegelicht waarom het kabinet de inzet
                  op samenwerking tussen UWV en gemeenten van belang vindt.
               
2.3 Doeltreffendheid van de aansturing
               
Voor de conclusies t.a.v. de doeltreffendheid van de aansturing en het toezicht was
                  het rapport van Berenschot de belangrijkste bron voor De Beleidsonderzoekers. Berenschot
                  concludeerde eerder al dat sinds de vorige SUWI-evaluatie veel verbeteringen zijn
                  doorgevoerd in de sturings- en toezichtsrelatie9. De huidige situatie is door hen qua werkbaarheid en effectiviteit van sturing en
                  toezicht gekwalificeerd als een ruime voldoende.
               
De Beleidsonderzoekers concluderen dat het nieuwe sturingsmodel dat in 2016 is ingevoerd
                  door betrokkenen als positief ervaren wordt. Belangrijke ontwikkelingen in de aansturing
                  zijn dat het de partijen in de driehoek (eigenaar, opdrachtgever, opdrachtnemer) steeds
                  beter lukt om werkbaar invulling te geven aan hun rol en dat er in de afgelopen jaren
                  meer aandacht gekomen is voor de robuustheid van de uitvoeringsorganisaties op de
                  lange termijn. Dit laatste is en was volgens De Beleidsonderzoekers hoognodig. Het
                  heeft geleid tot noodzakelijke investeringen in de uitvoeringsorganisaties.
               
Naast deze positieve ontwikkelingen wijzen De Beleidsonderzoekers ook op een aantal
                     knelpunten:
                  
– In de aansturing bij zowel eigenaar als opdrachtgever is er weinig aandacht voor de
                              realisatie van de hogere SUWI-doelen (het bieden van bestaanszekerheid en het bevorderen van de arbeidsparticipatie).
                           Volgens de onderzoekers gaat het binnen de sturingsrelatie vooral over concrete uitvoeringsdoelen
                           die als KPI zijn vastgelegd. Deze indicatoren werpen echter te weinig licht op de
                           mate waarin de uitvoeringsorganisaties bijdragen aan het realiseren van de hogere
                           doelen.
                        
– In het verlengde hiervan wordt ook opgemerkt dat de herijking van de KPI’s uit 2017 tot nu toe te weinig opgeleverd heeft, omdat de KPI’s (die betrekking hebben op throughput en output) onvoldoende inzicht
                           geven in de kwaliteit van de uitvoering en daarmee in de mate waarin de uitvoeringsorganisaties
                           bijdragen aan de outcome van het stelsel. Het gesprek over de kwaliteit van de uitvoering
                           wordt volgens de onderzoekers wel beter gevoerd dan een aantal jaar geleden. Aandachtspunt
                           daarbij is wel dat het departement voldoende inzicht krijgt in dilemma’s en risico’s
                           in de uitvoering.
                        
– De aandacht voor de effectiviteit van de re-integratiedienstverlening is nog niet
                              structureel. Dit kan een belangrijke bijdrage leveren aan de doeltreffendheid van de uitvoering.
                        
– De rol van de opdrachtnemer (de uitvoeringsorganisaties) is nog niet voldoende versterkt. In lijn met het rapport van ABD Topconsult merken de onderzoekers op dat de uitvoeringsorganisaties
                           soms te weinig tegengas geven en ze meer ruimte binnen «de driehoek» (opdrachtgever
                           – opdrachtnemer – eigenaar) op mogen eisen.
                        
2.4 Doeltreffendheid van het toezicht
               
Het toezicht binnen het SUWI-stelsel bestaat uit verschillende soorten toezicht: (1)
                  toezicht op het functioneren van de uitvoeringsorganisaties (organisatiegericht toezicht)
                  en (2) toezicht op de doeltreffendheid van de individuele zbo’s en de samenwerking
                  tussen stelselpartijen (doeltreffendheidstoezicht). Het organisatiegerichte toezicht
                  wordt uitgevoerd door het Ministerie van SZW zelf, het doeltreffendheidstoezicht wordt
                  door de Inspectie SZW gedaan. Ook hebben de zbo’s intern allerlei checks en balances
                  ingebouwd en zijn er algemene Rijksdiensten (zoals de Auditdienst Rijk en de Algemene
                  Rekenkamer) die een toezichthoudende rol vervullen.
               
Van het organisatiegerichte toezicht wordt gezegd dat het de afgelopen jaren beperkt
                  van omvang is geweest en daarmee weinig meerwaarde had. In 2019 zijn wijzigingen doorgevoerd
                  om tot verbeteringen in het organisatiegerichte toezicht te komen. Tevens wordt opgemerkt
                  dat de wijze waarop de Inspectie SZW het doeltreffendheidstoezicht vorm heeft gegeven
                  weinig inzicht bood in de doeltreffendheid van de individuele zbo’s in het SUWI-stelsel
                  en de samenwerking tussen stelselpartijen, met uitzondering van de dienstverlening
                  van UWV voor enkele doelgroepen. De Inspectie SZW is in 2020 gestart met de ontwikkeling
                  van een stelselbrede monitor om de doeltreffendheid van het SUWI-stelsel periodiek
                  te kunnen volgen. Van deze nieuwe ontwikkelingen kunnen de onderzoekers nog niet aangeven
                  wat de doeltreffendheid is.
               
2.5 Doelmatigheid
               
IPSE studies heeft de doelmatigheid van de bedrijfsvoering van UWV en SVB onderzocht10. Zij concluderen dat er in de periode tussen 2002 en 2018 bij beide organisaties
                  sprake is van een sterke verhoging van de doelmatigheid. De taakstellingen en de laagconjunctuur
                  met bijbehorende schaalvoordelen bij de uitkeringsverstrekking hebben daar een belangrijke
                  rol in gespeeld. De Beleidsonderzoekers wijzen wel op de keerzijde van de taakstellingen
                  dat de financiële situatie is verslechterd.
               
2.6 Beperkingen van het onderzoek en aanbevelingen voor een toekomstige onderzoeksagenda
               
De onderzoekers wijzen er op dat feit dat het een syntheseonderzoek betreft, maakt
                  dat het ze soms aan materiaal ontbrak om de doelmatigheid en doeltreffendheid vast
                  te kunnen stellen. Bij deze witte vlekken wordt in paragraaf 5.6 nader stilgestaan.
               
3. Kabinetsreactie met aandachtspunten en acties
               
Het kabinet ziet deze beleidsdoorlichting als belangrijke kans om te leren en wil
                  graag gebruik maken van de relevante inzichten die het biedt om het functioneren van
                  het SUWI-stelsel (verder) te verbeteren. Mijn collega’s en ik zijn de onderzoekers
                  dan ook erkentelijk voor het kwalitatief goede rapport dat ze opgeleverd hebben en
                  de aanknopingspunten die ze aanreiken om bij te dragen aan de maatschappelijke doelen
                  die we met het SUWI-stelsel na streven: burgers bestaanszekerheid bieden en het vergroten
                  van hun arbeidsparticipatie. Bij de praktische uitwerking van de aanbevelingen zal
                  het perspectief van de mensen om wie het gaat steeds meegenomen worden.
               
Het kabinet herkent het relatief positieve beeld dat de onderzoekers schetsen van
                  de doelmatigheid en doeltreffendheid van het SUWI-stelsel. Mijn collega’s en ik zien
                  dat er mooie prestaties geleverd worden wat betreft de uitvoering van taken met betrekking
                  tot de arbeidsvoorziening (UWV) en met betrekking tot de sociale zekerheidswetten
                  (SVB en UWV). UWV en SVB slagen er dagelijks in om de uitkeringen voor de grootste
                  groepen uitkeringsgerechtigden op tijd en correct te verstrekken, te voldoen aan de
                  klantgerichtheidseisen van het ministerie en hebben ook in deze onderzoeksperiode
                  van 2015 tot medio 2020 grote stappen gezet om hun doelmatigheid te verbeteren. Eveneens
                  herkennen mijn collega’s en ik dat er knelpunten zijn die afbreuk doen aan de doeltreffendheid
                  en doelmatigheid van het SUWI-stelsel. Het kabinet vindt het van belang dat deze zo
                  goed mogelijk weggenomen worden.
               
Onderstaand bespreek ik de acties die hiervoor al door het kabinet ingezet zijn en
                  worden er suggesties en overwegingen meegegeven voor het volgende kabinet om het functioneren
                  van het SUWI-stelsel verder te verbeteren. Daarbij is het van belang om de bredere
                  context in ogenschouw te nemen. Deze acties vinden namelijk plaats in een kader dat
                  sterk gevormd wordt door de acties die het kabinet aangekondigd heeft in het kader
                  van de rapporten Werk aan Uitvoering, het rapport van de Parlementaire Ondervragingscommissie
                  Kinderopvangtoeslag (POK) en het rapport van de Tijdelijke commissie Uitvoeringsorganisaties
                  (TCU) «Klem tussen balie en beleid». Voordat ik inga op hoe wij invulling gaan geven
                  aan de belangrijkste aanbevelingen van de onderzoekers zal ik dan ook kort stilstaan
                  bij wat in het kader van deze beleidsdoorlichting relevante uitgangspunten en aandachtspunten
                  zijn vanuit de kabinetsreacties TCU, POK en WAU en hoe ze met elkaar samenhangen.
               
3.1 Samenhangende uitgangspunten met POK, WaU en TCU
               
Het rapport van de beleidsdoorlichting komt uit in een periode waarin er overheidsbreed
                  een roep is om als kabinet en Kamer de uitvoering meer prioriteit te geven om de dienstverlening
                  aan burgers te verbeteren11. Het kabinet onderstreept het belang van de uitvoering en is overheidsbreed al gestart
                  met het investeren in de uitvoering, zowel financieel als qua aandacht. Uw Kamer is
                  hier recent over geïnformeerd in reactie op de rapporten Werk aan Uitvoering en het
                  rapport «Ongekend onrecht» (Kamerstuk 35 510, nr. 2).
               
Waar POK, WaU en TCU overheidsbreed aandacht vragen voor de uitvoering zoomt deze beleidsdoorlichting in op de uitvoering
                  in het domein van werk en inkomen. De beleidsdoorlichting biedt waardevolle inzichten
                  specifiek gericht op het functioneren van het SUWI-stelsel en de aanbevelingen van
                  de onderzoekers worden meegenomen op de WaU-werkagenda12 die momenteel wordt voorbereid. In de beleidsdoorlichting is dus bijvoorbeeld het
                  functioneren van de Belastingdienst geen onderwerp van studie en ook niet de relatie
                  met de Tweede Kamer. Het verschil in scope maakt ook dat de conclusies van de onderzoekers
                  minder omvattend zijn dan POK, WaU en TCU.
               
Dat neemt niet weg dat veel van de uitgangspunten en initiatieven die in de kabinetsreacties
                  bij de rapporten WaU, TCU en POK zijn opgenomen ook relevant zijn voor de kabinetsreactie
                  op de beleidsdoorlichting. Onderstaand bespreken we vier uitgangspunten met lopende
                  initiatieven die met elkaar een belangrijke basis leggen en een kader vormen voor
                  hoe het kabinet in de toekomst invulling wil geven aan het SUWI-stelsel.
               
1. Werken aan passende dienstverlening
               
Een belangrijke conclusie van de beleidsdoorlichting is dat bij het kijken naar de
                  doeltreffendheid van het SUWI-stelsel de «outcome» of «hogere doelen» meer centraal
                  moeten komen te staan. Dit kan volgens de onderzoekers gedaan worden door onder andere
                  het terugdringen van het niet-gebruik en het signaleren van problematische schulden,
                  en hier het gesprek over te voeren. Deze aanbeveling sluit naadloos aan op de kabinetsreactie
                  op de WaU-rapporten waarin voornemens zijn opgenomen om de dienstverlening aan mensen
                  en bedrijven te versterken en waarmee resultaten en effecten van beleid en wetgeving
                  centraal worden gesteld. In de kabinetsreactie op het rapport van de POK zijn ook
                  middelen gereserveerd voor dienstverlening die daarmee samenhangen en betrekking hebben
                  op een toegankelijke (digitaal dan wel aan een fysiek loket) en passende dienstverlening
                  en de daarvoor benodigde samenwerking tussen uitvoerders (overheidsbrede maatwerkaanpak).
                  Een responsieve overheid staat centraal bij de dienstverlening, met de ruimte voor
                  maatwerk waar dat gewenst is. In de kabinetsreactie WaU wordt wel aangemerkt dat het
                  vermogen van de overheid om op de behoeften van de burger in te spelen eindig zijn
                  en dat er een transparant, politiek debat nodig is om de ambities vast te stellen
                  en daarbij ook te bespreken wat de overheid niet waar kan maken. In dit kader is het
                  ook relevant dat vanaf 2021 de wet Vereenvoudiging beslagvrije voet van kracht is.
                  Doel van deze wet is om te voorkomen dat mensen met schulden onder het sociaal minimum
                  terecht komen. De invoering van deze wet is onderdeel van de Brede schuldenaanpak
                  van het kabinet.
               
2. Het belang van een toekomstbestendige en wendbare uitvoering
               
Het kabinet wil zich inzetten voor een toekomstbestendige en wendbare uitvoering.
                  In de beleidsdoorlichting artikel 11 Uitvoering is hier op twee manieren expliciet
                  aandacht aan besteed. Allereerst is bij de beleidsdoorlichting «wendbaarheid» meegenomen
                  als aanvullend kwaliteitscriterium voor de uitvoering. Tevens is in het kader van
                  deze doorlichting een toekomstverkenning uitvoering werk en inkomen uitgevoerd13. In de kabinetsreactie WaU wordt er op gewezen dat om goed rekening te kunnen houden
                  met de verschillende behoeften van burgers de overheidsdienstverlening toekomstbestendig
                  en wendbaar moet zijn. Wanneer mensen klem komen te zitten en de basisdienstverlening
                  van de overheid onvoldoende toereikend is, moet de overheid in staat zijn maatwerk
                  te leveren zodat mensen weer perspectief krijgen en zich gesteund voelen.
               
3. Verbeteren van samenspel in de driehoek: duidelijke rollen en publieke waarden
               
Een belangrijk onderdeel van de beleidsdoorlichting was de sturing binnen het SUWI-stelsel.
                  Er wordt geconcludeerd dat het de partijen in de driehoek (eigenaar, opdrachtgever,
                  opdrachtnemer (UWV en SVB)) steeds beter lukt om werkbaar invulling te geven aan hun
                  rol. Het kabinet zet, in aansluiting op de kabinetsreactie bij de WaU-rapporten, in
                  op verdere verbetering van het samenspel in de driehoek. Allereerst gaat het daarbij
                  om de rolinvulling: daar waar dat nog niet gebeurt moet op korte termijn een duidelijke
                  invulling van rollen, ondersteuning en benodigde gesprekstijd tot stand komen. Daarnaast
                  verwacht het kabinet dat de opdrachtgevers in hun sturingsafspraken de algemene beginselen
                  van behoorlijk bestuur tot uitdrukking brengen. Tevens dient de sturing vormgegeven
                  te worden op basis van de Nederlandse code van goed openbaar bestuur die gebaseerd
                  is op publieke waarden.
               
Het kabinet is van mening dat er voldoende oog moet zijn voor de realisatie van maatschappelijke
                  doelen en niet eenzijdig gekeken moet worden naar het realiseren van een doelmatige uitvoering. De TCU van de Tweede Kamer laat in haar rapport14 weten dat departementen dit laatste jarenlang vooral leken te doen. Er moet nagedacht
                  worden hoe de verschillende doelen zich tot elkaar verhouden en hoe hier een goede
                  balans in gevonden kan worden15. In zijn algemeenheid geldt daarbij dat de balans dient te verschuiven van doelmatigheid
                  naar meer gerichtheid op de maatschappelijke doelen. Daarbij is het belangrijk om
                  te realiseren dat er in de uitvoeringspraktijk vaak spanning zal zijn tussen doelstellingen16. Zo kan de doelstelling van een doelmatige uitvoering, gericht op het zo efficiënt
                  mogelijk uitvoeren van regelingen, op gespannen voet staan met (de duurdere dienstverlening
                  van) het bieden van specifieke maatwerkvoorzieningen voor hen die anders buiten de
                  boot vallen. Met de «Stand van de uitvoering sociale zekerheid» die het departement elk halfjaar naar de Tweede Kamer stuurt, worden de dilemma’s
                  inzichtelijk gemaakt en worden signalen gedeeld met het kabinet en het parlement.
               
In aansluiting hierop is een relevante opmerking van De Beleidsonderzoekers dat in
                  hun perceptie de focus op doeltreffendheid en doelmatigheid, die in veel evaluaties
                  wordt gebruikt en ook wordt voorgeschreven in de RPE, niet altijd heeft geholpen om
                  de kern over het functioneren van het SUWI-stelsel boven water te krijgen. De onderzoekers
                  introduceren in hun rapport de public value review en Nederlandse code voor goed openbaar
                  bestuur als alternatieven om in de toekomst een beter oordeel te kunnen vellen over
                  de prestaties van de uitvoering.
               
4. Verbetering uitvoerbaarheid wetten en regels
               
De beleidsdoorlichting laat zien dat ingewikkelde wet- en regelgeving ertoe kan leiden
                     dat het voor UWV en SVB lastig kan zijn om de normen van tijdige uitkeringsverstrekking
                     te halen. Bij SVB gaat het vooral om regelingen met een internationale component en
                     voor UWV om de regelingen rondom ziekte. Onder andere de rapporten van WaU, het rapport
                     «Ongekend Onrecht» van de POK en het eindrapport «Klem tussen balie en beleid» van
                     de TCU concluderen dat het noodzakelijk is dat de hoeveelheid, complexiteit en gedetailleerdheid
                     van de wet- en regelgeving die uitvoeringsorganisaties uitvoeren gereduceerd wordt,
                     om onder meer de rechtszekerheid, kenbaarheid en eenvoud voor burgers te vergroten.
                  
Dit betekent voor het volgende kabinet dat het van belang is om zich in te zetten
                     om bestaande wet- en regelgeving in het SUWI-domein waar mogelijk te vereenvoudigen
                     en te komen tot eenvoudige, begrijpelijke en «doenbare» wet- en regelgeving voor de
                     burger en uitvoering. Knelpunten die vanuit de uitvoering worden aangedragen, zoals
                     bovengenoemde van UWV en SVB, kunnen aanknopingspunten bieden om wet- en regelgeving
                     te vereenvoudigen17. Daarnaast zal onderzocht worden waar de complexiteit van wetgeving voor burgers
                     tot problemen leidt en waar hardvochtige effecten optreden voor groepen burgers. Zoals
                     aanbevolen in «Werk aan Uitvoering» wordt ook ingezet op vereenvoudiging bij het ontwerpen
                     van wet- en regelgeving.
                  
3.2 Reactie op de aanbevelingen van de onderzoekers
               
Zoals bovenstaand besproken wordt er naar aanleiding van POK, TCU en WAU al veel door
                  het kabinet geïnvesteerd om de uitvoering te verbeteren en wordt er daarmee al een
                  flinke impuls aan de uitvoering gegeven. Dat neemt niet weg dat er ook nog specifieke
                  verbetermaatregelen liggen voor de doelmatigheid en doeltreffendheid van het SUWI-stelsel.
                  Onderstaand bespreek ik hoe mijn collega’s en ik verder invulling willen geven aan
                  de voornaamste verbetersuggesties van de onderzoekers.
               
3.2.1 Uitvoering
               
Tijdigheid uitkeringsverstrekking
De onderzoekers constateren dat UWV en SVB verreweg de meeste uitkeringen correct
                  en tijdig verstrekken. De onderzoekers geven vervolgens aan ruimte te zien om de tijdigheid
                  van de eerste uitkeringsverstrekking voor een aantal regelingen te verhogen, te weten
                  de WIA, Wajong en Ziektewet. Het kabinet vindt het een goede zaak dat de onderzoekers
                  hier aandacht voor vragen, omdat vanuit het perspectief van bestaanszekerheid het
                  belangrijk is dat mensen de eerste betaling van de uitkering waarop zij recht hebben
                  tijdig ontvangen en dat er, als dat om gerechtvaardigde redenen niet mogelijk blijkt
                  te zijn, andere maatregelen worden genomen. Voor de WIA verstrekt UWV automatisch
                  voorschotten in gevallen waarin UWV niet tijdig beslist. Het is daarbij van belang
                  om in de gaten te houden dat de voorschotten bij terugvordering of verrekening niet
                  tot problemen bij de aanvrager leiden. Het Ministerie van SZW en UWV zijn hier alert
                  op. Ten aanzien van het tijdigheidscijfer van WIA, Wajong en Ziektewet ga ik UWV vragen
                  na te gaan hoe deze cijfers precies te duiden zijn, of het verstrekken van voorschotten
                  die op een later moment moeten worden terugbetaald indien er geen recht blijkt te
                  bestaan op WIA, Wajong, Ziektewet tot problemen leidt en of verbeteringen mogelijk
                  zijn. Op basis daarvan zal worden bezien of de prestatieafspraken hierover moeten
                  worden bijgesteld. In de volgende Stand van de uitvoering kom ik hierop terug.
               
Samen met SVB breng ik momenteel de dilemma’s rondom de internationale dienstverlening
                  in kaart. De tijdigheidsnormen daar zijn namelijk onhaalbaar gebleken. Ook hiervoor
                  zullen we in onderling overleg bezien wat dit betekent voor onder andere de normering.
               
Effectieve dienstverlening bij activering
UWV draagt bij aan arbeidsparticipatie door activerende dienstverlening en bemiddeling
                  (SVB heeft hier geen rol). De onderzoekers geven aan dat er de afgelopen jaren meer
                  aandacht is gekomen voor de effectiviteit van re-integratiedienstverlening, maar dat
                  hierover ook nog veel onbekend is. Ze wijzen in het bijzonder op dienstverlening «van-werk-naar-werk».
                  Daarbij merken ze op dat dit iets is wat nu nog ontbreekt in de aansturing en dus
                  ook in de uitvoering van UWV. Het idee daarbij is dat door werkloosheid te voorkomen,
                  de doeltreffendheid en doelmatigheid van het stelsel vergroot wordt.
               
Ik ben het ermee eens dat meer zicht op de effectiviteit van de activerende dienstverlening
                  gewenst is. Daarom zijn SZW en UWV de afgelopen periode meerdere onderzoeken gestart
                  die tot meer inzicht gaan leiden. Er loopt bijvoorbeeld effectonderzoek voor de WGA-
                  en Wajongdoelgroep dat voor verschillende onderdelen van de re-integratiedienstverlening
                  kijkt wat effectief is voor wie. Dit moet begin 2022 een eerste beeld geven van de
                  doeltreffendheid van de activerende dienstverlening die professionals van private
                  re-integratiebedrijven leveren in samenspel met UWV. Ook loopt er een uitgebreid effectonderzoek
                  naar de WW-dienstverlening, waarvan de eindresultaten in 2022 worden opgeleverd en
                  de eerste deelresultaten in de loop van 2021 al bekend worden gemaakt. Inzicht in
                  effectiviteit willen we structureel. UWV en SZW hebben onder meer een gezamenlijk,
                  meerjarig kennisprogramma opgezet om de effectiviteit van de activerende dienstverlening
                  aan mensen met een functionele beperking te bevorderen. Zo is er al onderzoek opgeleverd
                  naar de inzet van jobcoaches en scholing. Dit kennisprogramma past in het continue
                  streven van SZW en UWV om de impact van de activerende dienstverlening zo groot mogelijk
                  te laten zijn.
               
Op basis van de Wet SUWI heeft UWV een beperkte taak ten aanzien van de ondersteuning
                  van werknemers die op zoek zijn naar ander werk. De primaire verantwoordelijkheid
                  voor de ondersteuning van werknemers ligt bij de sociale partners. UWV levert een
                  bijdrage aan arbeidsmarktvraagstukken via kennis en inzicht in de arbeidsmarkt, vanuit
                  de Werkgeversservicepunten en de leerwerkloketten, maar ook via arbeidsjuridische
                  dienstverlening. Denk bijvoorbeeld aan specifieke situaties zoals bij de sluiting
                  van de Hemwegcentrale in Amsterdam. De online dienstverlening van UWV staat open voor
                  werkzoekenden. Via werk.nl kunnen werkzoekenden zich inschrijven en zijn verschillende
                  hulpmiddelen inzetbaar waaronder informatie over kansen en mogelijkheden van beroepen
                  en verschillende testen die competenties, interesses en vaardigheden in kaart brengen.
               
Het uitgangspunt in het stelsel is vertrouwen in de eigen keuzes van werknemers op
                     een arbeidsmarkt die kansen biedt. Werknemers worden daarbij gesteund door vele private
                     en maatschappelijke organisaties, ook mensen met beperkt doenvermogen. Bedrijven en
                     sectoren met (structurele) tekorten nemen initiatieven om mensen te trekken. Daarbij
                     worden werkzoekenden ondersteund door overheidsinterventies, bijvoorbeeld zoals op
                     het vlak van Leven Lang Ontwikkelen (LLO). Betere van werk naar werk begeleiding leidt
                     mogelijk tot het voorkomen van werkloosheid, maar daar kan nog niet uit geconcludeerd
                     worden dat die begeleiding dus ook door de SUWI-partners moet worden gegeven en dat
                     dit zal leiden tot een effectiever en efficiënter SUWI-stelsel.
                  
In deze bijzondere tijden vinden er wel extra inspanningen plaats om mensen van werk
                     naar werk te begeleiden. Als onderdeel van het derde steun- en herstelpakket heeft
                     het kabinet € 1,4 miljard extra uitgetrokken voor de transitie naar werk. Een nieuwe
                     aanpak die hierbij ontwikkeld is, is de inzet van regionale mobiliteitsteams die werkzoekenden
                     en met werkloosheid bedreigden tijdelijk ondersteunen bij het zoeken naar ander werk.
                     In deze teams zitten gemeenten, UWV, werkgeversorganisaties en vakbonden. De werkzoekende
                     kan bij «één loket» terecht, waar wordt bekeken wat het beste aansluit op wat iemand
                     nodig heeft. Het is aan het volgende kabinet om, in overleg met de sociale partners
                     en andere betrokken partijen, te bezien of bij de «van werk naar werk»-dienstverlening
                     aanpassingen wenselijk zijn.
                  
Doeltreffende dienstverlening: aandacht voor wie de dienstverlening niet goed uitpakt
De onderzoekers doen de aanbeveling dat UWV en SVB laten zien voor wie de dienstverlening
                  niet goed uitpakt. Ze denken daarbij in het bijzonder aan niet-gebruik van voorzieningen,
                  multi-problematiek en schulden. Volgens de onderzoekers vraagt dit van het ministerie
                  dat zij ruimte geeft en de veiligheid biedt aan UWV en SVB om deze «kwetsbare informatie»
                  te kunnen delen met het ministerie. Tevens roepen ze UWV en SVB op om hun dienstverlening
                  doeltreffender te maken en de initiatieven onder de aandacht van opdrachtgever en
                  eigenaar te brengen. Ik onderschrijf deze aanbevelingen volledig en hier wordt door
                  het ministerie, UWV en SVB al hard aan gewerkt. SVB kent bijvoorbeeld al initiatieven
                  op het gebied van het tegengaan van niet-gebruik, klantgericht werken (Garage de Bedoeling)
                  en vroegsignalering van schulden. Bij het UWV lopen er bijvoorbeeld meerdere pilots
                  waarin geëxperimenteerd wordt en ervaring opgedaan wordt met dienstverlening bij vroegsignalering
                  van schulden.
               
In de kabinetsreacties op POK en WaU is aangegeven hoe het kabinet voornemens is om
                  de dienstverlening te versterken en toegankelijker te maken. Zo wordt bij UWV, SVB
                  en gemeenten de overheidsdienstverlening versterkt, juist voor groepen die tussen
                  wal en schip dreigen te komen. Dat betekent dat we medewerkers de tijd geven om mensen
                  passende aandacht en ondersteuning te bieden. Bij mensen die met meerdere overheidsorganisaties
                  te maken hebben en/of waarvan de casus complex is, gaan de overheidsorganisaties meer
                  met elkaar samenwerken. De maatregelen worden de komende periode nader uitgewerkt,
                  samen met de uitvoerders, medeoverheden en vertegenwoordigers van de verschillende
                  doelgroepen. Daarnaast gaan we ervoor zorgen dat beleidsmakers, bestuurders en bewindspersonen
                  op de ministeries veel vaker met de uitvoeringsorganisaties en de mensen voor wie
                  we werken in contact treden om zodoende signalen over knellende dienstverlening en/of
                  wet- en regelgeving te herkennen, erkennen en op te volgen. SVB en UWV gaan de Tweede
                  Kamer informeren over knelpunten in wet- en regelgeving met een brief die wordt gevoegd
                  bij de halfjaarlijkse Stand van de uitvoering sociale zekerheid18. Hiervan wordt de eerste begin juli 2021 verzonden.
               
