Brief regering : Geannoteerde agenda Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking van 14 juni 2021
21 501-04 Ontwikkelingsraad
Nr. 238 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 juni 2021
Hierbij bied ik u, vanuit mijn verantwoordelijkheid voor Ontwikkelingssamenwerking,
de geannoteerde agenda aan voor de Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking
van 14 juni 2021.
De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A.M. Kaag
GEANNOTEERDE AGENDA RAAD BUITENLANDSE ZAKEN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING VAN 14 JUNI
2021
Op 14 juni vindt de Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking plaats via videoconferentie.
De Raad zal spreken over het thema menselijke ontwikkeling (human development), in het bijzonder over wereldwijde gezondheid in de context van COVID-19, als ook
over onderwijs. Daarnaast zal de Raad spreken over samenwerking met middeninkomenslanden
(MICs).
Menselijke ontwikkeling
Het kabinet verwelkomt de bespreking van het investeren in menselijke ontwikkeling,
zeker nu het COVID-19 virus en bijkomende consequenties de armste landen hard treffen.
De sociale sectoren staan vaak als eerste onder druk bij overheidsbezuinigingen, mede
als gevolg van COVID-19 en de schuldenproblematiek in verschillende ontwikkelingslanden.
Menselijke ontwikkeling is een belangrijke doelstelling in het EU-Ontwikkelingssamenwerkingsbeleid.
Zoals reeds met uw Kamer gedeeld,1 is in de Verordening van het nieuwe Neighbourhood, Development and International Cooperation Instrument (NDICI) een doelstelling opgenomen dat ten minste 20% van de uitgaven zal gaan naar
sociale inclusie en menselijke ontwikkeling, met inbegrip van sociale basisvoorzieningen,
zoals gezondheid, onderwijs, voedselzekerheid, water, sanitaire voorzieningen en hygiëne
en sociale bescherming. Daarnaast is de doelstelling opgenomen dat 85% van de nieuwe
acties die met NDICI-middelen worden gefinancierd, gender-relevant moeten zijn en
5% van alle activiteiten die uit het NDICI worden gefinancierd gendergelijkheid als
belangrijkste doelstelling moeten hebben. Nederland dringt aan op effectieve implementatie
en monitoring van deze doelstellingen. De Raad is voornemens Raadsconclusies aan te
nemen over menselijke ontwikkeling.2
Wereldwijde gezondheid in de context van COVID-19
Meer specifiek zal tijdens deze Raad gesproken worden over de Europese inzet op global health en de wereldwijde toegang tot vaccins. Tijdens de Europese Raad van 24 en 25 mei
jl. bevestigden de regeringsleiders de Europese steun aan COVAX, de vaccin-pijler
van ACT-A, en zegden zij toe dat de EU dit jaar minimaal 100 mln. vaccins zal doneren.
De Nederlandse bijdrage aan COVAX volgt dezelfde tweedeling. Nederland heeft EUR 147
mln. bijgedragen aan ACT-A, waaronder EUR 70 mln. aan COVAX vanuit ODA-middelen. Verder,
zoals ook met uw Kamer gedeeld in de Kamerbrief Stand van Zaken COVID-19 van 28 mei
(2021Z09285), heeft het kabinet besloten om het Nederlandse mogelijke surplus aan vaccins voornamelijk
in te zetten voor donatie aan derde landen (vooral lage- en middeninkomenslanden).
Donatie via de multilaterale kanalen als COVAX vormt hiervoor de primaire weg, idealiter
via het EU Vaccine Sharing Mechanism. Nederland zal deze inzet ook tijdens deze Raad bevestigen en andere EU lidstaten
oproepen eenzelfde weg te volgen.
Tijdens de Raad zal ook gesproken worden over de langdurige impact op het sociale
domein, waaronder de gezondheidszorg in ontwikkelingslanden. De COVID-19-crisis heeft
de verschillende vormen van ongelijkheid, waaronder genderongelijkheid, doen toenemen.
Dit maakt het des te noodzakelijker dat de ongelijke toegang van vrouwen en meisjes
tot gezondheidssystemen, inclusief hun seksuele reproductieve gezondheid en rechten,
wereldwijd worden verbeterd. Nederland vindt een gender-transformatieve aanpak van
de COVID-19 response van belang, inclusief het tegengaan van gender-gerelateerd geweld
– met name partnergeweld en seksueel geweld – wat een groot probleem is voor de volksgezondheid
en een schending van de mensenrechten van vrouwen.
De Europese Commissie bereidt op dit moment de reguliere programmering binnen het
NDICI op dit terrein voor. Daarnaast worden verschillende regionale Team Europe Initiatives ontwikkeld – dit zijn gezamenlijke initiatieven van EU instellingen, lidstaten en
ontwikkelingsbanken – die zich onder meer richten op versterking van lokale productiecapaciteit
voor vaccins en medicijnen, op versterking van seksuele en reproductieve gezondheid
en rechten, en op het versterken van lokale public health instituten. Nederland steunt deze aanpak omdat de Team Europe benadering de samenhang
tussen bilaterale programma’s en de Europese inzet kan vergroten, en de EU en haar
lidstaten zo meer impact hebben op belangrijke thema’s als versterking van lokale
productiecapaciteit en eigenaarschap.
Tenslotte steunt Nederland de inzet van de Europese Commissie in multilaterale gezondheidsfondsen,
waaronder het Global Fund for Aids, Tuberculosis and Malaria, GAVI (Vaccine Alliance) en de Global Financing Facility. De Commissie zet hierbij, net als Nederland zelf, fors in op duurzame versterking
van gezondheidssystemen waarbij samenwerking met zowel overheden als lokale gemeenschappen
centraal staat. Ook wordt door de Europese Commissie, Nederland en andere gelijkgezinde
Europese donoren in deze fondsen speciale aandacht besteed aan toegang tot zorg voor
onder meer meisjes en (jonge) vrouwen, jongeren en kwetsbare groepen.
Onderwijs
Als onderdeel van de bredere Human Development agenda zal de Raad ook spreken over het belang van inzet op onderwijs. Het kabinet
hecht daarbij aan een benadering die de kansen en perspectieven van jongeren, vooral
meisjes, centraal stelt.
COVID-19 was desastreus voor honderden miljoenen kinderen, op het hoogtepunt gingen
wereldwijd zo’n 1,5 miljard kinderen en jongeren niet naar school. De gevolgen zijn
nu zichtbaar: grote leerachterstanden, meer kinderarbeid, meer huiselijk geweld, kindhuwelijken
en ongewenste zwangerschappen. Scholen gaan in veel landen weer mondjesmaat open,
maar tientallen miljoenen kinderen, in het bijzonder meisjes, zullen nooit naar school
terugkeren. Onderwijssystemen moeten meer resilient worden maar de fondsen daartoe schieten tekort. Ook ligt er een opdracht voor vernieuwing,
voor nieuwe leer- en onderwijsmethoden, o.a. via digitalisering.
Op 8 maart jl. heeft Nederland haar bijdrage aan de 4e replenishment van het Global Partnership for Education (GPE) bekendgemaakt: EUR 50 miljoen ter ondersteuning van het nieuwe Strategische
Plan (2021–2025), waarin nadruk wordt gelegd op onderwijs voor meisjes. Als «political champion» voor deze replenishment-campagne van het GPE, zal Nederland tijdens de RBZ/OS het belang van een mondiaal
partnerschap als het GPE benadrukken en lidstaten en de EU oproepen deze campagne
actief te ondersteunen en financieel bij te blijven dragen om SDG 4 te behalen. EU
en EU-lidstaten zijn essentiële donoren van het GPE.
Aangezien jongeren wereldwijd buitenproportioneel hard worden geraakt door de COVID-pandemie,
zal Nederland tijdens de Raad benadrukken dat jonge mensen actief moeten worden betrokken
bij het realiseren van een duurzaam herstel van de pandemie. Dit houdt in dat bij
het werken aan verschillende aspecten van onder andere menselijke ontwikkeling, moet
worden ingezet op betekenisvolle jongerenparticipatie, directe samenwerking met jongerenorganisaties,
en gerichte investeringen in onderwijs en baankansen voor jongeren.
Middeninkomenslanden
De Raad zal spreken over de samenwerking tussen de EU en Midden Inkomenslanden (MICs)
en is voornemens om Raadsconclusies over dit onderwerp vast te stellen.3
Het kabinet vindt dat officiële ontwikkelingshulp vooral moet worden ingezet in de
minst ontwikkelde landen en fragiele staten. Tegelijkertijd blijft in MICs de aanpak
van ongelijkheid van belang. Toenemende economische groei leidt immers niet automatisch
tot meer gelijkheid. De Wereldbank waarschuwde dat de COVID-19 crisis ook in MICs
mensen in extreme armoede zal drukken.4 In de EU dialoog met MICs moet het tegengaan van ongelijkheid hoog op de agenda blijven
staan evenals groen en inclusief herstel na COVID-19.
Tijdens de Raad zal Nederland onderstrepen dat op gedeelde mondiale uitdagingen samenwerking
met deze landen van belang is. In het bijzonder waar het gaat om het tegengaan van
sociale ongelijkheid, klimaatverandering, het verduurzamen van internationale waardeketens,
en het versterken van financiële stabiliteit.
Bij de aanpak van klimaatverandering is het van groot belang om samen te werken met
MICs gezien hun substantiële rol als grote uitstoters en de kwetsbaarheid van hun
bevolking en economie voor de impact van klimaatverandering. MICs staan onder toenemende
druk om hun ontwikkelpaden in lijn te brengen met het Parijs-akkoord en kunnen ook
bij uitstek de kans grijpen om de toekomstige groene economie en groene banen te stimuleren.
De EU en haar lidstaten kunnen hierbij een rol spelen als technisch adviseur, investeerder
en duurzame handelspartner. De Raad heeft op 25 januari 2021 Raadsconclusies aangenomen
over klimaat- en energie diplomatie.5 Hierin staat dat de EU juist op klimaatambitie mondiaal leiderschap wil uitdragen
en derde landen daarin wil bijstaan als constructieve en assertieve partner. Nederland
zal tijdens de Raad daarom oproepen MICs te helpen richting groen en inclusief herstel
uit de COVID-19 crisis. Deze inzet sluit aan bij de voortrekkersrol die de EU speelt
in de komende COP26 klimaatonderhandelingen die in het teken staan van mondiale klimaatambities.
Ook op het gebied van het verduurzamen van internationale waardeketens is het relevant
om de samenwerking met MICs te intensiveren. Nederland richt zich bijvoorbeeld op
het tegengaan van kinderarbeid, het stimuleren van leefbaar loon en decent work, en bevorderen van de duurzaamheidsagenda’s in ketens als cacao, textiel en palmolie,
in middeninkomenslanden als Ghana, Bangladesh, Maleisië en Indonesië. Nederland is
van mening dat ontwikkelingsinzet gepaard moet gaan met een politieke en beleidsdialoog
en goed samenspel tussen OS-inzet en handels- en milieubeleid. Het Team Europe Initiative
(TEI) gericht op decent work in Bangladesh biedt bijvoorbeeld een kans voor deze brede benadering.
Om dergelijke samenwerking met MICs vorm te geven, is het van belang dat de uitgangspositie
in MICs stabiel is, politiek en economisch. Efficiënte en effectieve vormgeving van
belastingen, inclusief inning, vormen daarbij een belangrijke basis voor het financieren
van duurzame ontwikkeling en voor het verkleinen van inkomensongelijkheid binnen landen.
Veel van de MICs zijn zwaar getroffen door de impact van de pandemie. De economische
krimp en stijging van begrotingstekorten betekenen dat kwetsbare overheidsschulden
in landen toenemen en het risico dat schuldkwetsbaarheden zich op de korte en middellange
termijn voordoen aanzienlijk is. Nederland vindt het van belang dat een sterk en duurzaam
herstel voor deze landen wordt bewerkstelligd, met voldoende budgettaire ruimte voor
het bereiken van de SDG’s en de doelstellingen uit het klimaatakkoord van Parijs.
Nederland zet hierop in via de internationale financiële instellingen, de VN, EU en
bilateraal.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A.M. Kaag, minister van Buitenlandse Zaken
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.