Brief regering : Reactie op notitie Gedifferentieerde inwerkingtreding van wetten, i.v.m. het wetsvoorstel versterking gebouwen Groningen
35 603 Wijziging van de Tijdelijke wet Groningen in verband met de versterking van gebouwen in de provincie Groningen
Nr. 82 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT EN VAN BINNENLANDSE ZAKEN
               EN KONINKRIJKSRELATIES
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 juni 2021
In de procedurevergadering van dinsdag 25 mei 2021 heeft de vaste commissie voor Economische
                  Zaken en Klimaat mij verzocht om een reactie op een notitie van Bureau Wetgeving van
                  de Tweede Kamer over het gebruik van gedifferentieerde inwerkingtreding voor het niet
                  in werking laten treden van twee amendementen.
               
De aanleiding voor deze notitie, die op verzoek van de vaste commissie is opgesteld,
                  is een brief van 11 mei 2021 (Kamerstuk 35 603, nr. 81) van de toenmalige Minister van Economische Zaken en Klimaat mede namens de Minister
                  van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. In die brief is aangegeven dat wij
                  voornemens zijn om, mede afhankelijk van de behandeling in de Eerste Kamer, een aantal
                  onderdelen van het wetsvoorstel die verband houden met twee amendementen niet in werking
                  te laten treden, in afwachting van een nieuw wetsvoorstel waarin deze onderdelen worden
                  aangepast.
               
Zoals ook verderop in deze brief nader wordt toegelicht, hebben wij zowel de optie
                  van een novelle – zoals Bureau Wetgeving voorstelt als de optie voor een wetswijziging
                  overwogen. Uiteindelijk is onze keuze voor een wetswijziging ingegeven gelet op de
                  bijzondere omstandigheden in dit geval en door het belang dat de inwoners van Groningen
                  hebben bij snelle inwerkingtreding van het wetsvoorstel. Het wetsvoorstel beoogt de
                  publiekrechtelijke verankering van de versterkingsoperatie in de wet. Die biedt voor
                  bewoners meer eenduidigheid, transparantie en rechtszekerheid. Bovendien zorgt het
                  voor meer snelheid in het besluitvormingsproces van de versterking.
               
Het voorstel is de wettelijke basis voor de rollen en verantwoordelijkheden van de
                  betrokken partijen, de veiligheidskaders waarbinnen de versterking van gebouwen plaatsvindt,
                  de mogelijkheden voor eigenaren om de versterking in eigen beheer uit te voeren, de
                  heffing op NAM en de rechtsbescherming voor bewoners. Daarnaast voorziet het wetsvoorstel
                  in heldere processen, één integraal versterkingsbesluit, een gecoördineerde behandeling
                  van het versterkingsbesluit met de gemeentelijke vergunningprocedures en versnelt
                  het de procedure voor bestuursrechtelijke rechtsbescherming door beroep in één instantie
                  voor te schrijven. Tevens biedt het wetsvoorstel eindelijk duidelijkheid voor de uitvoering
                  over de kaders die gelden. De wenselijkheid van het voorkomen van vertraging geldt
                  ook voor de door andere amendementen aangebrachte wijzigingen op het gebied van duurzaam
                  herstel, borging van vergelijkbare gebruiksmogelijkheden en een meer samenhangende
                  benadering van schade en versterken. Kortom, wij vinden het zeer belangrijk dat het
                  onderhavige wetsvoorstel snel in werking treedt, omdat het wetsvoorstel het fundament
                  vormt voor publiekrechtelijke vormgeving van de versterkingsopgave waarbij de NAM
                  op afstand staat. Hiermee krijgen bewoners van Groningen meer zekerheid over de uitvoering
                  van de versterkingsopgave.
               
Reactie notitie Bureau Wetgeving
Met de brief van 11 mei aan uw Kamer en ook in de memorie van antwoord aan de Eerste
                  Kamer hebben wij beoogd in alle openheid en transparantie ons voornemen en de redenen daarvoor te delen met de Kamers. We hebben daarom bewust over een voornemen
                  gesproken en daarmee de Eerste Kamer en ook uw Kamer de gelegenheid willen geven zich
                  over dit voornemen uit te spreken. Hierbij hebben we aangegeven dat een nieuw wetsvoorstel
                  volgt waarin we voorstellen de onderdelen te wijzigen die verband houden met de amendementen.
                  Daarmee krijgen beide Kamers de gelegenheid zich nogmaals over deze amendementen uit
                  te spreken. Het is dan ook geenszins onze intentie geweest om de Tweede Kamer te passeren.
               
Evenals Bureau Wetgeving zijn wij van mening dat het in juridische zin mogelijk is
                  onderdelen van het wetsvoorstel niet in werking te laten treden en een nieuw wetsvoorstel
                  in te dienen waarin deze onderdelen worden aangepast. Het bepalen van het moment van
                  inwerkingtreding van de wet en de verschillende onderdelen daarvan is bewust aan de
                  regering overgelaten, om rekening te kunnen houden met de voorbereidingen die nodig
                  zijn voor de uitvoering ervan. Vanwege de bijzondere aanleiding hebben wij in dit
                  geval gemeend dat ons voornemen daartoe aan de beide Kamers kenbaar moest worden gemaakt.
               