Handhaving
De beleidsdoorlichting besteedt in beperkte mate aandacht aan de rol van handhaving
                     bij de uitvoering binnen het SUWI-stelsel. Er zijn dan ook geen aanbevelingen die
                     specifiek over handhaving gaan geformuleerd. De onderzoekers wijzen wel op het belang
                     van handhaving, indien in balans met de kwaliteit van dienstverlening, voor het maatschappelijk
                     draagvlak voor het SUWI-stelsel.
                  
Daarnaast merken de onderzoekers op dat handhaving en het daaruit voortvloeiende handhavingsinstrumentarium
                     gepaard gaan met een zeker mate van incidentgedrevenheid die die tot gevolg heeft
                     dat de politiek hen vraagt zich bij de dienstverlening meer te richten op handhaving
                     en een strenger handhavingsregime te hanteren, terwijl op een later moment door de
                     politiek juist gevraagd wordt om zich meer te richten op het verbeteren van de kwaliteit
                     van dienstverlening. Die wisselende aandacht voor handhaving binnen de dienstverlening
                     is voor de uitvoeringsorganisaties lastig om op in te spelen. De uitvoeringsorganisaties
                     vragen om minder grote perspectiefwisselingen.
                  
Het kabinet herkent deze bevindingen en werkt langs twee sporen om effectief en duurzaam
                  handhavingsbeleid te ontwikkelen. Allereerst is er in het voorjaar van 2021 in het
                  kader van de Fraudewet een onderzoek gestart dat kijkt naar hoe het huidige handhavingsbeleid
                  ten aanzien van toezicht en sanctionering in de sociale zekerheid uitpakt en wat belangrijke
                  aandachtspunten zijn voor de ontwikkeling van een toekomstbestendig handhavingsinstrumentarium.
                  Het doel van de evaluatie van het beschikbare handhavingsinstrumentarium is om een
                  betere balans aan te brengen tussen hard optreden als burgers willens en wetens de
                  regels overtreden en daarnaast ruimte aan de uitvoering te geven als burgers te goeder
                  trouw een fout maken of zich vergissen met de ingewikkelde regels. Ten tweede is dit
                  voorjaar gestart met de voorbereidingen voor de herijking van de handhavingskoers.
                  Dit gebeurt samen met de uitvoeringsorganisaties en gemeenten. Hierbij wordt expliciet
                  gekeken naar de uitwerking van handhaving op de doelrealisatie van de socialezekerheidsregelingen
                  en de arbeidswetten. In lijn met de kabinetsreactie POK en de bevindingen van de TCU
                  wordt bij de herijking expliciet aandacht besteed aan preventie en goede dienstverlening.
                  Daarnaast worden de bevindingen van de TCU, zoals de uitvoerbaarheid van beleid, de
                  menselijke maat en het perspectief van de uitvoering, maar ook de uitkomsten van WAU
                  betrokken bij de herijking. Bovengenoemde ontwikkelingen bieden aanknopingspunten
                  om de herijking nader te concretiseren en er vervolgens verschillende ambities aan
                  te verbinden die passen binnen de visie op handhaving en dienstverlening waarmee de
                  uitvoering de volgende vier jaar vooruit kan en op basis waarvan zij meerjarenplannen
                  handhaving gaan opstellen.
               
3.2.2 Inrichting
               
Stelsel van gegevensuitwisseling
De onderzoekers concluderen in de beleidsdoorlichting dat de governance van BKWI complex
                  is: BKWI is enerzijds een organisatieonderdeel van UWV, en anderzijds wordt de organisatie
                  bestuurlijk gezamenlijk aangestuurd door de SUWI-partners. Ze raden aan om te onderzoeken
                  hoe de governance van BKWI te vereenvoudigen is.
               
Het kabinet herkent de complexe governance m.b.t. het BKWI en ziet dat dit aandacht
                  behoeft. In een bredere verkenning van het stelsel van gegevensuitwisseling wordt
                  dit vraagstuk omtrent de governance van BKWI onder de loep genomen. Ook de governance
                  van IB wordt hierin meegenomen. Elke organisatie kent daarbij zijn eigen governance
                  vraagstuk vanwege de verschillende taken, activiteiten en juridische status. Een van
                  de uitdagingen daarbij is ook hoe BKWI en IB een goede balans kunnen vinden in het
                  uitvoeren van opdrachten van binnen én buiten het SUWI-stelsel. Voorkomen moet worden
                  dat er concurrentie tussen opdrachten ontstaat.
               
Sinds 2017 loopt ook het programma Toekomst gegevensuitwisseling werk en inkomen (TWI).
                  Het doel van het programma is het realiseren van een stelsel van gegevensuitwisseling
                  dat burgerregie faciliteert19. Binnen dit programma worden de stelselverantwoordelijkheid van de Minister van SZW
                  en de rollen in de besturing van het toekomstige stelsel in beeld gebracht. Het onderscheid
                  in rollen dat binnen het programma TWI naar voren komt en de vragen die dat oplevert
                  voor de governance, worden als uitgangspunt gehanteerd in de bredere verkenning van
                  het stelsel van gegevensuitwisseling, waarbij ook gekeken wordt naar de toekomst van
                  BKWI en IB.
               
Doel van de bredere verkenning is om het huidige stelsel van gegevensuitwisseling
                  toekomstbestendig te maken en na te gaan hoe we de komende jaren in samenhang willen
                  gaan sturen op de gegevensuitwisseling. Beleidstrajecten, zoals de Vereenvoudiging
                  beslagvrije voet en het Programma Verbeteren Uitwisseling Matchingsgegevens, vereisen
                  steeds vaker een vorm van organisatie overstijgende gegevensuitwisseling- en verwerking.
                  Het huidige stelsel is hier nog niet voldoende voor uitgerust. Ook is de verwachting
                  van het kabinet dat de (wettelijke) taken van BKWI en IB de komende jaren verder zullen
                  uitbreiden. Zonder stroomlijning van wetgeving en besturing is er een reëel risico
                  op toenemende complexiteit in de beheersbaarheid van de taken van IB en BKWI. Via
                  de Stand van de uitvoering sociale zekerheid van december 2021 informeren wij u over
                  de voortgang.
               
Meerwaarde samenwerking UWV en gemeenten bij arbeidsparticipatie
Het kabinet herkent het door de onderzoekers genoemde spanningsveld in de samenwerking
                  tussen UWV en gemeenten bij het matchen van werkzoekenden op banen vanwege verschil
                  in aansturing (landelijke bij UWV en decentraal bij gemeenten). De arbeidsmarktregio
                  is echter het niveau waarop de matches op de arbeidsmarkt voor de doelgroepen van
                  UWV en de gemeenten veelal plaatsvinden en het niveau waarop veel werkgevers bediend
                  willen worden met kandidaten voor hun vacatures en advies en informatie over passende
                  regelingen. Goede werkgeversdienstverlening die aansluit op de werkzoekendendienstverlening
                  van iedere gemeente en van UWV, die ook aansluit op scholing, vraagt om bereidheid
                  van de gemeenten en van UWV om dit op het niveau van de arbeidsmarktregio gezamenlijk
                  te organiseren én dit waar relevant te verbinden met activiteiten van andere partners
                  in de regio. Het is daarom belangrijk dat de gemeenten en UWV alsmede de gemeenten
                  onderling elkaar actief voor samenwerking in de arbeidsmarktregio opzoeken en dat
                  de gemeenten en UWV daarin de nodige flexibiliteit betrachten. Het opereren op verschillende
                  niveaus (lokaal/regionaal/landelijk) biedt ook kansen voor alle partijen in de arbeidsmarktregio
                  om elkaar in een goede uitvoering van de dienstverlening te versterken en ondersteunen.
                  Het gedecentraliseerde beleid van de gemeenten heeft als voordeel dat de uitvoering
                  meer ruimte heeft voor lokaal maatwerk en aansluiting op de dienstverlening in het
                  sociaal domein zoals (schuld-)hulpverlening. UWV draagt bij door middel van deskundigheid
                  op het gebied van de arbeidsmarkt en brede contacten met werkgevers. Partijen vullen
                  elkaar hiermee goed aan. De samenwerking van gemeenten en UWV in de arbeidsmarktregio’s
                  is om deze redenen in SUWI verplicht. In overleg met UWV en VNG is per 1 januari 2021
                  het gewijzigd Besluit SUWI in werking getreden waarin de bepalingen voor de gezamenlijke
                  werkgeversdienstverlening en de regiefunctie van de centrumgemeente op het tot stand
                  komen van de samenwerking zijn aangescherpt.20
VNG en UWV hebben elkaar ook veel beter gevonden in de noodzaak voor samenwerking.
                  Gemeenten, UWV, de ministeries SZW en OCW, het beroepsonderwijs en de sociale partners
                  werken sinds een aantal jaren intensief met elkaar samen in landelijke programma’s
                  samen met de 35 arbeidsmarktregio’s. Uit de tussenevaluatie van het Programma Perspectief
                  op Werk komt inmiddels een beeld naar voren dat de beweging richting verbeterde samenwerking
                  bij de arbeidstoeleiding goed op gang is gekomen21. Met het Programma Verbeteren Uitwisseling Matchingsgegevens wordt ervoor gezorgd
                  dat werkzoekenden die in beeld zijn bij UWV en gemeenten beter zichtbaar worden voor
                  werkgevers en de arbeidsmarktprofessionals van de 35 regionale werkgeversservicepunten
                  (WSP’s). Dit door het landelijk standaardiseren van matchingsgegevens en elektronische
                  gegevensuitwisseling. UWV, gemeenten en ROC’s werken ook al jaren met elkaar samen
                  in de regionale leerwerkloketten voor advies over loopbaan en scholing aan werkzoekenden
                  en werkgevers. UWV, gemeenten, sociale partners en beroepsonderwijs vinden elkaar
                  ook nu weer, in de Regionale mobiliteitsteams, met werkzoekendendienstverlening op
                  maat aan werklozen of met werkloosheid bedreigde werkzoekenden die risico lopen op
                  langdurige werkloosheid in de periode 2021–2022.22Deze maatregelen worden zorgvuldig geëvalueerd zodat een volgend kabinet hier lering
                  uit kan trekken bij hervorming van het activerend en inclusief arbeidsmarktbeleid23. Dat alles met het doel dat meer werkzoekenden werk vinden, geen of maar kort aanspraak
                  hoeven te maken op een uitkering en ook op de langere termijn inzetbaar blijven.
               
3.2.3 Sturing
               
In de beleidsdoorlichting wordt vastgesteld dat in de aansturing bij zowel eigenaar
                  als opdrachtgever weinig aandacht is voor de realisatie van de hogere SUWI-doelen,
                  namelijk het bieden van bestaanszekerheid en het bevorderen van de arbeidsparticipatie,
                  en dat de huidige prestatie-indicatoren daarvoor ontoereikend zijn. Een van de aanbevelingen
                  luidt om inspiratie te zoeken in de Public Value Review van de Britse wetenschapper
                  Michael Barber en de code voor goed openbaar bestuur van BZK om zo optimale publieke
                  waarden te creëren.
               
Deze aanbeveling is in lijn met de rapporten WaU en het eindrapport van de TCU. In
                  zijn reactie op deze rapporten heeft het kabinet aangegeven dat de organisaties die
                  het overheidsbeleid uitvoeren consequent in staat moeten worden gesteld om hun maatschappelijke
                  opgaven te realiseren volgens de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, en consequent
                  worden bestuurd vanuit publieke waarden. Het kabinet vindt dat deze waarden tot uitdrukking
                  moeten komen in de sturingsafspraken tussen opdrachtgevers en de uitvoeringsorganisaties.
                  In het afgelopen voorjaar heeft SZW daarom een tweetal hoogleraren verzocht na te
                  denken over dit vraagstuk voor wat betreft de sturingsrelatie tussen SZW en UWV/SVB,
                  worden de prestatie-indicatoren voor deze zbo’s herijkt en de sturingsvisie herzien.
                  Tevens is het Ministerie van SZW, samen met UWV en SVB, al gestart met de herijking
                  van de KPI’s om toe te werken naar een set van KPI’s waarmee het sturen op de outcome
                  (de realisatie van maatschappelijke opgaven) wordt versterkt. De afzonderlijke KPI’s
                  uit de huidige set worden daartoe bezien op hun bijdrage aan de hogere SUWI-doelen.
                  Daarbij is er aandacht voor wat de KPI vertelt, maar ook wat die niet vertelt. Het
                  gaat om het verhaal achter de KPI’s en het goede gesprek dat de (realisatie op de)
                  KPI’s teweegbrengt. Niet om de uitvoeringsorganisaties af te rekenen op de prestaties,
                  maar om samen te leren hoe en waar het beter kan en hoe elke deelnemer in de driehoek
                  daaraan bijdraagt.
               
Om de doeltreffendheid van de aansturing te vergroten bevelen de onderzoekers aan
                  om bij de aansturing ook aandacht te hebben voor het bereik van het stelsel op het
                  doel bestaanszekerheid, door bijvoorbeeld ook aandacht te vragen voor niet-gebruik
                  en vroegsignalering van schulden en is bij de re-integratiedienstverlening het van
                  belang om de focus te leggen op de effectiviteit van re-integratiedienstverlening.
                  In paragraaf 4.2 is al besproken hoe daar in de uitvoering invulling aan wordt gegeven
                  en dat het kabinet het van belang vindt dat er structureel ingezet wordt op inzicht
                  in effectiviteit van dienstverlening. Hier willen we nog opmerken dat het Ministerie
                  van SZW op meerdere manieren heeft laten zien het van belang te vinden om in de uitvoering
                  oog te hebben voor het omgaan met schulden. In mei 2018 is de brede schuldenaanpak
                  van het kabinet gepresenteerd24. Ook het UWV en de SVB en de overige Manifestpartijen (Belastingdienst, het CAK,
                  het CJIB en DUO) nemen daar actief deel aan. Het Ministerie van SZW heeft experimenten
                  van UWV om problematische schulden te voorkomen («vroegsignalering») gesteund, de
                  SVB aangemoedigd in innovaties en acties op dit punt en per 1 januari 2021 is de Wet
                  vereenvoudiging beslagvrije voet geïmplementeerd. N.a.v. de beleidsdoorlichting zal
                  het omgaan met schulden ook in de opdrachtgevende lijn van het Ministerie van SZW
                  nadrukkelijk onderwerp van gesprek zijn en wordt UWV en SVB expliciet verzocht om
                  hun randvoorwaarden hierbij te benoemen.
               
Het kabinet neemt de aanbevelingen van de onderzoekers ook mee in de herijking van
                  de KPI’s. Tegelijkertijd zijn niet alle ontwikkelingen en sturingsdoelen in kwantitatieve
                  indicatoren te vatten. De aandacht voor hogere doelen wordt geborgd in de overlegcycli
                  binnen het driehoeksmodel: op verschillende niveaus wordt in verschillende stadia
                  van het beleids- en uitvoeringsproces over deze hogere doelen gesproken. Zo kent de
                  ambtelijke opdrachtgever-opdrachtnemerslijn van UWV bijvoorbeeld periodieke beleidstafels,
                  en vindt met SVB periodiek een thematisch beleidsagendaoverleg plaats.
               
In het naar voren gehaalde deel van de SUWI-evaluatie25, stelt Berenschot dat er in de driehoek van opdrachtgever, eigenaar en opdrachtnemer
                  nog onvoldoende sprake is van gelijkwaardigheid tussen uitvoeringsorganisaties en
                  ministerie. Het Ministerie van SZW is bezig om samen met UWV en SVB het samenspel
                  in de driehoek verbeteren. De huidige sturingsvisie uit 2016 wordt hierop momenteel
                  herijkt. Om die gelijkwaardigheid binnen de driehoek te bevorderen behoeft volgens
                  de onderzoekers met name de rol en positie van opdrachtnemer versterking. Zij dient
                  meer ruimte te ervaren vanuit opdrachtgever om aan te geven wanneer iets niet past
                  en tussentijds vaker het gesprek aan te gaan wanneer zich dilemma’s voordoen.
               
Een andere belangrijke conclusie van Berenschot was dat de dilemma’s en risico’s in
                  de uitvoering niet altijd voldoende in zicht zijn bij het ministerie. Dit wil het
                  Ministerie van SZW samen met UWV en SVB verbeteren door enerzijds kritisch te kijken
                  naar het huidige proces van uitvoeringstoetsen. Daarnaast worden invoeringstoetsen
                  geïntroduceerd, om een jaar na implementatie nog eens te toetsen of beleid ook wel
                  echt werkt zoals beoogd. Anderzijds moeten dilemma’s in de uitvoering vaker besproken
                  worden. Om de driehoek optimaal te laten functioneren moet er sprake zijn van een
                  feedbackloop tussen uitvoering en beleid. De introductie van de uitvoeringsorganisaties
                  op te leveren knelpuntenbrief bij de Stand van de uitvoering sociale zekerheid helpt
                  om eventuele knelpunten in de uitvoering van wet- en regelgeving beter inzichtelijk
                  te krijgen. Het is aan het ministerie en vooral de politiek om te bezien welke opvolging
                  er gegeven moet worden aan de gesignaleerde knelpunten. Daarnaast worden de dilemma’s
                  en knelpunten ook in de overlegcycli van de driehoek periodiek besproken en gemonitord.
               
Tot slot bevestigen De Beleidsonderzoekers dat er stappen zijn gezet om het risicomanagement
                  te versterken. Ook hier zet het departement momenteel stappen in. Daarbij gaat het
                  zeker niet alleen over financiële risico’s, maar ook over hoe risicomanagement kan
                  bijdragen aan het goed in beeld krijgen en houden van uitvoeringsdilemma’s. In de
                  Stand van de uitvoering sociale zekerheid wordt de Kamer geïnformeerd over de voortgang
                  van het versterken van het risicomanagement bij UWV en SVB.
               
3.2.4 Toezicht
               
Organisatiegericht toezicht
Zoals de onderzoekers aangegeven is het organisatiegericht toezicht in ontwikkeling
                     geweest de afgelopen jaren. Het Ministerie van SZW is eind 2019 gestart met de doorontwikkeling
                     van het organisatiegerichte toezicht. Relevante aanbevelingen voor het organisatiegerichte
                     toezicht uit de evaluatie van Berenschot zijn:
                  
• Het verhelderen van de aansluiting van het organisatiegerichte toezicht met het stelseltoezicht;
• De werkagenda deels laten bepalen door de gesignaleerde uitvoeringsrisico’s door de
                           auditcommissies (AC’s) en de Raad van Advies;
                        
• Het onderzoeken van belangenafwegingen in de driehoek;
• De mogelijkheid voor het agenderen van nieuwe vraagstukken en dilemma’s door toezicht.
Daarnaast werd aanbevolen meer afstemming te realiseren tussen toezichthouders om
                     de verantwoordingslast te beperken.
                  
Naar aanleiding van de evaluatie van Berenschot heeft de doorontwikkeling van het
                     organisatiegericht toezicht verder vorm gekregen. De afgelopen maanden is gewerkt
                     aan het herijken van het toezichtbeleid. De aanbevelingen uit de evaluatie en uit
                     eerder uitgevoerde onderzoeken zijn, voor zover deze in lijn liggen met de huidige
                     verantwoordelijkheidsverdeling tussen SZW en de uitvoeringsorganisaties, in het herijkte
                     toezichtbeleid verwerkt. Een aantal kernpunten uit het herijkte toezichtbeleid zijn:
                  
• Het functioneren van de interne en externe governance in relatie tot de continuïteit
                           van UWV en SVB is de focus van het organisatiegerichte toezicht. Dit betekent dat
                           het toezicht zich ook kan richten op het handelen van de opdrachtgever en eigenaar.
                        
• Het organisatiegerichte toezicht heeft een signaalfunctie: het dient om, aanvullend
                           op de opdrachtgever en eigenaar in de reguliere sturing en het toezicht, problemen
                           in relatie tot de continuïteit van de zbo’s te signaleren en op te (laten) lossen.
                        
• Het organisatiegerichte toezicht maakt gebruik van informatie van andere actoren in
                           het controlebestel en stemt hiermee af om de toezichtlast te beperken. Van daaruit
                           wordt beoordeeld waar aanvullende werkzaamheden vanuit het organisatiegerichte toezicht
                           benodigd zijn.
                        
• Toezicht agendeert signalen bij andere actoren, maar voert ook eigen onderzoek uit.
                           Dit onderzoek heeft in eerste instantie een verkennend karakter. Indien (rest)risico’s
                           worden gesignaleerd, kan dit leiden tot diepgaander onderzoek.
                        
Het herijkte toezichtbeleid wordt in 2021 vastgesteld en geeft richting aan de concrete
                  invulling van het organisatiegerichte toezicht voor de jaren 2021–2025. Het toezicht
                  wil op basis van het toezichtbeleid door onderzoek nieuwe of verdiepende inzichten
                  opleveren en reflectie stimuleren. Het toezicht oordeelt met oog voor context en doet
                  aanbevelingen voor verbetering. Met de aanbevelingen biedt het toezicht handelingsperspectief
                  om een positieve verandering teweeg te brengen ten aanzien van geconstateerde knelpunten.
               
Doeltreffendheidstoezicht
De beleidsdoorlichting wijst er op dat het doeltreffendheidstoezicht van de Inspectie
                  SZW de afgelopen jaren niet het gehele SUWI-stelsel bestreek. De wijze waarop de Inspectie
                  SZW het doeltreffendheidstoezicht vorm heeft gegeven in de periode 2015–2020 bood
                  volgens de onderzoekers weinig inzicht in de doeltreffendheid van het SUWI-stelsel
                  als geheel en de bijdrage van de individuele uitvoeringsorganisaties in het SUWI-stelsel
                  daaraan, met uitzondering van de dienstverlening van UWV voor enkele doelgroepen.
                  Het doeltreffendheidstoezicht heeft zich vooral gericht op de uitvoering van de Participatiewet
                  en in samenhang daarmee de regionale samenwerking. De onderzoekers bevelen aan dat
                  het doeltreffendheidstoezicht van toegevoegde waarde kan zijn als deze zich richt
                  op de doelstelling van het bevorderen van de arbeidsparticipatie. Dit kan volgens
                  hen de uitvoering helpen strategische keuzes te maken over welke doelgroepen op welke
                  wijze worden bediend. Daarnaast bevelen de onderzoekers aan onderzoek naar delen van
                  het SUWI-stelsel, zoals de regionale samenwerking te herhalen
               
Het kabinet onderstreept het belang van goed doeltreffendheidstoezicht en ziet dat
                  de Inspectie SZW zich inzet om deze functie goed in te vullen. Zo heeft de Inspectie
                  sinds begin 2020 een nieuwe werkwijze ingevoerd die op termijn inzicht verschaft in
                  de doeltreffendheid van het gehele stelsel van werk en inkomen, waaronder de zbo’s
                  binnen het SUWI-stelsel. Daarmee wil de Inspectie een bijdrage leveren aan de hogere
                  doelen van het stelsel: het bieden van bestaanszekerheid en het bevorderen van de
                  arbeidsparticipatie. Deze nieuwe werkwijze heeft inmiddels geleid tot een stelselbrede
                  rapportage waarin de gevolgen zijn beschreven van de coronacrisis voor het stelsel
                  van werk en inkomen.26 Met onderzoek naar de werkgeversdienstverlening van UWV en gemeenten in alle 35 arbeidsmarktregio’s
                  en de samenwerking binnen de regio’s tussen alle betrokken partijen binnen de regionale
                  arbeidsmarkt, komt de Inspectie SZW tegemoet aan de aanbeveling van de onderzoekers
                  voor onderzoek naar regionale samenwerking. Verder is het onderzoek naar het bevorderen
                  van arbeidsparticipatie geen nieuw onderwerp voor de Inspectie SZW. Arbeidsparticipatie
                  is altijd een belangrijke pijler binnen haar onderzoek geweest. Voorbeelden hiervan
                  zijn de verdiepende onderzoeken naar de re-integratie van de doelgroep banenafspraak
                  en beschut werk en de diverse klantenquêtes naar de re-integratie van verschillende
                  doelgroepen die de Inspectie uitvoerde. Met de nieuwe werkwijze wil de Inspectie SZW
                  structurele en systematischer inzicht bieden in de doeltreffendheid van de re-integratie,
                  zowel bij gemeenten als bij UWV en de samenwerking die daarbij nodig is. Daarnaast
                  is en blijft ook het tweede hoofddoel van het SUWI-stelsel, bestaanszekerheid ofwel
                  inkomensondersteuning, een belangrijke pijler binnen het doeltreffendheidstoezicht
                  van de Inspectie SZW. De coronacrisis en ook de toeslagenaffaire maken de aandacht
                  voor goede en toegankelijke inkomensondersteuning extra relevant. De Inspectie wil
                  daar dan ook verder op inzetten. Een actueel voorbeeld van de aandacht voor inkomenszekerheid
                  is het ISZW-rapport over het niet gebruik in de bijstand. Andere voorbeelden zijn
                  de onderzoeken die gericht waren op problematische schuldenproblematiek, uitmondend
                  in een rode draden notitie. Inkomensondersteuning krijgt binnen de nieuwe werkwijze
                  van de inspectie structureel aandacht.
               
3.2.5 Cliëntenparticipatie
               
Cliëntenparticipatie is een belangrijk element van het SUWI-stelsel. Binnen de wet
                  is dit geborgd door te regelen dat de uitvoeringsorganisaties cliëntenraden in dienen
                  te stellen én op stelselniveau is er een Landelijke Cliëntenraad (LCR). In de praktijk
                  betrekken UWV en SVB hun cliënten ook op andere manieren bij de uitvoering, zoals
                  via klanttevredenheidsonderzoeken, het doen van klantreisonderzoeken, focusgroepen
                  of het «klantbelevingslab» (SVB).
               
De toeslagenproblematiek heeft duidelijk gemaakt dat het cliëntenperspectief onmisbaar
                  is voor een goede uitvoering van beleid. Hun ervaringen laten zien waar het goed gaat
                  én waar het mis gaat. Er wordt dan ook, samen met de uitvoeringsorganisaties, steeds
                  meer ingezet op het betrekken van de eindgebruiker van beleid, zowel bij de beleidsvorming
                  als de beleidsuitvoering. In de kabinetsreactie POK (Kamerstuk 35 510, nr. 4) is bijvoorbeeld aangekondigd dat er extra toetsing in het beleids- en wetgevingsproces
                  wordt opgenomen die ziet op de praktische (uit)werking ervan. Concreet zal een invoeringstoets/reflectietoets
                  worden toegevoegd met de centrale vragen: «Werkt de wet/het beleid wel echt zoals
                  we het hebben bedoeld?» en «Kloppen de eerdere aannames bij de beleidsvorming nog
                  steeds?». De exacte opzet van deze toetsen moet nog worden bepaald.
               
De Beleidsonderzoekers wijzen er op dat de wetgever niet duidelijk is over de bedoeling
                  van cliëntenparticipatie binnen het SUWI-stelsel. Ze vragen zich af: «is cliëntenparticipatie
                  in zichzelf belangrijk, of wordt ermee beoogd een bijdrage te leveren aan de klantgerichtheid
                  van de uitvoering?» Een verduidelijking van het doel van cliëntenparticipatie is belangrijk
                  om te kunnen beoordelen of deze doeltreffend is. Het kabinet onderstreept het belang
                  van verduidelijking van het doel van cliëntenparticipatie. Het is echter aan het volgende
                  kabinet om antwoord op de vraag te geven. Het Ministerie van SZW zal daarbij het initiatief
                  nemen om te inventariseren welke beelden en verwachtingen er zijn bij verschillende
                  stakeholders, waaronder ook de LCR en cliëntenraden zelf, over het doel en de functie
                  van cliëntenparticipatie binnen het SUWI-stelsel en wat er voor nodig is om dit doel
                  te realiseren. Vanuit haar stelselverantwoordelijkheid is het tevens belangrijk dat
                  de continuïteit van cliëntenparticipatie goed geborgd is door het Ministerie van SZW
                  en het perspectief van de cliënten op de dienstverlening van de overheid structureel
                  op de agenda staat.
               
Tevens wijzen De Beleidsonderzoekers er op dat bij de uitvoeringsorganisaties rijke
                  informatie beschikbaar is over o.a. de klanttevredenheid en ervaringen van uitkeringsgerechtigden.
                  Deze informatie wordt echter mogelijk niet optimaal benut doordat er mogelijk meer
                  gebruik gemaakt kan worden van de inzichten, ervaringen en behoeften van klanten om
                  de uitvoering en het SUWI-stelsel als geheel meer klantgericht te maken. Het Ministerie
                  van SZW gaat samen met de uitvoeringsorganisaties in gesprek om te bezien waar en
                  hoe de informatie beter benut kan worden. Deze informatie wordt o.a. gebruikt om te
                  inventariseren waar hardvochtige effecten in wet- en regelgeving optreden, zoals gevraagd
                  in de motie van het lid Omtzigt (Kamerstuk 35 510, nr. 13).
               
3.2.6 Toekomstig beleidsonderzoek
               
Zoals in paragraaf 3.6 toegelicht ontbrak het de onderzoekers soms aan informatie
                  om harde conclusies te kunnen trekken op basis van het synthese-onderzoek. De onafhankelijk
                  deskundigen bevestigen dit beeld. De onderzoekers bevelen daarom aan om de volgende
                  onderwerpen nader te onderzoeken:
               
– structurele effectiviteitsmetingen van de re-integratiedienstverlening, waarbij gedegen
                        zicht ontstaat op de relatie tussen output (re-integratiedienstverlening) en outcome
                        (verhoging van de arbeidsparticipatie)
                     
– onderzoek naar de mate waarin kwetsbare groepen in het stelsel goed worden geholpen
– onderzoek naar de verhouding tussen de letter van de wet, targets en KPI’s enerzijds
                        en discretionaire ruimte anderzijds in de praktijk
                     
– onderzoek naar de omvang en oorzaken van niet-gebruik en schuldenproblematiek en hoe
                        ermee wordt omgegaan
                     
– onderzoek naar de effectiviteit en toegevoegde waarde van de samenwerking tussen gemeenten
                        en UWV in de arbeidsmarktregio’s
                     
– onderzoek naar de staat van de gegevensuitwisseling, met bijzondere aandacht voor
                        gegevensbescherming van burgers,
                     
– onderzoek naar de staat en wendbaarheid van de ICT-infrastructuur
– onderzoek naar de ervaringen en effecten van cliëntenparticipatie
De onafhankelijk deskundigen wijzen daarnaast ook nog op een aantal zaken die belangrijk
                  zijn voor een toekomstige onderzoeksprogrammering:
               
– het beter uitdenken van de operationalisatie en het doel van «wendbaarheid» om te
                        zorgen dat het ook onderzoekbaar is;
                     
– meer inzicht in de doelmatigheid van de zbo’s;
– oproep tot snelheid bij de ontwikkeling van inzicht in de effectiviteit van dienstverlening,
                        om zodoende meer nadruk op effectiviteit te leggen i.p.v. op de benutting van beschikbare
                        budgetten. In relatie tot de effectiviteitsstudies roepen de onafhankelijk deskundigen
                        ook op om de reikwijdte te verbreden bij het in beeld brengen van om de kosten en
                        baten van dienstverlening. Het volgende voorbeeld wordt daarbij genoemd: als belangrijke
                        gezondheidsverbeteringen optreden door de inzet van trajecten, kan dit reden zijn
                        om te accepteren dat deze gezondheidsverbeteringen en de daarvoor gemaakte kosten
                        opwegen tegen beperkte besparingen op de uitkeringslasten.
                     
Het kabinet vindt het belangrijk dat de uitvoering van het beleid goed geëvalueerd
                  wordt, zodat zowel beleid als uitvoering kunnen worden verbeterd. Het Ministerie van
                  SZW zal de komende jaren dan ook investeren in een onderzoeksprogrammering die inzet
                  op het versterken van het inzicht in het functioneren van het SUWI-stelsel. Samen
                  met onze partners in de uitvoering zal zo goed mogelijk gestalte worden gegeven aan
                  de onderzoeksprogrammering.
               
Deze ambitie sluit goed aan bij het gedachtegoed van de Strategische Evaluatieagenda
                  (SEA) die vanaf 2022 wordt toegevoegd aan de jaarlijkse begroting van SZW. In de SEA
                  worden de voorgenomen evaluaties opgenomen, waaronder dus ook de voorgenomen onderzoeken
                  naar het SUWI-stelsel. Het doel van de SEA is om betere en meer bruikbare inzichten
                  te krijgen in de (voorwaarden voor) doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid,
                  het meer benutten van deze inzichten en daarmee uiteindelijk een hogere maatschappelijke
                  toegevoegde waarde van beleid.
               
4. Slotbeschouwing
               
Tot slot kijk ik graag naar de toekomst en ook over de grenzen van het stelsel heen.
                  Deze beleidsdoorlichting heeft laten zien dat het SUWI-stelsel in de periode 2015–2020
                  over het algemeen voldeed. Ook nu wordt er binnen het SUWI-stelsel door UWV en SVB,
                  al dan niet in samenwerking met gemeenten, elke dag hard gewerkt aan het bieden van
                  een goede dienstverlening aan hen die financiële ondersteuning nodig hebben om in
                  hun bestaanszekerheid te voorzien en om hun arbeidsparticipatie te bevorderen. De
                  huidige coronacrisis stelt daarbij extra uitdagingen en maakt zichtbaar hoe belangrijk
                  deze dienstverlening is.
               
Er zijn echter wel aandachtspunten voor de toekomst. Zo laat de toekomstverkenning
                  uitvoering Werk en Inkomen27 zien dat er – met het oog op 2030 – externe ontwikkelingen en stelselintrinsieke
                  overwegingen zijn die vragen om aanpassing van het stelsel van werk en inkomen. Vijf
                  ontwerprichtingen voor een toekomstbestendig stelsel worden daarbij naar voren gebracht:
                  (1) proactief investeren in mensen, (2) werken aan vertrouwen, (3) leggen van verbinding
                  tussen mensen, maatschappelijk zinvolle activiteiten en inkomen, (4) complexiteitsreductie
                  en (5) inzetten op internationalisering. Hiermee biedt het handvatten voor de vormgeving
                  van een toekomstbestendig en wendbaar stelsel van werk en inkomen. De internationale
                  vergelijking uitvoering werk en inkomen28 kan eveneens inspiratie bieden voor een toekomstbestendig stelsel door te kijken
                  en te leren van andere landen. De studie laat zien dat er nauwelijks verschillen tussen
                  de landen zijn als het gaat om de verwachte uitdagingen voor de komende jaren, maar
                  vaak wel als het gaat om de oplossingsrichtingen die men overweegt. Het volgende kabinet
                  kan deze informatie benutten bij het realiseren van een toekomstbestendig stelsel
                  van werk en inkomen.
               
Tevens wil ik graag wijzen op de vraag van de grenzen van het SUWI-stelsel. In de
                  beleidsdoorlichting zijn de grenzen van het SUWI-stelsel als een gegeven beschouwd
                  en is hier niet verder op gereflecteerd. Dit is logisch bezien vanuit de vraagstelling
                  van het onderzoek. Er zijn echter redenen om als kabinet wel te reflecteren op de
                  grenzen van het SUWI-stelsel en de gevolgen van deze grenzen te bezien. De eerste
                  reden hangt samen met het wettelijk onderscheid tussen het SUWI-stelsel in strikte
                  zin en het bredere stelsel van werk en inkomen waar gemeenten ook deel van uit maken.
                  De Wet SUWI bepaalt dat de uitvoeringsorganisaties binnen het SUWI-stelsel (UWV, SVB,
                  BKWI en IB) met gemeenten samenwerken op het gebied van gegevensuitwisseling en dienstverlening
                  aan werkgevers en werkzoekenden in de arbeidsmarktregio’s. Echter doordat de uitvoering
                  door gemeenten niet in de Wet SUWI opgenomen is, wordt de bijdrage die zij leveren
                  aan de SUWI-doelen bestaanszekerheid en arbeidsparticipatie in een evaluatie van de
                  Wet SUWI onvoldoende over het voetlicht gebracht. Hiermee ontstaat bij een evaluatie
                  een incompleet beeld van de realisatie van de SUWI-doelen. Een tweede reden om te
                  reflecteren op de grenzen van het SUWI-stelsel en de consequenties hiervan is de aandacht
                  voor de dienstverlening die gericht is op het voorkómen van werkloosheid en kwetsbaarheid
                  op de arbeidsmarkt. Zeker door de coronacrisis is ook de aandacht van het kabinet
                  hierop gevestigd. Zo heeft het kabinet in het kader van het herstelpakket tijdelijk
                  middelen beschikbaar gesteld voor crisisdienstverlening aan kwetsbare werkzoekenden
                  die als gevolg van Corona hun baan (dreigen) kwijt te raken op basis van triage. In
                  2021 wordt in iedere arbeidsmarktregio een regionaal mobiliteitsteam ingericht waarin
                  sociale partners, UWV en gemeenten samenwerken om kwetsbare werkzoekenden te begeleiden
                  naar ander werk. Dit alles wil niet zeggen dat de grenzen van het SUWI-stelsel opgerekt
                  dienen te worden, maar legt wel bloot dat de begrenzingen, die er overigens altijd
                  zullen zijn, onderwerp van reflectie kunnen zijn als er meer samenwerking door de
                  verschillende partners in het systeem plaatsvindt. Een derde en meer fundamentele
                  reden om te reflecteren op de grenzen van het SUWI-stelsel en de consequenties ervan
                  is gelegen in het feit dat het bereik van het SUWI-stelsel gerekend als aandeel van
                  het totaal aantal werkenden in Nederland in de onderzoeksperiode 2015–2020 evenredig
                  is afgenomen met de verdere flexibilisering van de arbeidsmarkt en de toename van
                  het aantal ZZP-ers. Het rapport van de Commissie Regulering van Werk geeft een duidelijke
                  analyse van deze ontwikkelingen en schetst een aantal globale beleidsopties.
               
Afsluitend wil ik benadrukken dat de grenzen van het SUWI-stelsel zowel voor de korte
                  termijn bij het herstel van de arbeidsmarkt en de economie als voor de langere termijn
                  zoals geschetst door de toekomstverkenning, altijd dienstbaar dienen te zijn aan de
                  hogere doelen van de Wet SUWI: het bieden van bestaanszekerheid en het bevorderen
                  van de arbeidsparticipatie. Daarbij is het belangrijk om bij toekomstige veranderingen
                  in de grenzen van het stelsel altijd voldoende rekening te houden met de uitvoerbaarheid
                  van beleid en vooral ook met de belangen van burgers. Het kabinet wil zich daar samen
                  met alle samenwerkingspartners vol voor in zetten.
               
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
                  W. Koolmees
Bijlage 1: overzicht kabinetsreactie en aangekondigde acties per aanbeveling
                  
Deelthema
Aanbevelingen1
                                    
Reactie en aangekondigde acties
Uitvoering
Verhoog de tijdigheid van de eerste uitkeringsverstrekking.
Goed om aandacht voor tijdigheid te hebben.
Ten aanzien van het tijdigheidscijfer van WIA, Wajong en Ziektewet ga ik UWV vragen
                                 na te gaan hoe deze cijfers precies te duiden zijn, of het verstrekken van voorschotten
                                 die op een later moment moeten worden terugbetaald indien er geen recht blijkt te
                                 bestaan op WIA, Wajong, Ziektewet tot problemen leidt en of verbeteringen mogelijk
                                 zijn. Op basis daarvan zal worden bezien of de prestatieafspraken hierover moeten
                                 worden bijgesteld.
                              
Bij SVB wordt gekeken naar de tijdigheidsnormen voor internationale dienstverlening.
Laat zien voor wie de dienstverlening niet goed uitpakt.
Ik onderschrijf deze aanbeveling volledig en hier wordt door het ministerie, UWV en
                                 SVB al hard aan gewerkt. SVB kent bijvoorbeeld al initiatieven op het gebied van het
                                 tegengaan van niet-gebruik, klantgericht werken (Garage de Bedoeling) en vroegsignalering
                                 van schulden; pilots UWV mbt signalering van schulden.
                              
In de kabinetsreacties op POK en WaU is aangegeven hoe het kabinet voornemens is om
                                 de dienstverlening te versterken en toegankelijker te maken.
                              
Daarnaast gaan we ervoor zorgen dat beleidsmakers, bestuurders en bewindspersonen
                                 op de ministeries veel vaker met de uitvoeringsorganisaties en de mensen voor wie
                                 we werken in contact treden om zodoende signalen over knellende dienstverlening en/of
                                 wet- en regelgeving worden herkend, erkend en opgevolgd. SVB en UWV gaan de Tweede
                                 Kamer informeren over knelpunten in wet- en regelgeving met een brief die wordt gevoegd
                                 bij de tweejaarlijkse Stand van de uitvoering sociale zekerheid.
                              
Neem het initiatief om de dienstverlening doeltreffender te maken en vraag hiervoor
                                 aandacht bij zowel opdrachtgever als eigenaar.
                              
De KPI’s worden herijkt en de sturingsvisie wordt herzien.
Ik ben het er mee eens dat meer zicht op activerende dienstverlening gewenst is. Daarom
                                 zijn SZW en UWV de afgelopen periode meerdere onderzoeken gestart.
                              
Een meer assertieve opstelling van de opdrachtnemer is op zijn plaats, soms vereist
                                 dat «nee» te zeggen.
                              
Staat bij deelthema sturing: het ministerie is bezig om samen met de UWV en SVB het
                                 samenspel in de driehoek te verbeteren.
                              
Inrichting
Onderzoek hoe de governance van BKWI te vereenvoudigen is.
Kabinet herkent de complexe governance m.b.t. BKWI.
Er loopt een brede verkenning van het stelsel van gegevensuitwisseling. Daarbij wordt
                                 ook naar de governance van BKWI en IB gekeken.
                              
Probeer meer inzicht te verkrijgen in de bijdrage van de regionale samenwerking aan
                                 de uitstroom naar werk, om op die manier de samenwerking zelf doeltreffender en doelmatiger
                                 in te richten.
                              
Het kabinet herkent het door de onderzoekers genoemde spanningsveld in de samenwerking
                                 tussen UWV en gemeenten bij het matchen van werkzoekenden op banen vanwege verschil
                                 in aansturing (landelijke bij UWV en decentraal bij gemeenten). De arbeidsmarktregio
                                 is echter het niveau waarop de matches op de arbeidsmarkt voor de doelgroepen van
                                 UWV en de gemeenten veelal plaatsvinden en het niveau waarop veel werkgevers bediend
                                 willen worden met kandidaten voor hun vacatures en advies en informatie over passende
                                 regelingen.
                              
Er wordt een beeld geschetst dat UWV en gemeenten elkaar al meer hebben gevonden in
                                 de noodzaak van samenwerking. Uit de tussenevaluatie van het Programma Perspectief
                                 op Werk komt inmiddels een beeld naar voren dat de beweging richting verbeterde samenwerking
                                 bij de arbeidstoeleiding goed op gang is gekomen.
                              
Aansturing
Stel de hogere doelen van de Wet SUWI meer centraal in de aansturing.
De aanbeveling is in lijn met rapporten WaU en TCU.
Aandacht voor de hogere doelen wordt geborgd in de overlegcycli binnen het driehoeksmodel.
Met een meer structureel ingebedde focus op de effectiviteit van de (re-integratie-)
                                 dienstverlening is de doeltreffendheid te vergroten.
                              
Zie onderdeel uitvoering: Ik ben het ermee eens dat meer zicht op de effectiviteit
                                 van de activerende dienstverlening gewenst is. Daarom zijn SZW en UWV meerdere onderzoeken
                                 gestart, die tot meer inzicht gaan leiden.
                              
De KPI’s worden herijkt en de sturingsvisie wordt herzien
Gebruik de prestatie-indicatoren expliciet om samen van te leren en minder als instrument
                                 om uitvoeringsorganisaties op af te rekenen.
                              
Besteed meer aandacht in de aansturing voor het bereik van het stelsel en de individuele
                                 regelingen. Het tegengaan van bijvoorbeeld niet-gebruik en vroegsignalering van schulden
                                 draagt bij aan het bieden van bestaanszekerheid.
                              
Zie ook onderdeel uitvoering.
Er wordt opgemerkt dat het Ministerie van SZW al op meerdere manieren heeft laten
                                 zien het van belang te vinden om in de uitvoering oog te hebben voor het omgaan met
                                 schulden.
                              
Het omgaan met schulden zal ook in de opdrachtgevende lijn van het Ministerie van
                                 SZW nadrukkelijk onderwerp van gesprek zijn en UWV en SVB worden expliciet verzocht
                                 om hun randvoorwaarden hierbij te benoemen.
                              
Herijking KPI’s
Zoek inspiratie in bijvoorbeeld public value review en de code voor goed openbaar
                                 bestuur om het SUWI-stelsel verder te verbeteren.
                              
In het afgelopen voorjaar heeft SZW een tweetal hoogleraren verzocht na te denken
                                 over dit vraagstuk voor wat betreft de sturingsrelatie tussen SZW en UWV/SVB, worden
                                 de prestatie-indicatoren voor deze zbo’s herijkt en de sturingsvisie herzien.
                              
Toezicht
Volg de ontwikkelingen ten aanzien van zowel het organisatietoezicht als het doeltreffendheidstoezicht,
                                 zodat tijdig de meerwaarde hiervan zichtbaar wordt en eventuele aanpassingen kunnen
                                 worden gedaan.
                              
Er is een doorontwikkeling van het organisatiegericht toezicht. In 2021 wordt het
                                 herijkte toezichtsbeleid vastgesteld.
                              
Het toezicht kan bijdragen aan inzicht in de effectiviteit van de re-integratiedienstverlening,
                                 door te focussen op het bevorderen van arbeidsparticipatie.
                              
Het kabinet onderstreept het belang van goed doeltreffendheidstoezicht en ziet dat
                                 de Inspectie SZW zich inzet om deze functie goed in te vullen.
                              
ISZW geeft aan wat in de aanbevelingen staat al te doen.
Cliënten-participatie
Maak duidelijk wat het doel van cliëntenparticipatie is en handel daarnaar.
Het kabinet onderstreept het belang van verduidelijking van het doel van cliëntenparticipatie.
                                 Het is echter aan het volgende kabinet om antwoord op de vraag te geven.
                              
Als startpunt zal het Ministerie van SZW het initiatief nemen om te inventariseren
                                 welke beelden en verwachtingen er zijn bij verschillende stakeholders over het doel
                                 en de functie van cliëntenparticipatie binnen het SUWI-stelsel.
                              
Maak meer gebruik van de inzichten, ervaringen en behoeften van klanten om de uitvoering
                                 en het SUWI-stelsel als geheel klantgerichter te maken.
                              
Het Ministerie van SZW gaat samen met de uitvoeringsorganisaties in gesprek om te
                                 bezien waar en hoe de informatie beter benut kan worden. Deze informatie wordt gebruikt
                                 om te inventariseren waar hardvochtige effecten in wet- en regelgeving optreden, zoals
                                 gevraagd in de motie Omtzigt.
                              
Onderzoek
De onderzoekers doen suggesties voor onderzoeken die er aan bijdragen om over 5 jaar
                                 beter in staat te zijn uitspraken te doen over het functioneren van het SUWI-stelsel.
                              
Het Ministerie van SZW gaat een onderzoeksprogrammering opstellen waarin de suggesties
                                 worden meegenomen. Daarbij worden ook de suggesties van de onafhankelijk deskundigen
                                 nog meegenomen.
                              
X Noot
                        
1
Dit zijn de aanbevelingen zoals geformuleerd in het onderzoeksrapport (p. 20–21)
Indieners
- 
              
                  Indiener
 W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.
