Brief regering : Jaarrapportages Informatie Knooppunt Zorgfraude (KZ) 2020, onderzoek aard en omvang zorgfraude en reactie signaleringsbrief 2020
28 828 Fraudebestrijding in de zorg
Nr. 128
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR MEDISCHE ZORG
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 juni 2021
Met deze brief doe ik uw Kamer het Jaarbeeld Informatie Knooppunt Zorgfraude (IKZ)
2020 en het rapport Signalen fraude in de zorg 2020, en de reactie op de signaleringsbrief
2020 toekomen1. Tevens verwijs ik naar het onderzoek «aard en omvang van fraude met zorggelden»
van de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Inspectie SZW). Dit onderzoeksrapport
is gepubliceerd op de website van de rijksoverheid.
Jaarrapportages IKZ 2020
Het Jaarbeeld IKZ2 en de bijbehorende rapportage bevatten de signalen die in IKZ-verband, op basis van
de huidige grondslagen, gedeeld zijn. Het betreft geen verslag over feitelijk gepleegde
fraude in de zorg. Een signaal in beide rapportages betreft «een aanwijzing voor fraude,
vanuit een melding of onderzoek van één van de partners». Of er daadwerkelijk sprake
is van fraude, kan pas worden vastgesteld na vervolgonderzoek door de ketenpartners.
Partijen doen los van de gedeelde signalen via het IKZ tevens zelf onderzoek naar
zorgfraude. Zo brengt Zorgverzekeraars Nederland (ZN) jaarlijks door zorgverzekeraars
aangetoonde fraude in kaart. De cijfers en bedragen over 2020 zijn nog niet bekend,
en zullen later dit jaar door ZN gepubliceerd worden. Tevens doet de Nederlandse Zorgautoriteit
(NZa) onderzoek naar fraude op basis van onregelmatigheden in declaraties in verschillende
deelsectoren.
Het rapport «Signalen fraude in de zorg 2020» beschrijft dat het IKZ in 2020 489 signalen
heeft ontvangen over fraude in de zorg. Dit is een daling van 20% ten opzichte van
2019 (613 signalen). Dit is onder andere te wijten aan de gevolgen van de coronapandemie,
wat de fysieke controlebezoeken door gemeenten en de Inspectie voor de Gezondheidszorg
en Jeugd (IGJ) heeft belemmerd. Hierdoor zijn minder onderzoeken afgerond, en dus
minder signalen ingebracht bij het IKZ. Zorgverzekeraars en zorgkantoren hebben in
2020 via Zorgverzekeraars Nederland (ZN) juist meer signalen van vastgestelde fraude
ingediend ten opzichte van 2019. De meeste signalen in 2020 hebben betrekking op de
sector wijkverpleging, gevolgd door individuele begeleiding3 en mondzorg.
Binnen het huidige samenwerkingsverband IKZ kunnen signalen slechts beperkt gedeeld
worden op basis van bestaande bilaterale grondslagen. Middels het Wetsvoorstel bevorderen
samenwerking en rechtmatige zorg (Wbsrz) kunnen (persoons)gegevens van verschillende
instanties straks eenvoudiger en zorgvuldiger bij elkaar gebracht worden, indien er
sprake is van signalen die aanleiding geven tot een vermoeden van fraude. Op deze
wijze kan zorgfraude in de toekomst sneller herkend worden en effectiever worden aangepakt.
Het wetsvoorstel is controversieel verklaard, en zal door een nieuw Kabinet worden
opgepakt.
Aard en omvang zorgfraude
Het Ministerie van VWS heeft op voorstel van de Inspectie SZW opdracht gegeven te
onderzoeken of er een dupliceerbare methode ontwikkeld kan worden om de omvang van
fraude met zorggelden in kaart te brengen. De Inspectie SZW heeft hiervoor een pilot-onderzoek
uitgevoerd binnen de sectoren beschermd wonen voor de Wmo 2015 en begeleid wonen voor
de Wet langdurige zorg. Het rapport beschrijft de aard van vermeende fraude met zorggelden
en geeft inzicht in de vijf factoren, die hierbij mogelijk van invloed zijn. Het rapport
levert de betrokkenen, in de keten van uitvoering en handhaving inzicht aan welke
knoppen gedraaid kan worden om de rechtmatigheid van het zorgstelsel te verbeteren.
Deze zijn grotendeels een verdere onderbouwing van bekende aandachtspunten en deels
onderdeel van lopende wetgevingstrajecten rondom toelating, gegevensdeling en toezicht.
Het onderzoek heeft om verschillende redenen niet kunnen leiden tot een betrouwbare
schatting van de omvang van fraude, of een eenduidig te dupliceren model voor het
meten van de omvang van fraude met zorggelden.
Ondanks alle inspanningen heeft ook dit onderzoek laten zien dat het niet eenvoudig
is tot een valide inschatting te komen van de omvang van fraude in de zorgsector,
dan wel een dupliceerbare methode te ontwikkelen die bruikbaar is voor andere deelsectoren
in de zorg. Ik zie op dit moment onvoldoende aanknopingspunten voor vervolgonderzoek
op basis van deze methode. In dit verband verwijs ik naar de diverse landelijke onderzoeken
naar de aanpak van fraude bij zorgaanbieders, waaronder het rapport van de Vereniging
van Nederlandse Gemeenten (VNG) «Een wereld te winnen» en eerdere rapporten van het
IKZ.
Reactie signaleringsbrief 2020
Op 21 december jongstleden hebben de NZa en de Inspectie SZW een signaleringsbrief
zorgfraude 2020 gestuurd, waarin zij rapporteren over de bevindingen uit de handhavingspraktijk
van de verschillende toezichthouders, opsporingsdiensten en zorgverzekeraars. De signaleringsbrief
is opgesteld namens alle ketenpartners, die betrokken zijn bij de aanpak van fouten
en fraude in de zorg (verenigd in de Taskforce Integriteit Zorg / TIZ4). Bij de Kamerbrief van 29 januari 20215 is deze signaleringsbrief reeds met uw Kamer gedeeld.
Toelichting proces
In de signaleringsbrief focussen de ketenpartners zich op nieuwe knelpunten in de
uitvoeringspraktijk, en wet- en regelgeving. Ook wordt stilgestaan bij enkele signalen
van eerdere jaren, waarbij naar het oordeel van de ketenpartners (nog) onvoldoende
effect is bereikt. Hieronder wordt achtereenvolgens ingegaan op:
– Organisatieconstructies van zorgbedrijven;
– WTZa en VTO Wmg;
– VNG-rapport «Een wereld te winnen»;
– Gevolgen COVID-19 pandemie.
Organisatieconstructies van zorgbedrijven
In de signaleringsbrief geven de ketenpartners aan dat complexe en niet-transparante
organisatieconstructies van zorgbedrijven het toezicht op professionele en integere
bedrijfsvoering van zorgaanbieders bemoeilijken. Ondanks diverse stappen die al zijn
gezet, vragen de ketenpartners concreet aandacht voor hoofdaannemers, die feitelijk
functioneren als een factoringsbedrijf. Tevens attenderen zij mij op het gebruik van
persoonlijke AGB-codes op facturen.
Alle zorgaanbieders zijn gehouden aan de geldende wet- en regelgeving in de zorg.
De Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg) biedt de NZa diverse bevoegdheden om regels
te stellen en daar toezicht op te houden. Er wordt immers in het zorgaanbieder-begrip
van de Wmg geen onderscheid gemaakt tussen hoofd- of onderaannemers. Als de rechtspersoon
(of natuurlijk persoon) voldoet aan de omschrijving van het begrip «zorgaanbieder»,
zoals bedoeld in artikel 1, sub c, van de Wmg, is er sprake van een zorgaanbieder
in de zin van de Wmg en zijn verplichtingen voor zorgaanbieders gesteld bij of krachtens
de Wmg ook op deze partij van toepassing.
Ten aanzien van het gebruik van persoonlijke AGB-codes op facturen merk ik het volgende
op. Het AGB-register is een privaat register, dat beheerd wordt door Vektis in opdracht
van de zorgverzekeraars. De NZa stelt regels over de administratie en declaratie van
de zorg. Zorgaanbieders dienen aan die regels te voldoen. Zoals ook in de signaleringsbrief
2020 is opgenomen, kan een zorgverlener in dienst van een zorginstelling de declaratie
via de zorginstelling laten lopen. De door de ketenpartners benoemde oplossing van
een persoonlijke AGB-code van de behandelaar op de factuur komt overeen met de eerdere
discussie over het BIG-nummer op de factuur.6 De administratieve lasten staan mijn inziens niet in verhouding tot het te dienen
doel. Dit zie ik daarom niet als wenselijke route. In beginsel is in de hiervoor genoemde
voorbeelden de zorginstelling, c.q. de huisarts, verantwoordelijk en aanspreekbaar
indien niet wordt voldaan aan wet- en regelgeving.
Een zorginstelling, c.q. de huisarts, kan zijn of haar personeel aanspreken op bepaald
gedrag, en in het uiterste geval ontslaan.
WTZa en VTO Wmg
De ketenpartners wijzen in de signaleringsbrief op enkele knelpunten in de ontwerpregeling
Wet toetreding zorgaanbieders (Wtza). Ten eerste wijzen zij op het belang van maatwerk
bij de toelatingsprocedure en een inhoudelijke beoordeling op basis van risico-indicatoren.
De ketenpartners willen de toetreding tot de zorg streng(er) reguleren, om te voorkomen
dat malafide ondernemingen of bestuurders (opnieuw) tot de zorgsector kunnen toetreden.
Tevens willen zij aan de voorkant nieuwe toetreders ontmoedigen, die beschikken over
onvoldoende gedegen voorbereiding en/of kennis. Hierbij doen de ketenpartners de suggestie
om bij bepaalde zorgsectoren, met een hoog risico op onrechtmatige besteding van zorggeld,
de mogelijkheid te creëren om sectorspecifieke bescheiden op te vragen.
Allereerst is van belang te benoemen dat het doel van de Wtza gericht is op de verbetering
van het toezicht van de IGJ op nieuwe zorgaanbieders onder haar toezichtdomein, en
het bevorderen van de bewustwording van zorgaanbieders van de landelijke (kwaliteits)eisen
die aan de zorgverlening zijn gesteld. Hiertoe komt een meldplicht voor alle zorgaanbieders
onder het bereik van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) en alle
jeugdhulpaanbieders onder de Jeugdwet. Daarnaast wordt de WTZi-toelating vervangen
door het systeem van de Wtza-vergunning. Daarmee zijn er meer mogelijkheden om de
vergunning te weigeren of in te trekken, waaronder de mogelijkheid gebruik te maken
van de Wet Bibob. Met de Wet Bibob wordt voorkomen dat de overheid criminele activiteiten
faciliteert.
De aanvraag voor de Wtza-vergunning vindt, net als de aanvraag voor de WTZi-toelating,
plaats bij het CIBG. In de Regeling Wtza wordt het aanvraagformulier voor de vergunning
opgenomen. De beoordeling van de vergunningaanvraag vindt plaats op basis van het
ingevulde aanvraagformulier. Op grond van dit formulier kan het CIBG bij de zorgaanbieder
om meer gegevens vragen, om al dan niet tot verstrekking van de vergunning over te
gaan. Ook kan het CIBG de NZa of de IGJ vragen om gegevens te verstrekken, als dat
voor het verlenen of intrekken van de vergunning van belang is. Ten behoeve van de
vergunningverlening en intrekking kunnen de NZa en de IGJ ook uit eigen beweging gegevens
verstrekken. Hiermee is voorzien in de mogelijkheid van maatwerk.
Daarnaast achten de ketenpartners het wenselijk om een wettelijke grondslag te creëren
op grond waarvan informatie, welke is verstrekt in het kader van de meld- en vergunningplicht,
te delen met de betrokken partners ter versterking van de informatiepositie. Deze
informatie kan worden aangewend voor het risico-gestuurde toezicht en de uitvoering
van andere (wettelijke) taken, aldus de ketenpartners.
Met het wetsvoorstel Integere bedrijfsvoering zorgaanbieders (Wibz) wordt het instrument
vergunning vanuit integriteit verder ingericht om zorgaanbieders met verkeerde intenties
tegen te gaan. Hierbij kan gedacht worden aan extra weigerings- en intrekkingsgronden,
maar ook aan een verbetering van de grondslagen voor gegevensuitwisseling aan de voorkant.
Op dit moment wordt het wetsvoorstel ambtelijk voorbereid. De eerstvolgende fase is
het opstellen van de uitvoeringstoetsen door de IGJ en de NZa, daarna volgt de internetconsultatie.
Ik verwacht dat de internetconsultatie in het najaar van 2021 kan plaatsvinden, dit
ook tegen de achtergrond van de kabinetswisseling.
Tot slot stellen de ketenpartners in de signaleringsbrief dat bij de ondergrens van
tien zorgverleners, zoals die nu wordt gehanteerd in de Wtza, een groot deel van de
zorgaanbieders niet onder de vergunningsplicht vallen. Specifiek zijn dit de groepen
kleinere zorgaanbieders, in bijvoorbeeld de sector wijkverpleging, aldus de ketenpartners.
Het Informatie Knooppunt Zorgfraude (IKZ) heeft in opdracht een onderzoek uitgevoerd
naar de risico’s voor kwaliteit en rechtmatigheid bij kleinere instellingen.7 Dit onderzoek is uitgevoerd om te bezien of de vergunningsplicht op grond van de
Wtza in bepaalde sectoren zou moeten worden uitgebreid naar instellingen met maximaal
tien zorgverleners. Momenteel beraad ik me over een eventuele uitbreiding van de Wtza
vergunningplicht.
Ook vragen de ketenpartners nogmaals aandacht voor het ingetrokken wetsvoorstel Verbetering
toezicht en opsporing Wmg (VTO Wmg) en benoemen zij tevens drie verbeterpunten. Deze
verbeterpunten zijn mij bekend. Bezien wordt welke onderdelen nog actueel zijn en
opgenomen dienen te worden in wetgeving. Dit laat ik over aan mijn opvolger, gezien
de demissionaire status van het kabinet.
Rapport van de VNG «Een wereld te winnen»
Onder verwijzing naar het rapport over het onderzoek «Een wereld te winnen» van 17 september
2020 van de VNG Naleving, vragen de ketenpartners aandacht voor het aanscherpen van
de wet- en regelgeving op het terrein van de Wmo 2015 en de Jeugdwet. Als voorbeeld
wijzen de ketenpartners op het dubbele-opzet-vereiste, dat hen belemmert in de aanpak
van fouten en fraude in de zorg. In aanloop naar een nieuw kabinet en in samenhang
met andere wijzigingen in de Wmo 2015, is inmiddels een onderzoek gestart naar het
verwijderen van het dubbele opzetvereiste uit de Wmo 2015.
Gevolgen COVID-19 pandemie
Verder wijzen de ketenpartners in de signaleringsbrief op de gevolgen van de COVID-19
pandemie, en de mogelijke beperkingen waarin zij het rechtmatig gebruik van de steunmaatregelen
en continuïteitsbijdragen kunnen controleren en handhaven.
Op initiatief van enkele ketenpartners wordt op dit punt reeds extra inzet gepleegd.
In het voorjaar van 2020 is een werkgroep gestart met onder andere financiers, toezichthouders,
opsporingsdiensten en uitvoerders van de regelingen, om oneigenlijke samenloop van
regelingen aan te pakken. Deze werkgroep richt zich in eerste instantie op de samenloop
tussen de landelijke NOW-regeling en de continuïteitsbijdrage voor zorgaanbieders
in de Zorgverzekeringswet.
Het is echter aan de onafhankelijke toezichthouders en uitvoerders zelf om (in afstemming
met elkaar) te bepalen wat en hoe er gecontroleerd wordt op de verschillende landelijke-
of zorgspecifieke corona steunmaatregelen. Dit betekent dat evidente fraude aangepakt
zou moeten worden.
Gezien de bijzondere tijd waarin sommige regelingen zijn opgesteld, moet er echter
rekening gehouden worden met proportionaliteit, redelijkheid en billijkheid.
De Minister voor Medische Zorg,
T. van Ark
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
T. van Ark, minister voor Medische Zorg