Brief regering : Voortgangsrapportage Nationaal Preventieakkoord 2020
32 793 Preventief gezondheidsbeleid
Nr. 557
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 5 juli 2021
In 2018 hebben meer dan 70 partijen het Nationaal Preventieakkoord ondertekend en
zich gecommitteerd aan ambities voor 2040 om een rookvrije generatie te realiseren
en overgewicht en problematisch alcoholgebruik flink terug te dringen (Kamerstuk 32 793, nr. 339). Hiertoe zijn meer dan 200 acties en maatregelen afgesproken.
Met het Nationaal Preventieakkoord hebben we onszelf hoge ambities gesteld. De leefstijlcijfers
over 2020 stemmen me voorzichtig positief, hoewel de ontwikkelingen in tijden van
crisis moeilijk te duiden zijn. Het aantal rokers van 18 jaar en ouder is tussen 2018
en 2020 gedaald van 22,4 naar 20,2%, het aantal overmatige drinkers is gedaald van
8,2% naar 6,9% en het aantal mensen met overgewicht is tussen 2018 en 2020 ongeveer
op 50% gebleven. Een andere positieve ontwikkeling – die weliswaar niet aan de inzet
van het Nationaal Preventieakkoord is te koppelen – is dat het aantal jongeren dat
start met roken is afgenomen van 75 per dag in 2015 naar 41 in 2019. Dit blijkt uit
onderzoek van het Trimbosinstituut1. Om een rookvrije generatie in 2040 te bereiken moet de daling zich blijven voortzetten.
De komst van COVID-19 heeft ons er opnieuw op gewezen hoe belangrijk voldoende bewegen,
gezonde voeding, niet roken en terughoudendheid met alcohol zijn voor een gezond leven.
Eind 2020 hebben artsen, wetenschappers en bestuurders in een gezamenlijke oproep
benadrukt dat overgewicht bij COVID-19 patiënten de kans op een ongunstig ziektebeloop
vergroot. Daarbij geven de experts duidelijk aan dat ook kleine veranderingen in leefstijl
– bijvoorbeeld dagelijks bewegen en meer groente eten – binnen enkele weken een positief
effect kunnen hebben op je weerstand. Ook het risico op aandoeningen als kanker, hart-
en vaatziekten en depressie wordt verkleind met een gezondere leefstijl.
Daarom is donderdag 20 mei 2021 de leefstijlcampagne «Fit Op Jouw Manier» gelanceerd.
De coronapandemie bleek in 2020 ook van invloed op veel acties die partijen in het
Nationaal Preventieakkoord hebben afgesproken. Scholen, sportverenigingen en horeca
werden gesloten om de verspreiding van COVID-19 tegen te gaan. Dat betekende dat veel
acties in die domeinen on hold werden gezet. Ook lag de prioriteit van veel partijen
bij de gevolgen van de crisis voor hun organisatie en bij de uitvoering van de coronagerelateerde
maatregelen. Desalniettemin bleven alle partijen gemotiveerd om door te gaan met de
uitvoering van hun acties en bleken ze soms via onlinebijeenkomsten een veel groter
bereik te realiseren.
Met deze brief stuur ik u de rapportage van het RIVM over de voortgang van het Nationaal
Preventieakkoord in 20202. Het RIVM monitort de uitvoering van alle acties van het Nationaal Preventieakkoord
en brengt hier jaarlijks een verslag over uit. Op 22 juni 2020 heeft u de (eerste)
voortgangsrapportage over 2019 ontvangen (Kamerstuk 32 793, nr. 484).
Met deze brief bied ik u ook een aantal toegezegde onderzoeken aan op de thema’s problematisch
alcoholgebruik en overgewicht3. Het gaat om het onderzoek naar Minimum Unit Pricing, het onderzoek naar de regulering
van marketing van ongezonde voeding en alcohol via sociale media en het onderzoek
naar de marketing van alcoholvrije dranken.
In deze brief kom ik mijn toezegging na om in gesprek te gaan met de industrie over
twee recente rapporten over kindermarketing van ongezonde voeding. Hiermee geef ik
tevens gehoor aan de motie van de leden Kuik en Diertens die stelt dat Reclamecode
Voor Voedingsmiddelen aangepast dient te worden, zodanig dat de reclamecode ook geldt
voor uitingen op sociale media (Kamerstuk 35 655, nr. 10).
Leeswijzer
In deze brief geef ik eerst mijn reactie op de voortgangsrapportage van het RIVM.
Daarbij ga ik ook in op de gevolgen van de COVID-19 maatregelen op de partijen en
hun acties. Daarna volgt een update over 2021 op de deelakkoorden roken, overgewicht
en problematisch alcoholgebruik van het Nationaal Preventieakkoord. In de update problematisch
alcoholgebruik ga ik in op de eerdergenoemde onderzoeken.
Voortgangsrapportage RIVM
Het RIVM heeft in kaart gebracht wat de voortgang is op de voor 2020 geplande acties
en de doelstellingen. Het jaar 2019 was een aanloopjaar, waarbij een groot deel van
de acties nog niet was gestart of zich in een voorbereidende fase bevond. In 2020
zijn vrijwel alle acties in uitvoering, waaronder ook de acties gericht op zwangere
vrouwen en mensen met een lage sociaaleconomische status. In 2020 is een aantal acties
ook afgerond. Een deel van alle acties heeft – veelal door COVID-19 – vertraging opgelopen.
Van de acties en doelstellingen die vertraagd zijn, geven partijen aan dat ze verwachten
dat ze deze in 2021 alsnog zullen behalen. Er zijn enkele partijen die met hun inzet
nog ver van deze doelstellingen af liggen. Ik ga het gesprek met deze partijen aan
om te bezien hoe ze deze inhaalslag gaan maken. Het algehele beeld stemt mij positief,
gegeven de uitdaging waar bijna alle organisaties in de corona-pandemie voor staan.
Het RIVM heeft bij aanvang van het akkoord een quickscan van de impact van de maatregelen
van het Nationaal Preventieakkoord uitgevoerd4. Het RIVM zou in 2023 opnieuw de impact van het Nationaal Preventieakkoord doorrekenen,
ik heb hen onlangs verzocht dit in 2022 al te doen zodat we tijdig weten of we op
koers liggen. Uit de quickscan uit 2018 bleek dat de huidige inzet een flinke stap
op weg is, maar – met name op overgewicht en problematisch alcoholgebruik – niet voldoende
is om de geformuleerde ambities te behalen. Op mijn verzoek heeft het RIVM geïnventariseerd
welke aanvullende maatregelen mogelijk kunnen zijn om de ambities wél te realiseren5. In april is dit RIVM-rapport aan de drie thematafels van het Nationaal Preventieakkoord
besproken. Het is aan de partijen aan tafel, aan een nieuw kabinet en aan uw Kamer
om van de kennis uit deze rapporten te profiteren en daarmee Nederland gezonder te
maken.
Deelakkoord roken
Centraal in het deelakkoord roken staat een rookvrije generatie in 2040. Geen enkele
jongere rookt dan nog. Om dat te bereiken moeten we alle zeilen bijzetten. Het beeld
kan onterecht zijn ontstaan dat er de laatste jaren al voldoende maatregelen op het
thema roken zijn genomen. In 2018 had het RIVM al berekend dat de maatregelen uit
het Nationaal Preventieakkoord onvoldoende zijn om de rookvrije generatie in 2040
te bereiken. Dit beeld komt ook in recent onderzoek naar voren. Hoewel het percentage
rokers van 18 jaar en ouder blijft dalen (20,2% in 2020) is het percentage rokers
onder leerlingen van 12 tot en met 16 jaar bij de laatste meting in 2019 niet gedaald
ten opzichte van 2017 (beide 17%)6. Het is daarom belangrijk vol in te blijven zetten op een rookvrije generatie. Zo
is het van groot belang de omgeving steeds verder rook- en tabaksvrij te maken zodat
kinderen niet meer aan roken worden blootgesteld. Een rook- en tabaksvrije omgeving
betekent ook dat kinderen niet in aanraking komen met nieuwe tabaksproducten zoals
verhitte tabak en e-sigaretten. Ook met deze producten kunnen kinderen aan nicotine
verslaafd raken en worden ze bovendien bloot gesteld aan schadelijke stoffen. Alternatieve
producten hebben daarom geen plek in het tabaksontmoedigingsbeleid van het kabinet.
Stoppen-met-rokencampagne PUUR rookvrij
Op 31 mei 2021 – Wereld Niet Roken Dag – is de overheidscampagne PUUR rookvrij weer
van start gegaan, onder andere op sociale media en radio. De campagne PUUR rookvrij
stimuleert rokers om serieuze en effectieve stoppogingen te doen en als dat lukt dat
de stopper niet opnieuw gaat roken. Hulp vragen in de omgeving en bij zorgprofessionals
staat daarbij centraal. Zie ook www.puurrookvrij.nl.
Ondertussen wordt een nieuwe deelcampagne van PUUR voorbereid die in het najaar zal
starten. Deze campagne zal gericht zijn op het stimuleren van het stoppen met roken
van ouders met jonge kinderen. In het Nationaal Preventieakkoord was zowel een stoppen
met roken campagne als een rookvrij opgroeien campagne vanuit de overheid als afspraak
opgenomen. Door in deze PUUR deelcampagne te focussen op ouders die roken en zo hun
kinderen blootstellen aan directe en indirecte tabaksrook, komen deze beide doelstellingen
uit het Nationaal Preventieakkoord samen.
Rookvrije omgeving
Om te voorkomen dat jongeren beginnen met roken, is het belangrijk dat kinderen kunnen
opgroeien in een rook- en tabaksvrije omgeving. Gemeenten worden door de GGD ondersteund
bij het stimuleren van een rookvrije omgeving. Op dit moment zijn 24 GGD’en aan de
slag met het ondersteuningstraject Rookvrije Omgeving, waarbij gemeenten door GGD’en
worden ondersteund om stappen te zetten richting een Rookvrije Omgeving. Er is ook
nauwe aansluiting bij andere omgevingen zoals de (gezonde) school en het Vitaal Bedrijf.
Ook werken GGD’en met rookvrije teststraten en vaccinatiestraten en zijn er pilots
om op die plekken een hele korte interventie aan te bieden waarin gevraagd wordt naar
het rookgedrag, geadviseerd wordt om te stoppen met professionele hulp en eventueel
wordt doorverwezen (very brief advice). De VNG heeft naast hun reguliere ondersteuningsaanbod webinars georganiseerd over
het rookvrij maken van kantoren (van gemeenten en GGD’en) en speeltuinen. NUSO en
Jantje Beton hopen de komende maanden 100% van de beheerde speeltuinen rookvrij te
hebben. Kinderboerderijen Actief heeft contact met alle kinderboerderijen. Ongeveer
75% is inmiddels rookvrij. NOC*NSF is ook druk bezig geweest met het organiseren van
webinars. BOinK heeft met de werkgeversorganisatie afspraken gemaakt om het bewustzijn
in de kinderopvang rondom derdehands rook te vergroten. Met derdehands rook worden
de stoffen bedoeld die na het roken achterblijven in de omgeving en ook op de haren,
kleding en de huid van de roker. Kinderen kunnen deze stoffen dan weer via de mond
of huid binnenkrijgen. Meerdere partijen geven aan dat peukenoverlast als gevolg van
het rookvrij maken van terreinen een probleem vormt. Rokers gaan buiten het terrein
roken waar geen asbakken staan en gooien dan hun peuk op de grond. Partijen gaan gezamenlijk
op zoek naar een oplossing.
Rookvrije zorg
Roken is de belangrijkste vermijdbare oorzaak van ziekte en overlijden, ongeveer de
helft van alle rokers wereldwijd overlijdt aan een door roken veroorzaakte ziekte.
De zorg heeft een belangrijke rol in het terugdringen van de verwoestende effecten
van roken. Om het goede voorbeeld te geven ondertekenden 27 koepel- en beroepsorganisaties
vorig jaar de intentieverklaring «Maak de zorg rookvrij». Met een achterban van bijna
700 organisaties en ruim 190.000 medewerkers is dat een belangrijke stap. Iedere patiënt
en medische professional heeft immers recht op een rookvrije werk- en woonplek. De
koepels worden ondersteund om een goede start te maken met het niet-rokenbeleid, zodat
in 2040 de gehele zorg rookvrij is. Daarbij blijft er ook aandacht voor het betrekken
van meer zorginstellingen. Onlangs zijn twee nieuwe zorgkoepels aangesloten bij de
werkgroep Rookvrije Zorg: de Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland (VGN) en ActiZ,
de koepel van zorgorganisaties gericht op ouderen en chronisch zieken. Op 31 mei 2021
heeft het congres «Maak de zorg rookvrij» plaatsgevonden. Centraal stond de uitwisseling
van kennis, ervaringen en tips om de eigen organisatie rookvrij te maken en cliënten
en patiënten een gezonde en rookvrije toekomst te bieden. Per 1 juli 2021 worden rookruimtes
in (semi)publieke en openbare gebouwen gesloten, wat ook betekent dat de rookruimtes
in zorginstellingen vanaf die datum moeten sluiten. Dat is een goede stap voor het
rookvrij maken van de zorg. Daarbij is het belangrijk dat cliënten, patiënten en personeel
toegang hebben tot een goede stopondersteuning. Om dat te bereiken worden knelpunten
in kaart gebracht en naar oplossingen gezocht.
Rookvrije organisaties
Het sluiten van rookruimtes in alle (semi-)publieke en openbare gebouwen per 1 juli
2021 geldt ook voor Rijkskantoren. Aan de voorbereiding is hard gewerkt. Het Ministerie
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft groepstrainingen stoppen-met-roken
georganiseerd voor rijksambtenaren. Een belangrijke mijlpaal is de rookvrije stations
en perrons van NS en ProRail en het staken van de tabaksverkoop bij Kiosken, Huiskamers
en AH To Go’s. De Gezondheidsfondsen voor Rookvrij (GvRV) zetten in op het activeren
van alle andere openbaarvervoerbedrijven in Nederland dit goede voorbeeld te volgen.
Daarnaast komt er een nieuwe campagne van de GvRV om bedrijven te stimuleren rookvrije
stappen te zetten en krijgt het handboek Rookvrij Werken, dat inmiddels al ruim 400
keer gedownload is, een update7. De Nederlandse Vereniging van Arbeids- en Bedrijfsgeneeskunde (NVAB) is in maart
een sociale media campagne gestart in het kader van de Rookvrije Organisatie en in
mei werd het magazine «Rookvrij werkt beter» gelanceerd8. Daarnaast worden er webinars over «rookvrij worden» georganiseerd. Meer aandacht
voor rokers met een lage sociaaleconomische positie en dubbele belasting (roken en
blootstelling aan stoffen die beroepslongziekten kunnen veroorzaken) wordt gegenereerd
door middel van een webinar en e-learning voor huis- en bedrijfsartsen die in juli
of augustus van dit jaar online gaat.
Stoppen met roken
Er wordt hard gewerkt om te zorgen dat niemand begint met roken. Maar voor wie eenmaal
verslaafd is geraakt, is het niet makkelijk daar weer van af te komen. Toch geeft
de meerderheid van de rokers aan te willen stoppen met roken. In het Nationaal Preventieakkoord
is afgesproken in te zetten op een effectieve en toegankelijke stoppen-met-roken-zorg.
In de werkgroep Stoppen-met-roken-zorg (SMR-zorg) zitten verschillende partijen zoals
artsen, zorginstellingen, zorgverzekeraars en het Trimbos-instituut. Deze partijen
zetten breed in op het verbeteren van deze zorg. Zoals met de ontwikkeling van een
diagnostische tool die helpt om verschillende typen rokers van elkaar te onderscheiden
met daarbij een inschatting van de zorgzwaarte en de Zorgstandaard Tabaksverslaving
die vanuit patiënten perspectief beschrijft waar goede zorg aan moet voldoen. Ook
wordt gewerkt aan indicatoren, die inzicht moeten geven in welke zorg, van welke aanbieders,
effectief is voor welke patiëntengroepen. Dit geldt ook voor het kwaliteitsregister
waarin de eisen zijn vastgesteld waar een SMR-begeleider aan moet voldoen. Het Trimbos-instituut
maakt stappen in het project «ontwikkeling lokale zorgpaden stoppen-met-roken». Met
een tiental regioteams is met alle betrokken zorgverleners vastgelegd hoe de optimale
SMR-zorg voor de patiënt bereikt kan worden. De startbijeenkomst onlangs is succesvol
verlopen. Voor veel rokers biedt dit een kans om te stoppen, maar voor sommigen is
er meer nodig. Er is aandacht voor de ondersteuningsbehoefte voor rokers met een lage
sociaaleconomische positie om ook deze groep goed te kunnen ondersteunen. Dit gaat
zowel over verbeterde toeleiding als beter toegespitste begeleiding. Om hier verbetering
in te brengen worden meerdere aanpakken en kansen in kaart gebracht.
Conferentie van de Partijen 9 en Meeting of the parties 2
De WHO heeft op 27 april 2020 bekend gemaakt dat de negende Conferentie van de Partijen
(COP) bij het WHO-Kaderverdrag inzake tabaksontmoediging (FCTC) en de tweede Meeting of the Parties (MOP) bij het Protocol tot uitbanning van illegale handel in tabaksproducten bij
het FCTC, die voor november 2020 waren voorzien in Den Haag, vanwege de COVID-19 pandemie
met een jaar worden uitgesteld9. Ook een jaar later heeft de pandemie gevolgen voor het plaatsvinden van internationale
evenementen en de daarmee gepaard gaande reizen. Het is daarom niet mogelijk de bijeenkomsten
dit jaar in Den Haag te houden. De WHO en het FCTC-secretariaat hebben besloten dat
COP9 en MOP2 virtueel zullen plaatsvinden, respectievelijk op 8–13 november 2021 en
15–18 november 2021. Daarbij zal gebruik worden gemaakt van het platform van de WHO
in Genève. Nederland is daarmee geen organiserend land meer, maar regulier deelnemer
waardoor de rol van Nederland dezelfde zal zijn als die van de andere landen die het
WHO-Kaderverdrag en het Protocol hebben geratificeerd.
Wetgeving
Zoals afgesproken in het Nationaal Preventieakkoord is het uitstalverbod voor verkooppunten
van tabak en aanverwante producten versneld in werking getreden. In eerste instantie
zou het verbod in 2022 ingaan maar dit is vervroegd naar 1 januari 2021. Voor supermarkten
geldt het uitstalverbod al sinds 1 juli 2020. Het uitstalverbod geldt niet voor speciaalzaken
die alleen rookwaren, rookaccessoires, loten en dagbladen verkopen en bestaande kleine
zaken met meer dan 75% omzet uit tabaksproducten die zich voor 1 januari 2021 bij
de NVWA hebben geregistreerd. Ik heb u op 9 december 2020 geïnformeerd over de eerste
inspectieresultaten van de NVWA op het uitstalverbod bij supermarkten10 en op 20 april 2021 heeft u een factsheet ontvangen over het aantal bedrijven dat
een beroep doet op de uitzondering van het uitstalverbod door zich bij de NVWA te
registreren11.
Verder zijn, zoals hierboven benoemd, de rookruimtes in de (semi-) publieke sector
en openbare gebouwen op 1 juli 2021 gesloten en de rookruimtes in het bedrijfsleven
volgen op 1 januari 202212. De rookruimtes in de horeca zijn al eerder gesloten als gevolg van de uitspraak
van de Hoge Raad van 27 september 2019 in de zaak Clean Air Nederland/Staat. In het
Nationaal Preventieakkoord was voorzien dat de rookruimtes in de horeca per 2022 zouden
sluiten, in (semi-) publieke en openbare gebouwen per 2022 en in het bedrijfsleven
per 2023.
Per 1 oktober 2021 mogen er in verkooppunten alleen nog sigaretten en shag in een
neutrale verpakking verkocht worden. Voor producenten gold al per 1 oktober 2020 dat
sigaretten en shag alleen nog in neutrale verpakkingen worden geproduceerd13.
Op 28 juni jl. heb ik met uw Kamer gesproken over de wijzigingen van de Tabaks- en
rookwarenwet om het reclameverbod aan te scherpen, eisen te stellen aan het neutrale
uiterlijk van de sigaret en elektronische verhittingsapparaten te reguleren. In mijn
brief van 22 juni 2020 over de voortgang van het Nationaal Preventieakkoord heb ik
aangegeven dat alle smaakjes van e-sigaretten behalve tabakssmaken worden verboden14. Het ontwerpbesluit waarmee de smaken van e-sigaretten worden gereguleerd heb ik
op 27 mei 2021 aan uw Kamer gezonden in het kader van de wettelijk voorgeschreven
voorhangprocedure. Deze voorhangprocedure is inmiddels afgelopen. Ik streef naar een
inwerkingtreding van het ontwerpbesluit op 1 juli 2022. Tevens wordt wetgeving voorbereid
om het aantal verkooppunten van tabaksproducten en aanverwante producten terug te
brengen door de onlineverkoop per 2023 en de verkoop in supermarkten per 2024 te verbieden15. Ik verwacht deze conceptregelgeving in het najaar naar uw Kamer te sturen. In regelgeving
is al vastgelegd dat tabaksautomaten vanaf 1 januari 2022 niet meer via zelfbediening
geëxploiteerd mogen worden16. Op dit moment wordt onderzocht hoe de vervolgstappen genomen kunnen worden zodat
de verkoop alleen nog zal plaatsvinden in speciaalzaken. Het onderzoeksrapport verwacht
ik in oktober van dit jaar.
Deelakkoord overgewicht
Het streven is om in 2040 het overgewicht- en obesitasniveau terug te brengen naar
het niveau van 1995. Dat is een buitengewoon ambitieuze opgave. Zeker omdat we tegen
de stroom in roeien, gegeven de voorspelde stijgende trend van het aantal mensen met
overgewicht en obesitas richting 204017. Het aantal volwassenen schommelt de afgelopen 3 jaren rond de 50%, hopelijk is dat
een voorteken dat de trend afvlakt.
Het Nationaal Preventieakkoord is een gezamenlijke beweging die hard nodig is om het
tij te keren en de ziektelast als gevolg van overgewicht terug te dringen. COVID-19
heeft ons laten zien dat overgewicht geen gunstige factor is voor het ziektebeloop
na besmetting.
Jongeren op Gezond Gewicht
Voor de lokale inzet op overgewicht vanuit gemeenten vervult het programma Jongeren
op Gezond Gewicht (JOGG) de landelijke rol. Met diverse partners, maakt JOGG de fysieke
en sociale omgeving waarin de jeugd opgroeit gezonder. In buurten waar al vier jaar
met de JOGG-aanpak gewerkt wordt, ligt het percentage kinderen en jongeren met overgewicht
9% lager dan in andere buurten zonder die aanpak18. De ambitie uit het Nationaal Preventieakkoord stelt dat in 2020 50% van alle gemeenten
JOGG-gemeenten zijn. Uit de rapportage blijkt dat dit met 49% net niet is gehaald
in 2020. Inmiddels is het aantal JOGG-gemeenten verder gestegen, er zijn momenteel
183 officiële JOGG-gemeenten (ruim 52%).
Zoals afgesproken in het Nationaal Preventieakkoord werkt JOGG samen met het Nederlands
Jeugdinstituut (NJI), het Nederlands Centrum Jeugdgezondheid (NCJ), de Vrije Universiteit
Amsterdam – Care for Obesity (VU/C4O) en het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en
Milieu (RIVM) aan de aanpak Kind naar gezonder Gewicht (KnGG). Hierbij wordt passende
zorg en ondersteuning geboden aan kinderen met overgewicht en obesitas. Begin juli
wordt de rapportage gepubliceerd met de resultaten van de procesevaluatie over de
periode 2019–2020.
Gezonder maken voedselomgeving
Een groot deel van ons voedsel wordt buiten de deur genuttigd. Denk aan sportkantines,
ziekenhuizen, vervoersplekken en attractieparken. In het Nationaal Preventieakkoord
is de afspraak gemaakt dat attractieparken vanaf 2020 zullen inzetten op een gezonder
voedselaanbod. Ondanks alle maatregelen en onzekerheid rondom de coronacrisis hebben
in de afgelopen tijd zeven dagattracties de Ambitie van Gezond Uit van JOGG ondertekend.
Met het ondertekenen van de ambitie werken de dagattracties toe naar een steeds gezonder
en duurzamer voedingsaanbod. De Richtlijn Eetomgevingen van het Voedingscentrum is
hiervoor de basis.
Met betrekking tot het gezonder maken van de voedselomgeving, verwijs ik u verder
graag naar mijn brief hierover van 4 juni jongstleden19. Naast het onderwerp juridisch instrumentarium voor gemeenten om de voedselomgeving
gezonder te maken, staat hierin onder andere ook de voortgang van de invoering van
Nutri-Score in Nederland.
Schoolkantines en bedrijfsrestaurants
Vanwege het sluiten van de scholen en daarmee de schoolkantines medio maart 2020 door
de coronapandemie was het niet mogelijk alle activiteiten zoals gepland uit te voeren
om de doelstelling voor 2020 te kunnen behalen. Desalniettemin is wel voortgang geboekt
in het percentage scholen met een gezonde kantine. Zodra de schoolkantines weer helemaal
open kunnen, worden de geplande activiteiten weer opgepakt. Het blijft overigens een
keuze van de scholen zelf om een gezonde schoolkantine te realiseren. Wat betreft
de voortgang op de Gezonde bedrijfsrestaurants binnen de rijksoverheid geldt hetzelfde
als voor de schoolkantines. Door COVID-19, met als gevolg het verplicht thuiswerken,
is de bedrijfscatering binnen de rijksoverheid bijna volledig stil komen te liggen.
Hierdoor is in 2020 zeer beperkt voortgang geboekt op het realiseren van gezonde bedrijfsrestaurants.
In 2021 zijn de activiteiten weer opgepakt door de Categorie Consumptieve Dienstverlening
rijksoverheid zodat na het verplichte thuiswerken er zoveel mogelijk bedrijfsrestaurants
met een gezond aanbod kunnen starten.
Gezonde voeding in ziekenhuizen en zorginstellingen
In het Nationaal Preventieakkoord is afgesproken dat in 2030 het voedingsaanbod in
alle ziekenhuizen gezond is en in 2025 in 50% van de ziekenhuizen. Ruim een derde
van de ziekenhuisorganisaties is hiermee goed op weg. Eind 2020 tekenden 11 ziekenhuizen
met de Alliantie Voeding in de Zorg de intentieverklaring om versneld (juni 2022)
het doel van het Nationaal Preventieakkoord te behalen. Deze voorhoede bespreekt maandelijks
ontwikkelingen en ervaringen in het gezonder maken van voeding voor patiënten, bezoekers
en medewerkers. Inmiddels is dit netwerk gegroeid tot 26 «Goede Zorg Proef Je» ziekenhuizen.
Deze ziekenhuizen zijn verspreid over Nederland en kunnen zo zorgorganisaties in hun
regio inspireren.
Samen met het Voedingscentrum zijn inspiratiessessies gehouden voor coördinatoren
van personeels- en bezoekersrestaurant om de Richtlijn Eetomgevingen in te zetten
om het aanbod gezonder te maken. Met betrekking tot gezonde voeding voor medewerkers
wordt in samenwerking met de Wageningen University & Research wetenschappelijk onderzoek
uitgevoerd om voeding voor de nachtdienst te optimaliseren.
Naast de aandacht voor het voedingsaanbod in ziekenhuizen is een symposium georganiseerd
over gezonde voeding in revalidatie-instellingen. Hieraan namen 35 instellingen deel.
Om ziekenhuizen en zorginstellingen te ondersteunen naar een gezonder voedingsaanbod
is een toolkit gelanceerd met diverse tools op basis van praktijkervaring, best practices
en deskresearch. Deze is te vinden op www.goedezorgproefje.nl.
Gezonde School en Gezonde Kinderopvang
Doelstelling in het Nationaal Preventieakkoord is dat eind 2024 minimaal een derde
van de scholen in Nederland werkt volgens de Gezonde School-aanpak.
De afgelopen jaren is de deelname vanuit scholen toegenomen. Dit was ook mogelijk
omdat er vanuit het Nationaal Preventieakkoord extra geld beschikbaar is gesteld.
Tot nu toe is de vraag van scholen naar ondersteuning groter dan wat we kunnen subsidiëren
op basis van de beschikbare middelen.
In de programmaperiode 2017–2020 was het doel dat in 2020 17% van de scholen gebruik
heeft gemaakt van het ondersteuningsaanbod Gezonde School. Deze doelstelling is gerealiseerd
met een score van 20%. Het programma Gezonde School is en blijft een vraaggestuurd
programma. De inzet van de Gezonde School-aanpak is afhankelijk van de vraag vanuit
scholen zelf en dus slechts deels beïnvloedbaar.
Naast verdere uitbreiding van het aantal deelnemende scholen zet Gezonde School in
op de volgende drie ontwikkelopgaven:
1. het verstevigen van de Gezonde School-aanpak en de ontwikkeling van een instrument
voor scholen zodat zij de aanpak gemakkelijker kunnen doorlopen;
2. benutten van de regionale infrastructuur voor het borgen van het programma Gezonde
school binnen de GGD en het gemeentelijke preventief jeugdbeleid;
3. verbreden van de inzet op deskundigheidsbevordering voor de Gezonde Schooladviseur,
Gezonde School-coördinator en JGZ-medewerkers.
Voor de Gezonde Kinderopvang zijn de volgende doelstellingen voor 2025 afgesproken:
• 50% van de kinderopvangorganisaties heeft een coach Gezonde Kinderopvang (is 1.395
organisaties o.b.v. huidige cijfers);
• minimaal 595 nieuwe coaches Gezonde Kinderopvang zijn opgeleid;
• er is een keuzedeel «Gezonde leefstijl in de kinderopvang» voor de ROC-opleidingen
ontwikkeld;
• 10% van de opleidingslocaties heeft (delen van) Gezonde Kinderopvang opgenomen in
hun opleiding om in de basiskennis van studenten over gezonde leefstijl te voorzien;
• er is ten opzichte van 2021 een toename van 20% in het aantal organisaties met een
coach Gezonde Kinderopvang dat deelneemt aan het lokale of regionale netwerk rondom
jeugd.
• De teller van het aantal opgeleide coaches staat nu op 1096 in 840 kinderopvangorganisaties.
Watertappunten
Het doel in het Nationaal Preventieakkoord is om 1000 watertappunten te installeren
op/in scholen. Er zijn verdeeld over 3 rondes inmiddels ruim 1000 toekenningen hiertoe
verstrekt. Daarvan zijn inmiddels 360 watertappunten gerealiseerd. De overige schoollocaties
waarbij is toegekend, maar nog geen watertappunt is geïnstalleerd, zullen hierover
actief worden benaderd vanuit JOGG, de Gezonde School Brigade en de Gezonde School.
Hier is nog tijd voor tot het einde van dit jaar.
Voortgang productverbetering
In mijn brief van 13 november 202020 informeerde ik u over de inrichting van de nieuwe aanpak voor productverbetering.
In de nieuwe aanpak productverbetering wordt gewerkt aan trapsgewijze verbetering
van productgroepen door vermindering van gehaltes aan zout, suiker en verzadigd vet.
Het gaat daarbij om alle herformuleerbare productgroepen die een relevante bijdrage
leveren aan de dagelijkse inname van deze nutriënten. In mijn brief heb ik de verschillende
onderdelen van de aanpak toegelicht en heb ik u toegezegd voor de zomer in 2021 te
informeren over de voortgang van de verdere uitwerking.
Er heeft een internetconsultatie plaatsgevonden over de aanpak in zijn geheel inclusief
de criteria van alle productgroepen die onder de nieuwe aanpak vallen. De consultatie
bestond uit twee rondes waarvan de laatste op 19 april 2021 is afgesloten. De uitkomsten
van de tweede consultatieronde over de productgroepen brood en graanproducten, kaas,
maaltijden, zoete snacks, bereidingsvetten en broodsmeersels, visproducten, broodbeleg
en frisdranken worden momenteel geanalyseerd en verwerkt. Op basis van de reacties
wordt beoordeeld waar en op welke onderdelen de aanpak voor productverbetering nog
verder moet worden aangescherpt. Tevens laat ik momenteel een tweetal verkenningen
uitvoeren. Eén in de vorm van een test in de praktijk om na te gaan hoe de afzonderlijke
onderdelen van de aanpak voor productverbetering uitpakken, of de aanpak in zijn totaliteit
kan werken en waar eventuele verbeterpunten zitten. Deze praktijktest wordt gedaan
voor de productgroepen «soepen» en «sauzen» en wordt in juli dit jaar afgerond. Het
is de bedoeling dat dit traject tot inzichten leidt die ook voor andere productgroepen
van betekenis zijn. Een tweede verkenning loopt naar de gewenste inrichting van de
uitvoeringsorganisatie voor de nieuwe aanpak en naar mogelijkheden voor incentives
om bedrijven te stimuleren aan productverbetering te werken.
Na de zomer zal ik u nader informeren over de bevindingen uit deze verkenningen en
de vervolgstappen die nog nodig zijn om de nieuwe aanpak vanaf begin 2022 van start
te laten gaan.
Marketing gericht op kinderen
Elk jaar laat ik de naleving van de huidige Reclamecode voor Voedingsmiddelen (RVV)
monitoren. Onlangs heb ik uw Kamer de monitor Kindermarketing 2020 aangeboden21. Uit deze rapportage en die van voorgaande jaren blijkt dat sociale media lastig
te monitoren zijn als het aankomt op het gebruik van kindermarketing. Volgens de huidige
reclamecode mag er geen marketing van ongezonde producten gericht worden op kinderen
tot en met 12 jaar. Aangezien de leeftijd van het aanmaken van een account op sociale
media hoger is dan 12 jaar, spreekt de monitor van een grijs gebied.
Recent heeft onderzoeksbureau Panteia de aard en omvang van de marketing via sociale
media voor alcohol en voedingsproducten die niet binnen de Schijf van Vijf vallen,
in kaart gebracht. Binnen dit onderzoek is ook de wet- en regelgeving geïnventariseerd,
zowel in Nederland als in enkele andere Europese landen. Het onderzoek vindt u in
de bijlage22.
In het Notaoverleg Preventie van februari jl. (Kamerstuk 32 793, nr. 545) heb ik uw Kamer toegezegd om zowel over de monitor als over bovenstaand onderzoek
over sociale media met de industrie in gesprek te gaan. Tegelijkertijd is de motie
van de leden Kuik en Diertens (Kamerstuk 35 655, nr. 10) aangenomen die stelt dat de RVV aangepast dient te worden, zodanig dat sociale media
niet meer uitgezonderd worden. Hieronder volgen de belangrijkste uitkomsten uit het
onderzoek en mijn reactie daar op.
Vergeleken met alcoholmarketing zijn de regels voor voedingsmarketing minder streng.
In de RVV is afgesproken dat voedingsreclame gebruikt mag worden wanneer dit gericht
is op kinderen van 13 jaar en ouder. Voor de doelgroep van 7 tot 13 jaar is er gerichte
reclame mogelijk als aan bepaalde voedingskundige criteria wordt voldaan. Aangezien
alle populaire sociale media een minimumleeftijd van 13 of 16 jaar hanteren voor het
aanmaken van een account, vallen deze media feitelijk gezien buiten de scope van de
RVV. Echter, uit dit onderzoek blijkt dat kinderen jonger dan 13 jaar in de praktijk
toch vaak over een account op sociale media beschikken. Meer dan de helft van de 6
tot en met 12-jarigen dat actief is op YouTube doet dit met behulp van een account.
Voor Instagram ging het zelfs om 88,5 procent.
Doordat kinderen jonger dan 13 jaar actief zijn op sociale media, komen ze ook geregeld
reclames tegen voor voedingsproducten. In de meeste gevallen zijn dit reclames die
niet voldoen aan de voedingskundige criteria en ook niet aan de Schijf van Vijf. Ruim
40 procent van de kinderen tot en met 12 gaf in de enquête van dit onderzoek aan wel
eens reclame voor snacks, chips, snoep of frisdrank te hebben gezien.
Uit verschillende studies blijkt dat voedingsreclame een direct effect heeft op de
voedingskennis, de voorkeuren, het koopgedrag en de consumptiepatronen van kinderen.
Ook in dit onderzoek gaven kinderen aan voedingsproducten te hebben gekocht nadat
ze dit op sociale media hadden gezien. Reclame via sociale media en influencermarketing
lijkt een uiterst effectief middel om voedingsproducten te vermarkten. Door de creatieve
manieren waarop reclame kan worden gemaakt, slaan de reclames goed aan, ook bij de
jongeren die hen volgen. Aangezien de meeste reclame gemaakt wordt voor producten
die niet passen binnen een gezond voedingspatroon, draagt voedingsmarketing daarmee
ook bij aan het stimuleren van overgewicht onder kinderen en jongeren.
De verantwoordelijkheid voor het verstandig omgaan met voedingsmarketing via sociale
media ligt bij meerdere actoren. Zowel de industrie als influencers en sociale media
platforms kunnen een rol spelen om voedingsmarketing van ongezonde producten gericht
op kinderen terug te dringen. Volgens de onderzoekers is een aanscherping van de huidige
RVV het meest voor de hand liggend. Bijvoorbeeld door de Schijf van Vijf te hanteren
als criterium voor welke producten reclame mag worden gemaakt richting 7 tot 13-jarigen.
Ook kan de leeftijdsgrens voor het maken van reclame voor producten buiten de Schijf
van Vijf worden verhoogd naar 16 of 18 jaar. Er kan dan gebruik worden gemaakt van
de technische mogelijkheden van sociale media om te voorkomen dat reclame bij een
te jonge doelgroep terecht komt.
De Federatie Nederlandse Levensmiddelenindustrie (FNLI) is eigenaar van de Reclamecode
voor Voedingsmiddelen. Ik heb met hen gesproken over de mogelijkheid tot aanscherping
van de huidige code. FNLI geeft aan dat de regels van de reclamecode voor alle media
gelden, inclusief sociale media. Het onderzoek van Panteia maakt duidelijk dat jonge
kinderen (<13 jaar) ook actief zijn op sociale media en daarom komt voedingsmiddelenmarketing
(onbedoeld) ook terecht bij deze kinderen. Dit is niet de bedoeling en volgens FNLI
moet de achterban meer bewust gemaakt worden van het feit dat de reclamecode ook geldt
voor sociale media. FNLI zal hierin verantwoordelijkheid nemen en de formulering aanscherpen
zodat sociale media expliciet genoemd worden. FNLI heeft daarnaast toegezegd met de
Bond van Adverteerders en marketeers van hun achterban in gesprek te gaan over hoe
het onbedoelde bereik van jonge kinderen door marketing via sociale media beperkt
kan worden. FNLI wil eerst acties ondernemen die het bereik van kindermarketing op
sociale media verder inperken, voordat een verhoging van de leeftijdsgrens aan de
orde is.
Naast een aanscherping van de leeftijdsgrens heb ik de industrie ook gevraagd om een
aanscherping van de voedingskundige criteria die in de huidige RVV gehanteerd worden.
Deze criteria zijn minder streng dan onze nationale Schijf van Vijf. Het internationale
spanningsveld van voedingsmiddelenproducenten maakt nationale criteria lastiger uitvoerbaar.
Een aanscherping van de huidige voedingskundige criteria is echter niet uitgesloten.
FNLI staat er voor open om dit te verkennen en ter bespreking te stellen tijdens de
volgende bijeenkomst van de thematafel Overgewicht van het Nationaal Preventieakkoord.
Via verschillende (fysieke en online) omgevingen worden kinderen nog geregeld blootgesteld
aan marketing voor ongezonde voedingsmiddelen. Ik vind dit zorgelijk. Om dit aan te
pakken, is het noodzakelijk dat alle actoren meebewegen. Als blijkt dat dit met het
huidige zelfregulerende systeem niet lukt, zal wetgeving een oplossing bieden. Dit
vraagstuk geef ik graag ter discussie mee aan een volgend kabinet.
Voortgang motie over afspraken gezonde/ongezonde reclame in supermarkten
Met de motie van de leden Dik-Faber en Sazias (Kamerstuk 32 793, nr. 536) wordt de regering verzocht afspraken te maken met supermarkten over (meer) reclame
voor Schijf van Vijf producten. Zo zou geregeld moeten worden dat 80% van de aanbiedingen
voor Schijf van Vijf producten is en (maximaal) 20% voor producten van buiten de Schijf.
Ik heb gesproken met Centraal Bureau Levensmiddelenhandel (CBL) als vertegenwoordiger
van de supermarktbranche. Het CBL is terughoudend om het gesprek hierover aan te gaan.
CBL meent dat deze afspraken over consumentenprijzen zouden gaan en daarom vanuit
mededingingsoogpunt niet zouden zijn toegestaan. Ik vind het belangrijk hier duidelijkheid
over te hebben en ben daarom in gesprek met de mededingingsautoriteit ACM. Zodra er
uitsluitsel is over de zienswijze van de ACM, hervat ik het gesprek met CBL, mits
wat in de motie gevraagd wordt, past binnen de mededingingsregels.
Leefstijlcampagne
De leefstijlcampagne «Fit op Jouw Manier» bestaat onder andere uit televisie- en radiospotjes,
buitenreclame, online, sociale media en de website fitopjouwmanier.nl. Met deze eerste
fase van de campagne willen we mensen laten zien dat je niet meteen heel je leven
hoeft om te gooien om je fitter te voelen. Gezondere leefstijlkeuzes zijn voor iedereen
haalbaar en kleine stappen helpen. We geven ontelbare tips die helpen fitter te worden.
Het is aan mensen zelf om te kiezen wat het beste bij hen past. De tweede fase van
de campagne richt zich ook op het volhouden van gezondere leefstijlkeuzes. Want keuzes
maken die bij je leven passen, maken dat je het volhoudt. Aan die fase van de campagne
wordt nu gewerkt.
Deelakkoord problematisch alcoholgebruik
Met het deelakkoord problematisch alcoholgebruik is het onze ambitie om het zwaar
en overmatig alcoholgebruik onder Nederlanders van 18 jaar en ouder terug te dringen
van 8,5% naar 5% en ook het alcoholgebruik onder jongeren en onder zwangere vrouwen
helemaal tot nul te reduceren voor 2040. Verder streven we naar een vergroting van
het kennisniveau bij de bevolking, jongeren en volwassenen, over de schadelijkheid
van alcohol.
Hieronder volgen de belangrijkste ontwikkelingen op de thema’s uit het Nationaal Preventieakkoord
en bied ik u drie alcoholonderzoeken aan. Het betreft het onderzoek naar Minimum Unit
Pricing, naar marketing van alcoholvrije dranken en het onderzoek naar marketing van
alcohol en ongezonde producten op sociale media.
School en studie-omgeving
Jong geleerd is oud gedaan. Dat geldt zeker ook voor alcoholgebruik. Het is daarom
belangrijk dat er voor jongeren passende voorlichting en een bewuste normstellende
omgeving is. In het onderwijs krijgt alcoholpreventie vorm in de Gezonde School-aanpak.
De ambitie van het Nationaal Preventieakkoord is om de Gezonde School-aanpak in 2040
op alle onderwijsinstellingen actief te hebben in het primair onderwijs (po), voortgezet
onderwijs (vo) en middelbaar beroeps onderwijs (mbo). Daarbij geldt dat maatwerk belangrijk
is omdat elk schooltype eigen kansen en dilemma’s heeft. In 2020 en 2021 waren scholen
grotendeels dicht vanwege de coronamaatregelen. Toch blijkt uit de voortgangsrapportage
dat scholen actief zijn met Gezonde School (20% van alle scholen maakt gebruik van
het ondersteuningsaanbod voor Gezonde School) en dat er voor elk schooltype interventies
beschikbaar zijn op alcohol. Voor het mbo is de tool Testjeleefstijl.nl verder uitgewerkt,
waardoor studenten meer inzicht krijgen in hun eigen leefstijl, en worden geholpen
met tips en meer informatie. De deelnemende onderwijsinstellingen krijgen meer inzicht
in de leefstijl van hun studenten en kunnen actief inzetten op de relevante thema’s,
bijvoorbeeld met de Gezonde School-adviseur. Het afgelopen schooljaar hebben ruim
30.000 mbo-studenten de tool gebruikt.
Mede in opdracht van de Vereniging van Universiteiten (VSNU) en de Vereniging Hogescholen
(VH), is vorig jaar een verkenning uitgevoerd naar het alcoholbeleid bij hoger onderwijsinstellingen.
Het rapport van die verkenning biedt concrete handvatten voor het formuleren van alcoholbeleid
door deze onderwijsinstellingen. De verkenning laat zien dat een integraal alcoholbeleid
noodzakelijk is, waarbij wordt gewerkt aan het creëren van draagvlak en werken vanuit
een positieve benadering. Door de sluiting van de hoger onderwijsinstellingen als
gevolg van de coronacrisis heeft de uitvoering vertraging opgelopen. Echter, VSNU
en VH zijn onverminderd gecommitteerd om de geleerde lessen uit de verkenning met
de onderwijsinstellingen op te pakken zodra het onderwijs op locatie weer kan worden
hervat.
Tot slot is dit voorjaar de eerste Monitor Studentenwelzijn en Middelengebruik uitgevoerd,
mede in opdracht van het Ministerie van OCW. Met deze monitor komt er meer zicht op
de behoefte en problemen van studenten. In het najaar verwacht ik de uitkomsten van
deze monitor aan uw Kamer te kunnen sturen. De inzet is om de monitor tweejaarlijks
te herhalen om zo goed de vinger aan de pols te houden.
Alcoholmarketing
In het Nationaal Preventieakkoord is afgesproken dat het streven is dat alcoholmarketing
jongeren niet of zo weinig mogelijk bereikt en beïnvloedt. En dat dit verder gaat
dan dat alcoholmarketing niet gericht mag zijn op jongeren. Afgelopen oktober is de
«Kennissynthese Alcoholmarketing» aangeboden aan uw Kamer. Dit rapport laat zien dat
er een rechtstreeks verband bestaat tussen blootstelling aan alcoholmarketing en het
drinkgedrag van jongeren; grotere blootstelling leidt tot meer alcoholgebruik, bingedrinken
en riskant drinkgedrag. Ook het onderzoek naar het bereik en de beïnvloeding van jongeren
door alcoholmarketing heb ik u in november 2020 toegestuurd23. Hieruit blijkt dat jongeren op de «top vijf locaties» (televisie, sociale media,
supermarkten, horeca en bioscopen) in verschillende mate worden blootgesteld aan alcoholmarketing.
Op 6 april jl. ontving uw Kamer de evaluatie van de Reclamecode voor Alcoholhoudende
dranken (RvA), waarin de effectiviteit van de RvA op het gebied van verantwoorde marketing
en bescherming van minderjarigen onderzocht is24.
In het Nationaal Preventieakkoord is afgesproken dat verstrekkers van alcohol en de
industrie met oplossingen komen om het bereik en de beïnvloeding van jongeren naar
redelijkheid te beperken. Naar aanleiding van bovengenoemde onderzoeksresultaten heb
ik begin januari en begin maart 2021 per brief gevraagd aan verstrekkers en producenten
om te reflecteren op deze onderzoeken en met passende maatregelen te komen.
De Stichting Verantwoorde Alcoholconsumptie (STIVA) heeft mij naar aanleiding van
deze brieven laten weten dat zij op dit moment bekijkt in hoeverre de aanbevelingen
die voortkomen uit de evaluatie van de RvA opgevolgd worden. Voor bijna alle aanbevelingen
lijkt dat volgens STIVA het geval. Nog deze maand zal STIVA mij hierover schriftelijk
informeren. Het Centraal Bureau Levensmiddelenhandel (CBL) geeft aan dat het gesprekken
voert met zijn leden over de mogelijkheden om het bereik en de beïnvloeding van minderjarigen
door alcoholmarketing te verminderen. Daarnaast is het CBL in gesprek met de STIVA
over het creëren van een specifiek artikel in de RvA over alcoholmarketing in supermarkten.
In het najaar van 2021 verwacht het CBL een concreet actieplan uit te rollen om het
bereik en de beïnvloeding van minderjarigen door alcoholreclame te verminderen. De
Nederlandse Brouwers werkt samen met STIVA in het formuleren van stappen om het bereik
en de beïnvloeding van minderjarigen door alcoholreclame te verminderen. Er is ook
een gesprek gevoerd met de Nederlandse Vereniging van Bioscopen en Filmtheaters (NVBF),
waarna ik een brief heb gestuurd met mogelijkheden om, wellicht op langere termijn,
stappen te zetten om het bereik en de beïnvloeding van jongeren door alcoholmarketing
in bioscopen te beperken. Koninklijke Horeca Nederland (KHN) heeft mij laten weten
dat zij vanwege de crisissituatie op dit moment beperkte invulling kan geven aan een
aantal activiteiten in het kader van het Nationaal Preventieakkoord. Hier heb ik begrip
voor.
Ondanks dat een aantal betrokken sectoren hard is getroffen door de gevolgen van de
coronamaatregelen waardeer ik het zeer dat deze sectoren inzet en bereidheid tonen
om na te denken over stappen om het bereik en de beïnvloeding van jongeren door alcoholmarketing
te beperken. Conform de motie van lid Bolkenstein gedaan op 25 februari 202125 zal ik uw Kamer blijven informeren over de stappen die producenten en verstrekkers
zetten op dit specifieke punt.
Onderzoek Minimum Unit Pricing
Het RIVM heeft op mijn verzoek en in samenwerking met het Trimbos-instituut onderzoek
gedaan naar de kosteneffectiviteit en de haalbaarheid van de invoering van minimumprijzen
per eenheid alcohol (hierna MUP) in Nederland. Dit onderzoek, dat deel uit maakt van
de afspraken van het Nationaal Preventieakkoord, bied ik u hierbij aan26. De onderzoekers hebben, behalve een analyse van de wetenschappelijke literatuur,
experts en deskundigen geïnterviewd en een uitgebreide stakeholdersanalyse gemaakt.
Het RIVM heeft daarnaast de kennis en ervaring betrokken die in Schotland, Canada,
Wales en enkele andere landen is opgedaan met de invoering van MUP. Vervolgens zijn
vijf beleidsscenario’s voor prijsbeleid in Nederland doorgerekend en de voor- en nadelen
in kaart gebracht.
MUP houdt in dat er bodemprijzen per eenheid alcohol geformuleerd worden waaronder
alcoholhoudende drank niet verkocht mag worden. Eén eenheid alcohol bevat 10 gram
pure alcohol, dit is gelijk aan 12,674 milliliter pure alcohol. Een minimum eenheidsprijs
van 45 eurocent betekent dat een flesje bier dat bijvoorbeeld twee eenheden alcohol
bevat minimaal € 0,90 moet kosten en een fles wijn met negen eenheden minstens € 4,05.
MUP leidt ertoe dat de goedkoopste alcohol in de supermarkten en slijterijen duurder
wordt. MUP zal niet de horecaprijzen beïnvloeden omdat het prijsniveau in de horeca
hoger ligt dan in de winkel.
Het RIVM concludeert dat MUP effectief is om het alcoholgebruik van overmatige en
zware drinkers te verminderen en daarmee het aantal sterfgevallen, ziekenhuisopnames,
zorgkosten, misdrijven en productieverliezen. Overmatige en zware drinkers drinken
vooral de goedkoopste alcohol en ondervinden ook de meeste gezondheidsschade door
hun drinkgedrag. De effecten van MUP, bijvoorbeeld in termen van verbeterde gezondheid,
komen ook vooral bij deze groep drinkers terecht. Daarmee heeft MUP de potentie om
sociaal-economische gezondheidsverschillen te verkleinen.
Over de wenselijkheid van de invoering wordt door stakeholders verschillend gedacht.
Enkele producenten geven aan dat zij verwachten dat MUP de positie van zogenaamde
A-merken verbetert. Voor de A-merken zal een MUP immers geen gevolgen hebben voor
de prijs. Producenten en verstrekkers zijn hoofdzakelijk tegen de invoering in Nederland
en zij wijzen daarbij op verschuivingseffecten, grenseffecten en illegale handel;
voor deze effecten is in de wetenschappelijke literatuur geen bewijs te vinden. De
overige stakeholders zijn vooral positief over de te verwachten gezondheidseffecten
en daarmee de opbrengsten voor de samenleving.
Het RIVM heeft uiteindelijk vijf beleidsscenario’s voor prijsbeleid doorgerekend en
de kosten en baten in beeld gebracht:
1. Een accijnsverhoging van 50%
2. Een MUP van 45 cent
3. Een MUP van 55 cent
4. Een accijnsverhoging van 50% en een MUP van 45 cent
5. Een accijnsverhoging van 50% en een MUP van 55 cent.
Het RIVM doet geen uitspraak over de gewenste hoogte van MUP of over een mogelijke
combinatie ervan met accijns.
In de doorrekening is ook het zogenaamde consumentensurplus meegenomen. Met de waarde
daarvan wordt het gederfde genot geschat dat de consument ervaart omdat zijn drankje
duurder is geworden. Alle beleidsscenario’s laten zien dat de kosten door het consumentensurplus
bij alle prijsmaatregelen hoog zijn. Dit is geen onverwachte bevinding, omdat consumenten
nooit blij zullen zijn met prijsverhogingen van door hen veel gebruikte producten.
Alle beleidsopties leveren extra gezondheid op, evenals besparingen in de domeinen
gezondheidszorg, onderwijs en politie en justitie. Bij accijnsbeleid zijn het de consumenten
en aanbieders die «betalen» voor de interventie in termen van verlies van consumenten-
en producentensurplus. Bij een MUP beleid ervaren de consumenten van alcohol een achteruitgang
in consumentensurplus, maar gaan de alcoholaanbieders er wel op vooruit. Voor aanbieders
wordt de terugval in de vraag naar alcohol bij MUP beleid naar verwachting gecompenseerd
door de hogere prijs die aanbieders ontvangen voor de verkochte alcohol.
Onderstaande tabel laat zien welke opbrengsten per scenario verwacht mogen worden
voor consumenten, belasting en accijns, gezondheidszorg, onderwijs, politie en justitie,
overheid en aanbieders. De opbrengsten vallen negatief uit vanwege het consumentensurplus.
Overigens benadrukken de onderzoekers dat het onduidelijk is of het verlies aan consumentensurplus
wel helemaal meegenomen kan worden in de analyse. Deze twijfel is zeker gerechtvaardigd
voor de groep alcoholconsumenten waar MUP beleid zich op richt, de problematische
drinkers, omdat onduidelijk is of bij consumptie die voortkomt uit verslaving of groepsdruk
wel sprake is van een weloverwogen keuze om alcohol te consumeren.
Tabel Cumulatieve gedisconteerde maatschappelijke baten na 50 jaar bij de verschillende
scenario’s, minimum en maximum in miljoenen €
+50% accijns
MUP 45 cent per eenheid
MUP 55 cent per eenheid
+50% accijns
+ MUP 45 cent per eenheid
+50% accijns
+ MUP 55 cent per eenheid
Consumenten
-15.861 – -12.117
-16.903 – -13.498
-32.183 – -22.701
-25.024 – -16.351
-37.458 – -26.941
Belasting en accijns
15.262
-3.196
-6.693
12.777
8.867
Gezondheidszorg
960 – 1.080
949 – 1.065
3.158 – 3.516
2.070 – 2.359
4.164 – 4.596
Onderwijs
47 – 78
50 – 83
153 – 254
114 – 189
202 – 337
Politie & justitie
85 – 133
82 – 129
252 – 394
204 – 318
305 – 476
Overheid
-311
-311
-311
-623
-623
Aanbieders
-13.210
18.241
35.569
-3.019
12.728
Totaal
-13.028 – -9.085
-1.089 – 2.512
-55 – 10.028
-13.502 – -4.350
-12.014 – -759
Met dit rapport van het RIVM is de MUP-maatregel goed wetenschappelijk onderbouwd.
Het rapport laat zien dat de MUP-maatregel bijzonder effectief is in het verminderen
van het drankgebruik onder overmatige en zware drinkers, één van de doelstellingen
van het Nationaal Preventieakkoord. De gematigde drinker die al dan niet in de horeca alcoholhoudende drank koopt
wordt daarnaast niet of nauwelijks geraakt. Aan de ene kant omdat de gematigde drinker
minder drinkt en aan de andere kant omdat deze vaker de wat duurdere alcoholhoudende
drank koopt en deze niet geraakt wordt met de MUP. Deze maatregel blijkt dan ook effectiever
dan een algemene accijnsmaatregel en daarbij profiteren vooral verstrekkers van de
extra omzet en niet de staat zoals bij accijns.
Het onderzoek brengt ook in beeld welke factoren positief bijdragen aan een goede
implementatie. Zo blijkt dat het belangrijk is om mensen goed te informeren over de
betekenis van de MUP-maatregel en het proces van invoering. Ook is het raadzaam om,
net als in Schotland, de effecten van de maatregel gedurende de uitvoering goed te
monitoren. Verder is het van belang te constateren dat rechtszaken nimmer hebben geleid
tot het niet invoeren van MUP en dat in deze zaken uiteindelijk het volksgezondheidsbelang
heeft geprevaleerd, boven alle andere belangen. Ik ben ervan overtuigd dat MUP een
zinvolle en doeltreffende maatregel is die bijdraagt aan de ambities uit het Nationaal
Preventieakkoord om juist overmatig en zwaar alcoholgebruik terug te dringen. Ik weet
me hierbij gesteund door de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling
(OESO); in een recent rapport laat zij goed zien dat het ook vanuit economisch oogpunt
van belang is om maatregelen te nemen om schadelijk alcoholgebruik te verminderen
waarbij MUP naar voren wordt gebracht als voorbeeld van een effectieve maatregel.
Het is aan een volgend kabinet om een beslissing te nemen over de daadwerkelijke invoering
van MUP.
Onderzoek marketing alcoholvrije dranken
In het Nationaal Preventieakkoord is één van de onderzoeksthema’s op het terrein van
marketing de impact en het effect van marketing van alcoholvrije dranken op jongeren
en op alcoholconsumptie. Volgens de hiervoor genoemde Kennissynthese Alcoholmarketing
uit november 2020 is hier nog weinig over bekend. Het RIVM heeft daarom in samenwerking
met het Trimbos-instituut een eerste verkenning uitgevoerd27. Daarbij keken zij naar de mediakanalen waarop marketing voor alcoholvrije dranken
voorkwam, de inhoud van reclameboodschappen, de perceptie van jongeren en volwassenen
van alcoholvrije dranken, hun overwegingen voor het drinken van alcoholvrij en de
ontwikkelingen in de markt. Overigens bestaat er geen wettelijke definitie voor alcoholvrije
dranken. De onderzoekers richten zich daarom op dranken die meestal alcoholhoudend
zijn, en waarvan een alcoholvrije variant beschikbaar is, zoals bier, wijn en cocktails28.
Binnen deze studie zijn de omzetcijfers (in supermarkten en slijterijen, geen horeca)
van alcoholhoudende en alcoholvrije dranken geanalyseerd. Ook is de inhoud van reclame-uitingen
voor alcoholvrije dranken onderzocht op basis van een databestand van mediabureau
Nielsen en is een aantal focusgroepen georganiseerd. Tot slot is een vragenlijst uitgezet
via een representatief panel van jongeren (15 t/m 17 jaar) en volwassenen, onder wie
ouders van jongeren in de leeftijd van 12–17 jaar. Ruim 2000 respondenten namen aan
dit onderzoek deel.
Het onderzoek laat zien dat de markt voor alcoholvrije dranken snel groeit. Tussen
2017 en 2019 steeg de omzet met bijna 48%, terwijl in dezelfde periode de omzet voor
alcoholhoudende dranken met 0,8% daalde. Bier is de meest verkochte alcoholvrije drank:
in 2020 kwam 81% van de totale omzet van alcoholvrije dranken van bier. In de afgelopen
jaren werd gemiddeld € 105 miljoen euro (exclusief sociale media en sponsoring) per
jaar uitgegeven aan reclame voor alcohol en € 10 miljoen aan alcoholvrije dranken.
Een duidelijke trend hierin is niet waarneembaar. De inhoud van reclame voor alcoholvrije
en alcoholhoudende dranken blijkt te verschillen: bij alcoholvrije uitingen komen
vooral de thema’s «smaak» en «nieuwigheid» naar voren, ook «gezond» komt relatief
vaak voor, terwijl de thema’s bij de alcoholhoudende varianten met name «feesten»,
«kwaliteit» en «mannelijk» zijn.
Uit het onderzoek komt naar voren dat 86% van de respondenten weleens een alcoholvrije
drank heeft gedronken (jongeren 79%, volwassenen 88%). De voornaamste redenen zijn
deelname aan het verkeer, de smaak en om alcoholhoudende dranken te vervangen. Driekwart
van de ondervraagden ziet het gebruik van alcoholvrije dranken als onschuldig en vergelijkt
het met water, thee, (light) frisdrank of sappen.
De meningen over gunstige en ongunstige effecten van de reclame voor alcoholvrij zijn
sterk verdeeld. Een deel benadrukt de positieve kanten, zoals de substitutie van alcohol,
het normaliseren van alcoholvrij en het creëren van bewustzijn voor alternatieven
voor alcohol. Anderen leggen de focus op ongunstige effecten zoals het stimuleren
van niet-drinkers om te wennen aan de smaak van alcohol en blootstelling aan reclame
voor grote alcoholmerken.
Ouders gaven aan dat hun kinderen het vaakst in aanraking komen met reclame voor alcoholvrije
dranken via internet (57%), op radio en tv (57%) en sociale media (52%). Het merendeel
van de ouders blijkt negatief te staan tegenover het consumeren van alcoholvrije dranken
door hun minderjarige kinderen. Bijna een kwart van de ouders heeft ook afspraken
gemaakt over het niet drinken van alcoholvrije dranken tot de 18e verjaardag.
Dit rapport is één van de eersten waarin een beeld wordt geschetst over diverse aspecten
van de markt en attitude ten aanzien van (marketing van) alcoholvrije dranken. Ook
internationaal zijn er nauwelijks gegevens beschikbaar. De onderzoekers doen diverse
aanbevelingen voor vervolgonderzoek. Deze onderschrijf ik, maar ik zie in de aanbevelingen
geen urgente vragen die tot onmiddellijke actie moeten leiden. Wel doe ik een beroep
op wetenschappers om, daar waar zij aspecten rond alcoholhoudende dranken onderzoeken,
waar mogelijk ook vragen over alcoholvrije varianten mee te nemen. Op deze manier
kunnen we meer inzicht verkrijgen in de balans tussen positieve en negatieve gezondheidsaspecten van alcoholvrije dranken en de impact en het effect van marketing van alcoholvrije
dranken.
Onderzoek marketing via sociale media
In het Nationaal Preventieakkoord is afgesproken dat het Ministerie van VWS laat onderzoeken
in hoeverre wetgeving een effectief instrument is om te voorkomen dat alcoholmarketing
op sociale media jongeren bereikt, inclusief de vraag in hoeverre wetgeving op dit
terrein handhaafbaar is. Voor het thema overgewicht is afgesproken dat inwoners van
Nederland een gezonde sociale, economische en fysieke omgeving hebben, die gezond
leven stimuleert. Dit uit zich expliciet in (groene) buurten zorg en welzijnsinstellingen,
sportaccommodaties, onderwijs, bedrijven, horeca en catering, overheidsgebouwen, supermarkten
en op centrale plekken rond het (openbaar) vervoer. De online wereld kan ook tot een
omgeving gerekend worden.
Op mijn verzoek heeft onderzoeksbureau Panteia de aard en omvang van marketing via
sociale media voor alcohol en voedingsproducten die niet binnen de Schijf van Vijf
vallen (en daarmee niet in een gezond voedingspatroon passen) in kaart gebracht. Daarnaast
is de wet- en regelgeving geïnventariseerd, zowel in Nederland als in enkele andere
Europese landen. Het rapport bevat de uitkomsten van een documentenanalyse, interviews
met stakeholders en een enquête onder een panel van meer dan 2000 kinderen van 6 tot
en met 12 jaar oud en jongeren van 13 tot en met 17 jaar oud.
Uit het onderzoek blijkt dat het vraagstuk rond werkwijzen, gedrag, bereik en effecten
van alcoholreclame veelzijdig en complex is, o.a. door de wijze waarop regelgeving
en praktijk van sociale media op dit moment zijn ingericht. Er zijn onvoldoende instrumenten
om na te gaan welke boodschappen welke doelgroepen, dus ook kinderen of jongeren,
bereiken. Zelfs wanneer adverteerders de intentie hebben om zich niet te richten op
minderjarigen, kan alcoholreclame toch bij hen terecht komen. Bijvoorbeeld door niet-gesponsorde
alcoholposts van onder andere influencers, maar ook door bewuste alcoholreclame van
producenten en influencers. Dit komt vooral, doordat veel minderjarigen zich online
voordoen als volwassenen: zij kunnen zonder problemen een 18+ account aanmaken en
dus informatie zien die niet voor hen bestemd is. Uit de enquête van Panteia blijkt
dat meer dan 30% van de 13- tot 17-jarigen dit doet. Sommige influencers met een aanzienlijke
aanhang onder minderjarigen maken, bewust of onbewust, wel reclame maken voor alcohol.
Er zijn zelfs voorbeelden van influencers die aandeelhouder zijn van specifieke merken
voor alcoholhoudende dranken.
Om het bereik en de beïnvloeding van minderjarigen door alcoholreclame terug te dringen
is volgens de onderzoekers een algeheel verbod voor de hand liggend. Een dergelijke
maatregel is bijvoorbeeld in Litouwen en Noorwegen van toepassing en blijkt het meest
eenduidige en consequente instrument. Een algeheel verbod voorkomt namelijk dat er
andere vormen van alcoholreclame in de plaats komen van de domeinen/tijdvakken waar
reclame verboden is. Ook voorkomt het lastige technische vraagstukken die verbonden
zijn aan het gedeeltelijk uitsluiten van online reclame bijvoorbeeld gedurende bepaalde
tijden.
Het stemt mij positief dat uit de interviews met alcoholproducenten blijkt dat er
stappen gezet worden om het bereik en de beïnvloeding van minderjarigen te beperken.
Bijvoorbeeld doordat een aantal producenten aangeeft dat zij alleen in zee gaan met
influencers van wie de achterban uit niet meer dan 15–20% minderjarigen bestaat. Dit
gaat verder dan de 25% die de Reclamecode voor Alcoholhoudende dranken (RvA) stelt.
Desondanks baart het mij zorgen dat in absolute aantallen nog steeds veel minderjarigen
bereikt kunnen worden door alcoholreclame op sociale media, o.a. doordat minderjarigen
online vaak gebruik maken van een 18+ account. Ik heb deze zorgen omdat uit eerdergenoemde
Kennissynthese Alcoholmarketing29 blijkt dat er een rechtstreeks verband bestaat tussen blootstelling aan alcoholreclame
en drinkgedrag van jongeren, waarbij een grotere blootstelling leidt tot meer alcoholgebruik,
binge drinken en riskant drinkgedrag.
Wanneer de RvA gevolgd wordt mogen alcoholproducenten reclame maken via influencers
waarvan het kijkerspubliek voor maximaal 25% uit minderjarigen bestaat. Panteia concludeert
dat alcoholproducenten kunnen kiezen om de grens lager te leggen, bijvoorbeeld op
5 of 10% of om met absolute aantallen te werken, zodat wordt voorkomen dat reclame
bij tien- of honderdduizenden minderjarigen terecht komt. Daarnaast adviseert Panteia
aan alcoholproducenten om reclame op een hogere leeftijdsgroep te richten, bijvoorbeeld
op 25+. Ik roep alcoholproducenten en verstrekkers op om deze aanbevelingen over te
nemen. Daarnaast vraag ik producenten en verstrekkers de overweging te maken regels
omtrent minderjarigen in RvA aan te scherpen, zoals niet alleen uit dit rapport volgt,
maar ook uit de aanbevelingen die gedaan zijn in de Evaluatie van de Reclamecode voor
Alcoholhoudende Dranken die ik uw Kamer begin april 2021 heb toegestuurd. Het rapport
van Panteia laat duidelijk zien dat om het bereik en de beïnvloeding van minderjarigen
door alcoholreclame verder te verminderen het meeste effect verwacht mag worden van
een algeheel verbod. Dit geef ik graag ter overweging mee aan een volgend kabinet.
Sport
Sporten is een stimulans voor een gezond leven. Aangezien sportverenigingen een belangrijke
rol spelen in de bevordering van een gezonde leefstijl vind ik het belangrijk dat
sportverenigingen bewust omgaan met alcoholgebruik. De koppeling tussen sport en alcohol
moet minder vanzelfsprekend worden. De wens om problematisch alcoholgebruik uit de
sport te weren wordt steeds breder gedeeld. Vorig jaar heb ik samen met NOC*NSF een
onderzoek laten uitvoeren naar de invloed van de sportomgeving op de normalisering
van alcoholgebruik. Het onderzoek toont aan dat alcoholgebruik voor een groot deel
gewoontegedrag is. En dat hoe hoger de beschikbaarheid, hoe hoger en excessiever het
alcoholgebruik. Het rapport noemt een aantal praktische aandachtspunten om hier invulling
aan te geven, zoals het beschikbaar stellen van goede en voldoende alternatieven,
het inzetten van prijsbeleid en het zoeken van alternatieven voor sponsoring door
alcoholproducenten. Dit voorjaar heb ik uw Kamer bovendien een brief30 gestuurd over de afhankelijkheid van inkomsten van sportclubs uit alcohol en ongezonde
voeding. Uit onderzoek blijkt dat sportverenigingen met een eigen kantine in grote
mate afhankelijk zijn van de inkomsten uit de eigen kantine, binnen die inkomsten
hebben alcoholhoudende dranken een aandeel van gemiddeld 43%. De sportsector werkt
op basis van het Nationaal Preventieakkoord aan een gezonde sportomgeving. Met de
kennis die de afgelopen tijd is opgedaan zijn genoeg handvatten geboden om een volgende
stap te maken. NOC*NSF geeft aan ook de komende tijd voortvarend door te gaan met
het aanbieden van interventies die gericht zijn op cultuurverandering binnen de sportclubs,
en gericht op het verbeteren van de naleving van de leeftijdsgrens. Daarbij is er
ook aandacht voor de motie van het lid Kuik31 die verzoekt om de inzet van Stichting Jeugd en Alcohol op het gebied van sport te
blijven ondersteunen. NOC*NSF zal in samenwerking met Stichting Jeugd en Alcohol een
brede interventie beschrijven die met oog op het vaststellen van de effectiviteit
kan worden ingediend bij het RIVM Centrum Gezond Leven.
Vroegsignalering
Het Samenwerkingsverband Vroegsignalering Alcoholproblematiek (SVA) zorgt ervoor dat
mensen met een (beginnend) alcoholprobleem sneller effectieve ondersteuning krijgen.
In maart van dit jaar is de officiële website van het SVA opgeleverd (www.herkenalcoholproblematiek.nl). Ook is het SVA gestart met het versturen van externe nieuwsbrieven om partners,
stakeholders en andere belangstellenden periodiek op de hoogte te houden van de activiteiten
van het SVA en de ontwikkelingen op het gebied van vroegsignalering van alcoholproblematiek.
In dat kader heeft het samenwerkingsverband zich tijdens een webinar georganiseerd
door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) gepresenteerd aan gemeenten. De
werkgroepen hebben afgelopen periode concrete materialen en richtlijnen voor vroegsignalering
opgeleverd voor hun doelgroepen en de implementatie hiervan is gestart. Zo heeft de
werkgroep jeugd de Handreiking vroegsignalering alcoholproblematiek bij jongeren geactualiseerd
en heeft een webinar voor professionals over het gebruik van deze handreiking plaatsgevonden.
Academische Werkplaats Tranzo heeft de trekkersrol van de werkgroep ouderen van de
KBO-PCOB overgenomen. Het actieplan ouderen is geüpdatet en de werkgroep is bezig
met het aanstellen van aandachtfunctionarissen bij instellingen voor verslavingszorg
om vroegsignalering richting ouderen lokaal verder te implementeren. De werkgroep
tweede lijn werkt aan de implementatie van de Handreiking vroegsignalering alcohol
voor zorgprofessionals in ziekenhuizen in Nederland. Er is veel belangstelling vanuit
het veld om een pilot te starten met de implementatie van ontwikkelde materialen.
De werkgroep Werkgevers is bezig met het aanpassen van de leidraad van de NVAB (Nederlandse
Vereniging voor Arbeids- en Bedrijfsgeneeskunde) waarin een meer actieve rol is weggelegd
voor de bedrijfsarts op preventie en vroegsignalering in het kader van het alcohol,
drugs- en medicijnbeleid binnen organisaties. Ook is een webinar verzorgd in samenwerking
met het Vlaams Expertisecentrum voor Alcohol over middelengebruik op de werkvloer
en Alcohol-, Drugs- en Medicijnbeleid. De werkgroep zwangeren is de strategie die
is gericht op stoppen met drinken in de preconceptatiefase, aan het uitwerken en draagt
de nulnorm zo breed mogelijk uit. Verder is de KNOV in samenwerking met Trimbos en
het Voedingscentrum gestart met het uittesten van de instrumenten uit de toolbox voor
zwangeren (online interventie alcoholvrij zwanger, de e-learning alcoholvrije start)
en nieuwe materialen (gesprekskaarten, folder) in een aantal pilotregio’s van verloskundigenverbanden
om alcoholgebruik verder bespreekbaar te maken. Verslavingskunde Nederland (VKN) heeft
een concept ontwikkeld voor de e-health keten, wat de komende tijd wordt uitgewerkt
tot een functionerend platform. Het Advies- en Consultatiepunt is in ontwikkeling
en Moti55 (een interventie voor 55-plussers) is herzien.
Bewustwording
Met dit thema wordt ingezet op het veranderen van de sociale normen en bewustwording
van de schadelijke effecten van alcoholgebruik.
Dranquilo
In december 2020 startte de nieuwe publiekscampagne «Dranquilo» om het makkelijker
te maken in de sociale setting geen alcohol te drinken, gewoontegedrag te doorbreken
en er nog steeds bij te horen. Om zo te laten zien dat geen of minder alcohol drinken
heel normaal is en dat je niet buiten de groep valt zonder het drinken van een alcoholisch
drankje. In de campagne worden mensen in het algemeen en diverse doelgroepen (plattelandsjongeren,
studenten en ouderen) vanuit verschillende sociale situaties uitgenodigd om het alcoholische
drankje te laten staan. De Dranquilo-campagne gaat meerdere jaren lopen via verschillende
communicatiekanalen en is gestart met onlinevideo’s op sociale media en posters op
digitale billboards. De Dranquilo-campagne gaat dit jaar opnieuw ingezet worden, passend
bij de (corona)situatie in de samenleving. Meer informatie over de Dranquilo-campagne
is te vinden op: www.dranquilo.nl.
NIX18
De NIX18-campagne is inmiddels goed bekend. Het doel is om jongeren en hun omgeving
bewust te maken van het verbod op de verkoop van alcohol en tabak onder de 18 jaar,
en ouders aan te zetten om de NIX18-afspraak te maken. Met het herkenbare logo wordt
op relevante plekken, zoals in winkels, de campagne zichtbaar gemaakt. De NIX18-campagne
is effectief, maar kan nog verder worden ontwikkeld. Het jong beginnen met drinken
is erg slecht voor de gezondheid en biedt op langere termijn ook grote kansen op het
ontwikkelen van overmatig alcoholgebruik. Onder veel ouders heerst nog de misvatting
dat je kinderen beter zelf zou kunnen «leren drinken». Om de effectiviteit van de
campagne te verhogen wordt gewerkt aan een herijking van de strategie, waarbij meer
aandacht is voor de hele omgeving van een jongere en de versterking van de rol van
ouders. Door de norm te versterken wordt het ook eenvoudiger voor verstrekkers om
de leeftijdsgrens voor alcoholverkoop na te leven. Andersom versterkt een betere naleving
van de leeftijdsgrens ook de norm om geen alcohol te drinken voor je achttiende. De
nalevingscijfers van de leeftijdsgrens voor alcoholverkoop zijn nog erg teleurstellend.
De campagne NIXzonderID, gericht op de naleving, zal met de opening van veel verkooppunten
weer actief worden ingezet dit najaar en loopt van 4 tot en met 18 september.
Daarnaast is er op verzoek van de sportbranche een specifieke NIX18 deelcampagne voor
de sport ontwikkeld. Deze campagne gaat eind september van start.
Naleving en handhaving van de leeftijdsgrens
Sinds 2014 is het verboden om tegen betaling alcoholhoudende drank te verstrekken
aan een persoon van wie niet is vastgesteld dat deze de leeftijd van 18 jaar heeft
bereikt.
In het Nationaal Preventieakkoord hebben we de ambitie vastgelegd van 100% naleving
van de leeftijdsgrens bij verstrekking van alcoholhoudende drank vanaf 2030. Ik vind
de cijfers uit het meest recente landelijke nalevingsonderzoek zorgelijk en er zullen
aanzienlijke stappen gezet moeten worden om ons gezamenlijke doel uit het Nationaal
Preventieakkoord te behalen.32
Brancheorganisaties KHN, NOC*NSF, CBL en VDN willen zich blijven inzetten om de doelstellingen
uit het Nationaal Preventieakkoord te halen. KHN gaat bijvoorbeeld verder met het
project «NIX18 Horeca Nederland 2019–2022», waarin binnen een aantal gemeenten mystery visits zullen worden uitgevoerd bij deelnemende horecabedrijven. Bij die mystery visits zal de naleving van de leeftijdsgrens worden onderzocht en volgens een vaste methodiek
feedback worden gegeven. Door de langdurige en ingrijpende coronamaatregelen voor
de horeca heeft het project vertraging opgelopen. Desalniettemin zal KHN dit project
voortvarend voortzetten zodra dat kan.
Op 1 juli jongstleden is de naam van de Drank- en Horecawet veranderd in: de Alcoholwet.
De nieuwe titel geeft beter aan dat het in deze wet draait om het risicovolle product
alcohol. Bovendien zien de regels niet alleen op alcoholverkoop in de horeca, maar
ook op de verstrekking in bijvoorbeeld supermarkten, slijterijen, wijnwinkels en sportkantines.
Sinds 1 juli gelden er een aantal nieuwe regels. Drie onderdelen van de nieuwe regelgeving
beogen een verbetering van de naleving van de leeftijdsgrens te realiseren of zijn
gericht op verbeterde controle daarvan. Deze drie wetswijzigingen komen voort uit
het Nationaal Preventieakkoord.
Allereerst mogen gemeenten en de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) nu
16- en 17-jarige testkopers inzetten bij het toezicht op de naleving van het verbod
voor minderjarigen om op publieke plekken alcoholhoudende drank aanwezig te hebben.
Deze regel beoogt effectiever toezicht mogelijk te maken en de aanvaardbaarheid van
sancties te vergroten.
Ten tweede is het met het oog op het ver achterblijven van de naleving bij thuisbezorgkanalen
en het groeiend aantal thuisbezorgkanalen voor alcoholhoudende drank van belang dat
de detailhandel ook bij verkoop op afstand de leeftijdsgrens naleeft en dat de toezichthouder
op deze naleving kan controleren. Naast de wettelijke plicht om op het moment van
aflevering vast te stellen of de ontvanger 18 jaar of ouder is, geldt er daarom bijvoorbeeld
nu ook een verplichte controle van de leeftijd bij het plaatsen van een bestelling
van alcoholhoudende drank op afstand.
Ten derde zijn de regels die de leeftijdsgrens voor alcohol bepalen, op 1 juli jongstleden
aangevuld met een verbod op «wederverstrekking»: volwassenen begaan een strafbaar
feit, indien zij op voor publiek toegankelijke plaatsen, zoals horeca en festivals,
alcoholhoudende drank geven aan minderjarigen. Buitengewone opsporingsambtenaren van
gemeenten zijn verantwoordelijk voor het toezicht op de naleving van dit verbod.
De commerciële verstrekking van alcoholische drank aan personen van wie niet is vastgesteld
dat zij 18 jaar zijn, was reeds verboden. Daarnaast waren minderjarigen die op publieke
plekken alcoholhoudende drank aanwezig hebben, al strafbaar.
Het nieuwe verbod op wederverstrekking zal in de komende periode in de horeca en op
festivals onder de aandacht worden gebracht met behulp van speciaal hiervoor ontwikkelde
campagnematerialen33.
Om gemeenten te ondersteunen bij de uitvoering van het alcoholbeleid is er in de maanden
april, mei en juni van dit jaar in samenwerking met de VNG, de Nederlandse Vereniging
van Drank en Horecawet Inspecteur (NVDI), het Trimbos instituut en Bureau Objectief
een serie webinars georganiseerd. Op het gebied van bijvoorbeeld risicogericht toezicht,
werken met testkopers en de wijzigingen van de Alcoholwet hebben enkele honderden
lokale professionals informatie en uitleg gekregen over de mogelijkheden en verantwoordelijkheden
die gemeenten hebben aangaande alcoholbeleid en de Alcoholwet.
Naar aanleiding van de behandeling van de Alcoholwet heb ik u drie onderzoeken toegezegd:
– het onderzoek naar de doelmatigheid van de verplichte bijschrijving van dagleidinggevenden
en ander personeel van horeca en slijterijen op de Alcoholwetvergunning;
– het onderzoek naar leeftijdsverificatiesystemen bij de verkoop op afstand van alcoholhoudende
drank;
– het onderzoek naar het vermelden van alcoholeenheden, calorische waarde en suiker
en berichten over veilig consumeren op etiketten van alcoholische dranken.
Deze onderzoeken zijn inmiddels opgestart en verwacht ik u na de zomer te kunnen sturen.
Voortgang acties uit de Agenda voor de toekomst
Hieronder volgt een update van de acties uit de Agenda van de toekomst; acties die
raken aan de ambities uit het akkoord maar breder zijn dan de drie thema’s uit de
deelakkoorden.
Lokale preventieakkoorden
Per 2021 kunnen gemeenten budget ontvangen voor de uitvoering van afspraken volgend
uit een lokaal of regionaal preventieakkoord. Bij veel gemeenten staat preventie en
gezonde leefstijl al op de agenda met een akkoord. Met het uitvoeringsbudget kunnen
gemeenten meer handen en voeten geven aan de uitvoering van activiteiten. De beschikbaarheid
van dit extra budget vormde voor gemeenten dan ook een extra stimulans om aan de slag
te gaan met een preventieakkoord. Waar ik u in de vorige voortgangsbrief van november
2020 al kon vermelden dat 199 gemeenten een concrete vertaling hadden gemaakt of aan
het maken waren van de ambities uit het landelijke preventieakkoord op lokaal niveau,
is dat aantal aanzienlijk gestegen. Inmiddels zijn er 249 gemeenten met een akkoord
die een adviesaanvraag ten behoeve van de uitvoeringsgelden hebben gedaan. Daarnaast
zijn er nog 43 gemeenten die te kennen hebben gegeven een lokaal preventieakkoord
voor te bereiden en zijn er 25 gemeenten die de mogelijkheden daartoe verkennen. We
zijn dus gestegen naar 317 van de in totaal 352 gemeenten die aan de slag zijn of
(mogelijk) gaan met een preventieakkoord.
Het doet mij deugd om te zien dat bijna alle gemeenten de handschoen hebben opgepakt
en zich actief inzetten op leefstijlpreventie en de ambities uit het Nationaal Preventieakkoord.
In mijn gesprekken met gemeenten en lokale partners merk ik ook de bevlogenheid en
inzet. In de komende periode zal de uitvoering binnen gemeenten steeds meer gestalte
krijgen en verwacht ik dat lokale successen die een bijdrage leveren aan de ambities
uit het Nationaal Preventieakkoord steeds zichtbaarder worden.
Verlenging Ondersteuningsteam Lokale Preventieakkoorden
Sinds 1 juli 2019 is het Ondersteuningsprogramma Lokale Preventieakkoorden van de VNG gestart om gemeenten te stimuleren tot en te ondersteunen bij
de totstandkoming van een lokaal preventieakkoord. Waar dit programma eerst officieel
tot 1 juli 2021 zou lopen, is dit budgetneutraal met een jaar verlengd. De verlengingsperiode
wordt gebruikt om gemeenten die net gestart zijn of nog niet aan de slag zijn met
een lokaal preventieakkoord/lokale preventieaanpak te stimuleren dit wel te doen en
daar waar gewenst procesondersteuning te bieden. Nu nog een deel van de gemeenten
ondersteuning nodig heeft bij zowel de verkenning en opstartfase als de uitvoering
van de preventieakkoorden, wordt deze ondersteuning met de verlenging geborgd.
Vitaal Bedrijf
In de voortgangsbrief van november 2020 informeerde ik u over het programma Vitaal
Bedrijf dat ik op 5 oktober 2020 samen met de toenmalig Staatssecretaris van SZW landelijk
heb gelanceerd. Dit programma betreft een samenwerking tussen VNO/NCW-MKB Nederland,
de Stichting Nederland Onderneemt Maatschappelijk! en de Ministeries van VWS en SZW.
Het programma biedt ondersteuning aan werkgevers om samen met werknemers te werken
aan goed vitaliteitsbeleid. Met een oriëntatiescan, een scan onder medewerkers en
een adviesgesprek krijgen bedrijven inzicht in de huidige situatie rondom de vitaliteit
op de werkvloer. Bedrijven kunnen via het programma een vitaliteitsportfolio opbouwen
om in aanmerking te komen voor een vignet «Vitaal Bedrijf». Dit vignet geeft aan dat
een bedrijf het vitaliteitsbeleid en de uitvoering daarvan goed op orde heeft. Sinds
de lancering zijn 647 bedrijven aan de slag gegaan met een organisatiescan en zijn
117 bedrijven begonnen met de aanmelding voor de uitgebreide scan onder werknemers.
De respons op het platform en het aanbod is goed en het is zaak om het bereik te vergroten
zodat meer bedrijven gebruik gaan maken van de diensten van Vitaal Bedrijf.
Binnen de diensten van Vitaal Bedrijf wordt speciaal aandacht gelegd op thuiswerken
en de mentale balans. Vitaal Bedrijf is dan ook een van de initiatieven die binnen
het steunpakket sociaal en mentaal welzijn en leefstijl een impuls krijgt om werkenden
die in het in deze crisis mentaal zwaar hebben te ondersteunen om burn-out en andere
mentale klachten tegen te gaan.
Slot
De afgelopen drie jaren hebben alle partijen van de thematafels hard gewerkt aan de
afgesproken acties en maatregelen uit het Nationaal Preventieakkoord. Het jaar 2019
was een opstartjaar. In 2020 waren vrijwel alle acties in uitvoering en zijn er ook
acties afgerond. Ik ben bijzonder trots dat alle partijen ondanks de corona-pandemie
gecommitteerd bleven aan de afspraken en de ambities. Er ligt nog een flinke opgave
voor ons. We hebben stevige maar noodzakelijk ambities afgesproken voor 2040. De partijen
van het Nationaal Preventieakkoord hebben ook aangegeven dat ze door willen zetten
met het realiseren van de ambities. Het rapport van het RIVM naar aanvullende maatregelen,
het rapport van de Raad voor de Volksgezondheid en ook recente onderzoeken die in
het Nationaal Preventieakkoord zijn uitgevoerd, geven ons stevige handvatten hoe we
de ambities waar kunnen maken en Nederland gezonder kunnen maken. De corona-pandemie
heeft ons met de neus op de feiten gedrukt en het belang van een gezonde leefstijl
nogmaals onderstreept.
De voorzitters van de thematafels hebben met een opinieartikel benadrukt dat het juist
nu van belang is om het Nationaal Preventieakkoord met steviger afspraken voort te
zetten teneinde de afgesproken ambities te verzilveren. De Initiatiefgroep Preventieakkoord
heeft in zijn brief aan de informateur ook gepleit voor een krachtige uitbouw van
het Nationaal Preventieakkoord in de nieuwe kabinetsperiode. Ik moedig alle partijen
dan ook aan om nu door te pakken.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
P. Blokhuis
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P. Blokhuis, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport