Brief regering : Resultaat toetsing niet-primaire rijkskeringen
27 625 Waterbeleid
Nr. 540 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 juni 2021
Voor de waterveiligheid in Nederland zijn zowel primaire waterkeringen als niet-primaire
(of regionale) waterkeringen van belang.
De primaire waterkeringen keren buitenwater en beschermen grote aantallen mensen en
economische en vitale activiteiten tegen overstromingen. Hiervoor zijn in 2017 nieuwe
waterveiligheidsnormen vastgesteld en Rijkswaterstaat (RWS) en de waterschappen werken
als keringbeheerders hard aan de beoordeling van de keringen. In 2023 zal ik u over
de uitkomsten daarvan verslag uitbrengen.
De niet-primaire of regionale keringen keren binnenwater en beschermen mensen ook
tegen overstromingen. In navolging van de provincies voor regionale keringen in beheer
van waterschappen, heeft mijn voorganger in 2016 wettelijke normen vastgesteld voor
de regionale keringen in beheer van het rijk. RWS is verantwoordelijk voor de toetsing
van deze regionale rijkskeringen en de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) houdt
daarop toezicht.
In de kamerbrief van 13 juni 2019 (Kamerstuk 27 625, nr. 472) heb ik u gemeld dat de toetsing van de regionale rijkskeringen in 2020 zou worden
afgerond.
Ik bied u hierbij het veiligheidsrapport aan met de resultaten van de toets die RWS
heeft uitgevoerd bij de 523 km regionale rijkskeringen in de periode 2015–20201.
Naast deze rapportage van Rijkswaterstaat ontvangt u tevens het toezichtsrapport van
de ILT, die heeft gecontroleerd of de toets door RWS correct volgens de betreffende
wettelijke kaders is uitgevoerd2.
Resultaten toetsing (peildatum 2020)
• De regionale rijkskeringen bestaan uit kanaaldijken, waterkerende kunstwerken en niet-waterkerende
objecten. Deze zijn getoetst.
• Een kering kan op verschillende manieren bezwijken, waardoor een overstroming kan
optreden. De mogelijkheden van bezwijken worden faalmechanismen genoemd. Voorbeelden
hiervan zijn onvoldoende hoogte van de kering of het afschuiven van het talud.
• Van de 523 km kanaaldijken voldoet ca. 67% aan de normen. Van de overige kanaaldijken
voldoet ca 31% niet aan één of meer faalmechanismen. Voor ca. 2% is (nog) geen oordeel
mogelijk door ontbrekende gegevens.
• Het feit dat (delen van) keringen niet voldoen aan de norm betekent niet dat er sprake
is van een acuut probleem, maar wel dat er vervolgacties nodig zijn.
• Het grootste deel van het niet voldoen betreft het faalmechanisme stabiliteit, (ca.
70 km). Dit speelt met name langs het Amsterdam-Rijnkanaal, de Noordervaart en het
Julianakanaal. Daarnaast hebben ook de faalmechanismen piping (ca 30–35 km), bekleding
(ca. 25–30 km) en zettingsvloeiing (ca. 25 km) een belangrijk aandeel in de oorzaken
van het niet voldoen. Piping (zand meevoerende wellen) speelt bij de Twentekanalen
en het Wilhelminakanaal. De bekleding voldoet niet voor het Drongelens kanaal en delen
van het Amsterdam-Rijnkanaal (Betuwepand). Zettingsvloeiing (afschuiving steile taluds)
speelt alleen bij het kanaal Gent-Terneuzen maar wel over een groot deel van het kanaal.
Ca. 15 km op enkele Brabantse kanaaldelen voldoet niet qua hoogte.
• Van de waterkerende kunstwerken (in totaal 78) voldoet ca. 63% wel, ca. 12% niet en
is voor ca. 25% nog geen oordeel mogelijk vanwege ontbrekende gegevens.
• Voor een groot deel van de niet-waterkerende objecten als bomen, gebouwen, kabels
en leidingen in de nabijheid van de waterkering, die een negatief effect kunnen hebben
op de waterveiligheid, is nog geen oordeel mogelijk door ontbreken van gegevens.
Een compleet overzicht van de getoetste onderdelen vindt u in het bijgevoegde RWS-rapport3.
Uit de controle door de ILT blijkt dat de toetsing conform de wettelijke voorschriften
is uitgevoerd. Voor sommige aspecten bleek dat het op basis van voortschrijdend inzicht
soms nodig was om aanvullende afspraken te maken voor de toetsing (zie bijlage bij
het RWS-rapport)4. ILT concludeert dat de toetsing voor sommige kanaaldelen of kunstwerken door RWS
nog niet volledig is door het ontbreken van gegevens en dat aanvullingen nodig zijn.
De volledige toezichtsresultaten van de ILT zijn te lezen in het bijgevoegde ILT-rapport5.
Zoals is aangekondigd in de Kamerbrief van 13 juni 2019 heeft deze toetsing vertraging
opgelopen en ook nu kon niet overal tot een oordeel worden gekomen door het ontbreken
van gegevens. De voornaamste reden daarvoor is dat dit de eerste keer is dat deze
regionale rijkskeringen zijn getoetst en (net als bij andere beheerders) betekent
dit dat het een leertraject is. Veel gegevens van areaal bleken niet goed beschikbaar
vanwege historische wisselingen in beheer(ders) en omdat deze kanalen veelal voor
de scheepvaart zijn aangelegd, waardoor bij vastleggen van gegevens soms onvoldoende
gegevens rondom de waterveiligheid zijn vastgelegd.
De resultaten geven, mede op basis van een beheerdersoordeel, wel voldoende inzicht
in de waterveiligheidssituatie om u te informeren.
Vervolgstappen
Het feit dat kanaaldelen niet voldoen aan de norm betekent niet dat er sprake is van
een acuut probleem. Wel betekent het niet voldoen aan de norm dat er vervolgacties
nodig zijn, ook omdat stabiliteit een aandachtspunt is.
RWS concludeert dat er geen spoedreparaties nodig zijn of ernstige afwijkingen zijn
die acuut moeten worden aangepakt. Uitzondering daarop is een beperkt deel van het
Betuwepand (Amsterdam-Rijnkanaal tussen Waal en Lek) waar inmiddels al reparaties
zijn uitgevoerd.
In veel gevallen lijkt het mogelijk om met extra onderhoudsmaatregelen te voldoen
aan de norm en soms heeft het niet voldoen te maken met einde levensduur van kanaaldelen
(bijvoorbeeld de bekleding).
In andere gevallen zijn soms versterkingsmaatregelen nodig.
Om beter te bepalen welke vervolgstappen richting uitvoering precies nodig zijn en
met welke urgentie deze moeten worden opgepakt, wordt in de periode tot eind 2022
voor alle kanalen die (gedeeltelijk) niet voldoen, of waar gegevens ontbreken, een
handelingsperspectief gemaakt om te zorgen voor:
• een scherpere scope van de benodigde uitvoeringsopgave om te voldoen aan de norm,
met onderscheid naar onderhoud, vervanging en versterking.
• aanvulling van de ontbrekende gegevens en daarmee voltooiing van de toets.
Specifieke aandachtspunten bij die vervolgstappen:
• Voor het thema kabels en leidingen geldt dat het niet mogelijk zal zijn om eind 2022
alle gegevens compleet te hebben, want het beheer daarvan is slechts beperkt vastgelegd.
Voor de aanpak hiervan wordt in overleg getreden met de vele verschillende eigenaren
en beheerders en wordt aangesloten bij het RWS-project «data op orde» en de «projectoverstijgende
verkenning kabels en leidingen» van het Hoogwaterbeschermingsprogramma.
• Vanwege het grote aantal konden nog niet alle potentieel risicovolle bomen voldoende
nauwkeurig worden beoordeeld. Het huidige beeld is gebaseerd op conservatieve aannames.
Op basis van nader onderzoek moet worden bezien welke bomen echt een risico vormen
voor de waterveiligheid en welke niet (en welke beheersmaatregelen dan nodig zijn).
Verdere besluitvorming
Op basis van het handelingsperspectief zal ik in 2023 een besluit nemen over een pakket
van verbetermaatregelen. Daar waar eerder maatregelen nodig zijn vanwege urgentie
of waar deze gecombineerd kunnen worden met andere werken, zal ik eerder actie ondernemen.
Er is in het Deltafonds € 194 mln gereserveerd voor verbetermaatregelen aan deze regionale
rijkskeringen. Op basis van het op te stellen handelingsperspectief zal worden bezien
of dit voldoende is.
Het streven is dat de regionale rijkskeringen in 2032 aan de normen voldoen.
Een afschrift van deze brief heb ik gestuurd naar de colleges van gedeputeerde staten
en de besturen van de waterschappen.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga, minister van Infrastructuur en Waterstaat