Voorts willen we reageren op de opmerking van Bureau Wetgeving dat het kabinet de
                  gevolgen van het aannemen van beide amendementen in onvoldoende mate kenbaar heeft
                  gemaakt. In de brieven met de waardering van de amendementen (Kamerstuk 35 603, nrs. 72 en 77) hebben we beide amendementen ontraden en inzichtelijk gemaakt dat de amendementen
                  (Kamerstuk 35 603, nrs. 38 en 68) niet uitvoerbaar zijn. Om eventuele twijfel met het oog op een verdere behandeling
                  van het wetsvoorstel weg te nemen en te voorkomen dat de wetgeving die uiteindelijk
                  in werking treedt niet uitvoerbaar is, hechten wij eraan de amendementen nogmaals
                  te duiden.
               
Het staat voorop dat iedere bewoner de versterking in eigen beheer moet kunnen uitvoeren.
                  Dit wordt ook in het wetsvoorstel geregeld. Maar amendement 68 maakt het onmogelijk
                  voor het kabinet om verantwoordelijkheid te nemen voor de veiligheid wanneer bewoners
                  kiezen voor eigen beheer. Daarnaast wordt het onmogelijk voor de overheid om de belangen
                  van andere bewoners mee te wegen bij de versterking van een individuele woning.
               
Dit amendement stelt namelijk de objectieve toetsing door de overheid aan de veiligheidsnorm,
                  de beoordeling die nodig is voor de veiligheid, én de mogelijkheden tot coördinatie
                  van de versterking geheel buiten werking. Omdat hiermee de overheid geen invulling
                  kan geven aan haar zorgplicht achten wij de wijze waarop het amendement nu is vormgegeven
                  zeer onwenselijk.
               
Amendement (Kamerstuk 35 603, nr. 38) strekt ertoe dat bewoners juridische bijstand en financieel advies kunnen krijgen
                  en kent geen financiële begrenzing waardoor het financieel onuitvoerbaar is. Dit betekent
                  dat het uurtarief dat de overheid zou vergoeden, ongelimiteerd is. Dit gaat verder
                  dan iedere wijze waarop gesubsidieerde rechtsbijstand nu is vormgegeven. Overigens
                  krijgen bewoners al toegang tot onafhankelijk juridisch advies, via de uitvoering
                  van de motie van de leden Dik-Faber en Agnese Mulder (Kamerstuk 35 603, nr. 62) (over het toegang verschaffen tot onafhankelijk juridisch advies). Hiermee zal uitvoering
                  worden gegeven aan het doel van het amendement om bewoners toegang te geven tot onafhankelijk
                  juridisch advies.
               
Overwogen opties
Gelet op het voorgaande hebben wij twee opties verkend om het wetsvoorstel uitvoerbaar
                  te maken namelijk een novelle bij het wetsvoorstel of de behandeling van het huidige
                  wetsvoorstel voortzetten en in werking laten treden, waarbij we de twee amendementen
                  niet in werking laten treden tot het moment dat beide Kamers zich hebben uitgesproken
                  over een nieuw wetsvoorstel waarin deze onderdelen worden aangepast.
               
We hebben uiteindelijk niet de weg van een novelle voorgesteld, omdat dit vertraging
                  oplevert voor het gehele wetsvoorstel. De vertraging die optreedt door het in procedure
                  brengen van een novelle is volgens ons niet in het belang van de bewoners van Groningen
                  en de versterkingsopgave. Bij de tweede optie, die we uiteindelijk hebben voorgelegd,
                  treedt dit nadeel niet op. Ook bij een nieuw wetsvoorstel zoals door ons voorgesteld
                  krijgen beide Kamers de kans om zich erover uit te spreken.
               
Wij hebben uw Kamer en de Eerste Kamer in staat willen stellen te reageren op ons
                  voornemen en bezwaren kenbaar te maken. Wij geloven dat de in deze brief gepresenteerde
                  route het beste tegemoet komt aan de belangen van de bewoners in Groningen, terwijl
                  deze route tegelijkertijd aan beide Kamers als medewetgever een doorslaggevende stem
                  wordt geboden. Indien de Kamers echter aangeven zwaarwegende bezwaren te hebben tegen
                  de voorgestelde route, dan volgen we daarin uiteraard de keuze van de Kamer.
               
Slot
Wij gaan graag met uw Kamer nader in gesprek over de te kiezen route, mede aan de
                  hand van de notitie van Bureau Wetgeving en deze reactie daarop. Een afschrift van
                  deze brief wordt aan de Eerste Kamer verzonden.
               
De Minister van Economische Zaken en Klimaat,
                  S.A. Blok
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
                  K.H. Ollongren
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
S.A. Blok, minister van Economische Zaken en Klimaat - 
              
                  Mede ondertekenaar
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties