Brief regering : Voortgang Verder met Vaccineren en RIVM Vaccinatiegraadrapport 2020
32 793 Preventief gezondheidsbeleid
Nr. 555
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1 juli 2021
Op 19 november 2018 heb ik het actieplan «Verder met Vaccineren» om de dalende vaccinatiegraad
tegen te gaan gedeeld met uw Kamer. Ik heb uw Kamer met brieven van 24 juni 2019,
29 januari 2020, 29 juni 2020 en 28 januari jl. geïnformeerd over de voortgang.1 Met deze brief informeer ik u wederom over de voortgang en de laatste ontwikkelingen
met betrekking tot de vaccinatiegraad en het actieplan. U ontvangt bij deze brief
daarom het Vaccinatiegraadrapport 2020 van het RIVM2. Hierbij geef ik ook de actuele stand van zaken weer wat betreft COVID-19 en het
effect daarvan op het Rijksvaccinatieprogramma (RVP). Ook bied ik uw Kamer bij deze
brief het advies «Vaccinatie tegen Rotavirus» en de Werkagenda – beide van de Gezondheidsraad
– aan3. Tevens ontvangt u een rapport van de Vrije Universiteit Amsterdam (VU) met de uitkomsten
van het onderzoek naar het gebruik van homeopathische therapie bij autisme4.
Ontwikkeling vaccinatiegraad
In mijn Voortgangsbrief van 29 juni 2020 kon ik u goed nieuws melden: de landelijke
vaccinatiegraad was – volgens het rapport dat werd gepubliceerd in 20205 – voor het eerst sinds vijf jaar licht gestegen. Over de landelijke vaccinatiegraad
kan ik u opnieuw goed nieuws melden: de vaccinatiegraad stijgt verder door. Hierbij
moet ik wel de kanttekening maken dat in het rapport van dit jaar wordt stilgestaan
bij kinderen die hun vaccinatie(s) nog bijna allemaal vóór de uitbraak van COVID-19
hebben gekregen. Voor bijvoorbeeld zuigelingen wordt gerapporteerd over het geboortecohort
2018: de meeste kinderen uit dit cohort hebben de vaccinaties gekregen in 2018 en
2019.
De vaccinatiegraad onder zuigelingen geboren in 2018 is voor bijna alle vaccinaties
licht toegenomen ten opzichte van dezelfde periode vorig jaar, met als resultaat dat
de vaccinatiegraad voor alle vaccinaties op 2-jarige leeftijd 93% of hoger is. Met
respectievelijk 0,7 procentpunt en 0,5 procentpunt is de grootste stijging te zien
in de vaccinaties tegen hepatitis B en DKTP (difterie, kinkhoest, tetanus en polio).
Naast de lichte toename bij zuigelingen valt vooral de stijging van de HPV-vaccinatiegraad
op: 63% van de meisjes geboren in 2006 heeft zich op 14-jarige leeftijd – de leeftijd
waarop de vaccinatiegraad wordt vastgesteld – laten vaccineren tegen HPV-gerelateerde
kanker. Dit is een toename van 10 procentpunt ten opzichte van de vaccinatiegraad
onder meisjes geboren in 2005. Naast het reguliere vaccinatiemoment in het jaar dat
meisjes 13 jaar worden, zijn er ook inhaalmogelijkheden voor spijtoptanten om op latere
leeftijd zich alsnog te laten vaccineren. Deze inhaalmogelijkheden zorgen ervoor dat
de vaccinatiegraad verder oploopt naar 68% indien er geen leeftijdsgrens wordt gehanteerd
voor het vaststellen van de vaccinatiegraad.
Eind 2019 is gestart met de vaccinatie van zwangere vrouwen tegen kinkhoest. De deelname
aan deze nieuwe vaccinatie wordt geschat op 70%. Deze schatting is gebaseerd op deelname
onder vrouwen met een kind geboren in de periode april tot en met december 2020. De
kinkhoestvaccinatie bij deze nieuwe doelgroep is gestart vlak voor en ten tijde van
de COVID-19 pandemie en daarom ben ik tevreden met deze opkomst. De bemoedigende trend
in de vaccinatiegraad zie ik als een stimulans om onverminderd aandacht te blijven
houden voor het bestendigen en het verhogen van de vaccinatiegraad.
Ontwikkeling infectieziekten
In 2020 kregen minder mensen een infectieziekte waartegen binnen het RVP wordt gevaccineerd.
Dit geldt vooral voor kinkhoest, bof, meningokokkenziekte, pneumokokkenziekte en mazelen.
Exacte aantallen zijn terug te vinden in het Vaccinatiegraadrapport 2020 van het RIVM.6 Dit is zeer waarschijnlijk een gevolg van de maatregelen die vanwege de uitbraak
van COVID-19 – zoals handen wassen en afstand houden – zijn ingevoerd. Deze maatregelen
hebben ook invloed op de ontwikkeling van andere infectieziekten.
COVID-19 en het RVP
Zoals eerder gemeld is het bijzonder positief dat het RVP ten tijde van de COVID-19
pandemie zoveel mogelijk is doorgegaan. Door extra inspanningen van het RIVM en de
Jeugdgezondheidszorg (JGZ) is het negatieve effect van deze pandemie op de deelname
aan het RVP beperkt gebleven (voor de zuigelingenvaccinaties ≤2%). De JGZ-professionals
die hieraan hebben bijgedragen verdienen een groot compliment.
In korte tijd is een omslag gemaakt van groepsvaccinaties naar individuele vaccinaties
en werden vaccinatieconsulten uiteraard uitgevoerd binnen de geldende coronamaatregelen
zoals de anderhalve meter. In de regio Zuid-Holland-West zijn bijvoorbeeld openingstijden
van vaccinatielocaties verruimd. In Amsterdam geven jeugdartsen extra mentorlessen
met als insteek praten met jongeren over wat COVID-19 betekent in hun leven. In navolging
daarvan zullen binnenkort ook mentorlessen over de MenACWY- en HPV-vaccinatie worden
gegeven, te beginnen in wijken waar de COVID-19 lessen succesvol waren. Ik ben blij
met deze extra inspanningen vanuit de JGZ.
De HPV-vaccinatie voor geboortecohort 2007 was vanwege COVID-19 uitgesteld van voorjaar
naar najaar 2020. Het RIVM meldt dat 72% van deze meisjes een eerste HPV-vaccinatie
heeft gehad (voorlopige cijfers, peildatum 11 mei 2021). Dit is vergelijkbaar met
de opkomst van het geboortecohort van het jaar hiervoor (2006).7
Voortgang actieplan «Verder met Vaccineren
Vaccinatiealliantie
Op 1 maart jl. is de Vaccinatiealliantie wederom bijeengekomen. Deze online bijeenkomst
was de laatste in een reeks van vier geplande bijeenkomsten in de afgelopen twee jaar.
Ruim 100 professionals hebben deelgenomen aan werksessies over de volwassenenvaccinaties,
de bestrijding van desinformatie en de laatste stand van zaken wat betreft de COVID-19
vaccinatie. Daarnaast is door de deelnemers zelf nagedacht over de toekomst van de
Vaccinatiealliantie. Ik concludeer op basis van de aanbevelingen dat de Vaccinatiealliantie
in de toekomst vooral doorgang moet blijven vinden; de ambassadeurs vinden de Vaccinatiealliantie
van grote meerwaarde en zien nog voldoende uitdagingen. Over de manier waarop de Vaccinatiealliantie
een vervolg moet krijgen, ook in relatie tot de bredere strategie op «Verder met Vaccineren»,
zal mijn opvolger u later informeren.
Denktank desinformatie
De aanhoudende aandacht voor de COVID-19 vaccinatie gaat gepaard met een stroom aan
mis- en desinformatie hierover. Dit vraagt om blijvende, actieve bestrijding van onjuiste
informatie. In de communicatie over het coronabeleid en daarmee ook de COVID-19 vaccinatie
en het tegengaan van desinformatie is een actieve rol voor het Ministerie van VWS
weggelegd.,
8
9 Zo is VWS recent gestart met een minicampagne over desinformatie10. Voor de aanpak van mis- en desinformatie over COVID-19 vaccinatie wordt de denktank
desinformatie – eind 2018 opgericht in het kader van «Verder met Vaccineren» – ingezet.
De leden van deze denktank – een groep professionals met medische, wetenschappelijke
en communicatie-expertise die op onafhankelijke, vrijwillige basis reageren op desinformatie
of misinformatie – delen binnengekomen signalen en berichten van desinformatie en
stemmen reacties onderling af. Tijdens de afgelopen bijeenkomst van de Vaccinatiealliantie
(d.d. 1 maart jl.) zijn ervaringen hierop met elkaar gedeeld. Recent kwamen er meerdere
berichten binnen, onder andere over artsen met een uitgesproken mening over de COVID-19
vaccinatie, de mogelijke aansprakelijkheid van artsen bij optredende complicaties
na vaccinatie, en over mogelijke bijwerkingen van COVID-19 vaccinatie. Deze informatie
is binnen de denktank gedeeld, doorgezet en waar nodig is actie ondernomen, bijvoorbeeld
door de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ), Twitter en Facebook. Acties bestonden
uit het toevoegen van een inhoudelijke reactie met juiste informatie, een link naar
juiste informatie, een check op de feiten, of in sommige gevallen tot het blokkeren
van onjuiste informatie.
Aanpak ten aanzien van specifieke doelgroepen
Ondanks de landelijke positieve trend zijn er specifieke groepen waar de vaccinatiegraad
achterblijft. Een doelgroepgerichte aanpak kan waardevol zijn. Een recente analyse
van het RIVM naar het verschil in deelname aan het RVP door verschillende doelgroepen
in de vier grootste gemeenten (de G4: Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht) –
heeft laten zien dat deelname aan het RVP het hoogst is onder kinderen en jongeren
uit gezinnen zonder migratieachtergrond. Daarnaast blijkt uit de analyse dat deelname
het laagst is bij jongeren uit gezinnen met een migratieachtergrond bij de adolescentenvaccinaties
(de vaccinaties tegen HPV en MenACWY). Op basis van deze analyse hebben alle vier
de steden inmiddels een lokale aanpak ontwikkeld om de vaccinatiegraad onder deze
doelgroep te verhogen.
Zo wordt in Den Haag gewerkt met zogenoemde sleutelfiguren en gezondheidsambassadeurs.
In Utrecht nemen de JGZ-organisaties extra tijd om met ouders in gesprek te gaan over
hun vragen. Daarnaast bieden zij vaccinaties kleinschalig en op een locatie in de
buurt aan. In Rotterdam worden ook sleutelfiguren ingezet: zo worden er informatiebijeenkomsten
georganiseerd met een imam. In Amsterdam nodigen professionals ouders uit voor individuele
contactmomenten met een herinnerings-SMS, bellen zij ouders op als deze niet verschijnen
of gaan met het vaccin op huisbezoek om ter plekke te vaccineren. Ouders die bezwaar
maken tegen vaccinaties worden in Amsterdam sinds kort actief benaderd met de vraag
of zij hierover met de GGD in gesprek willen gaan.
Het is goed om te zien dat ook op lokaal niveau alles op alles wordt gezet om de achterblijvende
vaccinatiegraad bij specifieke doelgroepen te verhogen. Want juist deze goede voorbeelden
kunnen het verschil uitmaken. Gemeenten kunnen leren van elkaar en ik vind het dan
ook mooi om te zien dat de G4 de handen ineen hebben geslagen om de ervaringen uit
te wisselen. Samen met het RIVM ben ik met de G4 en andere betrokkenen in gesprek
om te kijken welke aanvullende maatregelen gewenst zijn, en welke maatregelen op lokaal
en op landelijk niveau genomen kunnen worden.
Ook in andere gemeenten behoeven specifieke doelgroepen extra aandacht, zoals bijvoorbeeld
een aantal christelijke geloofsgemeenschappen. In dat kader heb ik daarom de vernieuwing
van de brochure «Wel of niet vaccineren?» van de Nederlandse Patiëntenvereniging (NPV)
– een beweging die medisch-ethische kwesties belicht vanuit het christelijke geloof
– gefinancierd.11 De brochure is in samenspraak met het RIVM en tal van andere meelezers uit de doelgroep
vernieuwd. In de brochure is ook aandacht voor de COVID-19 vaccinatie. Begin dit jaar
is de brochure opgeleverd en inmiddels zijn ruim 10.000 gedrukte exemplaren aangevraagd,
waarvan 2500 door christelijke zorginstellingen. De brochure is daarnaast door veel
scholen en instellingen online verspreid onder de achterban. Een door de NPV op 24 maart
jl. gehouden webinar over vaccinaties is inmiddels bijna 1800 keer bekeken.
Onderzoek naar gesprekstechnieken
Om de rol van professionals verder te versterken heb ik in juni 2019 besloten om onderzoek
naar gesprekstechnieken voor professionals te financieren.12 In het onderzoek «Shots at Stake» wordt door de VU in samenwerking met het RIVM en
AJN Jeugdartsen Nederland (AJN) onderzoek verricht naar effectieve vormen van gespreksvoering
over zuigelingenvaccinaties.
Het onderzoek is door de COVID-19 pandemie enigszins vertraagd. Desalniettemin deel
ik graag met uw Kamer de voortgang van dit onderzoek. Een pilotstudie, onderdeel van
het onderzoek, laat zien dat de openingsvraag «Hebben jullie al nagedacht over vaccineren?»
ouders onbedoeld in een «defensieve» positie kan brengen: zij leggen verantwoording
af over waarom ze er nog niet over hebben nagedacht, vragen zich hardop af of dat
verwacht werd en waarom, of doen moeite om aan te tonen dat ze, los van de professional,
al tot het besluit waren gekomen om hun kind te laten vaccineren. Er zijn ook indicaties
dat andere introducties, zoals «Ik vind het belangrijk om te weten of er vragen zijn»,
ouders juist uitnodigen tot het stellen van vragen.
Aan de hand van literatuuronderzoek naar factoren – zoals sociaaleconomische status,
religie en migratieachtergrond – die vaccinatiebereidheid beïnvloeden, is een zorgvuldige
selectie gemaakt van consultatiebureaus en GGD’en die zullen deelnemen aan het onderzoek.
Met toestemming van alle betrokkenen worden rond de 100 gesprekken tussen ouders en
jeugdartsen en -verpleegkundigen op camera vastgelegd en vervolgens geanalyseerd.
Ook wordt ouders gevraagd om een korte vragenlijst over het consult in te vullen en
wordt de vaccinatiestatus van het kind vastgesteld.
Op basis van de analyse wordt een groep van 15 professionals getraind in effectieve
gespreksvoering. De resultaten worden hiermee direct in de praktijk toegepast, en
de effecten op vaccinatiebereidheid en vertrouwen worden in een post-studie vastgesteld.
Naar verwachting zal het gehele onderzoek in 2024 zijn afgerond.
Onderzoek naar gebruik van homeopathische genezingstherapie
In de Kamerbrief van 28 januari jl. heb ik medegedeeld dat ik samen met onder andere
de IGJ optrek in het handhaven op en het bestrijden van onjuiste informatie over vaccinatie,
onder andere met betrekking tot de zogenoemde CEASE-therapie waarmee autisme, ten
gevolge van verstorende effecten van vaccinaties (en eventueel andere oorzaken) zou
kunnen worden genezen. Omdat er meer inzicht nodig was in de omvang van de problematiek
heb ik onderzoekers van de Vrije Universiteit Amsterdam opdracht gegeven om onderzoek
hiernaar uit te voeren. Het eindrapport deel ik met uw Kamer via deze brief.
De onderzoekers concluderen dat CEASE-therapie of andere vergelijkbare «ontstoringstherapieën»
met homeopathische middelen nog steeds worden gebruikt onder de respondenten (3,2%
van de respondenten noemde CEASE of ontstoringstherapie op basis van homeopathie).
Bij kinderen onder de 18 jaar was dat 6,7%, wat neerkomt op naar schatting 1860 kinderen
in de afgelopen 5 jaar. Over het algemeen hebben de respondenten geen blijvende schadelijke
gezondheidseffecten ondervonden. Wel kreeg een derde van de respondenten via deze
behandelingen misinformatie over vaccinatie als oorzaak van autisme en kreeg 7,8%
valse hoop op genezing van autisme. Daarnaast werden extra kosten of tijdsinvestering
gemeld en in één geval werd de therapie (op kinderleeftijd ontvangen) als traumatisch
ervaren. Elk ervaren trauma is er natuurlijk één teveel. Zoals ik in de beantwoording
op eerdere Kamervragen over de aanpak van CEASE-therapie (d.d. 4 december 2020)13 heb uitgelegd, geven deze resultaten binnen de juridische kaders die gelden voor
alternatieve therapieën geen aanleiding voor een specifieke aanpak of verbod van deze
CEASE-therapie. Het is van belang dat de doelgroep – (ouders van) autistische kinderen
– goed over de geconstateerde risico’s van deze therapie wordt geïnformeerd en alle
betrokken organisaties alert blijven op dit soort signalen.
Naast de bevindingen ten aanzien van CEASE-therapie was opvallend dat binnen deze
groep van respondenten met een aandoening in het autistisch spectrum, frequent gebruik
werd gemaakt van alternatieve therapieën (ongeveer een derde, bij kinderen was dit
zelfs de helft). De holistische aanpak en de ruime tijd en aandacht werden genoemd
als positieve punten die specifiek werden gewaardeerd bij alternatieve behandeling,
waar deze in de reguliere zorg worden gemist. Op basis van het onderzoek van de Vrije
Universiteit Amsterdam concludeer ik dat een vervolg op onderzoeksactiviteiten niet
nodig is.
Lopende implementaties en het RVP
HPV-vaccinatie
Op 4 december jl. (Kamerstukken 32 793 en 25 295, nr. 511) heb ik uw Kamer medegedeeld dat ik de geplande uitbreiding van de HPV-vaccinatie
– naast meisjes ook jongens te vaccineren, en de vaccinatieleeftijd te verlagen naar
9 jaar in combinatie met een inhaalactie tot 18 jaar – uitstel naar 2022. De JGZ-organisaties
starten in het voorjaar van 2022 met het aangepaste programma. Op de BES-eilanden
zal in het najaar van 2022 eerst worden gestart met het vaccineren op 9-jarige leeftijd,
en het vaccineren van jongens. De inhaalactie tot 18 jaar moet op de BES nog nader
worden vormgegeven; de start hiervan hangt onder andere af van de voortgang van de
COVID-19 vaccinatie.
De voorbereidingen zijn volop in gang: er wordt ingezet op onder andere de (her-)ontwikkeling
van communicatie richting ouders en kinderen, waarbij professionals maar ook maatschappelijke
organisaties zoals het netwerk «Nederland Baarmoederhalskankervrij», KWF Kankerbestrijding
en het Nederlands Instituut voor Biologie (NIBI) – een beroepsvereniging voor professionals
in de biologie en levenswetenschappen – worden betrokken.
In mijn beleidsreactie op het advies «Vaccinatie tegen door HPV veroorzaakte kanker»
van de Gezondheidsraad (d.d. september 2019) deelde ik u mee dat het verlagen van
de HPV-vaccinatieleeftijd naar 9 jaar goed ingepast kan worden in het huidige vaccinatieschema:
de HPV-vaccinatie zou gelijktijdig gegeven kunnen worden met de 9-jaarsvaccinaties
(BMR en DTP). Na nadere afstemming met het RIVM en de JGZ concludeer ik echter dat
dit helaas niet mogelijk is. Er zijn hiervoor twee redenen, afgeleid van de bijsluiter/registratie
van het HPV-vaccin. Ten eerste worden in de praktijk kinderen al vanaf 8,5 jaar gevaccineerd
met BMR en DTP, terwijl het HPV-vaccin niet mag worden toegediend aan kinderen jonger
dan 9 jaar. Ten tweede mag het HPV-vaccin niet tegelijkertijd worden toegediend met
het BMR-vaccin. Het RIVM zal daarom kinderen voor de HPV-vaccinatie uitnodigen in
het jaar dat zij 10 worden. Ik zal de Gezondheidsraad vragen om in het advies over
de evaluatie van het vaccinatieschema van het RVP – dat gepland staat voor 2022 –
af te wegen of de HPV-vaccinatie (alsnog) gelijktijdig kan worden toegediend met andere
vaccinaties.
Waterpokken op de BES-eilanden
Op 4 december jl. heb ik uw Kamer geïnformeerd over mijn besluit naar aanleiding van
het advies «Vaccinatie tegen waterpokken» van de Gezondheidsraad. Kort samengevat
heeft de Gezondheidsraad geadviseerd om kinderen op de BES-eilanden te vaccineren
tegen waterpokken en volwassenen die geen waterpokken hebben doorgemaakt een inhaalvaccinatie
aan te bieden. Over de verdere implementatie van mijn besluit ben ik nader in gesprek
gegaan met het RIVM en vertegenwoordigers van de BES-eilanden. Op basis hiervan kan
ik u het volgende melden: het RIVM is bezig met het opstellen van een implementatieplan.
Daarbij is het uitgangspunt om zo snel mogelijk, het streven is per voorjaar 2022,
te beginnen met vaccinatie tegen waterpokken bij zuigelingen (tegelijkertijd met BMR
door het aanbieden van een combinatievaccin BMRV). Een inhaalcampagne wordt nog nader
ingepland, rekening houdend met andere activiteiten die moeten plaatsvinden zoals
de COVID-19 vaccinatie en de uitbreiding van de HPV-vaccinatie.
Maternale kinkhoestvaccinatie
Eind 2019 is gestart met de vaccinatie van zwangere vrouwen tegen kinkhoest. Zoals
eerder gedeeld in deze Kamerbrief, ben ik tevreden met het (geschatte) resultaat dat
70% van de zwangere vrouwen zich heeft laten vaccineren. Ik heb het RIVM gevraagd
om het eerste jaar van uitvoering van deze vaccinatie te evalueren. Op basis van deze
evaluatie ga ik (of mijn opvolger) met betrokkenen in gesprek over eventuele verbeterpunten.
Op de BES-eilanden is deze vaccinatie nog niet geïmplementeerd. Het streven is om
– na de COVID-19-vaccinatie – in het voorjaar van 2022 van start te gaan.
Vaccinatie tegen het rotavirus
Ik bied uw Kamer via deze brief het tweede advies ten aanzien van de vaccinatie tegen
rotavirus van de Gezondheidsraad aan. Dit advies is op 30 juni jl. met mij gedeeld.
Eerder gaf de Gezondheidsraad het advies om in ieder geval kinderen uit risicogroepen
(te vroeg geborenen, kinderen met een te laag geboortegewicht of kinderen met een
aangeboren afwijking)14 tegen rotavirus te vaccineren. De implementatie hiervan werd vanwege de COVID-19-pandemie
uitgesteld. Uit nieuwe onderzoeksresultaten die ondertussen uitkwamen bleek, dat het
vaccin bij risicogroepen mogelijk niet of minder effectief is. Dit was aanleiding
om opnieuw advies te vragen aan de Raad.
De Gezondheidsraad heeft nu opnieuw positief geadviseerd over vaccinatie van alle
zuigelingen tegen het rotavirus, inclusief de kinderen uit de risicogroepen. Volgens
de Gezondheidsraad is vaccineren van alle zuigelingen veilig en effectief. De kosteneffectiviteit
van algemene vaccinatie is volgens de commissie echter nog steeds ongunstig, tenzij
de vaccinprijs daalt. Ik (of mijn opvolger) zal uw Kamer in het najaar informeren
over de beleidsreactie op dit advies.
Een toekomstbestendig stelsel
Informed consent
In het kader van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) moeten JGZ-professionals
(ouders van) kinderen toestemming vragen voor de gegevensuitwisseling met het RIVM
voor de centrale registratie van vaccinatiegegevens en de terugkoppeling van deze
gegevens van het RIVM naar de JGZ. De toestemming moet vervolgens worden geregistreerd
in het digitale registratiesysteem van de JGZ. Op dit moment werk ik samen met onder
andere de VNG, GGD GHOR Nederland en ActiZ aan het inbouwen van deze toestemmingsverklaring
in het registratiesysteem van de JGZ. Het invoeren van deze digitale toestemmingsverklaring
heeft om diverse redenen – onder andere door COVID-19 – vertraging opgelopen. Inmiddels
heb ik extra middelen beschikbaar gesteld om dit alsnog zo snel mogelijk te realiseren.
De verwachting is dat de toestemmingsverklaring aan het van eind van 2021 is ingebouwd.
RVS verkenning
Op 26 maart jl. heb ik uw Kamer de verkenning naar de bestendigheid van het vaccinatiestelsel
in Nederland van de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving (RVS) aangeboden.15 Het is aan het volgende kabinet om een beleidsreactie op de verkenning uit te brengen.
In de tussentijd worden gesprekken gevoerd met relevante actoren om te inventariseren
hoe zij aankijken tegen de bevindingen en denkrichtingen van de RVS. Mijn opvolger
zal uw Kamer te zijner tijd hierover informeren.
Werkagenda GR
De Gezondheidsraad heeft de afgelopen tijd een enorme inspanning geleverd door meerdere
adviezen uit te brengen over de COVID-19 vaccinatie. Ik wil via deze weg mijn waardering
uitspreken voor de flexibiliteit van de Gezondheidsraad hierin. Daarbij hebben deze
extra inspanningen nauwelijks effect op de werkagenda van de Gezondheidsraad: in 2022
zullen volgens planning onder andere adviezen over de evaluatie van het RVP-vaccinatieschema
en vaccinatie tegen hepatitis A en B worden uitgebracht. Het advies over meningokokken
B vaccinatie is verschoven naar 2022. De volledige werkagenda heb ik toegevoegd aan
deze Kamerbrief.
Tot slot
Na een bewogen jaar ben ik blij om – op basis van het Vaccinatiegraadrapport 2020
en de voorlopige opkomstcijfers 2021 van het RIVM – te kunnen mededelen dat de positieve
ontwikkeling ten aanzien van de vaccinatiegraad zich heeft doorgezet in 2020. Zonder
de inzet van de verschillende betrokkenen, zoals het RIVM, de JGZ-organisaties en
anderen was dit niet mogelijk geweest. De resultaten die in het kader van het actieplan
«Verder met Vaccineren» in gezamenlijkheid zijn bereikt, zijn bemoedigend. Vaccinatie
blijft van groot belang en er zijn nog volop uitdagingen ten aanzien van het bestendigen
en het verhogen van de vaccinatiegraad. Met een hoge vaccinatiegraad beschermen we
niet alleen onszelf, maar juist ook de meest kwetsbaren in onze samenleving. Het belang
hiervan wordt momenteel dagelijks duidelijk. Vaccineren doen we niet alleen voor onszelf,
maar ook voor elkaar. Ik hoop dat deze boodschap ook de komende jaren zal worden uitgedragen
door eenieder die hieraan een bijdrage levert.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
P. Blokhuis
Indieners
-
Indiener
P. Blokhuis, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport