Brief regering : Stand van zaken over de uitwerking van de motie van het lid Koerhuis over toepassing van de menselijke maat door corporaties (Kamerstuk 35570-VII-42)
27 926 Huurbeleid
Nr. 341 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 juli 2021
Wanneer een kind zijn ouders verliest, is dat uiterst verdrietig. Kinderen lopen op
zo’n moment tegen allerlei ingewikkeldheden aan, zoals rond financiën, studie en huisvesting.
Specifiek wanneer het gaat om huisvesting, hebben diverse mediaberichten de afgelopen
tijd de aandacht getrokken. Deze berichten gingen over situaties waarin jongvolwassenen
hun ouderlijke sociale huurwoning moesten verlaten na het overlijden van hun ouder(s).
Uw Kamer heeft mij via de motie van het lid Koerhuis (Kamerstuk 35 570 VII, nr. 42) verzocht deze problematiek in kaart te brengen en met oplossingen te komen. De afgelopen
maanden heb ik met professionals en experts gesproken om uitvoering te geven aan deze
motie en tot een gedegen oplossing te komen. In deze brief breng ik uw Kamer op de
hoogte van de aanpak die ik wil volgen om meerderjarige weeskinderen betere ondersteuning
te bieden.
De aanpak die ik wil volgen bestaat eruit dat ik met verhuurders en experts een gedragscode
wil uitwerken om te zorgen dat meerderjarige weeskinderen een passende oplossing geboden
kan worden en het voor verhuurders duidelijk is wat zij hierin kunnen en moeten. Daarnaast
wil ik de ruimte voor woningcorporaties verruimen om meerderjarige weeskinderen meer
tijd te gunnen voor keuzes over hun vervolgstappen. Dat wil ik doen door corporatie
de mogelijkheid te bieden om meerderjarige weeskinderen tijdelijke huurcontracten
toe te kennen als dat bijdraagt aan het vinden van een passende oplossing. Daarnaast
wil ik de komende periode bezien of er andere wettelijke mogelijkheden zijn om de
positie van meerderjarige weeskinderen te verbeteren zodat zij meer rust ervaren voor
rouwverwerking en om beslissingen voor de toekomst te nemen.
Aard en omvang van problematiek
De problematiek met meerderjarige weeskinderen heeft vooral te maken met de huurregelgeving.
Meerderjarige kinderen die bij hun ouders inwonen gelden wettelijk gezien in de regel
als medebewoner. Dit betekent dat ze niet ingeschreven staan als medehuurder op het
huurcontract. Een bewoner kan medehuurder zijn of worden als er onder andere sprake
is van een duurzaam gezamenlijk huishouden. Bij inwonende meerderjarige kinderen wordt
dit doorgaans niet verondersteld, omdat deze kinderen op een goed moment op zichzelf
gaan wonen. Inwonende meerderjarige kinderen zijn dan ook veelal medebewoner: iemand
die de woning weliswaar als hoofdverblijf heeft, maar die niet op het huurcontract
staat. Voor meerderjarige kinderen die wees worden betekent dit dat zij het huurcontract
van hun overleden ouder dus niet «erven». Voor hen geldt dat zij na het overlijden
van hun ouder(s) in principe een periode van twee maanden hebben om zich ofwel alsnog
als huurder te laten registreren1 dan wel een andere woning te zoeken.2 Dit kan leiden tot onwenselijke situaties waarin iemand de ouderlijke woning op korte
termijn tegen zijn of haar zin moet verlaten.
Het is niet gemakkelijk harde cijfers te vinden over de vraag hoe vaak deze problematiek
zich voordoet. Niet alle individuele situaties zijn immers in cijfers te vatten. Dat
beeld komt ook duidelijk naar voren tijdens de gesprekken met experts. De cijfers
van het Centraal Bureau van de Statistiek (hierna: CBS) geven echter wel enigszins
een beeld van de omvang van de problematiek. Uit cijfers van het CBS (zie tabel 1
hieronder) blijkt dat in Nederland jaarlijks gemiddeld3 205 jongvolwassenen tussen de 16 en 30 jaar oud wees worden doordat zij beide ouders
verliezen. Gemiddeld wonen 82 van hen bij hun ouder(s) in een sociale huurwoning op
het moment dat zijn of haar ouder(s) overlijden. Van deze 82 jongvolwassenen verhuizen
er jaarlijks gemiddeld ongeveer 40 binnen zes maanden naar een andere woning.
Tabel 1: Aantal personen dat vol wees geworden is in 2017 en 2019, naar diverse kenmerken
en woning (bron: CBS)
In tabel 2 is te zien dat ongeveer de helft van de jongvolwassen wezen in ouderlijke
sociale huurwoningen die binnen zes maanden verhuist, naar een andere sociale huurwoning
verhuist. De andere helft verhuist naar een ander soort woning, zoals een particuliere
huurwoning of koopwoning.
Tabel 2: Aantal personen dat vol wees geworden is in 2017 en 2019, naar type eigendom
voor en na het wees worden (bron: CBS)
Voorgestelde aanpak
Een jongvolwassene wiens ouder(s) overlijdt krijgt met veel ingewikkeldheden te maken.
Ik vind het belangrijk dat er in deze verdrietige situaties ruimte is voor maatwerk
en de menselijke maat. Ik herken dat de huidige regels het risico met zich meedragen
dat er ongewenste situaties ontstaan. Om dat te voorkomen wil ik zorgen dat verhuurders
in alle gevallen maatwerk kunnen bieden om met de meerderjarige wees tot een passende
oplossing te komen. Ik wil daarvoor een gedragscode met de sector en experts opstellen
en wettelijke mogelijkheden verruimen waardoor meerderjarige wezen en verhuurders
ook de tijd en ruimte hebben om een passende oplossing te vinden. Op beide aspecten
ga ik hieronder nader in.
Gedragscode
Ik vind het belangrijk dat er maatwerk geleverd wordt in het geval dat een jongvolwassene
wees wordt en hij/zij in een huurwoning woonde die door de overleden ouder werd gehuurd.
Dat vraagt van verhuurders dat zij zich bewust zijn van hun mogelijkheden, en dat
deze jongvolwassene adequaat ondersteund wordt. In de gedragscode wil ik gezamenlijk
met verhuurders en met behulp van de betrokken experts gedragsregels vaststellen voor
verhuurders in het geval een jongvolwassene wees wordt in een huurwoning. Die gedragscode
wil ik met de woningcorporaties maken en ik wil bezien of ik hier ook andere verhuurders
bij kan betrekken.
De gedragscode zal in ieder geval op een aantal basisprincipes gestoeld zijn. Zo is
het uitgangspunt dat meerderjarige weeskinderen in deze situatie niet op straat komen
te staan en dat er maatwerk geleverd wordt. Het doel is dat een meerderjarige wees
op een zorgvuldige wijze geholpen wordt om verder te kunnen gaan met zijn of haar
leven in een woning die past bij zijn of haar situatie. Dat kan de ouderlijke woning
zijn, maar ook een andere woning als die meer passend is. Gezamenlijk met verhuurders
en experts wil ik ten behoeve van de gedragscode verkennen hoe in verschillende situaties
waarin meerderjarige weeskinderen zich bevinden een passende oplossing gevonden kan
worden. Onderdeel hiervan is dat het van belang is dat de huur van de ouderlijke huurwoning
voor de wees betaalbaar blijft. Zo kunnen verhuurders waar nodig (tijdelijke) huurverlaging
bieden wanneer de huur van de ouderlijke huurwoning te hoog blijkt. Daarnaast is het
van belang dat rekening wordt gehouden met het feit dat woningcorporaties gebonden
zijn aan regels wat betreft woningtoewijzing. De gedragscode zal oplossingen schetsen
voor corporaties en waar relevant andere verhuurders om hier op een goede manier mee
om te gaan. Tot slot wil ik in de gedragscode vastleggen hoe verhuurders zich kunnen
inspannen om een meerderjarige wees te helpen om waar nodig bredere ondersteunende
hulp te organiseren, bijvoorbeeld van de gemeente of maatschappelijke instellingen.
De komende maanden zal ik gebruiken om met betrokkenen tot een gedragscode te komen.
Ik streef ernaar de gedragscode in het najaar te kunnen vaststellen.
Wettelijke verruimingen
Zoals beschreven zijn meerderjarige weeskinderen wettelijk gezien vaak geen medehuurder
maar medebewoner, waardoor het huurcontract bij het overlijden van de ouder(s) van
rechtswege eindigt twee maanden na het overlijden van de huurder. Een medebewoner
kan de huur alleen voortzetten indien de verhuurder daarmee instemt of als de rechter
dit op vordering van de medebewoner heeft bepaald. De rechter kan dat alleen doen
als de medebewoner aantoont een duurzame gemeenschappelijke huishouding met de huurder
te hebben gevoerd. Bij inwonende meerderjarige kinderen wordt dat zoals eerder beschreven
vaak niet verondersteld. Uit gesprekken met experts is gebleken dat de termijn om
de ouderlijke woning over te nemen of te verlaten in sommige gevallen als knellend
wordt beschouwd. In deze lastige periode in het leven van een jongvolwassene, kan
het moeilijk zijn om ook keuzes te maken over de eigen woonbehoefte en het al dan
niet verlaten van de ouderlijke woning.
Om hier een oplossing voor te bieden wil ik woningcorporaties de mogelijkheid geven
om meerjarige weeskinderen langer in de ouderlijke woning te laten blijven met behulp
van een tijdelijk huurcontract. Zo kan de termijn verruimd worden dat iemand in de
ouderlijke woning kan blijven terwijl een passende oplossing gezocht wordt. Om dit
mogelijk te maken is het noodzakelijk de Regeling toegelaten instellingen volkshuisvesting
(Rtiv) 2015 aan te passen voor deze specifieke groep. Dit wil ik op korte termijn
doen. Door middel van de gedragscode kan worden vastgesteld op welke wijze corporaties
deze verruiming op een goede manier kunnen benutten. Daarnaast wil ik de komende tijd
bezien of er andere wettelijke mogelijkheden zijn om de positie van meerderjarige
weeskinderen te verbeteren zodat zij meer rust ervaren voor rouwverwerking en om beslissingen
voor de toekomst te nemen.
Tot slot
Met de hierboven beschreven aanpak wil ik zorgen dat jongvolwassenen die hun ouder(s)
verliezen in deze verdrietige situatie niet op straat komen te staan en beter de mogelijkheid
hebben om keuzes te maken over de volgende stappen in hun leven en om aan rouwverwerking
toe te komen. Ik vertrouw erop dat bovenstaande oplossingen met alle betrokkenen op
zo een kort mogelijke termijn uitgewerkt worden, waardoor jongvolwassen wezen de maatwerkoplossing
geboden krijgen die zij verdienen.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties