Brief regering : Vierde specifieke steunpakket culturele en creatieve sector voor derde kwartaal 2021
32 820 Nieuwe visie cultuurbeleid
35 420
Noodpakket banen en economie
Nr. 418
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 7 juni 2021
Inleiding
Corona zorgt sinds maart 2020 voor een ongekende situatie. De maatregelen om de verspreiding
van het coronavirus tegen te gaan, hebben grote gevolgen voor de culturele en creatieve
sector. Volgens het CBS is het bruto binnenlands product in het eerste kwartaal van
2021 ten opzichte van een kwartaal eerder met 0,5 procent gedaald. De krimp van de
toegevoegde waarde in de bedrijfstak cultuur, recreatie en overige diensten is 36,5
procent, een van de grootste van alle bedrijfstakken.1 Ik ben onder de indruk van de veerkracht die de culturele en creatieve sector in
deze crisis toont. Zij heeft met creativiteit en doorzettingsvermogen gekeken naar
wat mogelijk was en op nieuwe manieren publiek bereikt.
We staan eindelijk aan de vooravond van een periode waarin weer meer mogelijk is,
op het gebied van cultuurbeoefening, cultuuronderwijs en bezoek. Culturele instellingen
hebben op 5 juni hun deuren weer geopend. Op deze dag bezocht ik het Rijksmuseum,
de Hermitage en de Lakenhal, musea vol enthousiaste medewerkers én enthousiast publiek.
Iedereen heeft lang naar dit moment uitgekeken.
Een deel van de beperkende maatregelen geldt echter nog voor de sector. De mogelijkheden
om publiek te ontvangen, opdrachten te winnen en omzet te maken blijven beperkt. Daarom
stel ik voor de specifieke steunmaatregelen in het derde kwartaal, in afgebouwde vorm
te verlengen. Het gaat om een bedrag van € 147,25 miljoen. Zoals benoemd in de Kamerbrief
van 27 mei zijn de steunpakketten voor dit kwartaal gebaseerd op het huidige beeld
van de ontwikkeling van het coronavirus en de voortgang van de vaccinatiecampagne.2Dit betekent dat dit steunpakket voor de culturele en creatieve sector gedeeltelijk
al is uitgegaan van een zich steeds verbeterende epidemiologische situatie en een
bepaalde mate van terugkeer van het verdienvermogen van instellingen. Als de epidemiologische
ontwikkeling anders is dan nu wordt verwacht, kan dat gevolgen hebben voor de vormgeving
van de steunmaatregelen.
Deze brief bevat de uitwerking van dit vierde steunpakket voor de culturele en creatieve
sector. Daarnaast laat deze brief eerste resultaten van het eerste specifieke steunpakket
voor de periode april-december 2020 zien. Ook schetst deze brief de aanpak van de
evaluatie van de specifieke steunmaatregelen. Voor een algehele evaluatie is het nu
nog te vroeg. Het tweede en derde steunpakket lopen nog en de pandemie is nog niet
voorbij.
Met deze brief voer ik zo de toezegging uit die is opgenomen in de brief van 16 november
2020 over de evaluatie.3 Bovendien ontvangt uw Kamer, als toegezegd in het WGO van 23 november 2020 (Kamerstuk
35 570 VIII, nr. 147), een onderzoek naar de invloed van de Coronacrisis op de cultuursector.4
In deze brief komen achtereenvolgens aan bod:
1. Specifieke ondersteuning aan de culturele en creatieve sector;
2. Vierde steunpakket culturele en creatieve sector;
3. Voorlopige resultaten van het eerste steunpakket voor cultuur;
4. Aanpak evaluatie steunpakketten;
5. Beleidsreactie op onderzoek Cultuur en corona.
1. Specifieke ondersteuning aan de sector
Tot nu toe heeft de culturele en creatieve sector voor ongeveer € 1,1 miljard (exclusief
Tozo) gebruik gemaakt van de generieke maatregelen. De culturele sector kenmerkt zich
door een diversiteit aan instellingen, dienstverbanden en culturele uitingen; generieke
pakketten waren dan ook niet genoeg om de culturele en creatieve sector overeind te
houden. Daarom heeft het kabinet in aanvulling op deze maatregelen ruim € 906 miljoen
uitgetrokken om makers, instellingen en ondernemingen in de culturele en creatieve
sector te ondersteunen.
In 2020 heeft het kabinet € 300 miljoen voor instellingen5 en makers en € 40 miljoen voor het niet-gesubsidieerde deel van de podiumkunsten6 beschikbaar gesteld. In mijn brief van 28 augustus jl.7 heb ik aangekondigd dat er € 414 miljoen beschikbaar wordt gesteld voor de culturele
en creatieve sector in de periode 1 januari-30 juni 2021. Deze brief kondigde aan
dat gemeenten en provincies via het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
(BZK) € 68 miljoen krijgen voor compensatie van de geleden schade in de regionale
en lokale culturele infrastructuur in 2020. Dit bedrag komt bovenop de € 60 miljoen
die gemeenten in mei 2020 ontvingen. Mijn brief van 10 februari schetst de uitwerking
van een derde steunpakket van 24 miljoen voor directe steun aan makers.8 Daarnaast stuurde ik op 19 maart samen met de Staatssecretaris van EZK uw Kamer de
uitwerking van een subsidieregeling voor geannuleerde evenementen, een regeling met
een maximum bedrag van € 385 miljoen euro.9
Ondersteuning via generieke maatregelen
Naast de specifieke ondersteuning heeft de culturele en creatieve sector in 2020 en
2021 gebruik kunnen maken van generieke maatregelen zoals de NOW, TOZO, TVL en TONK.
De brief van 27 mei jl. van de ministers van EZK, FIN en VWS kondigt een verlenging
voor het derde kwartaal aan.
– In 2020 hebben 17.700 bedrijven in de culturele en creatieve sector een tegemoetkoming
van de vaste lasten via de TOGS aangevraagd voor een bedrag van in totaal € 71 miljoen.10
– Op grond van de regelingen TVL 1 en TVL Q4 (1 juni tot en met 31 december 2020) is
voor € 184 miljoen toegekend aan 5363 bedrijven voor TVL 1 en 4704 bedrijven voor
TVL Q4 in 2020.
– In 2021 is op basis van de TVL Q1 2021 (periode januari-mei) aan 5149 bedrijven in
de culture en creatieve sector een bedrag van in totaal € 184 miljoen toegekend.11
– Daarnaast ontvingen ruim 6000 bedrijven in de culturele en creatieve sector een voorschot
van 80 procent voor de NOW1 (periode van 6 april tot 5 juni 2020), in totaal een bedrag
van € 335 miljoen.12
– In totaal hebben bedrijven in de culturele en creatieve sector voor € 351 miljoen
een vergoeding van loonkosten aangevraagd voor de tweede helft van 2020. Bij de NOW2
gaat het om 3860 bedrijven, bij de NOW3 om 3350 bedrijven.
– Bijna een kwart van de zelfstandige ondernemers heeft gebruik gemaakt van de TOZO
in de maanden maart, april en mei 2020.13
Op basis van deze resultaten is mijn beeld dat de generieke maatregelen een belangrijke
bijdrage hebben geleverd aan het behoud van instellingen en werkgelegenheid in de
culturele en creatieve sector.
2. Vierde steunpakket culturele en creatieve sector
Vanwege de beperkte mogelijkheden om omzet te maken heeft het kabinet besloten om
voor het derde kwartaal van 2021 in totaal € 147,25 miljoen vrij te maken voor de
culturele en creatieve sector. € 45 Miljoen is voor instellingen in de basisinfrastructuur,
instellingen die subsidie ontvangen via de Erfgoedwet en instellingen met een meerjarige
subsidie van de rijkscultuurfondsen. € 25 Miljoen is voor verlenging van de directe
steun aan makers. De termijn voor de opengestelde monumentenlening van het Nationaal
Restauratiefonds wordt verlengd. Het gaat om een bedrag van € 25,75 miljoen. Voor
de regionale en lokale cultuur reserveert het Ministerie van BZK € 51,5 miljoen voor
gemeenten en provincies. Dit bedrag komt bovenop de € 60 miljoen voor de lokale cultuur
en buurt- en dorpshuizen in de eerste helft van 2021. Hieronder volgt de uitwerking
van deze maatregelen.
Verlenging steun instellingen basisinfrastructuur, Erfgoedwet en instellingen met
een meerjarige subsidie van de rijkscultuurfondsen
Het rijk draagt voor deze groep instellingen een bijzondere verantwoordelijkheid.
Net als bij eerdere steunpakketten hecht ik er grote waarde aan dat instellingen de
steun gebruiken om personeel in dienst te houden en om opdrachten aan zelfstandigen
te geven. Zo blijven kwaliteit en werkgelegenheid op peil en kan de programmering,
nu dit weer voorzichtig kan, opgestart worden. Ik stel in totaal € 45 miljoen beschikbaar
om instellingen in de basisinfrastructuur 2021–2024 en de Erfgoedwet aanvullend te
subsidiëren. Ook instellingen met een meerjarige subsidie van de rijkscultuurfondsen
en instellingen met een subsidie uit andere onderdelen van de begroting van het Ministerie
van OCW ontvangen deze aanvullende subsidie.
Om de administratieve lasten voor de instellingen te beperken, wordt de aanvullende
subsidie ambtshalve verleend. Er is geen aanvraagprocedure. De subsidie wordt vastgesteld
via de reguliere verantwoordingsprocedure. Het streven is deze aanvullende subsidie
in juli 2021 te verstrekken.
De aanvullende subsidie wordt berekend volgens de uitgangspunten van eerdere steunpakketten.
Zij wordt als volgt verstrekt:
– De aanvullende subsidie dekt gedeeltelijk de gederfde eigen inkomsten en vormt een
aanvulling op de reguliere subsidie.
– De aanvullende subsidie wordt berekend op basis van ongeveer 7 procent van de eigen
inkomsten per jaar, waarbij als grondslag het gemiddelde wordt genomen van de behaalde
eigen inkomsten in de jaren 2018 en 2019. Door het karakter van hun BIS-subsidie geldt
voor regionale musea dat de ondersteuning bestaat uit 12,5 procent van dit subsidiebedrag.
– De aanvullende subsidie heeft een maximum van twee maal het structurele subsidiebedrag
dat de instelling heeft ontvangen in 2019.
– In aanmerking komen instellingen die in 2019 minimaal 15 procent aan eigen inkomsten
hadden.
– Instellingen die geen of nauwelijks publieksactiviteiten uitvoeren zijn uitgesloten.
– Ook festivals en biënnales ontvangen op basis van deze rekenregel een aanvullende
subsidie.
Binnen dit onderdeel is € 5 miljoen beschikbaar voor een specifieke voorziening bij
het Filmfonds. Net als in eerdere steunpakketten zijn deze middelen bedoeld om meerkosten
te dekken die ontstaan bij filmen door maatregelen ten gevolge van COVID-19.
Bij mij is bekend dat de nood ook hoog is bij kleinere, vaak regionaal ingebedde festivals.
Ik ga ervan uit dat gemeenten en provincies nu zij extra middelen beschikbaar krijgen
voor het ondersteunen van de lokale infrastructuur, aandacht voor deze groep hebben.
Verlenging steun opengestelde monumentenlening
De opengestelde monumentenlening (OML) van het Nationaal Restauratiefonds (NRF) wordt
in het derde kwartaal verlengd met een bedrag van € 25,75 miljoen. Eigenaren van opengestelde
rijksmonumenten die als gevolg van de corona-maatregelen geen of beperkte inkomsten
hebben, kunnen met deze gunstige lening van het NRF hun financiële positie op orde
krijgen en investeren in de toekomst. Dit is voor de instandhouding van monumenten
van belang. Het NRF laat weten dat er nog steeds nieuwe aanvragen worden ingediend
en er veel behoefte is vanuit het veld. De OML heeft de afgelopen periode diverse
monumenten ondersteund, zoals Kasteel Doornenburg in de Betuwe en het Olympisch Stadion
in Amsterdam.14
Steun aan makers
De culturele en creatieve sector kent een hoog aantal zzp’ers. De coronacrisis raakt
hen hard. Dat blijkt onder meer uit cijfers van het CBS.15 Van het totaal aantal zzp’ers werkzaam in de culturele en creatieve sector heeft
65,5 procent minder omzet vergeleken met het tweede kwartaal van 2019. Ter vergelijking:
voor alle zzp’ers in Nederland gaat het om 57,2 procent. De gemiddelde omzetdaling
voor alle Nederlandse zzp’ers komt uit op 42,7 procent. Voor zzp’ers in de culturele
en creatieve sector ligt dit percentage hoger: 50,3 procent. In een specifieke deelsector
als kunsten ligt dit percentage met 54,7 procent nog hoger.
Vanuit het vierde steunpakket stel ik daarom € 25 miljoen beschikbaar om culturele
professionals te ondersteunen. Dit bedrag verdeel ik als volgt:
– € 16,25 miljoen via de zes rijkscultuurfondsen. De fondsen kunnen zo regelingen met
directe steun voor makers voortzetten. Het gaat om regelingen voor werkbudgetten,
(jonge) makers en experiment.
– € 3 miljoen voor leenfaciliteiten bij Cultuur + Ondernemen, als ophoging en verlenging
van de € 45,3 miljoen die eerder beschikbaar is gesteld via de Cultuur Opstart Lening
en de Cultuur Vermogen Lening. De vraag naar deze leningen groeit nu de sector weer
open gaat.
– € 3,5 miljoen aanvullende steun voor het Kickstart Cultuurfonds als ophoging en verlenging
van de € 10 miljoen die eerder beschikbaar kwam. Het Kickstart Cultuurfonds is een
privaat initiatief van de BankGiro Loterij, het VSBfonds, het Prins Bernhard Cultuurfonds
en de VandenEnde Foundation. Het fonds heeft tot doel om de culturele sector bij te
staan bij veranderingen als gevolg van de coronamaatregelen.
– € 2,25 miljoen om tegemoet te komen aan de hoge vraag naar ebooks.16 Schrijvers ontvangen een vergoeding per ebook. Daarnaast ondersteunt de online bibliotheek
het Leesoffensief en houdt het de leesvaardigheid op peil.
3. Voorlopige resultaten eerste steunpakket cultuur (€ 300 miljoen)
Het eerste specifieke steunpakket van 300 miljoen is op 27 mei 2020 aan uw Kamer gepresenteerd.
Doel van dit steunpakket was om instellingen, ondernemingen en makers in de culturele
en creatieve sector te ondersteunen en zo culturele organisaties overeind te houden
en banen te behouden.
Steun aan rijksgesubsidieerde instellingen
Op basis van de jaarverantwoordingen van instellingen gefinancierd via de basisinfrastructuur
en de Erfgoedwet en instellingen met een meerjarige subsidie van de zes rijkscultuurfondsen
volgt hieronder een voorlopig beeld resultaten van dit eerste steunpakket voor verschillende
ontvangers.17 Het gaat om een momentopname van de financiële situatie van instellingen op 31 december
2020. De meeste instellingen zijn in het eerste halfjaar van 2021 gesloten geweest
en hebben ook in deze periode inkomstenverlies.
Vanuit het eerste steunpakket is ruim € 150 miljoen steun verleend aan 77 instellingen
met een meerjarige subsidie vanuit OCW via de basisinfrastructuur of de Erfgoedwet,
en 220 instellingen gefinancierd via de rijkscultuurfondsen.
De 77 instellingen met een rechtstreekse subsidie van OCW ontvingen in 2020 € 106
miljoen aanvullende steun. Het voorlopige beeld van instellingen die via de basisinfrastructuur
of Erfgoedwet subsidie ontvangen (86) is als volgt:
– Eigen inkomsten: de eigen inkomsten zijn gedaald van € 330 miljoen in 2019 naar € 150
miljoen in 2020. Dit is een daling van circa 55 procent ten opzichte van 2019. De
eigen inkomsten zijn inkomsten uit bijvoorbeeld kaartverkoop, sponsoring en private
bijdragen en (buitenlandse) tournees.
– Aanvullende steun: de aanvullende steun vormt 15 procent van de baten in 2020 en ondervangt
63 procent van de daling in eigen inkomsten. Als deze steun niet was verleend, hadden
de instellingen het jaar afgerond met een negatief saldo van circa € 56 miljoen.
– Lasten: de totale lasten zijn met 18 procent gedaald. De activiteitenlasten zijn gedaald
met 27 procent. Bij musea gaat het bijvoorbeeld om 72 procent minder aankopen ten
opzichte van een jaar eerder; een besparing van € 17 miljoen. De beheerlasten zoals
huisvesting en kantoorkosten zijn gedaald met circa 10 procent.
– Financiële positie: op basis van cijfers over liquiditeit, solvabiliteit en weerstandsvermogen
is het beeld dat de instellingen, op een enkele uitzondering na, financieel solide
zijn.
Samenvattend luidt de voorlopige conclusie dat de aanvullende steun bij deze instellingen
een negatief exploitatieresultaat heeft voorkomen. Zowel de extra steun als de besparingen
hebben ervoor gezorgd dat ondanks het verlies aan inkomsten, de positie financieel
solide is. Een deel van de aanvullende steun hebben instellingen in 2020 gereserveerd
voor uitgaven in 2021 doordat zij door beperkende maatregelen minder activiteiten
hebben kunnen uitvoeren, met minder kosten als gevolg. Met deze voorlopige resultaten
lijken de overkoepelende doelstellingen van dit deel van het eerste steunpakket –
culturele organisaties door steun overeind houden en banen behouden – bereikt.
Meerjarig gesubsidieerde instellingen door de rijkscultuurfondsen
In totaal hebben de cultuurfondsen aan 220 festivals, gezelschappen en presentatie-instellingen,
instellingen voor educatie of talentontwikkeling en ontwerp extra ondersteuning geboden.
De verantwoordingen van de instellingen zijn nog niet allemaal binnen. Daarom is er
nu nog geen cijfermatige analyse van hun financiële situatie mogelijk. Op basis van
monitoring, voorlopige analyses en signalen die de fondsen krijgen, is ook hier de
voorlopige conclusie dat de aanvullende steun eraan heeft bijdragen dat het merendeel
van deze instellingen een goede financiële positie heeft behouden.
Regelingen voor makers via de cultuurfondsen van het rijk
In 2020 heb ik € 11,8 miljoen beschikbaar gesteld om bestaande regelingen van de cultuurfondsen
voor makers uit te breiden. De zes fondsen hebben binnen hun bestaande budgetten nog
eens ruim € 15 miljoen vrijgemaakt voor dit doel. Deze extra ondersteuning richt zich
op projecten, werk en opdrachten voor makers. De regelingen sluiten aan op de behoeften
in de sector. Een voorbeeld van een regeling waar grote vraag naar was, is de Balkonscenesregeling
van het Fonds Podiumkunsten. Deze regeling maakte op kleine schaal ontmoetingen tussen
publiek en podiumkunstenaars, passend binnen de coronabeperkingen, mogelijk.
Lokale culturele infrastructuur
In het eerste steunpakket is via de cultuurfondsen € 48,5 miljoen beschikbaar gesteld
aan gemeenten en provincies om regionale musea, (pop)podia en filmtheaters te steunen.
Deze ondersteuning was bedoeld voor instellingen met een regionale functie waarbij
ook sprake is van landelijk belang. Doel van de bijdrage was een tegemoetkoming in
gederfde inkomsten, ook vanuit gemeenten en provincies. Het Rijk matchte uit dit bedrag
de bijdragen van lokale overheden met eenzelfde bedrag.
Hieronder volgt een overzicht van het aantal toekenningen per fonds.
– Het Filmfonds ontving van 26 filmtheaters een aanvraag. De regeling werd ruim overvraagd.
Om alle 26 aanvragen te kunnen honoreren, bracht het Filmfonds een extra bedrag van
€ 1.166.000 in. In totaal is ruim € 4,6 miljoen toegekend aan filmtheaters.
– Het Mondriaan Fonds heeft aan 28 musea met meer dan 100.000 betalende bezoekers in
2017 en 2018, een compensatie toegekend voor inkomstenderving als gevolg van Covid-19
maatregelen. Daarnaast ontvingen 128 musea met gemiddeld meer dan 7500 betalende bezoekers
in 2017 en 2018 een compensatie gerelateerd aan de omvang van de gederfde inkomsten.
– Het Fonds Podiumkunsten heeft aan 96 grote schouwburgen, concertzalen en poppodia
een aanvullende subsidie verleend. Het maximale bedrag van € 29 miljoen euro is niet
volledig benut. Dit komt doordat er minder aangevraagd is en een aantal aanvragen
niet aan de voorwaarden voldeed. Het resterende budget is toegevoegd aan de Podiumstartregeling,
die middelgrote en kleine podia ondersteunt in hun programmering.
4. Evaluatie specifieke steunmaatregelen cultuur
Het is nu nog te vroeg voor een evaluatie van alle verschillende specifieke steunpakketten
voor de culturele en creatieve sector. Een deel van de beperkende maatregelen is nog
van kracht en het vierde steunpakket moet nog starten. Het uiteindelijke doel is om
een overkoepelende evaluatie van de steunmaatregelen voor cultuur na afloop van de
coronacrisis uit te voeren. De uitgangspunten daarvoor zijn als volgt:
– De evaluatie wordt uitgevoerd door een onafhankelijk onderzoeksbureau.
– Reikwijdte: het gaat om de volgende te evalueren specifieke maatregelen:
• Het eerste steunpakket van € 300 miljoen (maart-december 2020).
• Coulancemaatregelen van OCW en de cultuurfondsen (2020 en 2021).
• Het tweede steunpakket van € 414 miljoen (januari tot en met juni 2021).
• Het derde pakket van € 15 + € 9 miljoen (januari tot en met juni 2021).
• Het vierde pakket van € 70 miljoen en verlenging van de Openmonumentenlening van € 25,75
miljoen (juli tot en met september 2021).
– Instellingen en ondernemers in de culturele en creatieve sector hebben vaak ook gebruik
kunnen maken van de generieke steunmaatregelen. De werking van de specifieke maatregelen
voor cultuur moet in relatie worden gezien tot de werking van de generieke maatregelen.
Uw Kamer is eerder geïnformeerd over de aanpak van de evaluatie van de generieke steunmaatregelen.18 De evaluatie van de specifieke steunmaatregelen sluit waar mogelijk aan bij deze
evaluatie.
– Onderzoeksvragen: naast een evaluatie gericht op het hoofddoel van de steun – het
zoveel mogelijk overeind houden van instellingen, makers en werkgelegenheid – zijn
de volgende aanvullende vragen relevant:
• In hoeverre is de steun bij individuele makers en creatieven terecht gekomen?
• Wat hebben instellingen gedaan om (digitale) alternatieven te ontwikkelen voor voorstellingen,
tentoonstellingen en producties?
• Wat hebben culturele en creatieve sectoren gedaan om hun publiek te blijven bereiken?
• Welke lessen zijn er uit het gebruik van de steunmaatregelen te trekken voor situaties
waarin overheden snel steun moeten bieden?
• Hoe is in deze periode de samenwerking geweest tussen ministerie en culturele en creatieve
sectoren en binnen culturele en creatieve sectoren onderling?
– Om de ontwikkelingen goed te volgen en te zijner tijd een evaluatie te maken blijft
monitoring van groot belang. De monitoring van het gebruik van de steunpakketten vindt
plaats door meerdere partijen:
• Uitvoerders van de regelingen, waaronder OCW en de rijkscultuurfondsen.
• Inventarisatie van de effecten van corona en de werking van de steunmaatregelen, via
het onderzoek van de Boekmanstichting c.s.
• Het LKCA monitort de ontwikkelingen in de sectoren cultuureducatie en amateurkunst.
• Ook zijn er door brancheorganisaties en vakverenigingen tal van inventarisaties gedaan.
• De Monitor Creatieve Industrie, waarvan eind 2021 een nieuwe editie verschijnt, besteedt
aandacht aan de effecten van corona.
• Het CBS rapporteert over het gebruik van de generieke maatregelen, uitgaven van gemeenten
en provincies, en maakt op mijn verzoek specifieke rapportages over de culturele en
creatieve sector.19
– Het streven is de evaluatie zoveel mogelijk uit te voeren aan de hand van beschikbaar
statistisch materiaal, om onnodige administratieve lasten voor de sector te voorkomen.
– Planning: de evaluatie zal plaats kunnen vinden na afloop van de corona-crisis. In
de algemene planning wordt daarbij uitgegaan van medio 2022. Ook de meeste evaluaties
van de generieke maatregelen zijn in 2022 en 2023 gepland. Tegelijkertijd is het voor
tussentijdse besluitvorming nodig gebruik te maken van beschikbare gegevens, zoals
gebeurd is in deze brief.
5. Onderzoek Cultuur en corona
Het onderzoek Ongelijk getroffen, ongelijk gesteund. Effecten van de coronacrisis in de culturele
sector is op 27 mei verschenen20. De Boekmanstichting en de onderzoeksbureaus Significant APE en SiRM hebben dit onderzoek
uitgevoerd. Het doel van dit onderzoek is beter inzicht te krijgen in de gevolgen
van de coronamaatregelen voor de culturele en creatieve sector in 2020. Het onderzoek
was een initiatief van de Boekmanstichting, mede op verzoek van en in afstemming met
de Taskforce culturele en creatieve sector. Het onderzoek is uitgevoerd met steun
van het Ministerie van OCW.
Mede om praktische redenen kon niet de gehele culturele en creatieve sector onderzocht
worden. Onderdelen van het onderzoek waren: meerjarig gesubsidieerde instellingen
voor dans, theater, muziektheater en muziek (ensembles, koren, orkesten), presentatie-instellingen
en medialabs, poppodia en de vrije producenten. Daarbij is steeds een vergelijking
gemaakt tussen de laatste drie kwartalen van 2020 en de laatste drie kwartalen van
2019. De Vereniging van Schouwburg- en Concertgebouwdirecties en de Museumvereniging
waren gevraagd mee te doen. Zij hebben niet of te laat medewerking aan dit onderzoek
verleend, waardoor de schouwburgen, concertzalen en musea niet in het onderzoek konden
worden meegenomen.
Het onderzoek leidt tot de volgende resultaten en inzichten:
– De eigen inkomsten van de onderzochte culturele instellingen liepen gemiddeld terug
met 85 procent, variërend van 94 procent bij de vrije producenten tot 47 procent bij
de presentatie-instellingen.
– De omzet liep gemiddeld terug met 25 procent, variërend van 80 procent bij de vrije
producenten, 48 procent bij de poppodia tot 7 procent bij theaters.
– De totale lasten liepen terug met gemiddeld 30 procent, variërend van 72 procent bij
de vrije producenten, 31 procent bij de poppodia tot 4 procent bij de presentatie-instellingen.
– De totale personele lasten liepen terug met gemiddeld 20 procent. De gemiddelde terugloop
van lasten ten behoeve van vast personeel liep terug met 3 procent, terwijl de terugloop
van de inhuur van zzp’ers 55 procent was. Ook hier is een grote variatie zichtbaar:
• vrije producenten: terugloop personeel totaal 74 procent, terugloop personeel loondienst
43 procent, zzp’ers 97 procent.
• poppodia: terugloop personeel totaal 25 procent, terugloop personeel loondienst 1
procent, terugloop zzp’ers 80 procent.
• muziek: terugloop personeel totaal 10 procent, terugloop personeel loondienst 3 procent,
terugloop zzp’ers 36 procent.
Daarbij is het belangrijk te bedenken dat de sectoren in zeer wisselende mate gebruik
maken van zzp‘ers.
– Het voorlopig resultaat vóór en na specifieke en generieke coronasteun geeft een beeld
van de effectiviteit van die coronasteun. Het gemiddelde resultaat vóór steun was
€ 67 miljoen negatief, na coronasteun € 19 miljoen negatief. Daarbij is sprake van
een groot verschil tussen structureel gesubsidieerde instellingen die dankzij de steun
gemiddeld eindigen met een positief resultaat en sectoren die meer van de markt afhankelijk
zijn (zoals poppodia en vrije producenten). Deze laatste sector eindigt ondanks de
steun gemiddeld nog steeds met een negatief resultaat.
– Tenslotte wordt duidelijk dat de generieke maatregelen (met name de NOW) vooral van
betekenis waren voor de poppodia en de vrije producenten, en structureel gesubsidieerde
instellingen hiervan door de aanvullende subsidies geen gebruik hebben gemaakt.
Het onderzoek heeft belangrijke inzichten opgeleverd over de effecten van corona en
over de werking van de specifieke en generieke steunmaatregelen in de verschillende
delen van de culturele en creatieve sector. De resultaten en inzichten vormen voor
mij een belangrijke bron bij mijn afwegingen voor het vierde steunpakket.
De uitkomsten van dit onderzoek laten zien dat met name de structureel gesubsidieerde
instellingen in voldoende mate gesteund zijn met de specifieke maatregelen voor cultuur.
De analyse van de instellingen in de basisinfrastructuur bevestigen dit beeld. Een
andere conclusie is dat naarmate instellingen sterker afhankelijk zijn van de markt,
zij meer gebruik hebben gemaakt van generieke maatregelen. Verder blijkt dat instellingen
gedeeltelijk in staat zijn gebleken om zelfstandigen door te betalen. Dit is minder
het geval naarmate instellingen meer van de markt afhankelijk zijn. Bij bezuinigingen
hebben instellingen vaker gekeken naar de flexibele schil van zelfstandigen dan naar
het vaste personeel. Dat wil niet zeggen dat instellingen niet geprobeerd hebben hun
zzp’ers te blijven betalen waar dat mogelijk was, zoals bijvoorbeeld blijkt uit de
brede toepassing van de richtlijn compensatie zzp’ers van de NAPK.21 Maar ook deze richtlijn heeft niet kunnen voorkomen dat de meerjarig gesubsidieerde
podiumkunstinstellingen hun betalingen aan zzp’ers in de laatste drie kwartalen van
2020 hebben verlaagd met 21 tot 58 procent.22
In combinatie met de resultaten van de gegevens van instellingen in de basisinfrastructuur,
de Erfgoedwet en de voorlopige resultaten die ik hierboven heb geschetst, heb ik besloten
om in het komende pakket aandacht te laten blijven uitgaan naar de positie van zelfstandigen
door directe steun aan makers te bieden. Ik heb hierover steeds constructief kunnen
samenwerken met de Taskforce culturele en creatieve sector.
Tot slot
Met deze brief heb ik mijn toezeggingen uit november-december 2020 voldaan. Uit de
gegevens van het eerste steunpakket blijkt dat deze steun de instellingen
gefinancierd via basisinfrastructuur, de Erfgoedwet en de rijkscultuurfondsen in staat
heeft gesteld een moeilijke periode door te komen. Zo is een landelijk gespreid en
kwalitatief hoogwaardig aanbod in stand gehouden en werkgelegenheid behouden. Daarbij
hebben verschillende maatregelen, vooral van de rijkscultuurfondsen, extra steun aan
individuele makers en zelfstandigen geboden. Het rijk heeft de culturele en creatieve
sector gesteund om na de pandemie zijn betekenisvolle rol in onze maatschappij te
kunnen blijven vervullen en publiek te blijven bereiken.
Daarnaast heb ik met deze brief duidelijkheid gegeven over de steun voor culturele
en creatieve sector voor het derde kwartaal van 2021. Het kabinet hecht aan de grote
waarde van de creatieve en culturele sector en heeft daarom besloten tot verlenging
van steun. Dat gebeurt in een periode waarin de deuren van musea, schouwburgen en
bioscopen steeds verder open gaan en er gelukkig weer meer mogelijkheden zijn om cultuur
te beoefenen en te bezoeken. Nu een steeds groter gedeelte van de bevolking is gevaccineerd
kunnen we ons weer gaan verheugen op alle schoonheid en verwondering die onze creatieve
en culturele sector te bieden heeft.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
I.K. van Engelshoven
Indieners
-
Indiener
I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap