Brief regering : Voortgang MIRT verkeersveiligheid en stand van zaken diverse moties en toezegging m.b.t. verkeerveiligheid Rijkswegen N9, N99 en provinciale weg N250
35 570 A Vaststelling van de begrotingsstaat van het Infrastructuurfonds voor het jaar 2021
Nr. 62 BRIEF VAN DE MINISTER EN STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 juni 2021
De rijksoverheid werkt samen met andere overheden aan het veilig, bereikbaar en leefbaar
houden van Nederland. Er wordt geïnvesteerd in betere wegen, het spoor en waterwegen.
Alle investeringen hiervoor zijn opgenomen in het Meerjarenprogramma Infrastructuur,
Ruimte en Transport (MIRT). Met deze brief informeren wij u, mede namens de Minister
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, over de voortgang van het MIRT en over
de stand van zaken van moties en toezeggingen. Uw Kamer wordt tweemaal per jaar via
een brief hierover geïnformeerd.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft u op 7 juni jl., mede
namens ons, over de uitkomsten van de landsdelige Bestuurlijke Overleggen Leefomgeving
geïnformeerd. In deze brief gaan wij in dat kader nog specifiek in op de uitkomsten
uit het Bestuurlijk Overleg Goederenvervoercorridors.
Voordat wij overgaan tot het informeren over de voortgang van de projecten en de uitkomsten
van het Bestuurlijk Overleg Goederencorridors, schetsen wij een aantal belangrijke
ontwikkelingen die de context bepalen waarbinnen deze projecten worden uitgevoerd.
Instandhoudingsopgave en Mobiliteitsfonds
De afgelopen jaren hebben wij fors meer middelen vrijgemaakt voor de instandhouding
van onze netwerken. Wij hebben uw Kamer daarbij geïnformeerd dat de kosten voor instandhouding
ook de komende jaren een steeds grotere druk legt op de beschikbare investeringsruimte
van het Mobiliteitsfonds1. Er zijn meerdere factoren die hiertoe leiden. Het areaal dat beheerd en onderhouden
moet worden is verouderd en is in omvang toegenomen. Ook moet er rekening worden gehouden
met hogere kwaliteitseisen – onder meer cyberveiligheid, klimaatadaptatie en duurzaamheid –
bij de aanleg en instandhouding van onze netwerken.
Verder is de verwachting dat, op basis van de Kerncijfers Mobiliteit 20202 van het KIM, als gevolg van demografische en economische ontwikkelingen de druk op
het mobiliteitssysteem verder toeneemt. Hierbij wordt al rekening gehouden met de
mogelijke lange termijneffecten van COVID-19 zoals meer thuiswerken.
Om Nederland veilig, bereikbaar en leefbaar te houden én onze infrastructuur in stand
te houden, is het noodzakelijk dat er wordt geïnvesteerd in zowel beheer en onderhoud,
vervanging en renovatie én de doorontwikkelingen en innovatie van de netwerken. Het
kabinet heeft de afgelopen jaren diverse stappen gezet om naast investeringen in nieuwe
opgaven ook extra middelen beschikbaar te stellen voor de uitvoering van de instandhouding.
Uw Kamer wordt binnenkort geïnformeerd over de stand van zaken instandhouding Rijksinfrastructuur.
De bestaande budgetten voor instandhouding zijn ontoereikend voor de forse toekomstige
opgave. Het is thans zeer onzeker wat de mogelijkheden zijn tot het maken van nieuwe
(financiële) afspraken in de bestuurlijke overleggen MIRT welke in het najaar plaats
zullen vinden.
Nationaal Groeifonds
Het Nationaal Groeifonds (NGF) richt zich op het versterken van het duurzaam verdienvermogen
van Nederland. Voorstellen moeten additioneel zijn ten opzichte van reguliere middelen.
Het kabinet heeft op 9 april 2021 laten weten dat voor drie infrastructuurprojecten
een voorwaardelijke reservering is gemaakt vanuit het NGF. Het gaat om de volgende
projecten:
• de «Oude Lijn»; uitbreiding van de spoorcapaciteit tussen Delft en Schiedam-Centrum
en het aanpakken van het NMCA-knelpunt op de Randstadrail nabij station Laan van Nieuw
Oost-Indië;
• doortrekken Noord-Zuid lijn van Amsterdam-Zuid naar Schiphol-Hoofddorp;
• innovatieprogramma Brainport Eindhoven; ontwikkelen van een green en smart vervoersysteem.
We zien de forse reservering van € 2,53 miljard voor de pijler infrastructuur in het
advies van de beoordelingsadviescommissie als herkenning en erkenning van het belang
van fysieke infrastructuur voor de Nederlandse economie. Op dit moment wordt samen
met de regio’s hard gewerkt om de benodigde informatie beschikbaar te krijgen (onder
andere een nieuwe MKBA, cofinanciering van 50% en openstaande vragen te bezien), opdat
de voorstellen begin volgend jaar aan de commissie kunnen worden voorgelegd voor definitieve
toekenning. Vanwege bovenstaande omschreven druk op het Mobiliteitsfonds, is het onwaarschijnlijk
dat het benodigde bedrag in het huidig Mobiliteitsfonds kan worden gevonden.
De beoordelingsadviescommissie van het NGF geeft aan: «Een bijdrage uit het NGF kan grote infrastructuurprojecten versnellen maar niet volledig
bekostigen. (...). Het NGF kan onderdelen bekostigen die de meest cruciale knelpunten
oplossen, randvoorwaardelijk zijn voor de rest van de schaalsprong, en/of een innovatieve
oplossing voorstaan. Aangetoond moet worden dat er sprake is van een positieve MKBA-score,
een positieve impact op het verdienvermogen, en van de meest geëigende en kostenefficiënte
oplossing. Met een financiële bijdrage kan het NGF dit soort grote projecten versnellen.
De omvang en de daaraan verbonden kosten van de «schaalsprongen» op het gebied van
infrastructuur gaan de reikwijdte en het budget van het NGF te boven. Gezien het belang
van een integrale aanpak van wonen, werken, scholing en reizen adviseert de commissie
het kabinet hiervoor in de reguliere begroting voldoende middelen uit te trekken,
en te bezien in welke mate deze projecten door medeoverheden, en/of door andere middelen
(zoals gebruikersvergoedingen of private co-bekostiging of financiering) bekostigd
kunnen worden.3»
Vertraging MIRT-projecten vanwege stikstof
Wij hebben uw Kamer eerder aangegeven dat de stikstofproblematiek voor vertraging
op onderdelen van het MIRT-programma kan zorgen4. Er is sinds 2019, onder andere door middel van het stikstof registratiesysteem (SSRS)
hard gewerkt aan mogelijkheden om de ruimtelijke ontwikkeling op gang te houden, zodat
Nederland veilig en bereikbaar blijft. Het SSRS is momenteel alleen te gebruiken voor
woningbouw en zeven MIRT-projecten. Daarom blijven we per project zoeken naar aanvullende
maatregelen in de vorm van mitigatie of compensatie. Voorts zal de Wet stikstofreductie
en natuurverbetering binnenkort de bouw-/aanlegfase van bouwactiviteiten vrijstellen
van de Natura 2000-vergunningplicht. Dit levert een belangrijke bijdrage aan het op
peil houden van de werkgelegenheid in deze bouw- en infrasector, maar is geen oplossing
voor eventuele stikstofdepositie in de gebruiksfase van projecten.
Op 20 januari 2021 heeft de Raad van State een tussenuitspraak gedaan in de procedure
over het Tracébesluit voor de ViA155. Daarin oordeelt de Raad van State dat onduidelijk is of er een volledig beeld is
van de stikstofdepositie die als gevolg van het project neerkomt op Natura 2000-gebieden;
omdat de stikstofuitstoot van een project op meer dan 5 km afstand van de weg niet
wordt meegenomen. De Raad van State heeft mij opgedragen om binnen 26 weken het Tracébesluit
beter te motiveren of aan te passen. Alle projecten waar wegverkeer onderdeel van
uitmaakt, maken voor stikstofberekeningen gebruik van Standaard Rekenmethode 2 in
AERIUS Calculator dat rekent met een maximale rekenafstand van 5 km. Het gaat hierbij
dus niet alleen om wegprojecten, maar ook om woningbouw, industrie, bedrijventerreinen,
landbouw, et cetera.
Onder coördinatie van het Ministerie van Landbouw Natuur en Voedselkwaliteit wordt
onderzoek gedaan naar maximale rekenafstanden voor verschillende emissiebronnen in
alle sectoren. Dit onderzoek vindt plaats naar aanleiding van de bevindingen van het
Adviescollege Meten en Berekenen en wordt uitgevoerd in samenwerking met ons ministerie,
het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties, het Ministerie van Economische
Zaken en Klimaat en het Interprovinciaal Overleg. Dit onderzoek geeft ook invulling
aan de toezegging naar aanleiding van het Adviescollege Stikstofproblematiek over
het oplossen van de zogenaamde «dekenproblematiek»; onderzoeken hoe in het kader van
toestemmingverlening omgegaan moet worden met de berekende, zeer kleine depositiebijdragen
op grote afstand van projecten en op welke wijze generiek beleid hiervoor een oplossing
kan bieden. De resultaten van het onderzoek worden ook gebruikt om het Tracébesluit
voor de ViA15 nader te motiveren. Uw Kamer is toegezegd om voor de zomer de resultaten
van het bovengenoemde onderzoek te delen.
Totdat de resultaten van het onderzoek beschikbaar zijn, zullen er geen tracébesluiten
vastgesteld worden waar de maximale rekenafstand van 5 km een rol speelt in de berekende
depositiebijdrage. Projecten die op de nadere onderbouwing wachten, zullen daarom
vertraging oplopen. Het gaat naast de ViA15 om de volgende projecten: A28/A1 Knooppunt
Hoevelaken, A4 Haaglanden-N14, A67/A73 Knooppunt Zaarderheiken, A6 Almere Oostvaarders-Lelystad,
N35 Nijverdal-Wierden en N50 Kampen-Kampen Zuid. Op het moment dat de resultaten van
het onderzoek beschikbaar zijn, kan in beeld worden gebracht wat de gevolgen zijn
voor de planning van deze en eventueel andere projecten. Vanzelfsprekend zal uw Kamer
via de gebruikelijke lijnen over (eventuele) aanpassing van planningen worden geïnformeerd.
Gevolgen COVID-19 bij projecten en onderhoud
De COVID-19 crisis en de aanpak ervan hebben, zoals reeds aan uw Kamer gemeld, uiteraard
ook effect op Rijkswaterstaat, de Grond-, weg- en waterbouw en de installatiebranche,
en op ProRail en de spooraannemers6. Er zijn negatieve gevolgen voor projecten door bijvoorbeeld uitstel van zittingen
van de Raad van State, problemen met leveranties uit het buitenland, tekort aan personeel
bij de aannemer door reisbeperkingen naar Nederland en preventieve quarantaine/coronagevallen
en inefficiënter werken ten gevolge van RIVM-richtlijnen. Bij sommige projecten heeft
dit tot vertragingen geleid. Voor Rijkswaterstaat wordt ca. € 95 miljoen aan extra
kosten verwacht. Deze kosten kunnen nog oplopen afhankelijk van de duur van de pandemie.
Door het kabinet is inmiddels € 22,5 miljoen beschikbaar gesteld om te voorzien in
de extra kosten.
De COVID-19 crisis heeft geen directe negatieve gevolgen voor de uitvoering van projecten
en onderhoud op het spoor. Wel is het effect van COVID-19 merkbaar in de ontvangen
gebruiksvergoeding van vervoerders. Voor 2020 ontving ProRail ca. € 30 miljoen minder
ontvangsten ten opzichte van de begroting voor 2020 (€ 24 miljoen ten opzichte van
geheel 2019). De omvang is beperkt gebleven door de uitkering van de beschikbaarheidsvergoeding
OV aan onder meer de spoorvervoerders in Nederland. Of er ook in 2021 sprake zal zijn
van minder ontvangsten moet de toekomst uitwijzen en is afhankelijk van het verdere
verloop van COVID-19 en de hierbij behorende maatregelen die mogelijk genomen worden.
PFAS
Bij diverse projecten zijn extra kosten gemaakt voor aanvullend bodemonderzoek naar
de aanwezigheid van PFAS en het afvoeren van de met PFAS vervuilde grond en baggerspecie.
De verwijdering van die sterk met PFAS vervuilde grond/baggerspecie beperkt verdere
verspreiding naar bijvoorbeeld grond- of oppervlaktewater. Dit heeft in de periode
tot maart van dit jaar geleid tot ca. € 32 miljoen aan extra kosten die binnen de
projecten niet voorzien waren. Ook de aankomende periode worden extra kosten verwacht.
Bestuurlijk Overleg Leefomgeving Goederenvervoer
Tijdens het Bestuurlijk Overleg Leefomgeving Goederenvervoercorridors van 19 mei jl.
is het goederenvervoer op de corridors integraal gekoppeld aan andere grote maatschappelijke
opgaven. De landsdelige Bestuurlijke Overleggen Leefomgeving zijn opgenomen in de
NOVI-brief aan de Kamer.
De verwachte groei van het goederenvervoer, de woningbouwopgaven en het faciliteren
van economische groei geeft spanning op de beschikbare ruimte en de leefbaarheid.
Hierbij de belangrijkste uitkomsten uit dit overleg:
– Goederenvervoer en woningbouw. Op basis van de geprognotiseerde verdere groei van het goederenvervoer worden nieuwe
bereikbaarheidsknelpunten verwacht; deze vallen deels samen met de plekken waar ook
extra woningbouw gepland staat. De ruimtelijke verwevenheid en de noodzaak van een
geïntegreerde aanpak hiervan wordt door Rijk, provincies en andere corridorpartners7 onderkend. Er is afgesproken te bekijken hoe de dossiers woningbouw en goederenvervoer
in de toekomst beter op elkaar afgestemd kunnen worden, ook tussen betrokken ministeries.
– Logistiek vastgoed en ruimte. De vraag naar logistiek vastgoed is groter dan het beschikbare aanbod van bedrijvenlocaties.
De marktvraag doet zich ook voor op plekken waar het maatschappelijk minder gewenst
is. Het gaat er om locatiekeuzes voor bedrijvigheid in samenhang met andere ruimtelijke
aspecten te bezien (wonen, duurzame energie, veiligheid, kwaliteit leefomgeving).
De urgentie voor een duidelijkere, gecoördineerde aanpak van bedrijventerreinen zal
in de toekomst toenemen vanwege aanhoudende groei van de economie en de noodzaak tot
klimaatadaptatie. Ruimtelijke concentratie en aandacht voor watergebonden bedrijvigheid
zijn belangrijke aandachtspunten op de goederenvervoercorridors. Vanuit meerdere betrokken
provincies wordt gevraagd de markt (o.a. innovaties in bouwproces) bij de oplossing
van het probleem te betrekken. Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
heeft toegezegd de beleidslijn die in de NOVI is opgenomen verder uit te werken en
te agenderen voor het Bestuurlijk Overleg MIRT Goederenvervoer in het najaar 2021
en de Landsdelige Bestuurlijke Overleggen MIRT in het najaar. Belangrijke aspecten
van die beleidslijn zijn regionaal ruimtelijke concentratie van (logistieke) bedrijvigheid
en selectiviteit van het lokaliseren van grote logistieke bedrijven op de goederenvervoercorridors.
– Buisleidingentraject Rotterdam – Chemelot. Met betrokken provincies is in het haalbaarheidsonderzoek buisleidingentracé Rotterdam
– Chemelot geïnventariseerd welke (provinciale) fysieke kansen er bestaan om op dit
tracé aan te sluiten. Alle partijen ondersteunen de wens voor snelheid. De oproep
is om de kansen gezamenlijk te wegen en deze binnen een eenduidige regie te verkennen
en uit te werken. Daarbij zijn transport van waterstof naar de energiecentrales en
het afvangen van CO2 genoemd. Besloten is om de samenhang te onderzoeken met lopende infrastructuurprojecten,
zoals de aanpak van de A2 in Limburg. Het haalbaarheidsonderzoek geeft aan dat een
tracé Rotterdam – Chemelot haalbaar is, mits voldoende volume wordt aangeboden en
het tracé fysiek wordt doorgetrokken naar Duitsland.8 Partijen onderstrepen het belang en de meerwaarde van buisleidingentransport en zien
kansen voor vervoer van gevaarlijke stoffen en de energietransitie. De rol die buisleidingen
kan spelen in samenhang met andere grote maatschappelijke opgaven zoals bouwen langs
spoor, leefbaarheid, bereikbaarheid en energietransitie/duurzaamheid wordt door corridorpartijen
breed gedragen. Samen met de betrokken provincies, het Ministerie van Economische
Zaken en Klimaat en het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zal
een governancestructuur worden ingericht voor een vervolg op het buisleidingentraject
Rotterdam – Chemelot en zal de haalbaarheid van fysieke aantakkingen vanuit de provincies
op het traject met urgentie worden onderzocht.
Voortgang Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport
Regio overstijgende onderwerpen
Fietsparkeren stations
Vanuit het Klimaatakkoord (Kamerstuk 32 813, nr. 193) is een bedrag van € 75 miljoen aanvullend ter beschikking gesteld aan het programma
Fietsparkeren bij Stations. In het Bestuurlijk Overleg MIRT van 2020 zijn daar projecten
uit toegewezen. Zo zijn bijvoorbeeld het afgelopen jaar uitbreidingen opgeleverd op
Driebergen-Zeist en Zwolle, alsmede op Utrecht Overvecht en Etten-Leur. Verder werken
we in het kader van fietsparkeren aan ontwikkeling van innovaties, kennis en duurzaamheidsmaatregelen.
Toegankelijkheid stations
Het Programma Toegankelijkheid Stations loopt tot 2030. Aan het einde van de looptijd
zullen alle stations toegankelijk zijn voor mensen met een beperking. In 2021 worden
28 treinstations toegankelijk gemaakt. In het afgelopen halfjaar zijn op negen stations
de perrons aangepast voor een toegankelijke instap voor mensen met een beperking,
onder meer op stations Bergen op Zoom en Amsterdam Sloterdijk. Op zeven stations is
een drempelvrije route gerealiseerd of verbeterd door de bouw van liften of hellingbanen.
Voor station Castricum, dat op 20 mei jl. in gebruik is genomen, heeft dit geleid
tot een complete vernieuwing van het station dankzij een bijdrage van de gemeente,
de provincie en de NS. In de komende periode wordt het vernieuwde station Alkmaar
Noord opgeleverd. Op dit station is het Programma Toegankelijkheid ook de aanjager
geweest voor een complete station vernieuwing die samen met de gemeente Alkmaar is
gerealiseerd. Door deze samenwerkingen worden stations verbeterd voor alle reizigers.
Bij het aanpassen van de perrons wordt gewerkt met een hoge duurzaamheidsambitie.
Zo worden bijvoorbeeld de oude perrontegels hergebruikt als grondstof om nieuwe perrontegels
te maken. Dit resulteert in een besparing van benodigde grondstoffen (76%) en CO2-reductie. Ook is op steeds meer stations de verlichting verduurzaamd.
Innovatieagenda trillingen spoor
In december 2020 is het Innovatieprogramma Spoortrillingen in het MIRT opgenomen met
een reservering van € 20 miljoen voor de periode 2020–2025. Deze is opgedeeld in twee
tranches. De eerste tranche van de innovatieagenda is inmiddels opgestart door ProRail.
De volgende innovaties zullen de komende tijd worden uitgewerkt:
– Het ontwikkelen van een model SpoorTrillingen EmissieModel samen met kennisinstituten
(TU Delft, Deltares, TNO). Hiermee kunnen de trilling emissies worden bepaald van
de bron, maar zal ook nauwkeurig bepaald kunnen worden welke ingrepen een bijdrage
kunnen leveren aan het verminderen van trillingen.
– Twee innovaties aan de infrastructuur:
o Een STRAIL-overweg in Dorst waar een betonnen overweg vervangen wordt door een rubberen
overweg.
o Het plaatsen van undersleeper-pads (rubberen matten die trillingen absorberen als
een trein over het spoor rijdt) in Oisterwijk.
– Twee innovaties met goederenmaterieel die in samenwerking met vervoerders en verladers
worden opgepakt:
o Een innovatie richt zich op het optimaliseren van het beheer en onderhoud van wielen
van goederenwagens.
o Een innovatie (Y25+) gericht op reductie van omgevingstrillingen van goederenwagons.
Daarnaast zal de komende tijd samen met relevante kennishouders onderzocht worden
welke innovatieve proeven in de praktijk kunnen worden uitgevoerd in de tweede tranche.
Goederenvervoer
Modal shift regeling t.b.v. binnenvaart en spoor
Op 26 maart 20219 is de tijdelijke subsidieregeling modal shift van weg naar binnenvaart en/of spoor
gepubliceerd. Met deze regeling wordt gekozen voor het stimuleren van de structurele
verplaatsing van doorgaand goederenvervoer van de weg naar de binnenvaart en het spoor.
Dit om de weg als transportmodaliteit te ontlasten en congesties op de belangrijkste
doorgangsroutes voor het goederenvervoer terug te dringen.
Truckparkings
Samen met de sector, provincies en gemeenten wordt hard gewerkt aan het terugdringen
van het tekort aan beveiligde truckparkings. Mede met inzet van Europese cofinanciering
(CEF) zijn de eerste truckparkings de afgelopen jaren opgeleverd. Op de Maasvlakte
Plaza zijn in 2020 ruim 200 extra beveiligde parkeerplekken beschikbaar gekomen. Inmiddels
is ook in een tweede Nederlandse aanvraag voor CEF-cofinanciering toegekend voor de
realisatie van ongeveer 1600 beveiligde truckparkeerplaatsen. De realisatie van deze
plekken staat uiterlijk in 2024 gepland. Verplaatsing van vrachtvervoer van de weg
kan de kosten voor het beheer en onderhoud van het hoofdwegennet in de toekomst mogelijk
reduceren.
Noord-West Nederland
Zeesluis IJmuiden – Selectieve Onttrekking
Als gevolg van de nieuwe, grotere zeesluis bij IJmuiden neemt de verzilting in het
Noordzeekanaalgebied toe. Met het deelproject Selectieve Onttrekking wordt deze verzilting
bij de bron tegengegaan en gemitigeerd. Eerder is uw Kamer geïnformeerd dat door vertraging
in de aanbesteding het contract voor Selectieve Onttrekking in 2021 wordt verplicht10. Inmiddels is de aanbesteding in een afgeronde fase. Gebleken is dat de benodigde
constructie complexer (dieper en groter) is dan eerder werd voorzien. Daarnaast ligt
de constructie op een locatie met een grote gevoeligheid voor zettingsvloeiingen;
verschuivingen als gevolg van instabiliteit van de ondergrond. Dit vraagt om extra
maatregelen, zoals een trillingsarme bouwmethode om dit risico te beheersen, zeker
gezien de nabijheid van het Windpark Spuisluis. Indien de aanbesteding wordt afgerond,
wordt openstelling voorzien in Q4 2024. De periode tussen de oplevering (januari 2022)
en volledige ingebruikname van de nieuwe zeesluis zal door de latere ingebruikname
van Selectieve Onttrekking (Q4 2024) toenemen. Dit betekent dat, afhankelijk van het
zoutgehalte in het Noordzeekanaal en het scheepsaanbod, in de periode tot aan de ingebruikname
van Selectieve Onttrekking de nieuwe zeesluis niet volledig benut zou kunnen worden.
Om ervoor te zorgen dat de scheepvaart zo min mogelijk hinder ondervindt zal Rijkswaterstaat
met de regionale partijen in gesprek gaan over operationele maatregelen, zoals het
langer in gebruik houden van de huidige Noordersluis.
Galecopperbrug (A12) i.v.m. aanpak A27/A12 Ring Utrecht
Renovatie van de Galecopperbrug moet versneld plaatsvinden vanwege de staat van de
brug. Omdat de planning van de Ring Utrecht is vertraagd vanwege de uitspraak van
de Raad van State inzake stikstof, is het niet mogelijk de renovatie mee te laten
lopen in de realisatie A27/A12 Ring Utrecht. De kosten stijgen hierdoor met € 27 miljoen
welke worden ingepast binnen bestaande budgetten.
Rozenoordbrug
Bij de zuidelijke Rozenoordbrug op de A10-zuid bij Amsterdam is in november vorig
jaar scheurvorming geconstateerd, hierover is uw Kamer eerder geïnformeerd11. Daarbij is gemeld dat nadere inspectie heeft aangetoond dat de weg veilig in gebruik
kan blijven. Wel wordt de brug intensief gemonitord.
Om de brug zonder beperkingen beschikbaar te houden worden in 2021 versterkingsmaatregelen
uitgevoerd. Er vindt onderzoek plaats naar een structurele oplossing. Om dit uit te
kunnen voeren, is € 15 miljoen gereserveerd voor benodigde aanpassingen.
Zuid-West Nederland
CID Binckhorst
Onlangs is het startdocument voor de MIRT-Verkenning CID (Central Innovation District)
Binckhorst ondertekend door de zes betrokken partijen; Gemeenten Den Haag en Leidschendam-Voorburg,
Provincie Zuid-Holland, Metropoolregio Rotterdam-Den Haag en het Ministerie van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties en het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. De
MIRT-verkenning onderzoekt welke mobiliteitsmaatregelen er mogelijk zijn om de bereikbaarheid
van het CID – Binckhorst te verbeteren.
De verkenning richt zich op drie samenhangende centrale opgaven:
– Het mogelijk maken van de verstedelijking en het versterken van de economische kracht
van de (inter)nationale toplocatie CID Binckhorst, door in iedere ontwikkelfase een
passende en duurzame mobiliteit aan te bieden;
– Het voorkomen, verminderen en/of oplossen van NMCA-knelpunten in het (regionaal) OV
en het voorkomen van extra belasting op het hoofdwegennet;
– Het bijdragen aan het realiseren van gezamenlijke OV- en fietsambities.
In deze fase heeft consultatie van de omgeving plaatsgevonden. Vanuit het oogpunt
van zorgvuldigheid heeft dit ertoe geleid dat selectie van de diverse tracés nog eens
nader wordt onderzocht.
A20 Nieuwerkerk a/d IJssel-Knooppunt Gouwe
De planuitwerking is onlangs succesvol aanbesteed, nadat de eerste aanbesteding niet
was geslaagd. Als gevolg van de hernieuwde aanbestedingsprocedure is de planning substantieel
verschoven. Het ontwerpTracébesluit is nu voorzien in 2023 en het Tracébesluit in
2024.
Tijdens het Algemeen Overleg MIRT van 25 juni 2020 (Kamerstuk 35 300 A, nr. 115) is het lid Schonis toegezegd om te bezien of het mogelijk is om warmte te winnen
uit het asfalt op dit deel van de A20. De warmte die vrijkomt zou benut kunnen worden
voor het verwarmen van woningen in de nieuwbouwwijk Westergouwe in Gouda. We concluderen
op advies van Rijkswaterstaat dat dit deel van de A20 op dit moment, met de huidige
kennis en ervaring, geen geschikt traject is voor warmtewinning uit het asfalt. Een
belangrijke reden is dat de bodemgesteldheid in het gebied niet geschikt is voor het
benodigde gesloten buizensysteem. De bodemgesteldheid vergroot de kans op lekkages
in het systeem door de ongelijke zettingen en vormt hiermee een groot afbreukrisico.
Rijkswaterstaat doet onderzoek naar warmtewinning uit asfalt bij andere projecten
om zo meer kennis en ervaring te verkrijgen. Wellicht kan in een later stadium opnieuw
worden bezien of warmtewinning hier mogelijk is.
Suurhoffbrug
Eerder dit jaar is het Voorkeursalternatief voor de Suurhoffbrug vastgesteld. Hiermee
is de MIRT-Verkenning afgerond. Het project Suurhoffbrug gaat verder binnen het kader
van het programma Vervanging en Renovatie. De oplevering is voorzien omstreeks 2030.
De tijdelijke Suurhoffbrug is recent naar de plaats van bestemming gevaren.
Haringvlietbrug
Het beweegbare deel van de Haringvlietbrug wordt vanaf begin 2023 buiten gebruik gesteld.
Het beweegbare deel is dan einde levensduur en kan dan niet meer veilig bediend worden.
Dit betekent dat de brug conform de huidige planning vanaf 1 januari 2023 tot en met
het herstel van de brug in medio 2024 niet gebruikt kan worden. Scheepvaartverkeer
dat niet onder het vaste deel van de brug kan varen (tot 13 meter) zal tijdens de
stremming gebruik moeten maken van de omleidingsroute via het Spui, Oude Maas en Dordtse
Kil. Dit leidt tot een extra reistijd van minstens 3 uur. Voor het auto- en fietsverkeer
op de A29 zal de weg tijdens de vervanging van het beweegbare deel van de brug (klep)
ook tijdelijk – gedurende meerdere weken – niet beschikbaar zijn. Er zullen passende
maatregelen worden genomen om de hinder voor de gebruikers te beperken. Ook wordt
gekeken naar mogelijkheden om de renovatie te versnellen. Zodra er meer duidelijkheid
is over een versnelde vervanging wordt uw Kamer hierover geïnformeerd.
Project A16 Rotterdam
Bij het project A16 Rotterdam wordt gewerkt aan de aanleg van een nieuwe rijksweg
tussen de A13 (aansluiting Berkel en Rodenrijs) en het Terbregseplein (A16). De extra
rijbanen in noordelijke en zuidelijke richting bij het Terbregseplein maken gebruik
van een bestaand viaduct, dat voldoende ruimte biedt voor de nieuwe extra rijbanen.
Hoewel eerdere analyses aangaven dat de rijbanen aan het viaduct konden worden toegevoegd
zonder dat aanpassingen aan de dragende constructies van het viaduct nodig waren,
is eind 2020 uit onderzoek gebleken dat het toevoegen van de extra rijbanen toch tot
een te grote belasting van het viaduct leidt. Zonder aanpassingen aan het viaduct
kan de nieuwe weg niet veilig opengesteld worden. Om die reden worden de huidige dekken
van het viaduct vervangen. Deze extra werkzaamheden worden aan de scope van het project
toegevoegd. Als gevolg hiervan wordt het projectbudget van A16 Rotterdam opgehoogd
met € 32 miljoen uit het Mobiliteitsfonds.
MIRT- onderzoek A12 Gouda-Utrecht
In het Bestuurlijk Overleg MIRT Zuidwest Nederland 2020 was het ontwikkelen van korte
termijn maatregelen één van de onderwerpen van gesprek. Rijk en regio hebben begin
dit jaar gezamenlijk vastgesteld dat een korte termijn aanpak niet mogelijk is. De
effectiviteit van de mogelijke maatregelen is te beperkt.
Zuid-Nederland
A2 Deil-Den Bosch-Vught
Voor de MIRT-Verkenning A2 Deil-Vught zal uw Kamer op zeer korte termijn nader geïnformeerd
worden over de ontwerpstructuurvisie en het bijbehorende plan MER. Deze stukken liggen
vanaf 11 juni tot en met 22 juli ter inzage voor het publiek. De planning is om komend
najaar de definitieve Structuurvisie vast te kunnen stellen.
InnovA58 St. Annabosch Galder
Op 20 november 2019 is uw Kamer geïnformeerd dat het voor InnovA58, deeltraject St.
Annabosch-Galder lastig is om een sluitende beoordeling op stikstof rond te krijgen12. Mitigatiemaatregelen zoals snelheidsverlaging of extern salderen bieden onvoldoende
stikstofruimte. Ook compensatiemaatregelen voor de prioritaire habitats zijn beperkt.
Inmiddels is duidelijk geworden dat het voortzetten van de planuitwerking met het
huidige ontwerp voor St. Annabosch Galder niet haalbaar is. Daarom is in de programmaraad
SmartwayZ van 3 juni besloten om een aantal alternatieve mogelijkheden nader te onderzoeken.
SmartwayZ
Rijk en regio besloten in het Bestuurlijk Overleg Leefomgeving van 21 april 2021 om
het programma SmartwayZ te verbreden van (auto)mobiliteit naar verstedelijking en
mobiliteit. Met dit besluit wordt ook het thema Verstedelijking toegevoegd aan het
programma SmartwayZ.NL. De programmaraad SmartwayZ is vanaf juni 2021 uitgebreid met
drie bestuurlijke vertegenwoordigers voor het thema Verstedelijking vanuit Rijk, provincie
en gemeente. Hiermee kunnen de bereikbaarheids- en verstedelijkingsvraagstukken voortaan
integraal worden opgepakt binnen het programma SmartwayZ.
Tracébesluit A67/A73 knooppunt Zaarderheiken
In lijn met de afspraak uit het Bestuurlijk Overleg over het Knooppunt A67-A73 Zaarderheiken13 is de Bestuursovereenkomst A67 A73 Zaarderheiken gewijzigd zodat het financiële risico
van overschrijding van het projectbudget gelijkmatig wordt verdeeld over Rijk en Provincie
Limburg.
Maasroute
In het programma Maasroute werkt Rijkswaterstaat aan de uitvoering van enkele projecten
voor het Julianakanaal om de eindmijlpaal op 31 december 2023 te kunnen halen. Eind
2020 werd duidelijk dat Rijkswaterstaat bij de uitvoering van de laatste onderdelen
rekening moet houden met een hogere prognose van € 10,8 miljoen op het totale programmabudget.
Op basis van het bodemonderzoek is gebleken dat de verruiming ter plaatse deels in
een bouwkuip dient te worden uitgevoerd vanwege het plaatselijk ontbreken van een
waterremmende kleilaag in de bodem. Door het verdiepen binnen bouwkuipen wordt het
risico op vernatting van de omgeving en een mogelijke instabiliteit van de kanaaldijken
tijdens en na de uitvoering aanzienlijk verkleind.
Oost-Nederland
A1-A30 Barneveld
Eerder dit jaar is het Voorkeursalternatief A1/A30 Barneveld vastgesteld en de bestuursovereenkomst
met regionale partijen getekend. Hiermee is de MIRT Verkenning A1/A30 Barneveld afgerond.
Naar verwachting zal het Ontwerp Tracébesluit in 2023 of 2024 worden vastgesteld.
Het projectgebied overlapt 2,5 km. met het projectgebied A28/A1 Knooppunt Hoevelaken.
Uitgangspunt in het vastgestelde Voorkeursalternatief A1/A30 Barneveld is een gerealiseerd
project Knooppunt Hoevelaken; wijzigingen in de planning van één van deze projecten
kan dus effect hebben op de voortgang in het andere project.
Afronding spoorvernieuwing Zwolle-Herfte
Op 24 juli worden de spoorwerkzaamheden tussen Zwolle en Herfte opgeleverd en geopend.
ProRail heeft het spoor tussen Zwolle en de aansluiting bij Herfte uitgebreid van
twee naar vier sporen, inclusief de aanleg van een vrije kruising. De treinen naar
Emmen en Groningen/Leeuwarden hebben zo elk een «eigen» spoor en hoeven deze niet
meer op elkaar te wachten. Ook kunnen de treinen richting Deventer en Enschede gelijk
met de treinen naar Emmen, Groningen en Leeuwarden vertrekken. Hiermee is een belangrijke
stap gezet in snellere en betere verbindingen naar en van Noord-Nederland. De reiziger
profiteert van deze verbeteringen zodra de nieuwe dienstregeling in december ingaat.
Opening Sluis Eefde
Op 1 juli a.s. zal de opening van Sluis Eefde plaatsvinden. Op 20 april 2020 is reeds
de nieuwe tweede sluiskolk in gebruik genomen, waarna de eerste sluiskolk gestremd
is voor groot onderhoud. Ter afronding van dit onderhoud vinden er de komende periode
testen plaats. Naar verwachting kunnen vanaf 1 juli 2021 beide sluiskolken gebruikt
worden en is de capaciteitsuitbreiding voltooid.
Noord-Nederland
Hoofdvaarweg Lemmer Delfzijl/bruggen
Momenteel onderzoekt Rijkswaterstaat in hoeverre de Gerrit Krolbrug gerepareerd kan
worden en weer kan worden teruggelegd. Zodra hier duidelijkheid over is zullen wij
u hierover informeren. De loopbruggen bij de Gerrit Krolbrug zijn weer in gebruik.
Tijdelijk helpen verkeersbegeleiders mensen naar de overkant en er is vervoer geregeld
voor mindervaliden. Het autoverkeer wordt omgeleid en de omleidingsroutes worden gemonitord.
Met betrekking tot de motie over de varianten voor lage en beweegbare bruggen van
het lid Laçin14 kan worden meegedeeld, dat we samen met de gemeente en de provincie Groningen, in
gesprek zijn met de bewoners en de andere belanghebbenden, zoals de vaarweggebruikers.
In die gesprekken delen we de beschikbare informatie en bespreken we de zorgen en
wensen voor het vervolg van het proces van alle betrokkenen.
ERTMS Noordelijke spoorlijnen
Zoals per brief15 aan u gemeld, is het voornemen de uitrol van ERTMS op de Noordelijke lijnen toe te
voegen aan de scope van het Programma ERTMS. Dit op verzoek van de provincies Groningen
en Fryslân (ERTMS past bij hun ambities om stappen te maken met bijvoorbeeld Automatic
Train Operation (ATO)), ProRail en de rest van de spoorsector. Investeringen in het
oude systeem dat op den duur alsnog zal moeten worden vervangen door ERTMS, kunnen
worden vermeden door vervroegd ERTMS aan te leggen. Daarnaast biedt een vroege uitrol
van ERTMS op de Noordelijke lijnen de kans om op een eenvoudig baanvak buiten de Randstad
te starten en het proefbaanvak Hanzelijn te ontlasten, zodat het risico op het niet
bijtijds gereed krijgen van het proefbaanvak en daardoor later kunnen starten met
het proefbedrijf verlaagd wordt. Hierdoor wordt het mogelijk in een eerder stadium,
meer beheerst en in kleinere stappen te leren. ProRail kan deze scope-uitbreiding
meenemen in de lopende ERTMS-aanbesteding van het centrale systeem voor de infrastructuur.
Parallel hieraan worden de komende periode de afspraken met de provincies Groningen
en Fryslân vastgelegd en kan de benodigde besluitvorming binnen de provincies plaatsvinden.
Nadat de besluitvorming bij de provincies is afgerond wordt besloten over het uitbreiden
van de scope van het Programma ERTMS door het vaststellen van de bestuursovereenkomst.
Over de voortgang van de uitrol op deze lijnen wordt uw Kamer vanzelfsprekend geïnformeerd
via de halfjaarlijkse voortgangsrapportages van het Programma ERTMS
Moties en toezeggingen
Stand van zaken uitvoering motie van de leden De Pater-Postma en Remco Dijkstra over
de aanhoudende ongevallen N9
De Kamer heeft bij motie van de leden De Pater-Postma en Remco Dijkstra16 de regering verzocht om een onderzoek uit te voeren naar de aanhoudende ongevallen
op de N9 en te bezien welke infrastructurele maatregelen genomen zouden kunnen worden.
Het verkeersveiligheidsonderzoek N9, waar delen van de N99 en de N250 aan zijn toegevoegd,
is afgerond. Uit de probleemanalyse blijkt dat de N9 tussen Alkmaar en Den Helder
en de westelijke N99 een bovengemiddeld risico hebben op (ernstige) verkeersgewonden
en verkeersdoden. Bijgevoegd bij deze brief treft u het eindrapport aan17. Hiermee is de motie de Postma/Dijkstra afgerond. In de eindrapportage is op basis
van de probleemanalyse een eindbeeld opgesteld.
Omdat het een eindbeeld betreft, zijn maatregelen voor de korte, middellange en lange
termijn opgesteld. Ook worden niet-infrastructurele maatregelen uitgewerkt.
Omdat het een eindbeeld betreft, zijn maatregelen voor de korte (o.a. verbeteren van
de veiligheid van de kernen), middellange (o.a. aanleg turborotondes, aanleg fysieke
rijrichtingscheiding i.c.m. bermverharding en ribbelmarkering) en lange (omlegging
tracé om Burgervlotbrug en Sint Maartensbrug) termijn opgesteld. Ook worden niet-infrastructurele
maatregelen uitgewerkt. Aan de hand van het eindbeeld is ook bekeken of per direct
maatregelen (bijvoorbeeld waarschuwingsborden) getroffen kunnen worden om de verkeersveiligheid
te verbeteren, maar deze maatregelen leiden helaas niet tot een significante verbetering
van de verkeersveiligheid. Rijk en regio gaan nu in gesprek over mogelijke vervolgstappen.
Dit zal verder besproken worden op het Bestuurlijk Overleg MIRT in het najaar 2021.
Stand van zaken motie van de leden De Pater Postma en Schonis geluidsbelasting en
geluidwerende maatregelen
In de tijdens het notaoverleg van 7 december 2020 ingediende motie van de leden Postma
en Schonis, wordt de regering verzocht de stand van zaken te geven over de toekomstige
geluidsbelasting en de geluidwerende maatregelen18. Op grond van diverse bestaande wettelijke instrumenten gelden verplichtingen voor
Rijk als lokale overheden om de toename van geluid in de omgeving te beheersen.
Onbeheerste toename van geluid afkomstig van rijkswegen wordt effectief voorkomen
via de nalevingsplicht van de geluidproductieplafonds (GPP’s). Deze nalevingsplicht
heeft betrekking op het gecumuleerde geluid van alle rijkswegen tezamen en is in de
openbare jaarlijkse nalevingsverslagen van de beheerder (Rijkswaterstaat) voor eenieder
te volgen. Als nieuwe ontwikkelingen aan rijkswegen (zoals bijvoorbeeld de A4 Haaglanden-N14)
tot meer geluid in de omgeving leidt, dan worden in het betreffende Tracébesluit de
nodige maatregelen getroffen op grond van het wettelijk verplichte doelmatigheidscriterium.
Wat betreft het in kaart brengen van de bestaande geluidsituatie is tevens de Europese
richtlijn omgevingslawaai van belang. In 2022 zal de vierde tranche van de vijfjaarlijkse
Geluidsbelastingkaarten rijkswegen in het kader van deze richtlijn worden gepubliceerd.
In deze landelijke kaart wordt dan ook de geluidsbelasting van de rijkswegen op de
agglomeratie Den Haag inzichtelijk. De gemeenten binnen de agglomeratie maken dan
ook een vergelijkbare kaart van al het geluid binnen hun grondgebied (rijkswegen en
andere bronnen).
In 2024 zal de vierde tranche van het vijfjaarlijkse landelijke Actieplan geluid rijkswegen
in het kader van deze richtlijn worden gepubliceerd, hierin zal dan ook worden vooruitgekeken,
en worden aangegeven of en welke (extra) maatregelen voor de bescherming tegen (toekomstig)
geluid van rijkswegen door het Rijk worden getroffen. De gemeenten binnen de agglomeratie
Den Haag zullen dan ook zelf een actieplan geluid (moeten) publiceren, waarin eventueel
aanvullende maatregelen kunnen worden opgenomen, ook aan andere bronnen dan rijkswegen.
Met bovenstaande zal de motie invulling krijgen via de bestaande verplichting voor
het Rijk om in 2022 de landelijke geluidsbelastingkaart van rijkswegen te publiceren.
Via dezelfde verplichting zullen de gemeenten van de agglomeratie Den Haag dan tevens
hun eigen geluidsbelastingkaarten publiceren, die betrekking zullen hebben op al het
geluid binnen hun grondgebied. Tevens zullen de gemeenten van de agglomeratie Den
Haag dan hun eigen actieplannen publiceren voor al het geluid binnen hun grondgebied.
Stand van zaken motie van het lid Laçin stimulering infrastructuur voetgangers en
fietsers
Naar aanleiding van de motie van het lid Laçin19, waarin wordt opgeroepen dat met de komst van het Mobiliteitsfonds de infrastructuur
voor voetgangers en fietsers meer gestimuleerd moet worden, het volgende. Op 8 maart
jl. is het Nationaal Toekomstbeeld Fiets op hoofdlijnen gelanceerd en naar uw Kamer
gestuurd20. In het Toekomstbeeld gaat het om een eerste inventarisatie van de opgave van fietsmaatregelen
vanuit provincies, vervoerregio’s en gemeenten. De opgaven betreffen een nieuwe fietsinfrastructuur
en het wegnemen van capaciteits- en verkeersveiligheidsknelpunten van bestaande fietsinfrastructuur.
In de uitwerking wordt een verbinding gelegd met andere maatschappelijke opgaven zoals
de Verstedelijkingsopgave. Er is nog een aantal vervolgstappen en keuzes te maken,
op weg naar een definitief Nationaal Toekomstbeeld Fiets en een concrete uitvoeringsagenda.
Nieuwe investeringen zijn uiteraard aan het nieuwe Kabinet. Hiermee wordt invulling
gegeven voor het onderdeel fiets in de motie Laçin.
Toezegging situatie fietsers Jan Blankenbrug
Tijdens het Algemeen Overleg MIRT van 25 juni 2020 (Kamerstuk 35 300 A, nr. 115) is uw Kamer toegezegd om te kijken naar de mogelijkheden om de situatie voor de
fiets op de Jan Blankenbrug te verbeteren. Rijkswaterstaat heeft hiernaar een onderzoek
uitgevoerd. Momenteel wordt dit onderzoek beoordeeld. Uw Kamer wordt hierover binnenkort
geïnformeerd.
Motie van het lid De Pater-Postma Zuidelijke Ringweg Groningen, N33 en Wunderline
De Kamer heeft met de motie van het lid De Pater-Postma c.s.21
verzocht in gesprek te gaan met betrokken partijen bij de Zuidelijke Ringweg Groningen
om te bezien hoe de dreigende impasse kan worden doorbroken om tot een structurele
oplossing te komen voor de realisatie van de ZRG. Per brief van 19 januari 202122 is uw Kamer geïnformeerd over de nadere (financiële) afspraken die zijn gemaakt tussen
de gezamenlijke opdrachtgever Aanpak Ring Zuid (ARZ)23 en opdrachtnemer Combinatie Heerepoort (CHP), waarmee een hernieuwde basis is gelegd
om het project af te kunnen ronden.
Onderdeel van de afspraken is dat zowel opdrachtnemer CHP als opdrachtgever ARZ een
deel van de verliezen in het project voor hun rekening moeten nemen. De provincie
Groningen heeft besloten haar deel te dekken uit de budgetten die voor de RSP-projecten
N33 Zuidbroek-Appingedam en het spoorproject Wunderline stonden gereserveerd. We zijn
met de provincie in overleg om te bezien wat de consequenties hiervan zijn voor deze
projecten. Zodra er meer bekend is zal uw Kamer geïnformeerd worden. Wat betreft de
Wunderline kan nu al worden aangegeven dat de eerste bouwstap wordt gerealiseerd doordat
de provincie een deel van het ontstane tekort alsnog (tijdelijk) heeft aangevuld.
Dit betekent dat er 17 minuten reistijdwinst wordt gerealiseerd op het moment dat
de Friesenbrücke in 2024 is gerepareerd.
Motie lage en beweegbare bruggen
Met betrekking tot de motie over de varianten voor lage en beweegbare bruggen van
Kamerlid Laçin24 kunnen we u meedelen, dat we samen met de gemeente en de provincie Groningen, in
gesprek zijn met de bewoners en de andere belanghebbenden, zoals de vaarweggebruikers.
In die gesprekken delen we de beschikbare informatie en bespreken we de zorgen en
wensen voor het vervolg van het proces van alle betrokkenen. We hebben er vertrouwen
in dat we op die manier een zorgvuldige belangenafweging kunnen maken en tot een goede
keuze kunnen komen. De verwachting is dat uw Kamer in het najaar hierover nader wordt
geïnformeerd.
Toezegging Scharsterrijnbrug en aanleg aquaduct
Tijdens het Notaoverleg MIRT van 7 december 2020 (Kamerstuk 35 570 A, nr. 44) is uw Kamer toegezegd een schatting toe te sturen van de kosten van het beheer en
onderhoud van de Scharsterrijnbrug en deze af zetten tegen de kosten van de aanleg
van een aquaduct. Om een goede vergelijking te kunnen maken zijn de totale investerings-
en onderhoudskosten over de komende 100 jaar in kaart gebracht voor beide opties.
Voor de berekening van de investeringskosten van de brug is als uitgangspunt gehanteerd
dat de brug wordt vervangen in 2048, dit is de einde levensduur van de huidige brug.
De berekening laat zien dat de totale kosten voor het aquaduct circa € 87 miljoen
bedragen en voor de beweegbare brug circa € 34 miljoen (prijspeil 2021, inclusief
BTW). Zoals is aangegeven, is er geen bereikbaarheidsknelpunt bij de Scharsterrijnbrug.
De kosten voor de totale vervanging van de brug door een aquaduct wegen niet op tegen
de beperkte reductie van oponthoud en de kosten van de huidige brug. We zien daarom
ook geen noodzaak de huidige brug te vervangen door een aquaduct.
Stand van zaken motie van de leden De Pater- Palland en Amhaouch over instellen raildenktank
Naar aanleiding van de motie van de leden De Pater-Palland en Amhaouch25 die oproept tot het instellen van een raildenktank vindt er op dit moment een verkenning
plaats welke opgave binnen het spoordomein zich hier het beste voor leent. Dit zodat
een raildenktank een duidelijk doel heeft en hiervoor een heldere opdracht kan worden
geformuleerd. Uw Kamer wordt later dit jaar nader geïnformeerd.
Stand van zaken gewijzigde motie van het lid Remco Dijkstra c.s. inzake Europese middelen
en TEN-T
Uw Kamer heeft middels gewijzigde motie van het lid Remco Dijkstra c.s.26 in het MIRT debat van 20 november 2020 gevraagd inzichtelijk te maken welke mogelijkheden
er Europees zijn om personenvervoer over spoor te financieren en recent is toegezegd
terug te komen op de invulling van de gewijzigde motie van het lid Dijkstra c.s. naar
Ten-T. Met onderstaande toelichting wordt invulling gegeven aan de motie over Europese
medefinanciering en de recente toezegging.
Investeringen in infrastructuur op het Europese TEN-T netwerk kunnen met voorrang
vanuit de EU meegefinancierd worden via de financiële pijler van het EU TEN-T-beleid:
CEF (Connecting Europe Facility). Daarbij gaat het nadrukkelijk om medefinanciering
tot maximaal 50% van de in aanmerking komende kosten. Spoortrajecten die onderdeel
zijn van het TEN-T netwerk dienen op termijn – 2030 voor het kernnetwerk en 2050 voor
het uitgebreid netwerk – aan verschillende vereisten te voldoen, wat extra investeringen
met zich mee kan brengen.
Met de lopende herziening van het Europese TEN-T beleid en netwerk, waar in de beantwoording
van vragen voor de Transportraad van 3 juni 2021 op in is gegaan, wil de Europese
Commissie onder meer de TEN-T-verordening beter aan laten sluiten bij de doelen van
de EU Green Deal (Kamerstuk 35 377, nr. 1). Nederland zal deze herziening aangrijpen om in het TEN-T-beleid meer aandacht te
vragen voor verdere ontwikkeling van het personenvervoer per spoor, ook internationale
verbindingen. Daarbij zal Nederland zich blijven inzetten op investeringen op de reeds
aangewezen corridors en wordt daarnaast bekeken op welke wijze Nederland verder kan
aansluiten op het Europese spoornetwerk, bijvoorbeeld via een hoogwaardige verbinding
naar Duitsland. Bij de afweging tussen de mogelijke corridors wordt de gewijzigde
motie van het lid Dijkstra over een verbinding met Scandinavië betrokken.
Hierbij worden verschillende corridors tegen elkaar afgewogen.
Eind dit jaar wordt het voorstel van de Europese Commissie voor het herziene TEN-T
beleid en netwerk verwacht, waarna onderhandelingen tussen Raad en het Europees Parlement
uiteindelijk tot een definitieve tekst moeten leiden. Uw Kamer zal voorafgaand aan
de start van de onderhandelingen via de gebruikelijke BNC-procedure over de Nederlandse
positie worden geïnformeerd.
Tot slot
De afgelopen jaren is hard gewerkt aan het veilig, bereikbaar en leefbaar houden van
Nederland. De komende decennia blijven de uitdagingen fors. De aandacht voor duurzame
investeringen en de bekostiging hiervan zal onverminderd zijn. Dit geldt zowel voor
nieuwe mobiliteitsopgaven als de instandhoudingsopgave.
Om Nederland op een toekomstbestendige manier bereikbaar te houden werken we ook aan
de multimodale Mobiliteitsvisie 2040. Deze integrale visie wordt onder andere onderbouwd
met het Toekomstperspectief Automobiliteit, het Toekomstbeeld OV, het Nationaal Toekomstbeeld
Fiets en de Goedervervoersagenda. We kijken met een brede blik naar opgaven en oplossingsrichtingen
om afspraken te kunnen maken met onze omgevingspartners in de gebiedsgerichte bereikbaarheidsprogramma’s.
Met deze aanpak hebben we een stap «van modaliteit naar mobiliteit» gezet en geven
we invulling aan het advies van de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur.
Ook is de afgelopen periode gewerkt aan de actualisatie van de MIRT-spelregels. Deze
regels beschrijven de vereisten en het proces van start tot realisatie van een project
of programma. Doel van de actualisatie is om de regels in lijn te brengen met de Wet
Mobiliteitsfonds en de Omgevingswet. Tijdens het Notaoverleg MIRT in december 2020
is toegezegd de actualisatie van de MIRT spelregels vóór de zomer van 2021 aan uw
Kamer te zullen sturen. Op een aantal onderdelen is echter nog nadere uitwerking en
tijd nodig. Zo wordt met de regionale partners overleg gevoerd over o.a. de besluitvorming
bij faseovergangen. Besluitvorming over de geactualiseerde versie van de MIRT spelregels
is aan een volgend kabinet.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, S. van Veldhoven-van der Meer
Indieners
-
Indiener
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga, minister van Infrastructuur en Waterstaat -
Medeindiener
S. van Veldhoven-van der Meer, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.