Brief regering : Stand van zaken maatregelen kabinetsreactie op het rapport van de Parlementaire Ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag
35 510 Parlementaire ondervraging kinderopvangtoeslag
Nr. 60
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 29 juni 2021
Het is in augustus vier jaar geleden dat de Nationale ombudsman het rapport «Geen
powerplay maar fair play»1 publiceerde over een onevenredig harde aanpak van 232 gezinnen met kinderopvangtoeslag.
Daarin constateerde de Nationale ombudsman dat Toeslagen in het onderzoek naar het
gastouderbureau waar deze gezinnen gebruik van maakten het burgerperspectief onvoldoende
liet meewegen. De Nationale ombudsman deed de aanbeveling om het geschonden vertrouwen
te herstellen. Deze zaak zou later bekend worden onder de naam CAF-11 en bleek niet
de enige zaak te zijn waar beleid en uitvoering van de kinderopvangtoeslag verkeerd
uitpakte. Tienduizenden ouders en kinderen zijn door het handelen van de overheid
ernstig gedupeerd. Zij zijn vaak in diepe schulden terechtgekomen en kregen ten onrechte
te horen dat het hun eigen fout was. Het vertrouwen van deze mensen in de overheid
is geschonden. Maar ook mensen die nooit problemen hebben gehad met de kinderopvangtoeslag,
hebben door wat deze gedupeerde ouders is aangedaan het gevoel gekregen dat dit hen
ook had kunnen overkomen. Dit geschonden vertrouwen is niet zomaar hersteld.
Het eindverslag van de Parlementaire Ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag (POK)
(Kamerstuk 35 510, nr. 2) leidde tot een schokgolf in ambtelijk en bestuurlijk Nederland. Er is een breed
gedeeld gevoel dat dit nooit had mogen gebeuren en nooit meer mag gebeuren. De dienstverlening
door de overheid wordt op veel plekken ook positief ervaren. Tegelijkertijd is dit
aanleiding om nu met urgentie te bezien wat er overheidsbreed beter kan en moet. De
overheid moet anders gaan werken. Niet alleen bij Toeslagen, maar ook bij andere delen
van de overheid. Signalen vanuit de uitvoering of vanuit burgers moeten meer gestructureerd
en meer dwingend op het bordje van beleidsmakers en de politiek terechtkomen. De overheid
mag niet accepteren dat mensen verdwalen in een bureaucratisch doolhof en moet de
mensen die dit nodig hebben meer begeleiden. De kwaliteit van beleid en wetgeving
moet beter en er moet meer ruimte komen voor maatwerk. Als het gaat om een grondrecht
zoals het verbod op discriminatie, moet het handelen van de overheid boven elke twijfel
verheven zijn. En de informatievoorziening van de overheid aan het parlement moet
beter en transparanter.
De kabinetsreactie op het rapport «Ongekend onrecht»2 en het daaropvolgende debat hebben geleid tot bijna 90 acties om deze problemen aan
te pakken en zo het geschade vertrouwen van de burger in de overheid terug te winnen.
Het kabinet wil in deze brief niet het beeld schetsen dat met een aantal goedgerichte
acties de koers al is bijgestuurd. De afgelopen maanden lieten zien dat de dialoog
over het functioneren van de overheid en het veranderen van de bestuurscultuur nog
maar net begonnen is. Dit geldt voor de verschillende departementen, uitvoeringsorganisaties,
het kabinet, het parlement en ook voor de rechterlijke macht. Het is cruciaal dat
deze dialoog de komende periode verder gaat uiteindelijk leidt tot een andere werkwijze.
Met de overheidsbrede werkagenda voor de publieke dienstverlening die volgt uit de
kabinetsreactie op de rapporten Werk aan Uitvoering, wil het kabinet de dienstverlening
meer aan laten sluiten bij de behoeften en verwachtingen van mensen, nu en in de toekomst.
Het doel is om de uitvoerende overheidsorganisaties consequent in staat te stellen
om de publieke waarden van de overheid steeds in praktijk te brengen. Hiermee zet
het kabinet in op duurzame verbetering van het overheidshandelen in de volle breedte,
met een horizon van tien jaar. Het is belangrijk dat in de komende kabinetsperiode,
maar zeker ook daarna, kabinet, Tweede Kamer, uitvoeringsorganisaties en mede-overheden
samen blijven werken aan deze doelen.
In deze brief geven we op hoofdlijnen de stand van zaken van de acties uit de kabinetsreactie
samengebracht in zes verschillende thema’s:
1) toeslagen
2) versterken dienstverlening door de overheid
3) verbeteren wet- en regelgeving en de aansluiting tussen beleid en uitvoering
4) discriminatie en gebruik van nationaliteit
5) open overheid
6) ambtelijk vakmanschap.
De bijlage bij deze brief bevat de stand van zaken van de acties voortkomend uit de
kabinetsreactie3. Het overzicht laat zien dat veel acties al voortvarend zijn opgepakt. In de bijlage
komt ook de follow-up van de kabinetsreactie voor Caribisch Nederland aan bod. Voor
veel van de acties geldt dat de Kamer met voortgangsrapportages en brieven al is geïnformeerd
of de komende periode verder geïnformeerd zal worden. De opzet van deze acties verschilt
per geval: soms worden acties meteen overheidsbreed doorgevoerd (zoals het actief
openbaar maken van beslisnota’s), in andere gevallen betreft het experimenten die
bij succes breder ingezet kunnen worden of onderzoeken (zoals het onderzoek naar hardvochtige
effecten van wet- en regelgeving). Het overzicht laat zien dat de betrokken ministeries
en de uitvoeringsorganisaties er hard aan werken, maar dat we nog aan het begin staan
en dat er nog een lange weg te gaan is. Het herwinnen van het vertrouwen van de burger
in de overheid is een proces van lange adem, dat de inzet vraagt van iedereen die
werkt aan de publieke zaak.
Het kabinet zal de Kamer verder informeren over de voortgang van de acties uit de
kabinetsreactie in de relevante trajecten. Hiermee kan het kabinet per onderwerp een
integraal overzicht geven. In het vervolg van deze brief wordt per onderwerp de relevante
rapportages en vervolgtrajecten weergegeven.
Met de kabinetsreactie is een bedrag van € 0,8 miljard structureel gereserveerd die
op basis van uitgewerkte bestedingsplannen wordt toegekend. De afgelopen maanden zijn
deze bestedingsplannen opgesteld. In de ontwerpbegroting 2022 wordt u verder geïnformeerd
over de verdeling van de middelen. 4
1. Toeslagen
Herstel voor getroffen ouders
De overheid heeft veel ouders met een kinderopvangtoeslag groot onrecht aangedaan.
Het kabinet acht het van het allergrootste belang om al deze ouders en hun kinderen
te compenseren voor al het leed en hen op weg te helpen bij een nieuwe start. De Uitvoeringsorganisatie
Herstel Toeslagen is er in alles op gericht om alle ouders te helpen bij het financiële
herstel, met oog voor de volledige situatie van de ouders. Er is meer nodig dan alleen
financiële compensatie. De emotionele schade die is ontstaan vraagt om sociale hulp,
de erkenning dat deze ouders geen fraudeur zijn en een uitgebreid proces waarin mensen
zich gehoord en begrepen voelen. Dat is een proces dat echt tijd kost, maar is cruciaal
als begin van het herstel van hun vertrouwen in de overheid.
Tijdens de wetsbehandeling in de zomer van 2020 is de hoofdlijn van de herstelregelingen
vormgegeven. Later is dit aangevuld met de Catshuisregeling. Alle gedupeerde ouders
krijgen op de kortst mogelijke termijn erkenning voor de gemaakte fouten, een eerste
grote betaling, pauzering van schulden en recht op kwijtschelding, en toegang tot
bredere hulp door gemeente. Voor de ouders die dat wensen volgt een integrale beoordeling
van hun situatie samen met de persoonlijk zaakbehandelaar van toeslagen. Daarin wordt
de tijd genomen om samen met de ouder een overzicht te maken van zijn of haar situatie.
Tot dusver hebben ongeveer 18.000 ouders deze eerste compensatie van 30.000 euro ontvangen.
Voor ouders die recht hebben op meer dan 30.000 euro volgt een aanvullende betaling.
In het geval dat een ouder meent dat er een volledige individuele schadeberekening
nodig is, omdat de wettelijke compensatie onvoldoende blijkt, staat de weg naar de
Commissie Werkelijke Schade open. Doel van het herstelproces is om de ouders te geven
waar zij recht op hebben en te zorgen dat zij voor zover dat enigszins mogelijk is
worden geholpen bij het afsluiten van een ingrijpende periode.
Het Kabinet wil alle gedupeerden op weg te helpen bij een nieuwe start. Daarom wordt
met de Kamer het gesprek gevoerd hoe ook kinderen en ex-partners van gedupeerde ouders
en gedupeerden van andere toeslagen kunnen worden gecompenseerd. De noodzaak om ook
deze gedupeerden recht te doen staat vast. De grote diversiteit aan schade en situaties
tussen gedupeerden vragen om goede afwegingen die het Kabinet graag gezamenlijk met
de Kamer maakt. Na besluitvorming hierover worden de voorgestelde richtingen nader
uitgewerkt en getoetst op juridische houdbaarheid en uitvoerbaarheid.
Vernieuwing en verbetering van het toeslagenstelsel
Het kabinet gaf eerder aan dat we toe moeten naar een eenvoudiger stelsel waarin burgers
vooraf meer zekerheid hebben over de hoogte van het te ontvangen bedrag. Om op de
lange termijn toe te werken naar een toegankelijker en begrijpelijker stelsel heeft
het kabinet alternatieven voor het toeslagenstelsel en scenario’s voor het inrichten
van een nieuw stelsel van kindvoorzieningen uitgewerkt5. Deze rapporten vormen tijdens de formatie de basis voor de besluitvorming over de
toekomst van het toeslagenstelsel.
Tegelijkertijd is duidelijk dat het nog jaren kan duren voordat een nieuw stelsel
is doorgevoerd. Vernieuwing van enkele of alle toeslagen zal niet eenvoudig zijn.
Daarnaast vergt het moeilijke politieke keuzes met belangrijke consequenties, ook
voor de uitvoering, en zal het waarschijnlijk meerdere kabinetsperiodes behelzen.
Het is daarbij goed om te realiseren dat voor de meest kwetsbare groep in een nieuw
stelsel maatwerk vereist blijft. Het is daarom belangrijk dat we knelpunten al in
het huidige stelsel oplossen en signalen dat er zaken niet goed gaan serieus nemen.
De motie van de leden Lodders en Van Weyenberg6 ondersteunt de ingezette richting en biedt de volgende stap naar verbeteringen voor
de burger. In dat kader heeft het kabinet gewerkt aan een inventarisatie van knelpunten
en oplossingen binnen het huidige toeslagenstelsel. In stakeholdersessies zijn signalen
van maatschappelijke organisaties opgehaald en zijn de uitkomsten besproken. De uitkomsten
zijn 25 juni naar de Kamer gestuurd. De stakeholders vroegen met name aandacht voor
knelpunten in het huidige toeslagensysteem, zoals de problematiek rondom de alleenstaande
ouderkop in het kindgebonden budget bij een noodgedwongen elders verblijvende partner
en het koppelingsbeginsel voor de huurtoeslag, waarbij kinderen zonder verblijfsvergunning
wel recht op huurtoeslag zouden moeten krijgen. Ook onderstrepen zij het belang van
verbeteringen in de dienstverlening, waarin proactief contact en persoonlijke hulp
voor wie dat nodig heeft essentieel zijn. Het onderkennen van knelpunten is een continu
proces, daarom geeft de opsomming van knelpunten in de reactiebrief op de motie Lodders/Van
Weyenberg een momentopname en een stand van zaken weer. Wij zullen uw Kamer op gezette
tijdstippen blijven informeren over mogelijke nieuwe knelpunten binnen het huidige
toeslagenstelsel en de stand van zaken bij de uitwerking van oplossingen.
We zetten nu in elk geval ook in op het verbeteren van de uitvoering van het huidige
toeslagenstelsel. Het doel is om het weer mogelijk te maken dat mensen persoonlijk
geholpen worden aan een loket, bijvoorbeeld als zij vragen hebben of hulp nodig hebben
bij hun aanvraag. Er zijn extra medewerkers aangenomen, waardoor proactief contact
kan worden gezocht met burgers, bijvoorbeeld als zij bezwaar indienen. Tot dusver
zijn veertig extra medewerkers opgeleid. Toeslagen heeft in een pilot achthonderd
ouders persoonlijk geholpen bij de administratie van de kinderopvangtoeslag. Dat laat
een positief effect zien op het voorkomen van terugvorderingen.
2. Versterken dienstverlening door de overheid
Beleidsontwikkeling moet beginnen bij de mensen waar het om gaat. En burgers mogen
verwachten dat de overheid hen goed helpt. Het kabinet wil dat dienstverlening van
de overheid bereikbaar en beschikbaar is voor alle burgers, zodat mensen laagdrempelig
contact kunnen zoeken en verder worden geholpen, digitaal of telefonisch waar dat
kan en via loketten waar dat nodig is. Het is belangrijk dat de overheid toegankelijk
en de dienstverlening eenvoudig is. De afgelopen jaren had de politiek meer oog voor
de doelmatigheid dan voor de kwaliteit van de overheidsdienstverlening. Dat moet anders.
Bij de kabinetsreactie zijn hiervoor middelen beschikbaar gesteld. Door de overheidsbrede
aanpak vanuit het programma Werk aan Uitvoering (WaU) creëren we de juiste randvoorwaarden
voor uitvoeringsorganisaties om de dienstverlening te versterken. Daarbij werken we
vanuit een visie op gezamenlijke dienstverlening en richten we ons op een overheidsbrede
maatwerkaanpak en passende dienstverlening waarbij we ons laten inspireren door het
principe «er is geen verkeerde deur».
Het kabinet heeft in het kader van het programma WaU op 25 juni jl. de overheidsbrede
werkagenda voor de publieke dienstverlening naar uw Kamer gestuurd (Kamerstuk 29 362, nr. 295). Het kabinet zal uw Kamer periodiek informeren over de voortgang van deze werkagenda.
Daarnaast is het van belang dat we in gezamenlijkheid, in de komende kabinetsperiode
maar ook daarna, de draad oppakken om richting en uitvoering te geven aan de overheidsbrede
werkagenda.
Overheidsbrede maatwerkaanpak
Het is belangrijk dat er goed contact is tussen de uitvoering en burgers. We streven
ernaar om problemen van burgers met de overheid zo vroeg en laagdrempelig mogelijk
op te lossen met een uitkomst die ook toekomstbestendig is. Waar nodig passen we maatwerk
toe. Dit vraagt om goede randvoorwaarden in regelgeving, organisatiecultuur en personeel.
Bij dienstverlening van de overheid staat de vraag van de burger zoveel mogelijk centraal.
Voor complexe vragen of situaties zijn bij een aantal uitvoeringsorganisaties zoals
SVB en UWV onder andere al maatwerkplaatsen ingericht. Bij de Belastingdienst en Toeslagen
zijn er hiervoor de Stella-teams, die komende periode verder uitgebreid worden. Hier
worden signalen uit de praktijk direct binnen de dienstverlening opgepakt en is ruimte
om daar vanuit het eigen ambtelijk vakmanschap mee om te gaan. Bij de Belastingdienst
worden signalen uit de praktijk sinds enkele maanden ook regulier besproken met beleidsmakers.
Zo ontstaat een korte feedbackloop tussen praktijk en beleid.
Een ander voorbeeld van een maatwerkaanpak is het programma Maatwerk Multiprobleemhuishoudens
(PMM) dat wordt uitgevoerd in samenwerking met de Ministeries van SZW, BZK, JenV,
VWS, OCW en Financiën. Eén van de bouwstenen uit het programma is het Landelijk Maatwerkloket
Multiproblematiek voor professionals. Professionals, van zowel gemeenten als landelijke
uitvoerders, kunnen vastgelopen casussen bij het maatwerkloket inbrengen, waarbij
multiproblematiek gemoeid is of dreigt. Momenteel zijn zestig gemeenten betrokken
bij het maatwerkloket en zijn tien landelijke uitvoerders aangehaakt. Er zijn tot
op heden ongeveer zeventig casussen ingebracht. Het kabinet werkt verder aan een wetsvoorstel
multiprobleemsituaties met extra bevoegdheden die het voor lokale en landelijke professionals
makkelijker maken om maatwerk te leveren.
Passende dienstverlening: er is geen verkeerde deur
Burgers moeten er op kunnen rekenen dat waar zij ook aankloppen, zij altijd verder
geholpen worden naar de juiste organisatie die hen helpt: er geldt het principe «er
is geen verkeerde deur». Naast snelle en betrouwbare digitale dienstverlening moeten
ook andere vormen van contact mogelijk blijven. Daarom werken we aan het slimmer en
breder inrichten van de loketfunctie van de overheid met speciale aandacht voor het
ondersteunen van mensen die tijdelijk niet meer het vermogen hebben er zelf uit te
komen. Er is onderzoek gedaan naar de manier waarop de burger nu geholpen kan worden
en naar de vragen en behoeften van burgers in hun contacten met de overheid. Op basis
van deze onderzoeken wordt deze zomer een aantal scenario’s uitgewerkt om invulling
te kunnen geven aan een integrale loketfunctie waarbij zoveel mogelijk wordt gestreefd
naar het in verbinding brengen van digitale en fysieke loketten. Onderzocht wordt
tevens hoe het gemeentelijk loket, het digitale overheidsloket, het Informatiepunt
Digitale Overheid, het Meldpunt Fouten in Overheidsregistraties in samenhang kunnen
bijdragen aan het principe dat er geen verkeerde deur is.
Meer vertrouwen en minder onnodige procedures
Burgers moeten kunnen vertrouwen op de overheid. Burgergerichte dienstverlening en
wet-, en regelgeving vormen daarvoor de basis. Het probleem van de burger moet centraal
staan en niet de procedure. Het Rijk, de uitvoeringsorganisaties en de gemeenten werken
aan het verbeteren van de dienstverlening en aan een meer burgergerichte toepassing
van de wet- en regelgeving. Met de medewerkers van de uitvoeringsorganisaties die
wet- en regelgeving in de praktijk toepassen organiseert het programma Stelselherziening
Rechtsbijstand bijvoorbeeld wetgevingsdialogen om knellende wet- en regelgeving te
signaleren en aan te pakken. Deze dialogen moeten uitvoeringsorganisaties en departementen
inzicht geven hoe wet- en regelgeving in de praktijk wordt toegepast. Ook kijkt men
of daarbij ruimte is voor en behoefte aan maatwerk. Deze inzichten kunnen bij de uitvoeringsorganisaties
leiden tot concrete handvatten bij het burgergericht maken en toepassen van wet- en
regelgeving. Daarnaast werken de Ministeries van JenV en BZK samen met een aantal
gemeenten aan een digitaal bezwaarplatform dat beter aansluit op het perspectief en
de behoeften van burgers.
3. Verbeteren wet- en regelgeving en de aansluiting tussen beleid en uitvoering
De instrumenten van beleid en wetgeving kunnen grote gevolgen hebben voor burgers.
Te harde wetgeving en te rigide toepassing hiervan heeft geleid tot grote ongewenste
gevolgen voor burgers, zoals het POK-rapport heeft laten zien. De kwaliteit van beleid
en wetgeving is dan ook essentieel om het vertrouwen van de burger in de overheid
te verdienen en te verkrijgen. Het begint met het vertrouwen dat de overheid in de
burger stelt en het mensbeeld dat de overheid heeft; een burger is niet op voorhand
een fraudeur en wetgeving mag daar niet van uitgaan. Niet alleen moet de kwaliteit
van beleid en wetgeving goed zijn, de overheid moet zichzelf ook aan de grondbeginselen
van de rechtsstaat houden. In beleid en wet- en regelgeving moet de burger die voor
ondersteuning een beroep doet op de overheid centraal staan; en niet de burger of
een bedrijf als potentiële fraudeur. Tegelijkertijd moeten we alert blijven ten aanzien
van fraude. Dit kan tot dilemma’s leiden in de praktijk. Het is belangrijk om die
transparant te delen met het parlement.
De rapporten hebben knelpunten benoemd in de cyclus van voorbereiding, totstandkoming
en de uitwerking van beleid en wetgeving die een goede kwaliteit belemmeren. Zo wordt
nog te vaak aangenomen dat een probleem alleen met nieuwe wetgeving kan worden aangepakt,
terwijl wetgeving slechts een van de instrumenten is om beleid uit te voeren. Dit
kan leiden tot onnodige of ineffectieve regelgeving. Ruimte voor maatwerk bij de toepassing
van het beleid of de regelgeving wordt in sommige gevallen gemist door de uitvoeringsinstanties.
Daarom zet het kabinet in op een verbetering van de kwaliteit van beleid en wetgeving.
Dit wordt nader uitgewerkt in een kabinetsbrief over versterking van de kwaliteit
van wetgeving die uw Kamer tegelijkertijd met deze brief ontvangt. Hieronder vindt
u een beschrijving van de acties die het kabinet onderneemt om de kwaliteit van beleid
en wetgeving te verbeteren.
Het kabinet stimuleert dat beleidsmedewerkers, wetgevingsjuristen en uitvoeringsinstanties
vaker samen gaan werken gedurende een beleids- en wetgevingstraject. Ook wordt consequent
het perspectief van de mensen voor wie het beleid geldt en de professionals die met
hen werken, betrokken. Signalen van de uitvoeringsinstanties over voorziene complicaties
bij de uitvoering en door cumulatie van lasten, worden serieuzer genomen. Dat kan
betekenen dat er soms alternatieven moeten worden gezocht om een maatschappelijk probleem
op te lossen of een wijziging van politieke afspraken zal moeten plaatsvinden.
Verder zal bij het opstellen van nieuw beleid en het voorbereiden van nieuwe wet-
en regelgeving meer aandacht komen voor de nut en noodzaak van een bepaalde oplossing
en van een specifiek instrument. De herziening van het Integraal Afwegingskader (zoals
toegezegd in de kabinetsreactie op de POK-brief) zal hierin ondersteunend zijn. De
juridische directies van de departementen zullen hun eigen toets op de kwaliteit van
wetgeving versterken. Het Ministerie van JenV zal inzetten op een versterking van
de interdepartementale kennisdeling vanuit de rijksbrede wetgevingstoets en de rol
van sparringpartner bij het opstellen van nieuwe wet- en regelgeving voor de andere departementen intensiveren.
In de kabinetsreactie op het POK-rapport is toegezegd dat de rijksbrede wetgevingstoetsing
wordt versterkt. Dit doet het Ministerie van JenV door vooral voorstellen te toetsen
die complex zijn en grote maatschappelijke impact kunnen hebben. Daarbij wordt sterker
ingezet op vroegtijdige betrokkenheid bij complexe beleids- of wetgevingstrajecten
om vroegtijdig mee te denken over de te maken beleidskeuzes, maar ook over de noodzaak,
proportionaliteit en rechtsstatelijkheid van eventuele wetgeving. Verder stelt JenV
prioriteiten in de toetsing door specifiek aandacht te besteden aan het rekening houden
met de menselijke maat, met het doenvermogen van burgers en bedrijven en de uitvoerbaarheid
van een wet of regeling. In de samenwerking met het Ministerie van JenV bij de wetgevingstoetsing
zal het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een discriminatietoets
verrichten. Ook wordt de wetgevingstoets nadrukkelijker onderdeel van de besluitvorming
in de Ministerraad, doordat de conclusie uit de wetgevingstoets expliciet besproken
wordt als hierover eerder geen overeenstemming is bereikt. Verder zal het Ministerie
van JenV tweejaarlijks een openbaar advies over de «Staat van de wetgevingskwaliteit»
uitbrengen om zo te bevorderen dat inzichten uit de wetgevingstoets en signalen en
rapporten van onder meer de Hoge Colleges van Staat beter worden benut bij het maken
van wet- en regelgeving.
Nadat beleid of wet- en regelgeving in werking is getreden, is het werk niet af. Juist
bij het toepassen van deze instrumenten kunnen knelpunten blijken voor uitvoeringsinstanties
of burgers en bedrijven. Het kabinet vindt het van belang om goed in te spelen op
signalen uit de praktijk en wil daarom een invoeringstoets uitvoeren een jaar na inwerkingtreding
van een wet of regeling. Ook zal voortaan in beleidsevaluaties sterker de nadruk worden
gelegd op de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid van een wet of regeling, de effecten
daarvan op burgers en bedrijven en of de wet of regeling werkelijk een oplossing heeft
geboden voor het maatschappelijke probleem. Een andere belangrijke stap is dat dit
jaar voor het eerst een Stand van de uitvoering voor de Belastingdienst en Toeslagen
wordt gemaakt, waarin signalen uit de uitvoering met beleidsmakers en politiek worden
gedeeld. De stand van de uitvoering voor de Belastingdienst wordt deze zomer aan de
Kamer verzonden. De stand van de uitvoering van Toeslagen ontvangt u dit najaar.
Het kabinet overweegt diverse wijzigingen in de Algemene wet bestuursrecht (Awb) om
de algemene beginselen van behoorlijk bestuur beter te borgen, ruimte voor maatwerk
te vergroten en het burgerperspectief in de dienstverlening voorop te stellen. In
de bijlage bij deze brief wordt hier nader op ingegaan.7 Het streven is om in het voorjaar van 2022 een wetsvoorstel in consultatie te geven
met daarin maatregelen die meer mogelijkheden én verplichtingen bevatten voor bestuursorganen
om maatwerk te leveren bij beslissingen die burgers rechtstreeks treffen. Het moet
buiten kijf staan dat de algemene beginselen van behoorlijk bestuur leidend zijn.
4. Discriminatie en het gebruik van nationaliteit
De overheid mag niet discrimineren8, maar het is wel gebeurd. De krachtige signalen over discriminatie en racisme zowel
binnen de maatschappij als binnen de overheid, zijn gehoord en worden opgepakt. Het
kabinet zet vol in op de bewustwording en bestrijding van discriminerende effecten
en gedrag door ambtelijke organisaties.
Overheidsorganisaties moeten zich bewust zijn dat beleid, wetgeving en uitvoering
discriminerend kan uitpakken, zelfs als dat niet zo bedoeld was. Het vergroten van
de bewustwording over discriminatie vraagt om voldoende kennis bij ambtenaren in alle
onderdelen van de overheid. Van wetgevingsjuristen tot toezichthouders, van beleidsmakers
tot uitvoerders. Het College voor de Rechten van de Mens biedt trainingen aan die
bijdragen aan het vergroten van die kennis. Het College gaat dit uitbreiden. Het Ministerie
van BZK zal vanuit het perspectief van ambtelijk vakmanschap ook trainingen gaan ontwikkelen
waarin het non-discriminatiebeginsel een plek krijgt. Op verschillende plekken binnen
departementen en uitvoeringsorganisaties wordt in trainingen en gesprekken aandacht
aan discriminatie besteed, zoals bijvoorbeeld in de recente gespreksrondes bij het
Ministerie van OCW (beschreven in paragraaf 6). De UWV kent bijvoorbeeld de jaarlijkse
Diversiteitsmaand waarin dit jaar in een interactief Webinar, in Diversidates, is
stil gestaan bij onbewuste vooroordelen en hokjes denken.
Divers samengestelde teams, waarin verschillende perspectieven, achtergronden, oriëntaties
en kennis samenkomen en een inclusieve werkcultuur dragen ook bij aan de aanpak van
discriminatie en een betere aansluiting op signalen uit de samenleving. In het strategisch
personeelsbeleid Rijk 2025 is een van de zeven pijlers «het Rijk is een inclusieve
organisatie met divers samengestelde teams». In het kader daarvan zijn in de afgelopen
periode tal van acties in gang gezet, zowel rijksbreed als binnen departementen. Op
het gebied van werving en selectie hebben departementen en de ABD-trainingen inclusief
werven en selecteren aangeboden. Na een recente aanbesteding wordt een dergelijke
training nu breed binnen de rijksdienst beschikbaar gesteld. Departementen hebben
vooral geïnvesteerd in medewerkersnetwerken en bewustwordingscampagnes. Ook binnen
opleidingsprogramma’s, zoals het rijksbrede talentenprogramma en MD-programma’s binnen
het rijk is aandacht voor diversiteit en inclusie.
Naast het vergroten van kennis, diversiteit en inclusiviteit, zijn of worden er instrumenten
ontwikkeld die discriminatie bestrijden. Een voorbeeld daarvan is de Code Goed Digitaal
Openbaar Bestuur die overheden voor de risico’s van discriminatie bij het gebruik
van algoritmes waarschuwen. Een ander voorbeeld is de handreiking systeemprincipes
non-discriminatie, die ontwikkelaars van algoritmische systemen helpt om deze zo te
ontwerpen dat de kans op discriminatie geminimaliseerd wordt. En in het wetgevingsproces
moet de versterking van de discriminatietoets bijdragen aan het voorkomen van discriminatie.
Het bestrijden van discriminatie is een prioriteit van het kabinet. In de voortgangsbrief
van juni 2021 gaat het kabinet uitgebreider in op de versterking van de aanpak van
discriminatie in de volle breedte. Die versterking bestaat uit het instellen van een
Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme (NCDR) en het instellen van een
Staatscommissie die breed onderzoek gaat doen naar discriminatie, ook door de overheid.
