Brief regering : Reactie op verzoek commissie over het bericht van de Volkskrant ''Uitbuiting in spinnerijen waar Zeeman en WE Fashion zaken mee deden''
26 485 Maatschappelijk verantwoord ondernemen
               35 495 Initiatiefnota van de leden Voordewind, Alkaya, Van den Hul en Van Ojik over Tegen
            slavernij en uitbuiting – een wettelijke ondergrens voor verantwoord ondernemen
         
Nr. 374 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 31 mei 2021
Hiermee ga ik in op het verzoek van het lid van Dijk (PvdA) om een reactie op het
                  bericht van de Volkskrant «Uitbuiting in spinnerijen waar Zeeman en WE Fashion zaken
                  mee deden», en daarbij tevens aan te geven welke inspanningen er zijn om de partijen
                  tot een nieuw Bangladesh Akkoord te laten komen.
               
Dankzij de inspanningen van beide kanten en oproepen van externe betrokkenen is afgelopen
                  dagen besloten tot een verlenging van het Akkoord met drie maanden. Hieruit kan worden
                  afgeleid dat de partijen de wil hebben om tot een nieuwe overeenkomst te komen.
               
Het onderzoek van SOMO en Arisa, waarop het artikel van de Volkskrant is gebaseerd,
                  legt bloot dat misstanden in de kledingindustrie helaas nog aan de orde van de dag
                  zijn en dat de risico’s groter zijn geworden ten tijde van COVID-19. Voortdurende
                  aandacht hiervoor van bedrijven, NGO’s, vakbonden en overheden blijft nodig. Onderzoeken
                  als deze laten het belang van transparantie in de textielketen zien. Maatschappelijke
                  organisaties als SOMO en Arisa kunnen daardoor de toeleveringsketen onderzoeken, en
                  met bedrijven werken aan het inperken van risico’s en het oplossen van misstanden.
                  Transparantie is een belangrijk deel van de inzet van het kabinet op verduurzaming
                  van de kledingindustrie, bijvoorbeeld in het Convenant Duurzame Kleding en Textiel.
               
De in het onderzoek genoemde Nederlandse merken zijn lid van dit convenant en werden
                  via deze weg op de hoogte gesteld van de link met de spinnerijen. Een doel van het
                  convenant is ook dat dit soort misstanden aan het licht kunnen komen, zodat ze aangepakt
                  kunnen worden. Het rapport schetst daarbij dat hoogstwaarschijnlijk meer merken aan
                  de spinnerijen gelinkt zijn, maar dat dit vanwege gebrekkige transparantie in de kledingindustrie
                  niet vast te stellen is. Juist door deelname aan het convenant is het mogelijk bedrijven
                  te linken aan concrete locaties en eventuele misstanden – «frontrunners bear the brunt», zoals ook verwoord in het onderzoeksrapport. Zeeman heeft in een reactie aangegeven
                  dat de samenwerking met de spinnerij is stopgezet. WE Fashion heeft laten weten de
                  handel met de spinnerijen nader te onderzoeken.1
In de beleidsnota «Van voorlichten tot verplichten: een nieuwe impuls voor internationaal
                  maatschappelijk verantwoord ondernemerschap» van 16 oktober 2020 (Kamerstukken 26 485 en 35 495, nr. 337) heeft het kabinet aangegeven in te zetten op een brede gepaste zorgvuldigheidsverplichting,
                  bij voorkeur op Europees niveau, om de naleving van de OESO-richtlijnen voor multinationale
                  ondernemingen verder te bevorderen. Het wetgevende voorstel van de Europese Commissie
                  is met enkele maanden uitgesteld en zal worden gepubliceerd in de tweede helft van
                  2021. Het kabinet zet in haar gesprekken met de Europese Commissie in op ambitieuze
                  en tijdige EU-wetgeving. De uitwerking van de bouwstenen voor een brede gepaste zorgvuldigheidsverplichting,
                  die primair als input voor het Commissievoorstel dienen gaat onverminderd door: zij
                  liggen voor advies voor aan de SER Commissie IMVO en het Adviescollege Toetsing Regeldruk
                  (ATR).
               
De Volkskrant meldt dat alle in het rapport genoemde merken «onder vuur liggen vanwege
                  het niet verlengen van het zogenoemde Bangladesh Akkoord», dat maandag 31 mei a.s.
                  afloopt. Dit is opmerkelijk te noemen, omdat dit akkoord specifiek gaat over bouw-
                  en brandveiligheid in Bangladesh, en niet over arbeidsomstandigheden en misstanden
                  in het algemeen in India, waar het rapport over gaat.
               
Het Bangladesh Veiligheidsakkoord (hierna «het Akkoord») is een overeenkomst tussen
                  internationale kledingmerken en vakbondsorganisaties. Mede dankzij het juridisch bindende
                  karakter, individuele aansprakelijkheid van kledingmerken en financiële bijdrages
                  van kledingmerken in het Akkoord is de textielproductie in Bangladesh veiliger geworden.
                  Het is zaak de verworvenheden van het Akkoord te behouden bij het aflopen daarvan,
                  ook met het oog op een eventuele uitbreiding naar andere landen.
               
Een nieuw Akkoord is primair de verantwoordelijkheid van de deelnemende partijen.
                  Daadwerkelijk eigenaarschap en eigen verantwoordelijkheid van de deelnemende partijen
                  is een belangrijke sleutel tot succes. Nederland is geen partij bij het Akkoord en
                  de onderhandelingen. Maar dat wil niet zeggen dat Nederland zich afzijdig houdt. Mijn
                  ministerie staat in contact met de partijen en volgt de ontwikkelingen. In die contacten,
                  maar ook publiekelijk, hebben we de partijen opgeroepen om tot een nieuwe overeenkomst
                  te komen. Deze inspanning blijven we leveren en zullen we waar nodig intensiveren.
               
De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A.M. Kaag
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
 S.A.M. Kaag, minister van Buitenlandse Zaken
