Brief regering : Geannoteerde agenda voor de Raad Algemene Zaken van 22 juni 2021
21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken
Nr. 2356
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 10 juni 2021
Hierbij bied ik u de geannoteerde agenda aan voor de Raad Algemene Zaken van 22 juni
2021. In deze geannoteerde agenda staat tevens een kabinetsappreciatie van de gezamenlijke
mededeling «State of Play of EU-Turkey Relations». Ook geeft het kabinet nadere informatie over de inzet tijdens de Conferentie over
de Toekomst van Europa, waaronder tijdens de aankomende eerste plenaire vergadering
op 19 juni.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
S.A.M. Kaag
GEANNOTEERDE AGENDA VAN DE RAAD ALGEMENE ZAKEN VAN 22 JUNI 2021
Op dinsdag 22 juni 2021 vindt in Luxemburg een Raad Algemene Zaken (RAZ) plaats. De
Raad bespreekt de agenda van de Europese Raad van 24 en 25 juni. Daarnaast zal de
Raad spreken over het Uitbreiding en het Stabiliteits- en Associatieproces, de Conferentie
over de toekomst van Europa, de rechtsstaat in Polen in het kader van de artikel 7(1)-procedure
en de Uniewaarden in Hongarije in het kader van de artikel 7(1)-procedure. Onder Any other Business (AOB) komt de relatie EU-Zwitserland aan de orde. De Minister van Buitenlandse Zaken
is voornemens deel te nemen aan deze vergadering.
Voorbereiding agenda Europese Raad van 24 en 25 juni
Op de agenda van de Europese Raad (ER)1 van 24 en 25 juni a.s. staan COVID-19, economisch herstel, migratie, Rusland en Turkije.
Met betrekking tot COVID-19 zal de bespreking zich naar verwachting toespitsen op
reizen en het gecoördineerd versoepelen van reismaatregelen in de EU. Het kabinet
zet zich in dit kader in voor een gecoördineerd, eenduidig en zo eenvoudig mogelijk
systeem voor iedereen. Voor hen die niet of niet volledig gevaccineerd zijn, dringt
het kabinet aan op alternatieven in de vorm van test- en herstelbewijzen.2 Daarnaast zal de ER kennis nemen van het rapport dat de Europese Commissie op 16 juni
zal presenteren over «lessons learned» naar aanleiding van de COVID-19-crisis. Een appreciatie van dat rapport zal na verschijnen
met uw Kamer worden gedeeld. Het kabinet wil ieder in geval in Europees verband lering
trekking ten aanzien van vaccinaties, onder meer met betrekking tot de rol van de
Europese Commissie; leveringszekerheid en voorraden van medische goederen; beperkingen
van vrij verkeer en de interne markt; de coördinatie van EU-inreisverboden; communicatie
omtrent COVID-19; internationale solidariteit; crisismanagement en de rol van het
Integrated Political Crisis Response (IPCR) mechanisme.
Aangaande economisch herstel zal de ER naar verwachting ingaan op de implementatie
van het herstelinstrument NextGenerationEU (NGEU) en spreken over de aanbevelingen
voor het economisch beleid in de Eurozone. De ER zal de start van NGEU markeren nu
het eigen middelen besluit is goedgekeurd en de eerste herstelplannen ingediend zijn.
Voor het kabinet is een ordelijk proces rondom de beoordeling van herstelplannen van
belang. Lidstaten en hun parlementen moeten voldoende tijd krijgen om de analyses
en beoordelingen van de Europese Commissie te bekijken. Over het Lentepakket van het
Europees Semester wordt uw Kamer binnenkort geïnformeerd. De behandeling hiervan ligt
in de aankomende Ecofinraad van 18 juni. Het kabinet kan zich vinden in de aanbevelingen
voor het begrotingsbeleid, zowel de noodzaak om de economie nu nog de ondersteunen
als de aandacht voor schuldhoudbaarheid op middellange termijn.
De bespreking van migratie tijdens deze ER zal zich voornamelijk richten op de externe
dimensie. Het kabinet acht aandacht voor structurele oplossingen binnen het kader
van het nieuwe pact voor asiel en migratie en de daarin genoemde brede partnerschappen
met derde landen van belang en zet in op een verdere operationalisering van deze partnerschappen.
Conform de conclusies van de ER van 24–25 mei jl. staat Rusland opnieuw op de agenda.
Het rapport van de Europese Commissie en de Hoge Vertegenwoordiger (HV) zal hiervoor
de basis vormen. Dit rapport is nog niet gedeeld. In afwachting hiervan zal Nederland
binnen het raamwerk van de zogeheten «five guiding principles»3 pleiten voor een gezamenlijke lijn wanneer Rusland onze belangen of waarden schendt
en voor dialoog en selectieve samenwerking op onderwerpen die van belang zijn voor
de EU. De ER zal tevens over Turkije spreken, zoals overeengekomen tijdens de ER in
maart. Ter voorbereiding op de ER in maart verstuurden de Commissie en HV op 20 maart
jl. een gezamenlijke mededeling over de State of Play of EU Turkey Relations. De kabinetsappreciatie van deze mededeling, zoals door de Tweede Kamer verzocht,
vindt u onder deze geannoteerde agenda.
Uitbreiding, Stabilisatie- en Associatieproces
De Raad zal spreken over de stand van zaken op uitbreidingsterrein. Naar verwachting
zal een aantal lidstaten opnieuw aandringen op het spoedig plaatsvinden van de eerste
Intergouvernementele Conferenties (IGC) met respectievelijk Noord-Macedonië en Albanië.
Er is nog geen overeenstemming over de concept-onderhandelingsraamwerken voor Noord-Macedonië
en Albanië vanwege de voortdurende discussie over het raamwerk voor Noord-Macedonië
waar één lidstaat niet mee kan instemmen. Het is nog onzeker wanneer deze onderhandelingen
zijn afgerond en wanneer de Raad de raamwerken zal kunnen vaststellen.
De eerste IGC met Noord-Macedonië kan wat het kabinet betreft plaatsvinden zodra er
overeenstemming is over het onderhandelingsraamwerk. Zoals bekend besloot de Raad
in maart 2020 dat de eerste IGC met Albanië kan plaatsvinden als is voldaan aan de
voorwaarden zoals gesteld in de Raadsconclusies van deze Raad. Het voortgangsrapport
van de Europese Commissie waarvan uw Kamer op 4 juni jl. de kabinetsappreciatie ontving4, geeft een overwegend positief beeld. Het kabinet verwelkomt dat Albanië de afgelopen
periode voortgang heeft geboekt met hervormingen op prioritaire thema’s en in de strijd
tegen georganiseerde misdaad en corruptie. Ook het trackrecord laat vooruitgang zien op dit terrein, al blijft het aantal veroordelingen van functionarissen
op hoog niveau een aandachtspunt. Het kabinet onderschrijft de conclusie van de Commissie
dat Albanië op deze voorwaarden nu voldoende voortgang heeft geboekt. Deze conclusie
wordt gedeeld door de lidstaten die net als Nederland een jaar geleden nog kritisch
waren. In het kader van de door het kabinet gehanteerde strikt en fair benadering ten aanzien van EU-uitbreiding kan de eerste IGC met Albanië wat het kabinet
betreft plaatsvinden zodra er overeenstemming is over het onderhandelingsraamwerk.
Conferentie over de Toekomst van Europa
Het voorzitterschap zal de Raad naar verwachting informeren over de recente ontwikkelingen
rond de Conferentie over de Toekomst van Europa. Dit betreft met name gericht een
terugkoppeling van de eerste plenaire vergadering van de Conferentie die op 19 juni
a.s. plaatsvindt. Er is geen inhoudelijke bespreking of discussie voorzien tijdens
deze Raad. Onderaan deze geannoteerde agenda informeert het kabinet uw Kamer nader
over de plenaire vergadering van 19 juni en de inzet van het kabinet.
Hoorzittingen met Polen en Hongarije in het kader van artikel 7(1) VEU
In de artikel 7(1)-procedure kan door de Raad, na goedkeuring van het Europees Parlement
en met een meerderheid van vier vijfden van zijn leden, worden geconstateerd dat sprake
is van een duidelijk gevaar voor ernstige schending van de Uniewaarden (artikel 2
VEU). Alvorens de Raad deze constatering kan doen, dient de betrokken lidstaat te
worden gehoord.
Polen
Voor de vierde maal zal de Raad Polen horen in het kader van de in december 2017 door
de Europese Commissie gestarte artikel 7-procedure. Helaas staat de onafhankelijkheid
van de rechterlijke macht in Polen nog altijd onder druk. De ontwikkelingen rondom
het tuchtregime voor Poolse rechters, de Tuchtkamer van het Poolse Hooggerechtshof
als ook de zogenaamde muilkorfwet zijn de voornaamste punten van zorg. Het kabinet
wijst in dit verband op de nieuwe inbreukzaak die de Commissie is gestart tegen de
Poolse regering ten aanzien van de muilkorfwet en de voortzetting van de activiteiten
van de Tuchtkamer in strafrechtelijke zaken tegen rechters. De Commissie heeft het
EU Hof van Justitie gevraagd voorlopige maatregelen toe te kennen nog voordat Polen
zijn opmerkingen heeft ingediend.
Hongarije
De Raad hoort Hongarije voor de derde maal in het kader van de in september 2018 door
het Europees Parlement begonnen artikel 7-procedure. Nederland maakt zich zorgen over
de (constitutionele) hervormingen die tezamen het functioneren van de rechtsstatelijke
instituties ondermijnen, en democratische waarden en grondrechten onder druk zetten.
Daarbij gaat het onder meer om de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht, de
pluriformiteit van de media, gelijke rechten voor een ieder, en de academische vrijheid.
In goed overleg met gelijkgezinde lidstaten zal in de aanloop naar de komende Raad
de precieze inbreng van Nederland bij beide hoorzittingen worden bepaald. Inzet van
Nederland en gelijkgezinde lidstaten daarbij is dat beide landen zo spoedig mogelijk
en adequaat tegemoet komen aan de bestaande zorgen. De rechtsstatelijke en democratische
beginselen die aan iedere vrije samenleving ten grondslag behoren te liggen zijn immers
niet onderhandelbaar, en dienen door alle EU-lidstaten te worden gerespecteerd. Bovendien
is de eerbiediging van de beginselen van de rechtsstaat essentieel voor het goed functioneren
van de Unie als ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, en als interne markt, en
daarmee een gedeeld Europees belang.
Any other business: EU-Zwitserland relaties (stand van zaken)
De leden van de Raad zullen onder AOB spreken over het besluit dat de Zwitserse regering
op 26 mei jl. nam om zich unilateraal terug te trekken uit de gesprekken met de Europese
Commissie over het EU-Zwitserland institutioneel raamwerkakkoord (IFA). Deze gesprekken
moesten ertoe leiden dat Zwitserland op een toekomstbestendige, eerlijke en gelijkwaardige
manier toegang behoudt tot de interne markt. Zwitserland kiest er met de terugtrekking
voor om gebruik te blijven maken van de oude verdragen, de Europese Commissie heeft
aangegeven dat de huidige meer dan 100 bilaterale akkoorden tussen de EU en Zwitserland
niet meer worden geactualiseerd en deze zullen dus geleidelijk verstrijken of eroderen.
A-Punt: Statuut Ombudsman
Het voorlopige akkoord tussen het Europees Parlement en de Raad dat is bereikt over
het voorstel van het Europees Parlement over de aanpassing van het mandaat van de
Europese Ombudsman staat als A-punt ter goedkeuring op de agenda van deze RAZ. De
Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zal uw Kamer hierover per separate
brief nader informeren.
Nadere informatie van de zijde van het kabinet
Kabinetsappreciatie gezamenlijke mededeling State of Play of EU-Turkey Relations
Oostelijke Middellandse Zee en bredere regio
De mededeling van Commissie en HV gaat in op de situatie op het gebied van politiek,
economie en handel, zoals verzocht door de ER in december 2020. Deze mededeling is
na de ER door de EDEO/Commissie gepubliceerd5. Het kabinet verwelkomt de mededeling waarin op een allesomvattende en feitelijke
wijze de grote zorgen die er bestaan over de EU-Turkije relatie worden uiteengezet.
Zo wordt er o.a. ingegaan op de ontwikkelingen in de Oostelijke Middellandse Zee en
het Cyprus-vraagstuk en de Turkse provocaties in dit verband die in de periode voorafgaand
aan de mededeling hadden plaatsgevonden. Daarnaast wordt in het rapport uitgebreid
ingegaan op de Turkse rol in de bredere regio (Syrië, Libië, Nagorno-Karabach) en
wordt geconstateerd dat Turkije, dat formeel nog steeds een kandidaat-lidstaat is,
zich slechts in geringe mate aan het EU GBVB houdt. Het kabinet onderschrijft deze
zorgen, zoals ook regelmatig gecommuniceerd aan Turkse gesprekspartners. Het kabinet
is van mening dat de Turkse terugtrekking van schepen uit de Oostelijke Middellandse
Zee, hervatting van de Grieks-Turkse dialoog, en positievere retoriek jegens de EU
bemoedigend is, en benadrukt tegelijkertijd dat het van belang is dat deze positieve
stappen geconsolideerd worden. Daarnaast constateert het kabinet dat geen voortgang
is geboekt tijdens recente door de VN gefaciliteerde besprekingen over de Cyprus-kwestie.
Tevens stelt Turkije zich niet constructief op jegens de EU maritieme missie Irini
voor de Libische kust. Het kabinet steunt de ER-conclusies van maart jl. waarin wordt
opgeroepen tot een alomvattende oplossing van de Cyprus-kwestie op basis van bestaande
veiligheidsraadsresoluties. Het kabinet blijft ten aanzien van Libië oproepen tot
volledige naleving van het VN wapenembargo. Het kabinet zal deze zaken ook tijdens
de ER van juni benadrukken.
Mensenrechten en rechtsstaat
Ook de verslechterende rechtsstaat- en mensenrechtensituatie komt uitgebreid aan de
orde in het rapport, waarin de conclusies van het meest recente EU-voortgangsrapport
worden herhaald6. Het kabinet deelt de zorgen van de Commissie over de verdere achteruitgang ten aanzien
van de rechtsstaat, democratie en mensenrechten in Turkije. Op basis hiervan is het
in de ogen van het kabinet terecht dat de toetredingsonderhandelingen effectief tot
stilstand zijn gekomen. Tevens zal het kabinet blijven bepleiten dat de pre-toetredingssteun
voor Turkije volledig wordt opgeschort conform de motie van de leden Roemer en Segers
(Kamerstuk 32 824, nr. 158). Verder zal het kabinet zich, conform de motie van de leden Van Ojik en Van den
Hul (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1207) ervoor inzetten dat de steun aan mensenrechten-NGO’s tenminste op peil blijft.
Tweesporenbenadering
Vervolgens gaat het rapport in op het tweesporenbeleid zoals overeengekomen tijdens
de ER van oktober 20207. Het kabinet acht het positief dat uit het rapport duidelijk blijkt dat het positieve
spoor conditioneel is aan voortdurend en geïntensiveerd positief gedrag van Turkije.
Wat ontbreekt in het rapport is de relatie tussen het positieve spoor en mensenrechten
en de rechtsstaat. Het kabinet is van mening dat de dialoog van de EU met Turkije,
ook op het hoogste niveau, als onderdeel van het positieve spoor een opening kan bieden
om deze zaken hoog op de agenda te zetten. Het kabinet heeft tijdens de ER van maart,
conform de motie van het lid Kuiken e.a. (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1650), aangedrongen op scherpe taal hierover in de Raadsconclusies. Met als gevolg dat
de ER in maart concludeerde dat de rechtsstaat en de grondrechten in Turkije een grote
bron van zorg zijn en dat de aanvallen op politieke partijen en media en andere recente
besluiten een ernstige achteruitgang betekenen van de mensenrechten, en ingaan tegen
de verplichtingen van Turkije om de democratie, de rechtsstaat en vrouwenrechten te
eerbiedigen. De leden van de ER concludeerden vervolgens, mede op aandringen van het
kabinet, dat een dialoog over deze kwesties een integraal onderdeel van de betrekkingen
tussen de EU en Turkije blijft. Het kabinet zal dit ook in de komende ER benadrukken.
Economie en douane-unie
Daarnaast gaat het rapport in op de economische situatie in Turkije. Bilaterale handel
tussen Turkije en de EU bedroeg vorig jaar bijna 132.5 miljard euro. 41% van alle
Turkse export in goederen gaat naar de EU, terwijl 33% van de import afkomstig is
uit de EU. De EU is de grootste buitenlandse investeerder in Turkije. De douane-unie
van 1995 omvat industriële goederen en verplicht Turkije om EU Gemeenschappelijke
Belastingtarieven en regels voor import van derde landen te implementeren. Na een
initiële periode van Turkse naleving wijkt Turkije nu steeds vaker van de afspraken
af, aldus de Commissie. Het kabinet deelt deze zorgen en heeft deze ook meerdere malen
bij Turkije onder de aandacht gebracht. Daarnaast erkent het kabinet dat de modernisering
van de douane-unie een onderdeel is van het positieve spoor zoals overeengekomen door
de ER in oktober 2020. Echter, ook t.a.v. deze stap is het voor het kabinet van belang
dat mensenrechten en de rechtsstaat een integraal onderdeel zijn van de discussie
en eventuele vervolgstappen hieromtrent. In dit kader wil het kabinet, zoals toegezegd
door Minister Blok tijdens het Commissiedebat Raad Algemene Zaken van 20 mei jl. (Kamerstuk
21 501-02, nr. 2352), ingaan op de mogelijke benchmarks die gehanteerd kunnen worden op het gebied van rechtsstaat en handelsbetrekkingen
met betrekking tot de douane-unie met Turkije.
De Raad concludeerde in juni 2018 dat Turkije zich verder verwijderd had van de EU.
De Raad concludeerde dat de toetredingsonderhandelingen met Turkije effectief tot
stilstand waren gekomen, er geen nieuwe hoofdstukken konden worden geopend of gesloten
en geen verder werk t.a.v. de modernisering van de douane-unie zou zijn voorzien.
Deze conclusie herhaalde de Raad in 2019.
In oktober 2020 besloot de ER tot de reeds genoemde tweesporen-benadering ten aanzien
van Turkije. De ER concludeerde dat, indien de constructieve inspanningen om provocatieve
activiteiten ten aanzien van Griekenland en Cyprus te beëindigen zouden worden voortgezet,
dan zou de Voorzitter van de ER, in samenwerking met de voorzitter van de Commissie
en met de steun van de Hoge Vertegenwoordiger, een voorstel uitwerken om de relatie
tussen de EU en Turkije nieuwe energie te geven. In deze dialoog kunnen de modernisering
van de douane-unie en handelsfacilitatie, zogeheten people-to-people contacten, dialogen op hoog niveau en in het bijzonder de voortgezette migratiesamenwerking
onder de EU-Turkije verklaring van 2016 aan bod komen, zo concludeerde de ER. In de
bespreking van dit eerste spoor kwam uitdrukkelijk aan de orde dat de zorgen van de
EU over de ontwikkelingen in Turkije ten aanzien van de rechtsstaat niet waren weggenomen
en dat deze onderdeel zouden blijven van de dialoog.
Op 25 maart jl. bespraken de leden van de ER de EU-Turkije-relatie zoals overeengekomen
tijdens de ER in december 2020. De leden van de ER legden in hun verklaring vast dat,
mits de huidige de-escalatie wordt voortgezet en Turkije zich constructief opstelt,
de Europese Unie bereid is om, in het kader van het positieve spoor, de samenwerking
met Turkije op een aantal gebieden te intensiveren. Dit zal op een gefaseerde, proportionele
en omkeerbare wijze gebeuren. De leden van de ER verklaarden tevens dat zij dan bereid
zijn verdere besluiten te nemen tijdens de bijeenkomst van de ER in juni.
In dit kader verzochten de leden van de ER de Europese Commissie om de gesprekken
met Turkije te intensiveren om de huidige problemen bij de uitvoering van de douane-unie
aan te pakken zodat deze voor alle lidstaten doeltreffend wordt toegepast. Tegelijkertijd
heeft de ER het verzoek aan de Raad gedaan om aan een mandaat voor modernisering van
de douane-unie te werken i.h.k.v. het positieve spoor dat de ER in oktober 2020 overeenkwam
en op voorwaarde dat de-escalatie in de Oostelijke Middellandse Zee wordt voortgezet
en Turkije zich constructief blijft opstellen.
De ER heeft in maart nadrukkelijk niet besloten om de douane-unie te moderniseren. De gesprekken over een mandaat moeten
nog beginnen. Dit mandaat mag t.z.t. door de Raad eerst worden vastgesteld op basis
van aanvullende richtsnoeren van de ER. Zoals bekend is in maart, mede op aandringen
van Nederland en conform de motie-Kuiken e.a. (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1650) tevens door de ER vastgesteld dat de rechtsstaat en de grondrechten in Turkije een
grote bron van zorg zijn. In hun verklaring legden de leden van de ER vast dat een
dialoog over deze kwesties een integraal onderdeel van de betrekkingen tussen de EU
en Turkije blijft. Het is evident dat dit ook van toepassing is op de eventuele modernisering
van de douane-unie met Turkije.
Het kabinet zal zich inspannen om in de toekomstige discussie over het mandaat en
onderhandelingsrichtsnoeren voor de modernisering van de douane-unie duidelijke afspraken
te maken over de voortgang die nodig is op het terrein van de rechtsstaat in relatie
tot handelsbetrekkingen met Turkije. De gesprekken over modernisering van de douane-unie
zijn voor de EU een kans om, naast de op belangen gebaseerde samenwerking met Turkije,
opnieuw rechtsstaatselementen aan de dialoog met Turkije toe te voegen. Het kabinet
heeft deze algemene lijn uitgedragen in discussies over de verwachtingen van lidstaten
t.a.v. van het concept-mandaat van de Commissie. Ook in bilaterale gesprekken met
gelijkgezinde landen, inclusief met collega Ministers, heeft het kabinet dit standpunt
uitgedragen. Het kabinet is voornemens om dit tijdens de ER wederom te doen.
EU-Turkije Verklaring
Het rapport is in den brede positief over de EU-Turkije Verklaring. In het rapport
wordt zowel de Turkse als EU-verantwoordelijkheid benadrukt op het gebied van terugkeer
en hervestiging. Ook wordt het belang genoemd van toekomstige financiering van de
Facility for Refugees in Turkey (FRiT). Het kabinet onderstreept het belang van de EU Turkije Verklaring en heeft
waardering voor de grote inspanning die Turkije levert in de opvang van bijna 4 miljoen
Syrische vluchtelingen. Het kabinet onderschrijft de conclusie van de Commissie dat
toekomstige financiering van het FRiT geen onderdeel is van het positieve spoor. Het
kabinet wacht de voorstellen voor toekomstige financiering van de Commissie, zoals
verzocht door de ER in maart, af en zal tijdens deze ER aandringen op tijdige besluitvorming
hierover.
Nadere informatie betreffende de Conferentie over de Toekomst van Europa
Het kabinet maakt graag van de gelegenheid gebruik om uw Kamer hierbij te informeren
over recente ontwikkelingen en aanstaande bijeenkomsten in het kader van de Conferentie
over de Toekomst van Europa, overeenkomstig de informatie-afspraken.8
Om te beginnen zal er op 19 juni een eerste plenaire vergadering plaatsvinden. Deze
plenaire vergadering zal plaatsvinden in Straatsburg, met een hybride vorm bestaande
uit fysieke- en digitale deelname. De Minister van Buitenlandse Zaken is voornemens
namens de regering deel te nemen aan de vergadering. Deze eerste plenaire vergadering
zal grotendeels constituerend van aard zijn. De agenda voorziet allereerst in een
discussie over het doel en de verwachtingen van de Conferentie, inclusief de Europese
burgerpanels, de nationale burgerconsultaties, en het digitale platform. Daarnaast
komen organisatorische aspecten van de Conferentie aan bod, waaronder de planning
van de komende plenaire vergaderingen, burgerpanels en burgerbijeenkomsten, en een
voorstel betreffende de organisatie van werkgroepen.
Wat betreft de inzet van het kabinet steunt, zoals eerder gedeeld met uw Kamer9, het kabinet deze Conferentie als manier om de Europese Unie dichter bij burgers
te brengen, met als doelen de democratische legitimiteit van de EU en het draagvlak
voor het beleid te verstevigen. Het kabinet ziet deze Conferentie ook als kans om
de Nederlandse doelen in de EU te agenderen en de belangen te behartigen. De Conferentie
dient een inclusief forum te zijn, gericht op het betrekken van burgers en het maatschappelijk
middenveld bij de uitdagingen voor en verwachtingen van de EU op de middellange termijn.
Voor het draagvlak voor de EU is het van belang dat de uitkomsten realistisch en praktisch
uitvoerbaar zijn, gericht op het leveren van tastbare resultaten voor burgers op de
gestelde prioriteiten.
Wat betreft de afvaardiging in de plenaire vergadering zal, zoals aangegeven in het
Reglement van Orde van de Conferentie10, er per lidstaat – naast de vertegenwoordiging vanuit nationale parlementen en van
regeringszijde – één persoon aan de plenaire vergadering deelnemen vanuit de nationale
evenementen en/of burgerconsultaties. Lidstaten zijn verantwoordelijk gesteld voor
de selectie van deze persoon. Gezien de strekking van de Conferentie en de doelstelling
om in het bijzonder jongeren hierin te betrekken, heeft de regering besloten de jongerenvertegenwoordigers
voor Europese Zaken hiervoor te benaderen. De jongerenvertegenwoordigers hebben dit
voorstel positief ontvangen, en zullen namens de Nederlandse jongeren en in samenwerking
met de Nationale Jeugdraad (NJR), deelnemen aan de plenaire vergadering. Deze persoon
zal onafhankelijk opereren in de (inhoudelijke) voorbereiding van- en gedurende de
Conferentie, en zal daarin onder andere nota nemen van de uitkomsten van de nationale
burgerconsultaties.
Om inbreng vanuit de Nederlandse bevolking te vergaren voor de plenaire vergaderingen
zal het kabinet op nationaal niveau burgerconsultaties opzetten, bestaande uit twee
onderdelen. Dit is gedeeld met uw Kamer11, onder meer naar aanleiding van de toezegging van 15 april jl. in het commissiedebat
Raad Algemene Zaken (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2322), conform de toezegging aan het lid Bisschop van 13 oktober 2020 en de motie van
het Eerste Kamerlid Koole c.s. Ten eerste zal het Sociaal en Cultureel Planbureau
een aanvullende notitie schrijven op het rapport uit 2018, gericht op de vraag wat
de Nederlandse burger wil van de Europese Unie. Ten tweede worden door het kabinet
burgerdialogen georganiseerd, uitgevoerd door een externe organisatie. Deze organisatie
krijgt de opdracht (digitale en/of waar mogelijk fysieke) bijeenkomsten te organiseren
om inclusieve, representatieve, open en transparante dialogen met Nederlandse burgers
te houden. Een vijftal externe uitvoerende organisaties zijn, binnen een bestaande
raamovereenkomst, verzocht om een voorstel en offerte in te dienen voor de vormgeving
en uitvoering van deze burgerdialogen. De methodiek, de selectie van deelnemers, het
aantal dialogen en overige andere aspecten zullen op basis van de te ontvangen voorstellen
van en in overleg met de uitvoerende organisatie nader worden bepaald. Naar verwachting
zal de betreffende externe organisatie begin juli worden geselecteerd. Het streven
is dat de organisatie kort daarna tot uitvoering over gaat, zodat de resultaten voorafgaand
aan de plenaire vergadering in het najaar beschikbaar zijn. Zodra de externe organisatie
voor de vormgeving en uitvoering van de burgerdialogen is geselecteerd, zal uw Kamer
hier nader over worden geïnformeerd.
Het is van belang dat de wensen en verwachtingen van de Nederlandse burger worden
gehoord in deze Conferentie. Om de bekendheid van het bestaan van de Conferentie te
vergroten zal het kabinet hier actief over communiceren, en onder andere decentrale
overheden, maatschappelijke- en belangenorganisaties benaderen zoals toegezegd in
het Commissiedebat van 12 mei j.l.
Op korte termijn zal in de raad van bestuur van de Conferentie worden gesproken over
de kosten en financiering van de Conferentie. De Raad heeft geen aangewezen budget
voor de Conferentie, en ook de Commissie en het Europees Parlement financieren activiteiten
momenteel uit bestaand budget. De Raad draagt op andere manieren bij, onder anderen
door middel van vertalingen van documenten en de tolken. Naar verwachting zullen deze
vertaalkosten en de kosten voor het uitvoeren van de Europese burgerpanels de grootste
kostenposten bedragen. De verdeling van deze kosten is nu onderwerp van discussie
tussen de instellingen in de raad van bestuur. Het kabinet zal uw Kamer op de hoogte
stellen van de uitkomsten hiervan. Daarbij is de inzet van kabinet dat gestreefd moet
worden naar een slanke en efficiënte organisatievorm. Conform de toezegging tijdens
het Commissiedebat op 12 mei jl. (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2353), ontvangt uw Kamer informatie over de totale kosten van de Conferentie en de Nederlandse
bijdrage zodra meer zicht is op deze kosten.
Tot slot zijn er in het Commissiedebat van 12 mei jl. over de Conferentie vragen gesteld
betreffende inzage in het aantal Nederlandse deelnemers op het digitale platform van
de Commissie. Hierover is contact opgenomen met het Gemeenschappelijk Secretariaat
van de Conferentie, dat momenteel, in overleg met de Europese Commissie die het platform
beheert, kijkt naar de mogelijkheden om deze data te verzamelen en delen. Daarnaast
zijn er vanuit uw Kamer vragen gesteld over subsidies die vanuit het Europees Parlement
beschikbaar zijn gesteld voor de Conferentie naar aanleiding van een online artikel12. De regering heeft het Europees Parlement benaderd voor meer informatie hierover.
Zodra hier meer bekend over is zal uw Kamer daar over worden geïnformeerd.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A.M. Kaag, minister van Buitenlandse Zaken