Brief regering : Voortgang beleidsprogramma microplastics
30 872 Landelijk afvalbeheerplan
Nr. 261 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 juni 2021
In deze brief informeer ik u, mede namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
over de stand van zaken van het beleidsprogramma microplastics en geef ik op basis
van de lessen die hieruit geleerd kunnen worden aanbevelingen mee voor de toekomst.
Als bijlage vindt u de voortgangsrapportage waarin allereerst wordt ingegaan op microplastics
in de verschillende milieucompartimenten1. Daarna wordt stilgestaan bij wat reeds bekend is over de mogelijke humane gezondheidseffecten
van microplastics. Vervolgens wordt gerapporteerd over de voortgang van de maatregelen
voor de verschillende bronnen van microplastics; zwerfafval, autobanden, pellets en
textiel.
Met deze brief wordt gevolg gegeven aan de toezeggingen om uw Kamer te informeren
over de voortgang van het microplastics programma, zoals in de Kamervragen over microplastics
in placenta’s (Aanhangsel Handelingen II 2020/21, nr. 1634) en het algemeen overleg Circulaire economie van 2 december 2020 (Kamerstuk 32 852, nr. 137). Ook gaat deze brief in op de opvolging die gegeven is aan de moties van het lid
Dik-Faber over microplastics in verzorgingsproducten en voedselcontactmaterialen (Kamerstuk
30 175, nr. 365) en over microplastics uit kleding (Kamerstuk 30 175, nr. 364).
Waarom zijn microplastics een probleem?
Microplastics zijn kleine stukjes plastics die ontstaan door slijtage van plastic
producten die wij dagelijks gebruiken en soms bewust aan producten worden toegevoegd.
Microplastics worden teruggevonden in water, lucht, bodem en voedingsproducten. De
kennis hierover ontwikkelt snel omdat detectiemethoden steeds beter worden en meer
onderzoeksaandacht hierop gericht is. Hun persistente aard (microplastics worden wel
steeds kleiner, maar breken niet af in het milieu) en mogelijke negatieve effecten
op mens en milieu maken de wijdverbreide verspreiding van microplastics zorgwekkend.
Microplastics hopen sinds de jaren »50 van de vorige eeuw op in de bodem, water en
lucht. Zowel vanuit het oogpunt van milieuvervuiling als het voorzorgsbeginsel is
het daarom zaak emissies van microplastics aan te pakken. Het uitgangspunt is dat
verdere vervuiling van rivieren, zeeën, oceanen, de lucht en de bodem door bronnen
van microplastics voorkomen moet worden.
Daarom heeft het kabinet, als onderdeel van de Delta-aanpak Waterkwaliteit en Zoetwater,
€ 10 mln. gereserveerd voor het tegengaan van microplastics in de periode 2018–2021.2 In de Kamerbrieven van 4 juni 2018 (Kamerstuk 30 872, nr. 219) en 6 november 2018 (Kamerstuk 30 872, nr. 222) is uw Kamer geïnformeerd over het beleidsprogramma microplastics en de maatregelen
die genomen worden om microplasticsemissies tegen te gaan en de kennisbasis over de
bronnen en verspreiding van microplastics te versterken.
Focus op de grootste bronnen
De kennis over de bronnen en gevolgen van microplastics is nog volop in ontwikkeling.
Op basis van het beleidsondersteunende onderzoek van het RIVM de afgelopen jaren,
zijn de bronnen die emissies van microplastics in het water veroorzaken in beeld gebracht.
De beleidsaanpak richt zich op de grootste bronnen, die ons bekend zijn: zwerfafval,
autobanden, verf, textiel, nurdles (pre-productie pellets waar plastic producten van
gemaakt worden), cosmetica en schoonmaakmiddelen.
Voortgang
Met de uitvoering van het microplasticsprogramma is een start gemaakt met het aanpakken
van emissies van microplastics vanuit verschillende bronnen naar het water. Maar we
staan nog maar aan het begin. Het is belangrijk dat we verdere vervuiling van onze
rivieren, zeeën, oceanen, bodem en lucht door bronnen van microplastics voorkomen.
Daarvoor is het nodig de kennisbasis te verstevigen over de aanwezigheid en effecten
van microplastics in water, lucht, bodem en voedsel en de gezondheidsrisico’s die
hiermee gepaard gaan, zodat gerichte maatregelen genomen kunnen worden om milieu en
mens te beschermen. Het beleidsondersteunende onderzoek van het RIVM is daarbij zeer
behulpzaam, zoals de twee recent afgeronde onderzoeken naar microplastics in de lucht
en microplastics uit verf, die ik u als bijlage bij deze brief ter informatie toezend3.
Ondanks dat we de afgelopen jaren meer inzicht hebben gekregen in de aanwezigheid
van microplastics in het milieu, de bronnen en mogelijke maatregelen om emissies van
microplastic tegen te gaan, is het beeld nog niet compleet en is het aan een nieuw
kabinet om verder in deze kennisbasis te investeren en de ingezette acties voort te
zetten. In de bijlage leest u meer in detail over de voortgang op alle verschillende
onderwerpen, maar een paar onderwerpen licht ik er graag uit.
Gezondheidsonderzoek
Als onderdeel van het beleidsprogramma microplastics is ook een aantal onderzoeken
naar de mogelijke gezondheidseffecten van microplastics (mee)gefinancierd. Deze onderzoeken
bieden nog onvoldoende basis om harde conclusies te trekken, maar geven wel waardevolle
signalen.
Het kabinet neemt deze signalen over mogelijke gezondheidsrisico’s van microplastics
serieus en vindt het belangrijk hier meer inzicht in te krijgen. In opdracht van IenW
heeft ZonMw een strategische kennisagenda ontwikkeld. Deze routekaart voor toegepast
onderzoek helpt in het richting geven aan het benodigde onderzoek. VWS en IenW zullen
investeren in verder onderzoek via ZonMW. Dat gebeurt in samenhang met het programma
Gezonde Groene Leefomgeving (PGGL) dat vanuit VWS en LNV is opgezet. Eén van de onderdelen
van dit programma GGL is de inzet op kennisvergroting naar het effect van microplastics
op gezondheid. Dit onderdeel wordt komende jaren gezamenlijk door IenW en VWS opgepakt.
IenW maakt hier in 2021 € 500.000 voor vrij en VWS € 100.000, waarmee een vervolg
op de ZonMw doorbraakprojecten in het MOMENTUM consortium mogelijk wordt gemaakt.
Daarnaast onderzoeken VWS en IenW of het nuttig en mogelijk is het thema microplastics
daarin mee te nemen in de gezondheidsgerelateerde rioolwatermonitoring door het RIVM.
Zwerfafval in water
De grootste bron van emissies van microplastics naar het water is de fragmentatie
en degradatie van plastic zwerfafval, onder invloed van UV en wrijving. Voor het verminderen
van zwerfafval is een integrale aanpak nodig die zich richt op land, zee en de rivieren.
Met minder plastic zwerfafval kan er ook minder microplastics daaruit ontstaan.
Op land zal de invoering van statiegeld op kleine flesjes en blikjes en de regelgeving
voor wegwerpplastics gaan zorgen voor minder zwerfafval. Op zee zijn de afgelopen
jaren in het kader van de Kaderrichtlijn Marien maatregelen getroffen op het gebied
van educatie en bewustwording, stranden, stroomgebieden van rivieren, scheepvaart,
visserij, en kunststofproducten. Sinds 2001 voert Stichting de Noordzee in opdracht
van Rijkswaterstaat monitoring van zwerfafval op stranden uit. Een recente analyse
van twintig jaar strandmonitoring laat een dalende trend zien: de stranden worden
schoner. Er ligt nu 27 procent minder afval op stranden dan tien jaar geleden.
In aanvulling op het bronbeleid voor zwerfafval op land en dat voor de zee vanuit
de Kaderrichtlijn Marien, is onder het microplasticsprogramma ook gewerkt aan het
voorkomen dat plastic zwerfafval via rivieren de zee bereikt en uiteenvalt in microplastics.
Hier zijn grote stappen in gezet met het ontwikkelen van betere monitoring, succesvolle
gedragsinterventies gericht op vervuilers en experimenten van vangsystemen. Veruit
de grootste bron van afval dat op onze rivieroevers ontstaat is recreatieafval. Pilots
met eenvoudig toe te passen gedragsinterventies lieten in de gemeenten Nijmegen, Kampen,
Wageningen en Roermond een reductie van zwerfafval van 60 tot 70 procent zien. Deze
kennis delen we met alle gebiedsbeheerders (gemeenten, natuurorganisaties en beheerders
van de Rijkswaterstaatregio’s), zodat zoveel mogelijk partijen hier gebruik van kunnen
maken.
Een les uit deze pilots en de Schone rivieren samenwerkingsverbanden is dat samenwerking
met alle gebiedsbeheerders rondom een rivier noodzakelijk is om tot schonere rivieren
te komen. Als onderdeel van het komende Programma van Maatregelen van de Kaderrichtlijn
Marien zet het kabinet in op het vergroten van bewustzijn over de zwerfafvalproblematiek
en het scheppen van duidelijkheid over verantwoordelijkheden bij gebiedsbeheerders,
zodat ook op lokaal niveau zwerfafval in rivieren proactief wordt aangepakt. Het is
wenselijk dat het kabinet na 2021 gebieds- en waterbeheerders langs de grote rivieren
actief blijft ondersteunen met kennis en blijft stimuleren dat de rivieren daadwerkelijk
schoner worden, bijvoorbeeld door het vaststellen van ambities en concrete doelen.
Onderdeel van het microplastics programma zijn twee pilots met vangsystemen. Dit betrof
een kleine startpilot in de sluis bij Borgharen (2019) en een grotere, nog lopende,
pilot in de Vijfsluizerhaven bij de Nieuwe Maas (2020–2021). Beide vangsystemen tonen
dat het wegvangen van een deel van het plastic op een specifieke locatie mogelijk
is. Vangsystemen hebben niet alleen potentie om bij te dragen aan het schoonmaken
van de rivieren, maar leveren ook data op. Met het afgevangen materiaal krijgen we
inzicht in de hoeveelheden en de samenstelling van het zwerfafval. Ook zijn en worden
er door lokale overheden experimenten uitgevoerd met vangsystemen. In 2021 worden
meerdere pilots met elkaar vergeleken. Op basis van experimenten met vangsystemen
door Rijkswaterstaat en andere waterbeheerders geeft Rijkswaterstaat kort na de zomer
een advies aan IenW over het gebruik hiervan in een structurele aanpak van plastic
zwerfafval in rivieren.
Europese ontwikkelingen
Ook in Brussel staan microplastics op de politieke agenda. Op Europees niveau wordt
op dit moment gewerkt aan een restrictievoorstel met betrekking tot opzettelijk toegevoegde
microplastics. Hierover bent u eind 2019 geïnformeerd (Kamerstuk 32 852, nr. 96) en in januari 2021 specifiek over ons standpunt ten aanzien van de verduurzaming
van kunstgrasvelden (Kamerstuk 32 852, nr. 139). Het Europees Chemicaliën Agentschap (ECHA) heeft in februari 2021 haar advies over
de restrictie aan de Europese Commissie gegeven. Op basis daarvan zal de Commissie
een voorstel aan de lidstaten voorleggen om deze restrictie in REACH op te nemen.
Dit voorstel wordt in de loop van 2021 verwacht. Wanneer het definitieve restrictievoorstel
wordt voorgelegd aan de lidstaten wordt uw Kamer daar nader over geïnformeerd. Daarbij
wordt de motie van het lid Dik-Faber4 over microplastics in verzorgingsproducten en voedselcontactmaterialen meegenomen.
Daarnaast heeft de Europese Commissie op 11 december 2019 in de Europese Green Deal
aangekondigd met een bredere aanpak voor microplastics te komen. Daarbij richt de
Commissie zich zowel op maatregelen tegen opzettelijk toegevoegde microplastics als
op het onbedoeld vrijkomen hiervan, bijvoorbeeld door slijtage van synthetisch textiel
en banden. In het actieplan circulaire economie van maart 2020 geeft de Commissie
aan zich daarbij te focussen op etikettering, standaardisering, certificering en regelgevingsmaatregelen
om het onopzettelijk vrijkomen van microplastics tegen te gaan.
Het kabinet ziet de ambitie van de EU als een welkome aanvulling op het beleid op
nationaal niveau en kijkt uit naar de uitwerking in concrete beleidsvoorstellen die
in de loop van 2022 worden verwacht.
Voor de aanpak van emissies van microplastics is het kabinet groot voorstander van
preventie in plaats van end-of-pipe oplossingen. Het Europese productbeleid biedt
hier mogelijkheden voor, zoals de Commissie al heeft laten zien bij de herziening
van het EU-autobandenlabel. Mede op aandringen van Nederland, zal kilometrage als indicator van slijtvastheid
van autobanden worden toegevoegd aan het label. Daarvoor moet nog een geschikte testmethode
ontwikkeld worden. Nederland vraagt de Europese Commissie om hier zo spoedig mogelijk
werk van te maken en ziet dit als een eerste stap in het verminderen van microplastics
als gevolg van bandenslijtage. Ook voor textiel en verf zal ik de Commissie vragen
de mogelijkheden van het productbeleid te onderzoeken.
Ook in het ontwikkelen van normen van veilige blootstelling kan de EU een belangrijke
rol spelen. Voor zowel water, bodem als lucht is het wenselijk dat er op termijn normen
komen voor concentraties van (micro)plastics. Dit vergt nog veel ontwikkeling en harmonisering
van meetmethoden, structurele monitoring en betere risicobeoordelingen voor mens en
milieu, zodat veilige marges vastgesteld kunnen worden. Nederland zal – voor een gelijk
speelveld – op Europees niveau aandringen op de ontwikkeling van dergelijke normen
en de benodigde kennisontwikkeling. Het kabinet vindt het positief dat de Europese
Commissie ook heeft aangegeven in te zetten op het verder ontwikkelen van methoden
om microplastics te meten en van wetenschappelijke kennis met betrekking tot het risico
en het voorkomen van microplastics in het milieu, drinkwater en levensmiddelen.
Internationale ontwikkelingen
Op internationaal niveau spreekt de UN Environment Assembly over een mondiaal verdrag
aangaande het voorkomen van marien plastic zwerfvuil en microplastics. Bij de volgende
UN Environment Assembly 5.2 (28 februari–2 maart 2022) ligt een resolutie voor om
de onderhandelingen over een dergelijk verdrag te starten. Nederland zal zich samen
met de EU ervoor inspannen dat deze resolutie wordt aangenomen. Uw Kamer wordt op
de hoogte gehouden van de ontwikkelingen.
Tot slot
Zoals uit de voortgangsrapportage blijkt, is met de uitvoering van het microplasticsprogramma
een start gemaakt met het aanpakken van emissies van microplastics vanuit verschillende
bronnen naar het water. Maar we staan nog maar aan het begin en er is nog veel werk
te doen. Dit kabinet zal zich blijven inspannen om de microplasticvervuiling aan te
pakken en brengt in kaart welke kansen er liggen voor microplastics beleid in de toekomst.
Het is daarna aan een nieuw kabinet om verder te investeren in de benodigde kennisbasis
ten aanzien van microplastics, de ingezette acties voort te zetten en uw Kamer hierover
te informeren.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
S. van Veldhoven-van der Meer
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. van Veldhoven-van der Meer, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat