Brief regering : Voortgangsrapportage Basisregistratie Ondergrond (BRO) inclusief voorstel opname gegevens over bodemverontreinigingen
33 136 Structuurvisie Ondergrond
Nr. 24 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 10 juni 2021
De Wet Basisregistratie ondergrond (Wet-Bro) is in september 2015 door de Staten-Generaal
aangenomen en op 1 januari 2018 in werking getreden. Het betreft hier de uitvoering
van de Wet-Bro middels de implementatie van een basisregistratie met gegevens van
de ondergrond van het Nederlandse territoir. De Minister van Infrastructuur en Milieu
heeft indertijd voor het Programma BRO een meerjarig investeringsbedrag van € 52,3 mln.
voor de periode 2016–2021 gereserveerd en naar aanleiding van het advies van bureau
BIT toegezegd de Kamer elk jaar te informeren over de voortgang van de implementatie
van de BRO.
In mijn brieven van 12 oktober 20181 en 13 januari 20202, waarnaar ik hier kortheidshalve verwijs, bent u in algemene zin geïnformeerd over
doel, opzet en aanpak van de invoering van de wet Bro, en over de implementatie van
de wet in 2019. Met deze brief informeer ik u over de voortgang en de relevante ontwikkelingen
inzake de Basisregistratie Ondergrond in 2020 (onderdeel I) en over een voorstel tot
opname van informatie over bodemverontreinigingen in de BRO (onderdeel II).
I. Voortgang Programma BRO
Inhoud
De BRO wordt in de periode 2018–2022 in vier tranches ingevoerd. In elke tranche zullen
nieuwe registratieobjecten onder de werking van de BRO worden gebracht. De eerste
tranche is, tegelijk met de wet, op 1 januari 2018 in werking getreden en in beheer
genomen. Tranche 2 is ingegaan op 1 januari 2020, en tranche 3 op 1 januari 2021.
Voor tranche 4 is het standaardisatieproces afgerond en zijn de werkzaamheden voor
Besluit en Regeling in volle gang; deze tranche zal deels op 1 januari 2022 en deels
op 1 juli 2022 worden ingevoerd. In totaal zullen er dan 23 registratieobjecten zijn
gerealiseerd. Met de voltooiing van tranche 4 zal het Programma BRO naar verwachting
conform planning worden voltooid. Het structurele beheer zal dan, zoals voorzien,
worden overgedragen aan TNO, de beheerder van de Landelijke Voorziening BRO.
Aanpak
Op basis van het advies van het Bureau ICT-toetsing (BIT)3 heeft het Programma BRO vanaf 2019 strikt gestuurd op scope en beheersbaarheid in
de standaardisatietrajecten. Hiertoe wordt een stap-voor-stap-aanpak gevolgd. Daarbij
wordt in de eerste stap bepaald óf, en zo ja in welke vorm, een registratieobject
voorziet in een maatschappelijke behoefte; in de tweede stap wordt onderzocht hoe
dat dan vorm moet krijgen; en in de derde stap wordt de mate van standaardisatie bepaald
(met een «minimal viable product» als uitgangspunt). Deze werkwijze is in de vervolgtranches
succesvol toegepast. De stakeholders zijn steeds nauw betrokken bij deze stappen,
en de Programmastuurgroep BRO, bestaande uit bestuurlijke vertegenwoordigers namens
de stakeholders, heeft de in het proces gemaakte keuzes bekrachtigd.
Bronhouders
Een kwalitatief hoogwaardige en landsdekkende verzameling gegevens is voor het succes
van de BRO een absolute randvoorwaarde. Ik heb er daarom sterk op gestuurd dat alle
bronhouders zijn aangesloten op, en gegevens kunnen leveren aan de Landelijke Voorziening.
Tot mijn genoegen kan ik melden dat halverwege 2020 de laatste bronhouder op de BRO
is aangesloten, en dat zij alle aan de BRO kunnen leveren. Het implementatieprogramma
dat in november 2018 was ingericht om de bronhouders te ondersteunen bij het aansluiten
op de BRO, is daarmee beëindigd. In support voor levering, gebruik en gegevenstransities
wordt vanaf dat moment voorzien door TNO.
De BRO was, bij de invoering, primair gericht op faalkostenreductie in het kader van
voorbereiding en uitvoering van werken door en voor overheden. De aanleverplicht is
mede daarom beperkt tot bestuursorganen. In de implementatiepraktijk sinds 2018 is
gebleken dat de toepassing van ondergrondinformatie veel breder is, met name ten behoeve
van de grote maatschappelijke opgaven. Het probleem doet zich nu voor dat er veel
relevante ondergrondgegevens berusten bij niet-bestuursorganen: waterbedrijven, netbeheerders,
en dergelijke. Opname van deze gegevens zou de gebruiksmogelijkheden van de BRO voor
bijvoorbeeld energietransitie, woningbouw en waterproblematiek sterk vergroten. Ik
ben daarom voornemens om te laten onderzoeken of en hoe de kring van bronhouders zou
kunnen worden verbreed met niet-bestuursorganen. Hierover zal ik u te zijner tijd
nader informeren.
Omgevingswet
De Omgevingswet beoogt een geïntegreerde aanpak van ruimtelijke ontwikkeling en ruimtelijk
beheer, en daar is de ondergrond een wezenlijk onderdeel van. De BRO zal daar in belangrijke
mate in voorzien. In het kader van de Omgevingswet ontstaan ook gegevens die voor de BRO relevant zijn, zoals bij vergunningen voor bouwen of
voor grondwatergebruik. Ik zal laten onderzoeken of de standaarden, die voor BRO-gegevens
gelden, kunnen worden toegepast op de relevante gegevens binnen de Omgevingswet. Dan
zouden die gegevens vrijwel automatisch vanuit de systemen van de Omgevingswet aan
de BRO kunnen worden door geleverd.
Gebruikers
Door de toegenomen bekendheid van de BRO en de groeiende inhoud is het aantal verstrekkingen
van gegevens het afgelopen jaar meer dan verdubbeld. Met name de services via webkanalen
BRO-Loket en PDOK is bijzonder populair: zo worden via PDOK (dataserviceplatform bij
het Kadaster) 500.000 tot 700.000 keer per jaar gegevens opgevraagd door geo-professionals
van elk van de beschikbare BRO registratieobjecten. Het aantal potentiële gebruikers
is echter nog veel hoger. Daarom blijft het Programmabureau veel aandacht geven aan
voorlichting aan gebruikers in de vorm van presentaties, werkconferenties en website.
Daarbij wordt de lijn gevolgd dat goede ondergrondinformatie van wezenlijk belang
is, niet alleen voor de realisatie van infrastructurele projecten, maar ook voor grote
maatschappelijke opgaven als energietransitie, woningbouwopgave, klimaatverandering,
en de invoering van de Omgevingswet. Op tactisch-strategische niveaus wordt ingezet
op communicatie met een groot aantal gremia dat een relatie met de ondergrond heeft,
om de bewustwording over de mogelijke toepassingen (en daarmee het gebruik) van de
BRO te vergroten. Er is daartoe een aantal Praktijkvoorbeelden gerealiseerd die aansluiten
bij de doelstellingen van stakeholders als de NOVI, de MER-Commissie, de Deltacommissaris,
de RES en de CityDeals. In deze Praktijkvoorbeelden is voor concrete vraagstukken
de meerwaarde van ondergrondinformatie helder in kaart gebracht.
Financiën en planning
Een belangrijke beheersmaatregel, in lijn met de aanbevelingen van het BIT-advies
en van de Programmastuurgroep BRO, is dat de financiële planning strak wordt uitgelijnd
op het realiseren van de voorziene inhoud van de BRO in uiterlijk 2022. Van de voor
2020 begrote € 12,5 miljoen was eind 2020 € 12,43 miljoen besteed. Voor 2021 is nog
€ 6,5 miljoen en voor 2022 € 1,5 miljoen beschikbaar (inclusief prijs/loon compensatie).
De verwachting is dat het totale Programma BRO binnen deze financiële kaders en het
taakstellend investeringsbedrag van € 52,3 miljoen voor de periode 2016–2021 kan worden
uitgevoerd. Voor additionele wensen is echter binnen het huidige Programma geen ruimte
meer, noch financieel, noch qua capaciteit zoals ik U vorig jaar heb gerapporteerd.
II. Informatie over bodemverontreinigingen
De Tweede Kamer heeft in december 2018 de motie van de leden Ronnes en Van Gerven4 aangenomen (Handelingen II 2018/19, nr. 37, item 25), waarin de regering wordt gevraagd om informatie over bodemverontreinigingen in
de Basisregistratie Ondergrond op te nemen. Daarop heeft het Programmabureau BRO een
verkennend onderzoek laten uitvoeren. De uitkomst daarvan was dat het voorstel op
hoofdlijnen aantrekkelijk en uitvoerbaar was, maar dat er nog nader onderzoek nodig
was naar de precieze scope van de registratie. In eerdergenoemde brief van 13 januari
2020 van de toenomalige Minister voor Wonen en Milieu heeft zij u meegedeeld dat zij
positief staat tegenover de gevraagde uitbreiding van de BRO en toegezegd dat het
gevraagde nader onderzoek zou worden uitgevoerd.
Dit heeft inmiddels geresulteerd in het Eindrapport Vervolgonderzoek Milieuhygiënische Bodemkwaliteitsgegevens5
in de BRO van 15 februari 2021, opgesteld door een samenwerkingsverband van SIKB, Verdonk Klooster
& Associates en DoorGrond. Dit rapport bied ik u hierbij aan.6 Het rapport bevestigt dat er een groot draagvlak en momentum zijn voor het opnemen
van milieuhygiënische bodemkwaliteitsgegevens in de BRO, bij alle betrokkenen (overheden,
netbeheerders, waterbedrijven, onderzoeksbureaus). Voorts wordt vastgesteld dat het
maatschappelijk belang onverminderd hoog is, mede vanuit de gebruikstoepassingen vanuit
de Omgevingswet. Ik stel vast dat hierdoor een degelijke basis bestaat voor de realisatie
van het voorstel. Het rapport constateert dat veel relevante gegevens in private handen
zijn; daarvoor zal het nodig zijn om wettelijke voorzieningen te treffen, zoals het
uitbreiden van de kring van bronhouders, en het opnemen van standaarden voor dit type
gegevens in de vergunningsprocedures van de Omgevingswet. In het eerste deel van deze
brief heb ik aangegeven dat er nader onderzoek zal worden uitgevoerd over deze issues.
Voor wat betreft de scope beschrijft het eindrapport vier mogelijke stappen, waarbij
de informatiedichtheid steeds toeneemt. In de Programmastuurgroep BRO is vastgesteld
dat de eerste twee stappen voor de middellange termijn voldoende zullen zijn. Dat
betreft het verzamelen van nieuw ontstane milieuhygiënische bodemkwaliteitsgegevens,
gevolgd door het verzamelen van bestaande digitaal beschikbare datasets. Deze bieden
tezamen een volledig inzicht in de omvang en aard van milieuhygiënisch relevante locaties. Een doorgroei naar een derde en vierde stap kan te
zijner tijd worden onderzocht, op basis van de dan geldende business case.
Ik onderschrijf dat een groeimodel de beste aanpak is om tot een gedegen registratie
te komen. Hierdoor wordt de projectbeheersing vergroot, en kan de uitrol bij bronhouders
en afnemers goed gestructureerd plaatsvinden.
PFAS
In de discussies over milieuhygiënische bodemkwaliteitsgegevens neemt PFAS een bijzondere
plaats in. PFAS iseen sprekend voorbeeld gebleken waar een goede beschikbaarheid van
betrouwbare basisgegevens van grote maatschappelijke en economische meerwaarde kan
zijn. De stoffen binnen de PFAS-groep worden daarom, samen met andere risicostoffen,
opgenomen in de stoffenlijsten die horen bij de te registreren milieuhygiënische bodemverontreinigingen. Voor de goede orde zij gemeld dat PFAS, binnen
het kader van de BRO, niet wordt geregistreerd ingeval van natte waterbodems, oppervlaktewater
en grondverzet, aangezien deze objecten buiten de scope van de Wet Bro vallen.
Financiering
Het Eindrapport geeft de volgende cijfers:
(1) De incidentele investeringskosten voor de opname van de milieuhygiënische bodemkwaliteitsgegevens in de BRO (stap 1
en 2) worden geraamd op een totaal van 11,9 mln euro voor de periode 2022–2023, waarvan
7,3 mln euro programmakosten BZK en 4,6 mln euro rijksbijdrage aan implementatiekosten
primair ter ondersteuning van de gemeentelijke bronhouders.
(2) De structurele kosten voor de instandhouding hiervan worden geraamd op 2,5 mln euro per jaar.
De jaarlijkse maatschappelijke baten worden geraamd op jaarlijks 12 mln euro (ca. 3 mln voor gemeenten (RioNed) en ca.
4,5 mln voor netbeheerders en 4,5 mln voor RWS, ProRail en Kering beheerders).
Ik neem het advies over van de Programmastuurgroep BRO om de stappen 1 en 2 – zoals
beschreven in het Eindrapport – te realiseren. Zoals ik eerder in deze brief heb aangegeven, biedt het lopende
Programma BRO geen financiële ruimte of capaciteit om er nieuwe onderdelen in op te
nemen. Voor wat betreft de initiële kosten heeft de Staatssecretaris van IenW u reeds
gemeld (Kamerstuk 29 383, nr. 361), dat op basis van dit rapport, zo mogelijk dit jaar nog, besluitvorming zal plaatsvinden
over de financiering van de uitbreiding van de BRO.
Over de financiering van de structurele kosten is vastgesteld dat er bij de netbeheerders
draagvlak is om die via opcenten op de KLIC-meldingen te dekken. Deze optie zal ik
laten uitwerken.
Het uitgangspunt van de realisatie van de gevraagde toevoeging aan de BRO zal zijn
dat deze naadloos aansluit op de voltooiing van het lopende Programma in 2022, binnen
een taakstellend budget en een taakstellende doorlooptijd van 2 jaar.
De Minister voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K. Ollongren
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties