Brief regering : De implementatie van de expertisecentra jeugdhulp en de aanpak eetstoornissen
31 839 Jeugdzorg
Nr. 778 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 28 mei 2021
Via deze brief wil ik u informeren over een aantal onderwerpen in de jeugd-ggz. Het
                  betreft de extra middelen voor de acute jeugd-ggz, de stand van zaken van de bovenregionale
                  expertisecentra jeugdhulp en onze inzet rondom eetstoornissen. Hiermee geef ik invulling
                  aan mijn toezeggingen om uw kamer over deze onderwerpen te informeren in het voorjaar
                  van 2021.
               
Jeugd-ggz en corona
Mede als gevolg van corona is de druk op de specialistische jeugd-ggz toegenomen.
                  De vraag naar acute zorg neemt toe en daarnaast neemt ook de complexiteit van de zorgvraag
                  toe. Bij verschillende aanbieders van specialistische jeugd-ggz ontstaat daardoor
                  een knelpunt in de capaciteit van behandelingen.
               
Op 22 april (Kamerstuk 31 839, nr. 774) heb ik uw Kamer geïnformeerd over de afspraken die het kabinet heeft gemaakt met
                  de VNG over een aantal acute financiële knelpunten in de zorg voor jeugd. Hierdoor
                  is er, naast de eerder beschikbaar gestelde middelen, aanvullend € 613 miljoen beschikbaar
                  voor de acute problemen in de jeugdzorg. Als onderdeel van deze afspraken is specifiek
                  € 50 miljoen gereserveerd voor de crisiscapaciteit in de jeugd-ggz. Samen met betrokken
                  partijen ben ik aan de slag om een regeling uit te werken, zodat deze middelen beschikbaar
                  komen voor de zorg. Met deze middelen kan de crisiscapaciteit in de jeugd-ggz tijdelijk
                  opgeschaald worden. Daarnaast kunnen de middelen ook ingezet worden om crisisplaatsingen
                  te voorkomen. Hiermee geef ik invulling aan de motie van Kamerlid Klaver over het
                  opschalen van crisiscapaciteit in de jeugd-ggz.1 Ook zijn er afspraken gemaakt over de wachtlijsten voor specialistische jeugdzorg.
                  Hiervoor wordt € 255 miljoen toegevoegd in de algemene uitkering van het gemeentefonds.
                  Daarmee wordt ingezet op het intensiveren van het oppakken van complexe casuïstiek
                  en het terugbrengen van wachttijden. Op deze wijze willen we tegemoet komen aan de
                  toegenomen zorgvraag (mede door corona) én inzetten op structurele verbeteringen,
                  zoals de doorontwikkeling van expertteams en inzicht in wachttijden.
               
Stand van zaken bovenregionale expertisecentra jeugdhulp
Om te zorgen dat jongeren met meervoudige problematiek en hun ouders tijdig en beter
                  geholpen worden, zijn er via het amendement Westerveld en Klaver structureel middelen
                  beschikbaar gekomen voor acht bovenregionale expertisecentra jeugdhulp (hierna: expertisecentra).2 In 2020 was er € 10 miljoen beschikbaar en vanaf 2021 is er structureel € 26 miljoen
                  beschikbaar. Uw Kamer is in juli 2020 geïnformeerd over de uitgangspunten voor de
                  opzet en de inrichting van de expertisecentra.3 De acht coördinerende gemeenten4 sinds najaar 2020 aan de slag en hebben projectleiders aangesteld voor de opzet van
                  de expertisecentra. Hierover heb ik uw kamer in november 2020 geïnformeerd.5
In deze korte tijd zijn er veel stappen gezet om invulling te geven aan de expertisecentra.
                  Alle coördinerende gemeenten hebben een projectplan opgesteld op basis waarvan de
                  projectleider samen met regionale expertteams, jeugdhulpaanbieders, ervaringsdeskundigen
                  en gemeenten aan de slag is gegaan. Voor elk gebied is met een rode draden analyse
                  in beeld gebracht voor welke groepen kinderen en jongeren het niet lukt om tijdige
                  en passende hulp te organiseren en wat daarin de knelpunten zijn.
               
Gemeenten zijn én blijven verantwoordelijk voor het organiseren van passende hulp.
                  Waar het organiseren van passende hulp lokaal niet van de grond komt, zijn de regionale
                  expertteams aan zet om casuïstiek op te pakken. Wanneer jongeren al zorg ontvangen,
                  hebben ook zorgaanbieders een verantwoordelijkheid, bijvoorbeeld door aan te geven
                  wanneer de hulp dreigt vast te lopen of dat er aanvullende expertise nodig is. De
                  regionale expertteams kunnen, afhankelijk van de hulpvraag, het expertisecentrum betrekken
                  voor het toevoegen van expertise of het organiseren van hulp. De expertisecentra nemen
                  de verantwoordelijkheid van partijen niet over, maar zijn aanvullend én versterkend
                  op bestaande structuren.
               
Elk expertisecentrum voorziet in drie functies:
1) Consultatie en advies.
2) Het organiseren van hulp.
3) Kennis en leren.
Hieronder wordt per functie toegelicht op welke manier de expertisecentra hier invulling
                     aan geven. Elk gebied heeft te maken met een andere context en uitdagingen. In de
                     bovenregionale gebieden is daarom op basis van afstemming met gemeenten en de expertteams
                     bepaald hoe de drie functies van de expertisecentra zo ingevuld worden, dat kinderen
                     en gezinnen met meervoudige, complexe problemen het beste ondersteund kunnen worden.
                     Er is daarmee géén landelijke blauwdruk voor de expertisecentra.
                  
1) Consultatie en advies
Wanneer hulp vastloopt of niet passend is, zijn via het netwerk van het expertisecentrum
                  deskundigen beschikbaar. Bijvoorbeeld een expert op het gebied van autisme die regelmatig
                  geconsulteerd kan worden door een zorgprofessional over een kind/jongere met autisme,
                  licht verstandelijke beperking en agressieproblematiek. Door dit tijdig te ondervangen
                  en extra expertise in te schakelen, kan escalatie wellicht voorkomen worden. Zo is
                  in Noord-Holland via het expertisecentrum een kerngroep professionele experts beschikbaar. Deze experts zijn inmiddels een aantal keren bevraagd
                  door zorgprofessionals over het toevoegen van hun expertise bij stagnerende casuïstiek.
                  Ook via andere expertisecentra zijn dergelijke netwerken met experts gerealiseerd
                  of worden deze op korte termijn gerealiseerd. Hierbij wordt samengewerkt met het Centrum
                  voor Consultatie en Expertise.
               
Naast inhoudelijke expertise kan het ook gaan om procesregie. Zo wordt in Gelderland
                  bij aanmelding van een kind/jongere bij het regionale expertteam door het expertisecentrum
                  ondersteund met een procesregisseur wanneer nodig: deze regisseur verbindt alle partijen
                  die betrokken zijn bij een casus en stopt niet tot een ingewikkelde casus is opgelost,
                  welk maatwerk dit ook vraagt.
               
2) Het organiseren van hulp
Soms vallen jongeren tussen wal en schip, omdat er geen (passende) plek beschikbaar
                  is, of omdat een jongere zorg ontvangt maar er aanvullende hulp nodig is. De expertisecentra
                  bieden zorg en hulp door 1) het tijdelijk invliegen van professionals om te ondersteunen,
                  2) het organiseren van beschikbaarheid van zorg, en 3) de ontwikkeling van (vervolg)voorzieningen.
               
Door elk expertisecentrum is via de rode draden analyse in beeld gebracht voor welke
                  groepen jongeren er op bovenregionaal niveau knelpunten zijn in het realiseren van
                  passende hulp. De expertisecentra zijn op basis hiervan met betrokken partijen aan
                  de slag. Bijvoorbeeld door na te gaan hoe uitstroom versneld kan worden of hoe er
                  meer netwerkzorg gerealiseerd kan worden. Ook worden er nieuwe zorginitiatieven ontwikkeld
                  met als doel kinderen zo thuis mogelijk, passende zorg te bieden. Door veel expertisecentra
                  wordt daarbij specifiek ingezet op kleinschalige verblijfsvoorzieningen en wordt bijvoorbeeld
                  voorzien in opstartkosten zoals tijdelijke beschikbaarheidsfinanciering. Hiervoor
                  zijn regio’s subsidieregelingen voor zorgaanbieders gestart, of starten deze op korte
                  termijn. Daarnaast start de regio Noord-Holland met het een initiatief voor een specialistisch
                  multidisciplinair ambulant team voor complexe somatische en ggz-casuïstiek (zoals
                  eetstoornissenproblematiek). Regio Zuid-Holland financiert de ontwikkeling van een
                  nieuwe groepsmethodiek om het aantal steekincidenten tegen te gaan.
               
Ook voor individuele casussen is passende zorg mogelijk gemaakt met behulp van de
                  expertisecentra. Bijvoorbeeld door het bieden van een garantiebudget, zodat de zorg
                  voor een jongere direct kan starten. Of door de toevoeging van ambulante hulp aan
                  een zorgtraject, zodat de jongere niet opnieuw op een wachtlijst voor klinische opname
                  hoefde te staan. Of in geval van een lange wachttijd met het expertteam over de grenzen
                  van regio heen te kijken, waardoor behandeling in een andere regio kan plaatsvinden.
               
3) Kennis- en leerfunctie
Met de kennis- en leerfunctie willen we voorkomen dat zorgvragen van jongeren complex
                  worden, doordat eerder passende en tijdige hulp wordt geboden. Het is belangrijk dat
                  professionals in staat gesteld worden om van en met elkaar te leren: knelpunten signaleren,
                  adresseren en verbeteren. Hierbij leren we van de vragen van en met professionals,
                  kinderen en hun ouders die zijn vastgelopen in het zorgsysteem: hoe komt het dat hulpvragen
                  vastlopen, wat zijn oplossingsrichtingen en hoe kunnen wij die landelijk, regionaal
                  of lokaal organiseren? Hiervoor wordt samengewerkt met de regionale kenniswerkplaatsen
                  jeugd en de landelijke kenniscentra.
               
Ter ondersteuning van het leren wordt, aan de hand van een reeds ontwikkelde indicatorenset,
                  een kwaliteitsmonitor gerealiseerd. De implementatie van deze monitor vindt plaats
                  in 2021. In deze monitor zal alle casuïstiek waar de expertisecentra bij betrokken
                  zijn met dezelfde indicatoren en informatie worden bijgehouden. Op basis van deze
                  informatie kan in de regio geanalyseerd en geëvalueerd worden waar(door) casuïstiek
                  vastloopt en op welke thema’s ingezet moet worden via het netwerk van het expertisecentrum.
                  De kennis- en leerfunctie wordt in 2021 verder vormgegeven door de expertisecentra.
               
Vervolg
Er zijn mooie eerste stappen gezet door de expertisecentra met het beschikbaar stellen
                  van expertise, de start van pilots voor nieuwe zorginitiatieven en het ondersteunen
                  bij het oplossen van casussen. Tegelijkertijd zien we dat het organiseren van hulp
                  door de expertisecentra ook vraagstukken met zich meebrengt: de gemeente is verantwoordelijk
                  voor de (structurele) bekostiging en er zijn regionale expertteams ingericht. Hoe
                  verhoudt het expertisecentrum zich hiertoe? Hiervoor zijn afspraken gemaakt en wordt
                  bovenregionaal samengewerkt door de betrokken jeugdhulpregio’s. Hierbij wordt continue
                  gekeken hoe het expertisecentrum de ontwikkelingen in de regio’s kan versterken én
                  wat er bovenregionaal vanuit het expertisecentrum nodig is.
               
De expertisecentra blijven samenwerken in een netwerk en worden waar nodig ondersteund
                  vanuit het landelijk implementatieteam, bestaande uit de Ambassadeur Oppakken en Leren
                  van Complexe Casuïstiek, een ervaringsdeskundige voor het borgen van cliëntperspectief,
                  en VWS. Met de coördinerende gemeenten is afgesproken dat in 2021 de expertisecentra
                  verder doorontwikkeld en versterkt worden.
               
Inzet eetstoornissen
Ketenaanpak eetstoornissen
Kinderen en jongeren met een (potentiële) eetstoornis moeten eerder herkend, beter
                  begrepen en op tijd behandeld worden. Met dit doel is de ketenaanpak eetstoornissen
                  (hierna: K-EET) in 2019 gestart: een landelijk samenwerkingsverband van professionals
                  op het gebied van eetstoornissen. Uw kamer is eerder geïnformeerd over de inzet van
                  K-EET.6 Zoals toegezegd in het schriftelijk overleg Regionale netwerken voor eetstoornissen doe ik uw kamer hierbij de tussenevaluatie7 van K-EET toekomen.8 Enkele resultaten licht ik hieronder toe.
               
Inmiddels zijn vanuit K-EET vijf regionale eetstoornisnetwerken gevormd. Dit jaar
                  wordt gerealiseerd dat de regionale eetstoornisnetwerken landelijk dekkend zijn. In
                  deze netwerken werken zorgverleners uit de gehele keten samen om het integrale aanbod
                  van eetstoornissenzorg te verbeteren. Zo is er in Noord-Holland binnen het netwerk
                  een gezamenlijk casuïstiek overleg waarbinnen ingewikkelde casuïstiek kan worden gedeeld.
                  Gedurende 2022 worden deze regionale netwerken voor eetstoornissen geborgd in de netwerken
                  van de expertisecentra.
               
Een ander belangrijk speerpunt van K-EET is het voorkomen van dwangvoeding bij kinderen
                  en jongeren en het verbeteren van deze zorg. Hiertoe is dit jaar de leidraad «voorkomen
                  en verminderen van de toepassing van dwangvoeding bij eetstoornissen» gerealiseerd.9 Er wordt verkend of de leidraad geautoriseerd kan worden door de beroepsverenigingen
                  en daarmee onderdeel wordt van de zorgstandaard eetstoornissen. Ook in de landelijke
                  samenwerking zijn er stappen gezet, zo is er bijvoorbeeld een siilo app, dit is een
                  beveiligde omgeving waarin behandelaren van verschillende instellingen snel met elkaar
                  kunnen communiceren over beschikbare klinische opnameplekken.
               
Uitvoering motie Voordewind
Om de integrale behandeling van eetstoornissen te verbeteren, is op 1 maart 2021 een
                  leertafel eetstoornissen georganiseerd. Het doel van deze leertafel was om te leren
                  van maatwerkoplossingen en ervaringen met integrale behandelingen bij eetstoornissencasuïstiek,
                  om deze te benutten binnen K-EET. Hiermee is uitvoering gegeven aan motie van het
                  lid Voordewind c.s.10 Binnen de leertafel werd het belang onderstreept om, ook als de somatische situatie
                  verslechtert, aandacht te blijven houden voor motivatie, drijfveren, en omgeving van
                  de jongere. Professionals moeten hiervoor over hun eigen grenzen heen kunnen kijken en samen verantwoordelijkheid
                  dragen. Het is hiervoor essentieel dat professionals in de regio elkaar weten te vinden.
                  De regionale netwerken van K-EET dragen daaraan bij. Er wordt gekeken hoe de regionale
                  netwerken ook voor professionals buiten het netwerk beter vindbaar kunnen worden.
               
Onderzoek aanpak eetstoornissen in omringende landen
In het schriftelijk overleg Regionale netwerken voor eetstoornissen heb ik toegezegd
                  om te kijken naar de aanpak van eetstoornissen van omringende en vergelijkbare landen.
                  In de afgelopen periode heeft Significant dit onderzoek uitgevoerd. Hierbij doe ik
                  u het onderzoeksrapport «quickscan aanpak eetstoornissen» toekomen. In het onderzoek
                  is gekeken naar goede voorbeelden uit een aantal West-Europese landen. De succesfactoren
                  die door de internationale experts zijn aangereikt richten zich op 1) de algemene
                  bekendheid over eetstoornissen, 2) preventie, informatievoorziening en (vroeg-)detectie,
                  3) behandeling, en 4) deelname aan de maatschappij. Aan de hand van deze succesfactoren
                  heeft een klankbordgroep van Nederlandse experts op het gebied van eetstoornissen
                  een reflectie gegeven op hoe de succesfactoren in de Nederlandse situatie ingebed
                  kunnen worden. Zo geven de experts bijvoorbeeld aan dat er meer inzet gewenst is op
                  de algemene bekendheid van eetstoornissen en de informatievoorziening gericht op jongeren,
                  patiënten en ouders en dat behandeling bij voorkeur ambulant moet plaatsvinden met
                  zo kort mogelijke opnames. Ook is het van belang dat ouders worden betrokken bij de
                  behandeling. Ik heb K-EET gevraagd om de lessen uit dit rapport te betrekken bij de
                  verdere aanpak van eetstoornissen.
               
Onderzoek dwangvoeding
In het kader van de motie van het lid Westerveld over het in kaart brengen van dwangmaatregelen
                  en onderzoek naar de gevolgen11 heb ik uw Kamer toegezegd om naast de onderzoeken die er al zijn, opdracht te geven
                  voor aanvullend onderzoek naar de frequentie van drang en dwang bij eetstoornissen.
                  Daarnaast wordt ook gekeken naar de reden van starten met dwangvoeding. Dit onderzoek
                  wordt inmiddels uitgevoerd. Ik informeer uw Kamer eind dit jaar over de uitkomsten
                  hiervan.
               
Actieagenda pro-ana: positieve steun bij eetstoornissenproblematiek
Zoals toegezegd in mijn brief Voortgang Zorg voor Jeugd heb ik samen met patiëntenvereniging
                  WEET, Proud2bme, 99 gram, IkOokVanMij (IOVM) en overige betrokken partijen bekeken
                  hoe krachten gebundeld kunnen worden in het tegengaan van pro-ana.12 Bijgevoegd bij deze brief vindt u de actieagenda die hiervoor is opgesteld13. Het doel van de agenda is om te voorkomen dat jongeren met een eetstoornis in aanraking
                  komen met pro-ana coaches. Om dit te bereiken zet de actieagenda in op het bieden
                  van positieve alternatieven, gericht op herstel, via social media. Daarnaast richt
                  de agenda zich op het bieden van handvatten voor (zorg)professionals: hoe weet je
                  of een jongere zich begeeft op pro-ana websites en hoe ga je daar het gesprek over
                  aan? Tot slot is aandacht voor verantwoorde berichtgeving in de media over eetstoornisproblematiek
                  en pro-ana met goede achtergrondinformatie. Deze actieagenda is aanvullend op de inzet
                  rondom het signaleren en vervolgen van pro-ana coaches van collega Minister Grapperhaus.14
Met de uitvoering van deze actieagenda geef ik uitvoering aan de motie van het lid
                  Van der Graaf c.s. over het inzetten op bewustwording en vergroten van deskundigheid
                  van zorgverleners, ouders en patiënten die kampen met eetstoornissen over de gevaren
                  van pro-anacoaches en pro-anawebsites.15
Overig
Tijdens het mondelinge vragenuur op 25 mei jl. (Handelingen II 2020/21, nr. 79, Mondelinge
                  Vragenuur) heb ik uw kamer toegezegd in te gaan op de stappen die de komende jaren
                  eventueel extra gezet kunnen worden om de zorg en de beschikbaarheid van deze zorg
                  voor jongeren met een eetstoornis te verbeteren. Ik wil samen met zorgprofessionals
                  verkennen wat mogelijk is. Ik ga samen met de VNG hierover in gesprek met de stuurgroep
                  K-EET. Dit zijn professionals vanuit gespecialiseerde eetstoornisklinieken.
               
Tot slot heb ik in het mondelinge vragenuur toegezegd om in te gaan op ondersteuning
                  van ouders. Gemeenten hebben vanuit hun brede taak op het sociale domein mogelijkheden
                  om hierin te voorzien, afhankelijk van de hulpvraag van het gezin. Voor ouders zelf
                  is laagdrempelig psychische hulp beschikbaar als zij dit nodig hebben, bijvoorbeeld
                  via een POH-GGZ. Ook de zoektocht naar passende hulp trekt een zware wissel op ouders.
                  Het is dan belangrijk dat er iemand naast ouders en de jongere staat, en de verantwoordelijkheid
                  neemt zodat partijen tot een gezamenlijke oplossing komen. Deze procesregie is geborgd
                  bij expertteams.16 Het Ondersteuningsteam Zorg voor de Jeugd ondersteunt expertteams bij de invulling
                  hiervan.
               
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, P. Blokhuis
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
 P. Blokhuis, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