Door het kabinet is ook vol ingezet op versterking van de aanpak van discriminatie
op specifieke gronden, zoals discriminatie wegens ras of godsdienst. Dit doet het
kabinet niet alleen, maar in gezamenlijkheid met organisaties en bewegingen uit de
samenleving op het gebied van discriminatie en racisme. In het leggen van verbindingen
en dwarsverbanden speelt de NCDR de komende jaren ook een belangrijke rol, die tot
uiting zullen komen in een nationaal programma dat bestaat uit meerjarige scherpe
doelen en een jaarlijks actieprogramma. De tijd van vrijblijvendheid is voorbij.
5. Open overheid
Voor burgers is een open overheid cruciaal. Een open overheid is nodig om sneller
zicht te hebben op problemen zoals die zich met de kinderopvangtoeslag hebben voorgegaan.
Een open overheid is ook nodig om die inzichten te kunnen delen met het parlement
en de burgers. In de kabinetsreactie is een radicaal ruimere informatievoorziening
aan de Kamer en versnelde verbetering van de informatiehuishouding aangekondigd.
Informatievoorziening
De dilemma’s en keuzes bij beleid en wetgeving moeten transparant zijn voor het parlement
de burger en samenleving. Het parlement moet de controletaak en medewetgevende taak
over de volle breedte kunnen uitoefenen. Het kabinet wil hieraan bijdragen door de
overwegingen achter de besluitvorming beter inzichtelijk en navolgbaar te maken. Om
die reden gaat het kabinet vanaf 1 juli bij toezending van stukken aan het parlement
starten met het openbaar maken van onderliggende departementale beslisnota’s die door
bewindspersonen zijn gebruikt bij de besluitvorming. Over de uitwerking van deze toezegging
heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op 10 mei jl. een
concept beleidslijn aan het parlement gezonden.9 Het kabinet gaat graag over deze voorgestelde beleidslijn in gesprek met het parlement
om te bepalen of deze aan uw verwachtingen voldoet en hoe we daar de komende maanden
praktisch invulling aan kunnen geven. Na een half jaar wordt met de departementen
en (de griffies van) beide Kamers bezien wat de ervaringen zijn tot dan toe. De openbaarmaking
per 1 juli betreft beslisnota’s over wetgeving en beleidsvorming. Op 1 maart 2022,
of zoveel eerder indien mogelijk, wordt mede op basis van de ervaringen een voorstel
gedaan voor de openbaarmaking van beslisnota’s bij andere categorieën stukken
Daarnaast wordt in de informatievoorziening aan het parlement de grond persoonlijke
beleidsopvattingen niet meer gehanteerd als invulling van de weigeringsgrond «het
belang van de staat» en wil het kabinet dat ambtenaren vaker bijvoorbeeld in technische
briefings rechtstreeks de Kamer zullen informeren. Hiermee wil het kabinet meer openheid
en transparantie bewerkstelligen in de informatievoorziening aan het parlement.
In de kabinetsreactie staat dat het kabinet adviezen van de Landsadvocaat aan de Kamer
zal verstrekken voor zover die niet zien op procedures, maar het karakter hebben van
algemene juridische beleidsadviezen. Deze nieuwe lijn geldt vanaf 1 juli a.s. voor
nieuwe adviezen. Over de wijze van verstrekking zijn in overleg met de landsadvocaat
inmiddels afspraken gemaakt. In de bijlage bij deze brief wordt hier nader op ingegaan
Informatiehuishouding
De informatiehuishouding moet op orde zijn. Wat betekent dat informatie betrouwbaar,
volledig, duurzaam toegankelijk en vindbaar is opgeslagen. En dat de informatiesystemen
van de overheid van voldoende kwaliteit zijn. Maar ook dat duidelijkheid bestaat over
wat de norm daarvoor is. De informatiehuishouding heeft een grote veranderopgave over
vier assen: professionals, volume en aard van informatie, informatiesystemen, bestuur
en naleving. Een concrete stap die het kabinet hierin heeft gezet is het generieke
actieplan «Open op orde»10 dat op 6 april naar uw Kamer is gestuurd. Eveneens is per april een kwartiermaker
aangesteld die de komst van de regeringscommissaris voorbereid. Het streven om de
regeringscommissaris al op 1 juli te laten starten is te optimistisch. De werkzaamheden
van de regeringscommissaris zullen in tussentijd worden verricht door de kwartiermaker
en het Bureau regeringscommissaris.
In aanloop naar Prinsjesdag zal de Staatssecretaris van BZK de Kamer met een voortgangsbrief
informeren over het generieke actieplan, inclusief een hoofdlijnenoverzicht van de
actieplannen van de rijksoverheidsorganisaties. Over algoritmen en artificiële intelligentie
wordt de Tweede Kamer geïnformeerd in de voortgangsrapportage algoritmen en artificiële
intelligentie.11
6. Ambtelijk vakmanschap
Ambtelijk vakmanschap is een randvoorwaarde voor alle verbeteringen in beleid en uitvoering.
Want het zijn de ambtenaren die beleid en wetgeving voorbereiden, besluiten nemen
over de burger, mensen aan de balie te woord staan en hulp moeten bieden bij of toezicht
houden op naleving van de regels. Zij moeten in staat gesteld worden om kwaliteit
te leveren. Ze moeten hun moreel kompas kunnen laten spreken als ze onbedoelde effecten
waarnemen en signalen daarvan op de juiste plek laten landen. Allemaal op een zodanige
(radicaal ruimere) transparante wijze dat daarover verantwoording kan worden afgelegd.
Voorbeeldgedrag van leidinggevenden en een inclusieve werkcultuur zijn hiervoor cruciaal.
Wij willen met elkaar naar een situatie waarin we het voortdurende gesprek kunnen
aangaan over: wanneer doen we het goed en wanneer niet? En hebben we dat door? Naar
aanleiding van het POK-rapport wordt op dit moment in de hele rijksdienst gereflecteerd
op het ambtelijk handelen. En er vinden binnen de rijksdienst initiatieven plaats
om te kijken hoe het ambtelijk vakmanschap kan worden versterkt: in dilemmagesprekken,
in trainingen, in management-sessies. Bij het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en
Wetenschap zijn dialoogsessies rondom 5 actuele thema’s georganiseerd. Ongeveer 300
medewerkers zijn afgelopen maanden op allerlei niveaus in de organisatie met elkaar
in gesprek geweest over de thema’s informatievoorziening, «Voor wie werken we?», (onbewuste)
discriminatie, beleid en uitvoering en kritisch adviseren. De uitkomsten van de gesprekken
worden gebruikt voor de uitwerking van het OCW-programma Ambtelijk Vakmanschap. Er
zijn pilots gestart waarin «loyale tegenspraak» centraal staat. Er zijn initiatieven,
bijvoorbeeld bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, om burgerbrieven
anders te behandelen als er sprake is van acute signalen en in contact te treden.
Op het terrein van Werk en Inkomen is in het kader van professioneel vakmanschap het
programma «Vakkundig aan het Werk», verlengd en nu ook gericht op kennisdeling tussen
UWV en gemeenten. En er wordt vanuit gedeelde waarden betekenis gegeven aan het ambtelijk
vakmanschap. Een continue interactief proces waarin door en voor ambtenaren invulling
wordt gegeven aan ambtelijk handelen. Hiervoor wordt een digitale omgeving ingericht.
Een startversie is te vinden op www.ambtelijkvakmanschap.nl. Over het vervolg hiervan zal de Staatssecretaris van BZK uw Kamer informeren in
de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk.
7. Tot slot
Het afgelopen jaar is door de problemen met toeslagen steeds indringender duidelijk
geworden dat het erg fout kan gaan in de relatie tussen uitvoering, beleid en politiek.
Dit heeft bij de kinderopvangtoeslag geleid tot veel leed bij de getroffen ouders.
We kunnen het niet vaak genoeg benadrukken: we zaten fout. De effecten van de hersteloperatie
worden langzaam merkbaar als eerste stap richting het herstel van vertrouwen. We beseffen
goed dat het zeker voor de getroffen ouders nog lang zal duren voordat het vertrouwen
kan herstellen. Deze acties vragen een meerjarige inspanning van een groot aantal
betrokkenen binnen de overheid in een overheidsbrede aanpak. Het kabinet kiest ervoor
aan de aanbevelingen vanuit de rapporten Werk aan Uitvoering (WaU)12, het rapport «Ongekend onrecht» van de Parlementaire ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag
(POK)13 en het rapport «Klem tussen balie en beleid» van de Tijdelijke Commissie Uitvoering14 samen te voegen onder een meerjarige overheidsbrede Werkagenda voor de publieke dienstverlening.
Met de acties in de kabinetsreactie, waarvan in deze brief op hoofdlijnen de stand
van zaken is geschetst, wil het kabinet voorkomen dat dit nog een keer gebeurt. En
we gaan ervan uit dat er uiteindelijk ook iets goeds uit kan voortkomen: meer ruimte
voor de uitvoering, meer oog voor het burgerperspectief en meer transparantie in de
dilemma’s en keuzes bij beleid en wetgeving. Zover zijn we nu nog niet. De eerste
vijf maanden na het ontvangen van het POK-rapport hebben we ons gericht op het formuleren
van actieplannen en de eerste uitwerkingen daarvan.
Met deze brief hopen we duidelijk te maken dat de verandering wordt ingezet en dat
daar in het hier en nu al eerste goede voorbeelden van zijn.
Mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de Minister en Staatssecretaris
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de Minister van Justitie van Veiligheid,
de Minister voor Rechtsbescherming, de Minister van Financiën en de Staatssecretaris
van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst,
De Staatssecretaris van Financiën,
A.C. van Huffelen
Indieners
-
Indiener
A.C. van Huffelen, staatssecretaris van Financiën