Brief regering : Reactie op de brief over 'bewoning van recreatiewoningen'
32 847 Integrale visie op de woningmarkt
33 118 Omgevingsrecht
Nr. 753 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 juni 2021
De Eerste Kamer heeft bij brief van 13 april 2021 gevraagd om een reactie op de brief
van 30 maart 2021, die door de VNG aan beide Kamers is gestuurd in het kader van de
voorhangprocedure inzake het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit omgevingsrecht
(Bor) in verband met de verruiming van de mogelijkheden van de omgevingsvergunning
voor de bewoning van recreatiewoningen. Hierbij stuur ik uw Kamer een gelijkluidende
reactie op de brief van de VNG.
Samenwerken aan Actie-agenda Vakantieparken 2021–2022
Graag wil ik u eerst melden dat ik samen met de VNG en de andere partners, IPO, Vitale
Vakantieparken Drenthe, Vitale Vakantieparken Veluwe, Leger des Heils, Valente, GGD-GHOR
en het LIEC, werk aan de uitvoering van de Actie-agenda Vakantieparken 2021–2022.
De Actie-agenda 2021–2022 bestaat uit 21 acties. Doelen zijn een economisch levensvatbare
verblijfsrecreatiesector, veilige vakantieparken met bonafide ondernemers, een sector
die geen ruimte biedt voor uitbuiting of het uit het zicht raken van kwetsbare mensen
en een sector die op het gebied van de ruimtelijke ordening op passende wijze door
de verschillende overheidslagen wordt gefaciliteerd. Daarbij wordt ook bezien waar
het nodig en verantwoord is, of vakantieparken worden ingezet als aanvulling op de
woningmarkt.
Wijziging Bor (recreatiewoningen)
Met de voorgenomen wijziging van het Bor worden de mogelijkheden van gemeenten om
een omgevingsvergunning voor permanent bewoning van recreatiewoningen te verstrekken
verruimd. Hoewel nu al een mogelijkheid bestaat om permanente bewoning van recreatiewoningen
middels een persoonsgebonden omgevingsvergunning toe te staan, zorgen de huidige voorwaarden
ervoor dat slechts een zeer beperkte groep personen voldoet aan de juridische vereisten
voor een dergelijke vergunning. Het ontwerpbesluit vergroot deze groep, omdat niet
langer wordt vastgehouden aan de peildatum van oktober 2003. Daarnaast zorgt het ontwerpbesluit
ervoor dat de omgevingsvergunning niet langer strikt gebonden is aan degene aan wie
de omgevingsvergunning is verleend. Gemeenten krijgen de mogelijkheid om de vergunning
over te laten gaan op de rechtsopvolger van de vergunninghouder.
Het vergunnen van permanente bewoning van recreatiewoningen kan een tijdelijke uitkomst
bieden voor de huidige krapte op de woningmarkt, daar eigenaren van recreatiewoningen
in sommige gevallen noodgedwongen een ander woonadres aanhouden. Daarnaast geldt dat
wanneer bewoners die nu zonder omgevingsvergunning een recreatiewoning permanent bewonen
en door handhaving hun recreatiewoning moeten verlaten, de druk op de woningmarkt
verder kunnen doen opvoeren. Hiermee komt dit ontwerpbesluit tegemoet aan de motie
van de leden Koerhuis en van Eijs (recreatiewoningen).1 Deze motie verzoekt de mogelijkheden om permanente bewoning te vergunnen te verruimen
door het veranderen van de peildatum en de introductie van een objectgebonden vergunning.
In haar brief geeft de VNG aan dat het onvoldoende duidelijk is waarom het ontwerpbesluit,
vooruitlopend op de Omgevingswet, wordt ingevoerd. Daarnaast is het volgens de VNG
niet wenselijk dat in een betreffend gebied veel recreatiewoningen permanent worden
bewoond. Dit, omdat het tegenstrijdig is met het oorspronkelijke doel van deze recreatiewoningen.
Dit kan bijvoorbeeld leiden tot het verdwijnen van banen in de toeristische sector.
Ook zou een ongewenste uitbreiding van het stedelijk gebied kunnen ontstaan, daar
recreatiewoningen vaak buiten de bebouwde kom staan. Als laatste stelt de VNG dat
de wijziging lastig uitvoerbaar is. De gemeenten vragen aandacht voor de vele verwachte
aanvragen voor omgevingsvergunningen, die mogelijk door de beperkte capaciteit niet
binnen de gestelde termijn behandeld kunnen worden en daarom van rechtswege moeten
worden toegekend.
Verbinding met Omgevingswet
De voorgestelde wijziging biedt een overbrugging tot aan de inwerkingtreding van de
Omgevingswet. Onder de Omgevingswet krijgen gemeenten meer ruimte om permanente bewoning
van een recreatiewoning mogelijk te maken. Er zijn dan meer mogelijkheden om snel
en flexibel af te wijken van het geldende omgevingsplan en om tijdelijke functies
aan locaties toe te kennen. Daarnaast kunnen onder de Omgevingswet zowel persoonsgebonden
als objectgebonden omgevingsvergunningen worden verleend voor het bewonen van recreatiewoningen.
Het bestaande wettelijke kader kent deze mogelijkheid niet. Om die reden is gekozen
voor een oplossing die zowel past binnen de Omgevingswet als binnen het huidige wettelijke
kader. Met de voorgestelde wijziging behoudt de omgevingsvergunning voor permanente
bewoning onder het huidige stelsel een persoonsgebonden karakter. Aangezien een overdraagbare
component kan worden toegevoegd aan de omgevingsvergunning, is echter wel sprake van
een overeenkomst met een objectgebonden type vergunning. Het ontwerpbesluit roept
daarvoor geen nieuwe procedure in het leven, want het Bor biedt gemeenten zoals gezegd
al de mogelijkheid tot het verlenen van een omgevingsvergunning voor de permanente
bewoning van een recreatiewoning. Alleen de voorwaarden voor het verlenen van de vergunning
worden met de voorgestelde wijziging aangepast en geactualiseerd. Verder is voor de
verlening van de vergunning de reguliere procedure uit paragraaf 3.2 van de Wabo van
toepassing, die al geruime tijd bestaat. Als gevolg van de wijziging krijgen gemeenten
op korte termijn meer mogelijkheden om permanente bewoning van recreatiewoningen toe
te staan in de gevallen waarin zij dat wenselijk achten. Reden om met de wijziging
van het Bor vooruit te lopen op de inwerkingtreding van de Omgevingswet is de snelle
bijdrage die hiermee geleverd kan worden aan het verminderen van de druk op de woningmarkt.
Discretionaire bevoegdheid van gemeenten blijft behouden
In antwoord op de zorgen die de VNG uit over de ruimtelijke ordening, de toeristische
exploitatie, de doorontwikkeling van parken en de positie van gemeenten, is het belangrijk
te benadrukken dat de mogelijkheid om een omgevingsvergunning te verlenen een discretionaire
bevoegdheid betreft en geenszins een automatisch recht op een omgevingsvergunning
geeft. De gemeente blijft het bevoegd gezag om te beoordelen of permanente bewoning
van recreatiewoningen in de desbetreffende gemeente past binnen een goede ruimtelijke
ordening en of zij hiertoe een omgevingsvergunning wil verlenen. Gemeenten kunnen
beleidsregels opstellen over de wijze waarop wordt omgegaan met de bevoegdheid tot
vergunningverlening voor permanente bewoning van recreatiewoningen. Wanneer een gemeente
wil inzetten op het behoud van de toeristisch-recreatieve functie van een park, heeft
zij dus die mogelijkheid.
Het ontwerpbesluit stelt hiermee gemeenten in staat om goede afwegingen te maken over
het al dan niet toestaan van permanente bewoning van recreatiewoningen. Gemeenten
kunnen de situatie op de recreatieparken tenslotte het beste inschatten en per park
een passende beoordeling maken.
Uitvoering van de wijziging Bor
Ik vind het belangrijk dat gemeenten op een gedegen wijze vergunningsaanvragen kunnen
behandelen. De VNG geeft aan een piek in vergunningaanvragen te verwachten als gevolg
van de wijziging, waardoor gemeenten onvoldoende tijd en capaciteit zullen hebben
om alle aanvragen te behandelen. Wanneer een aanvraag niet binnen acht weken wordt
afgedaan, moet deze van rechtswege worden toegekend. Om gemeenten hierin te ondersteunen
zal vanuit het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een handreiking
worden opgesteld, zodat gemeenten handvatten hebben bij de te maken afweging over
vergunningverlening en het opstellen van beleidsregels. Hiermee wordt de uitvoeringskracht
van gemeenten versterkt. Deze beleidsregels kunnen wat betreft de inhoud worden meegenomen
bij inwerkingtreding van de Omgevingswet; de wettelijke grondslag voor de bevoegdheid
om de omgevingsvergunning te verlenen wijzigt slechts. Ook wordt er een «aanjaag-
en expertteam transformatie van recreatieparken» ingesteld om gemeenten op verzoek
van expertise te voorzien rondom de transformatie van recreatieparken.2
Aanwijzingen voor de Regelgeving
Uit de reacties die ik heb ontvangen naar aanleiding van de internetconsultatie blijkt
dat veel mensen die een recreatiewoning permanent bewonen belang hechten aan een spoedige
invoering van dit ontwerpbesluit, omdat het de gemeente meer mogelijkheden geeft om
permanente bewoning toe te staan. Daarnaast geldt dat een spoedige invoering op korte
termijn al de druk op de woningmarkt kan verlichten. Daarom geef ik met dit ontwerpbesluit
uitvoering aan de motie van de leden Koerhuis en Van Eijs nog voor de inwerkingtreding
van de Omgevingswet met deze regeling, waar de VNG in de brief aangeeft deze niet
nodig te vinden.
Ik heb bij het uitwerken van het ontwerpbesluit zoveel mogelijk gestreefd naar het
beperken van de lasten voor gemeenten. Zoals hiervoor uiteengezet biedt de voorgenomen
aanpassing gemeenten meer mogelijkheden om permanente bewoning binnen hun gemeente
te reguleren. Het bevat als zodanig geen verplichting om in alle gevallen permanente
bewoning toe te staan. Gemeenten maken hierin een eigen afweging op basis van het
belang van een goede ruimtelijke ordening. Ik heb hierover het gesprek met de VNG
gevoerd en besloten om een handreiking voor gemeenten op te stellen om hen te informeren
over deze mogelijkheden. Deze handreiking moet gemeenten duidelijkheid en handelingsperspectief
bieden in het maken van een afweging in het kader van het reguleren van permanente
bewoning binnen hun gemeenten.
Als laatste kan ik melden dat ik geen reden heb aan te nemen dat de handhaving op
onrechtmatige permanente bewoning door gemeenten door deze wijziging van het Besluit
Omgevingsrecht zal veranderen ten opzichte van de huidige situatie. Permanente bewoning
is immers in de nieuwe situatie ook alleen toegestaan als dit in overeenstemming is
met het planologische regime, een verleende vergunning of wanneer vanwege een geldige
reden afgezien wordt van handhaving.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties