Brief regering : Voortgang aanpak discriminatie en racisme
30 950 Rassendiscriminatie
Nr. 250 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 juni 2021
Discriminatie en uitsluiting vormen een harde realiteit in onze samenleving en een
groot onrecht in het leven van velen. Dat dit iedereen kan raken is pijnlijk duidelijk
geworden. De krachtige signalen over discriminatie en racisme zowel binnen de maatschappij
als binnen de overheid, zijn gehoord en worden opgepakt. De grootschalige Black Lives Matter (BLM)-demonstraties van 2020, de roep vanuit het parlement en de samenleving voor verandering
en het rapport «Ongekend Onrecht» van de parlementaire ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag
(Kamerstuk 35 510, nr. 2) hebben geleid tot een kantelpunt in de aanpak van discriminatie en racisme.
De aanpak van discriminatie en racisme moet zo snel mogelijk een wezenlijke impuls
krijgen. Een impuls die samen met de samenleving vorm moet krijgen en gezamenlijke
inspanning vergt. In deze brief licht ik mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid,
de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de Minister van Onderwijs, Cultuur
en Wetenschap, de Minister voor Medische Zorg en Sport en de Minister voor Basis-
en Voortgezet Onderwijs en Media de versterkte aanpak waarbij mensen die discriminatie
ondervinden centraal staan toe.
Vooruitblik: impuls aanpak discriminatie en racisme
Zowel in het kabinet als in uw Kamer en in de samenleving wordt de noodzaak gevoeld
om de huidige aanpak van discriminatie en racisme te versterken. De eerste belangrijke
stappen zijn gezet.
Collectieve versterking
In navolging van de zogeheten Catshuisgesprekken, die naar aanleiding van de BLM-demonstraties van 2020 zijn gevoerd, is er een breed traject in gang gezet om de racisme-
en discriminatieaanpak te versterken. Met verschillende (ervarings-)deskundigen vanuit
de samenleving, het antidiscriminatie-werkveld en de wetenschap brengen we in kaart
waar discriminatie en racisme nog steeds volop wordt ervaren. Zo kunnen we gericht
de signalen omzetten in beleid en verandering. Dit traject heeft betrekking op een
breed scala aan onderwerpen zoals handhaving en preventie, evenals verschillende domeinen
zoals zorg en onderwijs.
Vergroten van coördinatie
Het kabinet werkt verder aan het vergroten van de gecoördineerde aanpak van racisme
en discriminatie.
Op 9 december 2020 bent u geïnformeerd over de stand van zaken1 en in maart jl. is het rapport van ABD Topconsult met u gedeeld. Dit rapport bevatte
een verkenning naar de vraag hoe een meer gecoördineerde aanpak van discriminatie
het beste vorm kan krijgen2. Uit de verkenning blijkt dat er behoefte is aan zowel versterking van de zogenaamde
verticale coördinatie (coördinatie van initiatieven van partijen buiten de rijksoverheid)
als de horizontale coördinatie (coördinatie binnen de rijksoverheid).
Voor de versterking van de verticale coördinatie heeft ABD Topconsult geadviseerd
een Nationaal Coördinator tegen discriminatie en racisme (NCDR) in te stellen. Dit
advies is ingegeven door gesprekken met vertegenwoordigers van een groot aantal partijen,
zowel uit het maatschappelijk middenveld als daarbuiten. Zoals aangekondigd tijdens
het VAO van 15 april (Handelingen II 2020/21, nr. 69, item 5) wil het kabinet verder met dit advies en vaart blijven maken. Het kabinet heeft
het advies van ABD Topconsult op hoofdlijnen overgenomen en heeft op basis van het
rapport een opdracht en profiel opgesteld voor de NCDR. Dit is gedeeld met uw Kamer3. Hiermee is voldaan aan de motie van DENK om nog voor de zomer de opdracht en het
profiel te ontvangen4. Het kabinet wil de NCDR voor een periode van drie jaar aanstellen, met als belangrijkste
opdracht om aan de slag te gaan met een meerjarig nationaal programma. Daarin krijgen
jaarlijks de signalen uit de samenleving een plek die in afstemming en in samenwerking
met de relevante partijen kunnen worden omgezet in gerichte acties. Ook is inmiddels
een Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding5 aangesteld die de Minister van Justitie en Veiligheid gevraagd en ongevraagd adviseert
over de aanpak van discriminatie, bedreiging en intimidatie van de Joodse gemeenschap.
Om de horizontale coördinatie te versterken is een ambtelijke interdepartementale
stuurgroep voor de aanpak discriminatie en racisme ingesteld. Deze stuurgroep heeft
als opdracht maatregelen en initiatieven binnen de rijksoverheid beter op elkaar af
te stemmen en vanuit een gezamenlijk doel en een gezamenlijke blik te werken aan de
aanpak. De komende tijd zal de stuurgroep kijken naar de samenhang tussen brede initiatieven
en onderzoeken om zo de gecoördineerde aanpak in te vullen. De stuurgroep zal nauw
samenwerken met de NCDR bij het opstellen van zijn nationaal programma.
Instellen Staatscommissie
Een ander element van de versterking van de aanpak van discriminatie en racisme dat
raakt aan de NCDR is de behoefte om een Staatscommissie in te stellen6. Deze Staatscommissie moet de komende jaren doorlopend inzicht bieden in discriminatie
bij de overheid, voorstellen doen voor het voorkomen van discriminatie en de effecten
van beleid bewaken. De Staatscommissie krijgt de opdracht om het maatschappelijke
en politieke debat te voeden met nieuwe (wetenschappelijke) inzichten en aanbevelingen
die de NCDR, samen met maatschappelijke organisaties en de betrokken departementen,
op te pakken. Dit betekent dat de Staatscommissie niet pas aan het einde van de looptijd
van de commissie met een rapport of bevindingen zal komen, maar de regering doorlopend
zal adviseren over de aard, omvang en oorzaken van hedendaags racisme en discriminatie
in de samenleving alsook binnen de overheid en daaropvolgend op basis van gebleken
effecten van beleid, voorstellen kan doen voor de aanpak van racisme en discriminatie.
In de opdracht wordt de motie van het lid Azarkan c.s.7 meegenomen om een brede doorlichting op discriminatie en etnisch profileren uit te
voeren van de werkwijze en organisatiecultuur van overheidsorganisaties. Het kabinet
stelt een Staatscommissie in, bestaande uit maximaal tien leden (inclusief voorzitter)
die diverse achtergronden hebben8 voor een periode van vier jaar. Na deze periode zal op basis van een evaluatie besloten
worden over het voortzetten van de Staatscommissie.
Aanpak naar aanleiding van het rapport «Ongekend onrecht»
De aanpak van discriminatie door de overheid zelf heeft het afgelopen jaar meer aandacht
gekregen door het rapport «Ongekend onrecht» van de parlementaire ondervragingscommissie.
In de kabinetsreactie9 op dat rapport heeft het kabinet een pakket maatregelen aangekondigd om discriminatie
door de overheid zelf tegen te gaan. In het debat over het rapport zijn daarop aanvullend
moties over ingediend, die aangenomen zijn10. De overheid speelt zelf een belangrijke rol door het goede voorbeeld te geven en
oog te hebben voor onbedoelde effecten van beleid en wet- en regelgeving.
De maatregelen zijn onder te verdelen in een aantal categorieën. Daarvan is een aantal
al in deze brief opgenomen (zoals versterking van de ADV’s en de instelling van een
NCDR en Staatscommissie). Naast de al genoemde versterkingen neemt het kabinet maatregelen
om discriminatie in wetgeving te voorkomen. Verder kunnen we, door het vergroten van
kennis over discriminatie en discriminerend gedrag, onbedoelde discriminatie aanpakken.
In de voortgangsbrief over de maatregelen die het kabinet getroffen heeft in het kader
van het rapport «Ongekend onrecht» wordt ook nader ingegaan op de aanpak van discriminatie.
Voorkomen van discriminerende elementen in wetgeving
Zowel in de kabinetsreactie op het rapport «Ongekend onrecht» als in de motie van
de leden Azarkan en Van Kooten-Arissen11 wordt als maatregel voorgesteld om wetgeving beter te toetsen op discriminerende
elementen. Op verschillende momenten van het wetgevingsproces en het beleidsproces
wordt er getoetst aan grondrechten, waaronder het discriminatieverbod. De toetsing
is onderdeel van de grondrechtentoets door het Ministerie van BZK. Dit ga ik versterken,
door deze te verduidelijken en prioriteit te geven bij de (interdepartementale) toetsing.
Ook zal discriminatietoets verankerd worden in de nog te ontwikkelen invoeringstoets.
De Kamer wordt hierover in een brief over de kwaliteit van beleid en wetgeving van
de Minister voor Rechtsbescherming nader bericht.
Vergroten kennis over discriminatie en discriminerend gedrag
Het kabinet heeft met het College voor de Rechten van de Mens afspraken gemaakt over
het geven van trainingen in het herkennen van eigen vooroordelen. Het College heeft
hiervoor extra geld ontvangen. Er lopen op dat terrein ook andere initiatieven, zoals
de proef «Training werven en selecteren voor een inclusieve rijksoverheid». Een groot
aantal medewerkers van de rijksoverheid kan vanaf mei 2021 deze training volgen om
inclusief werven en selecteren onder de knie te krijgen. Het Rijk als werkgever ontwikkelt
de komende tijd meer aanvullend beleid op het gebied van discriminatie en racisme.
En ook andere overheidsorganisaties, zoals de politie, zijn bezig met aanvullend beleid.
In het halfjaarbericht politie12 bent u geïnformeerd over de stand van zaken van het perspectief »Politie voor Iedereen».
Dit perspectief vormt de basis van waaruit de politie zich de komende jaren verder
gaat ontwikkelen als een diverse en inclusieve organisatie. Een organisatie die herkenbaar
en benaderbaar is voor de burgers en groepen in onze samenleving.
De uitvoering van deze beleidsplannen sluit aan op de aanpak om onbedoelde discriminatie
bij uitvoeringsorganisaties tegen te gaan en zijn onderdeel van het ambtelijk vakmanschap.
Het kabinet bekijkt de komende tijd op welke manieren binnen de rijksoverheid de bewustwording
verder kan worden vergroot. Vindbaarheid van de juiste instanties en kennis over waar
je je kan melden spelen daarin een belangrijke rol. Het kabinet gaat aan de slag met
gemeenten en de ADV’s om de positie, financiering en vindbaarheid van gemeentelijke
meldpunten te verbeteren. Onderzoek naar discriminatie in den brede draagt ook bij
aan het vergroten van de vindbaarheid van meldpunten. Het kabinet ziet voor die onderzoeken,
zoals eerder beschreven, een belangrijke rol weggelegd voor de Staatscommissie. Maar
het kabinet kijkt ook met interesse uit naar het onderzoek van de Eerste Kamer. Daarin
staat, zoals bekend, de vraag centraal wat de oorzaken zijn van de geconstateerde
kloof tussen de wet en de praktijk op het gebied van discriminatie en welke oplossingen
daarvoor zijn. Het kabinet kijkt ook zorgvuldig naar de brief van de Europese Commissie
waarin aangekondigd is dat er een inbreukprocedure13 tegen Nederland is gestart. De Europese Commissie zal zo spoedig mogelijk van een
reactie worden voorzien.
Terugblik: aanpak van discriminatie in cijfers en beleid
Jaarcijfers: aantal meldingen toegenomen
Jaarlijks worden meerdere rapporten gepubliceerd over discriminatie. Ook dit jaar
is er een rapport14 opgesteld in opdracht van het Ministerie van BZK en de politie over meldingen van
discriminatie. Begin mei heeft het Openbaar Ministerie de rapportage «Cijfers in Beeld
2020» gepubliceerd15. Beide rapporten worden meegestuurd met deze brief. In beide rapportages is te zien
dat het aantal meldingen en registraties ten opzichte van vorig jaar is toegenomen.
De meldingen en registraties van politie, ADV’s, MiND, College voor de Rechten van
de Mens en de Nationale ombudsman zijn in de onderstaande tabel weergegeven voor de
jaren 2019 en 2020.
Bij de politie gaat het om een verschil van 12 procent en bij de ADV’s gaat het om
een verschil van 25 procent ten opzichte van 201916. Dit verschil is mogelijk terug te voeren op een grotere meldingsbereidheid als gevolg
van het maatschappelijk debat over racisme en de BLM-demonstraties. Het kan ook een teken zijn van een daadwerkelijke toename van het
aantal gevallen van discriminatie. De cijfers laten een stijging zien van het aantal
meldingen over iemands herkomst.
Vergelijkbare verschillen blijken ook uit het rapport van het Openbaar Ministerie:
het totaal aantal geregistreerde specifieke discriminatiefeiten is het afgelopen jaar
met ongeveer een kwart gestegen ten opzichte van 2019. Het merendeel van deze feiten
had betrekking op groepsbelediging (74 procent). De discriminatiegrond ras werd het
vaakst geregistreerd (57 procent), gevolgd door de discriminatiegrond antisemitisme
(19 procent). Ook het aantal commune feiten met een discriminatieaspect is in 2020
14 procent hoger dan in het voorgaande jaar. Het merendeel van deze feiten had betrekking
op beledigingen (67 procent). De discriminatiegrond ras werd het vaakst geregistreerd
(56 procent), gevolgd door de discriminatiegrond hetero- of homoseksuele gerichtheid
(29 procent).
De meldingen en registraties bevestigen dat een versterking van de aanpak noodzakelijk
is. Na jaren een stabiel beeld is in 2020 een toename van het aantal meldingen zichtbaar
ten opzichte van de 5 jaar daarvoor. Dit blijkt uit de antwoorden op Kamervragen van
het lid Van Baarle, die ik u op 7 juni heb gezonden17. In eerdere brieven heeft het kabinet u al geïnformeerd over de inzet om de meldingsbereidheid
te vergroten. Hiervoor is het kabinet ook afhankelijk van instanties zoals de ADV’s,
het College voor de Rechten van de Mens, de Kinderombudsman en de Nationale ombudsman,
belangenorganisaties zoals bijvoorbeeld (maar niet uitsluitend) het COC, CIDI en vertegenwoordigers
van de BLM-beweging en de moslimgemeenschap. Het jaarverslag van het College voor
de Rechten van de Mens over 2019 en het rapport «Etnisch profileren» van de Nationale
ombudsman zijn voorbeelden van rapporten die bijdragen aan het vergroten van de bewustwording.
Ook de vindbaarheid van meldpunten is van belang. Het kabinet gaat daarom de positie
van die gemeentelijke meldpunten (ADV’s) tegen het licht houden. Omdat het vergroten
van die vindbaarheid zal leiden tot een uitbreiding van het werk, heeft het kabinet
extra geld toegevoegd aan het Gemeentefonds. Gemeenten zijn hierover via de meicirculaire
geïnformeerd. Het kabinet gaat samen met de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG)
en de koepelorganisatie van de ADV’s aan de slag met de versterking van de gemeentelijke
meldpunten.
Aanpak discriminatie in de maatschappij
Discriminatie komt in allerlei soorten en maten en in alle domeinen van de maatschappij
voor: op de woningmarkt, de arbeidsmarkt, in de zorg, op het internet, in het onderwijs,
in de sport. In de eerder genoemde antwoorden op Kamervragen van DENK is uitgebreid
ingegaan op de stand van zaken van discriminatie van de afgelopen tien jaar18. De aanpak bestaat onder andere19 uit het tegengaan van discriminatie:
• Op de woningmarkt: onder meer door het ontwikkelen van een nieuw wettelijk instrumentarium en handhavingsmogelijkheden,
onderzoeken met «mystery calls» en het in gang zetten van een campagne20.
• Op de arbeidsmarkt: zoals uitvoering van het actieplan arbeidsmarktdiscriminatie 2018–2021, nieuwe wetgeving
over toezicht op gelijke kansen bij werving en selectie – waarmee de Inspectie SZW
bevoegdheden krijgt om toezicht te houden op de werkwijze voor werving en selectie
van werkgevers en intermediairs21 – diverse onderzoeken, waaronder de momenteel lopende proef met anoniem solliciteren
en het beginnen van een campagne om meer bewustwording te creëren bij werkgevers.
Ook is er aandacht voor de aanpak van zwangerschapsdiscriminatie en de bevordering
van gelijke beloning tussen mannen en vrouwen.
• In het onderwijs: onder andere door het aanscherpen van de burgerschapsopdracht in het onderwijs, door
het creëren van een sociaal veilig schoolklimaat, door het bevorderen van gelijke
kansen via de Gelijke kansen Alliantie en het kennispunt Gelijke kansen, diversiteit
en inclusie dat wordt gefinancierd door OCW en SZW. Het kennispunt ondersteunt scholen
bij het bevorderen van gelijke kansen op stages en eerste baan. Binnen het traject
Verdere Integratie op de Arbeidsmarkt wordt er bij het thema «jongeren» aandacht besteed
aan studiekeuze, loopbaanontwikkeling en het tegengaan van stagediscriminatie. Het
doel is om samen met het veld gelijke kansen bij de overgang van onderwijs naar arbeidsmarkt
te stimuleren. Voor de langere termijn beogen we met de bijstelling van kerndoelen
en eindtermen te borgen dat er voldoende aandacht is voor het tegengaan van discriminatie
en racisme.
• In de zorg: er wordt gewerkt aan het in kaart brengen van knelpunten, feitelijke kennis en het
voeren van het gesprek over het tegengaan van discriminatie, het bevorderen van gelijke
kansen in gezondheidsonderzoek, diagnostiek en behandeling en de invloed van discriminatie
op de gezondheid en het welzijn van mensen. Ook worden subsidies verleend om per sector
een aanpak te ontwikkelen om agressie en ongewenst gedrag, zoals discriminatie, tegen
zorgpersoneel op de werkvloer tegen te gaan.
• Op grond van het geslacht en gender en het bevorderen van diversiteit: onder andere door stevige maatregelen om tot meer diversiteit in de top te komen
aan de hand van het SER-advies «Diversiteit in de top. Tijd voor versnelling», door
excuses aan de transgender en intersekse gemeenschap voor het leed dat betrokkenen
als gevolg van de voorwaarden van de oude transgenderwet hebben ondervonden. Voor
de zomer van 2021 wordt de regeling voor niet verplichte financiële tegemoetkoming
gepubliceerd. Verder is in de Algemene wet gelijke behandeling de rechtspositie van
transgender personen en intersekse personen verankerd. Begin februari is de Kamer
geïnformeerd over de opbrengsten van het emancipatiebeleid van het kabinet22.
• Op grond van herkomst, huidskleur en religie: aanvullend op het bovenstaande om discriminatie en racisme op grond van herkomst
en huidskleur preventief aan te pakken, wordt er onderzoek verricht naar de oorzaken
van en factoren die aanzetten tot anti-zwart racisme en wordt een kwantitatief onderzoek
naar de mate waarin Anti-Aziatisch racisme wordt ervaren opgezet. Er wordt ook onderzocht
hoe een intersectionele benadering de preventieve aanpak van racisme en discriminatie
kan versterken. Inmiddels is er een stevige basis aan kennis ontstaan over de aanpak
van racisme en discriminatie. Om die reden is er een decentralisatie-uitkering beschikbaar
gesteld om gemeenten in staat te stellen de vergaarde kennis op lokaal niveau toe
te passen.
• Op het internet: onder andere door op Europees en nationaal niveau nadere afspraken te maken met de
grote platformen over het melden en verwijderen («notice and take down») van illegale
inhoud, waaronder «hate speech». Ook wordt er op Europees niveau een aanbeveling opgesteld
voor de aanpak van online discriminatie. Nederland levert de vicevoorzitter in de
expertgroep die zich hierop richt.
• In het voetbal: door begin 2020 het plan «Ons voetbal is van iedereen. Samen zetten wij racisme en
discriminatie buitenspel» te lanceren. In het plan, opgesteld en uitgevoerd door verschillende
ministeries en de KNVB, staan twintig maatregelen genoemd om racisme en discriminatie
in het voetbal te voorkomen, te signaleren en te sanctioneren.
Kantelpunt
De gebeurtenissen van het afgelopen jaar vormen een kantelpunt in de aanpak van discriminatie.
Met die conclusie begon deze voortgangsbrief. Een aanpak waarbij signalen uit de samenleving
worden opgepakt en omgezet in beleid en wijzigingen in de uitvoering. Een aanpak waarbij
mensen die de gevolgen van discriminatie ondervinden centraal staan en betrokken worden
bij de oplossingen. De terecht toegenomen aandacht voor het onderwerp noopt tot actie.
Het kabinet wil met een versterking van de aanpak komen tot concrete maatschappelijke
resultaten, samen met het parlement en de samenleving.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren
Indieners
-
Indiener
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties