Brief regering : Resultaten nadere verkenning intercityverbinding Aken
29 984 Spoor: vervoer- en beheerplan
Nr. 927 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 26 mei 2021
In de brief over de Bestuurlijke Overleggen MIRT van afgelopen najaar (Kamerstuk 35 570 A, nr. 45) informeerde ik uw Kamer over de tussentijdse uitkomsten van de nadere verkenning
van ProRail t.b.v. een intercityverbinding naar Aken. Tijdens het Notaoverleg (Kamerstuk
35 570 A, nr. 44) MIRT (d.d. 7 december 2020) is de motie van de leden Amhaouch en Laçin aangenomen
over een keuzebesluit over de intercityverbinding naar Aken voor 1 april (Kamerstuk 35 570 A, nr. 26).
Om goed aan de genoemde motie te beantwoorden, heeft ProRail de afgelopen tijd, in
een zorgvuldig ingericht en breed gedragen proces, op basis van de alternatieve plannen
van NS en Arriva in de nadere verkenning mogelijkheden uitgewerkt om een intercityverbinding
op korte termijn (2025) mogelijk te maken. ProRail is gevraagd de consequenties van
intercityverbindingen uit de voorstellen van NS en Arriva (resp. vanuit Den Haag en
Eindhoven) te toetsen op logistieke inpasbaarheid en vervoerwaarde. De logistieke
toets is uitgevoerd in samenwerking met beide vervoerders voor zowel 2026 als voor
de situatie in 2030. Met deze brief informeer ik uw Kamer over de uitkomsten van de
nadere verkenning (bijlage)1.
Tijdens de stuurgroep van 25 maart jl. zijn de uitgewerkte resultaten van de verkenning
van ProRail met provincies Limburg, Noord-Brabant, NS en Arriva besproken. Alle partijen
onderschrijven de inhoudelijke conclusies en aanbevelingen uit het rapport. Dit heeft
geleid tot de gedeelde conclusie dat een intercityverbinding naar Aken per 2025 niet
mogelijk blijkt. De voornaamste conclusie van ProRail is dat beide varianten niet
inpasbaar zijn binnen de beschikbare infrastructuur en dienstregelingsmodellen, zonder
aanvullende maatregelen.
Naast voorziene knelpunten in Aken en Heerlen, is er op emplacement Eindhoven nauwelijks
ruimte meer voor het toevoegen van treindiensten. Een intercity naar Aken vraagt daarom
aanzienlijke infrastructurele maatregelen om de capaciteit op station Eindhoven Centraal
te vergroten, maatregelen die tevens nodig worden voor verschillende opgaven in Zuidoost-Nederland.
Deze maatregelen brengen hoge kosten met zich mee, in de orde van honderden miljoenen
euro’s, en zijn niet realiseerbaar voor 2030. Naar aanleiding van uitgewerkte resultaten
van de nadere verkenning van ProRail is door de stuurgroep geconcludeerd dat dit niets
afdoet aan het eerder genomen besluit met betrokken Nederlandse en Duitse partijen
om de verbinding naar Aken gefaseerd te verbeteren.
Op 12 juni 2020 informeerde ik uw Kamer over deze gefaseerde verbetering van de verbinding
naar Aken (Kamerstuk 29 984, nr. 897), die in de Nederlandse stuurgroep op 12 maart 2020 en met Duitse partijen op 3 juni
2020 is overeengekomen. De gefaseerde aanpak gaat uit van verbetering van de verbinding
Heerlen-Aken op korte termijn door na het gereedkomen van infrastructuur aan Nederlandse
en Duitse zijde een tweede regionale sneltrein te rijden van Maastricht en Heerlen
naar Herzogenrath (2023) en Aken (2025). Uitgangspunt daarbij is dat deze sneltrein
zonder extra kosten kan worden gerealiseerd. Door gelijktijdig de verbinding Maastricht-Luik
mogelijk te maken, wordt hierdoor tweemaal per uur een Drielandentrein gerealiseerd
die past bij zowel de regionale als de internationale vervoersvraag. Vanuit de gezamenlijke
wens om op termijn perspectief te houden op een intercityverbinding naar Aken, is
het de ambitie van betrokken partijen om in lijn met het eerdere besluit over de gefaseerde
aanpak een IC verbinding voor de langere termijn verder uit te werken. Het gaat hierbij
zowel om het inpasbaar maken van de intercity op het Nederlandse en Duitse spoor als
om het daadwerkelijk aanbieden van de verbinding door een spoorvervoerder. Op basis
van de uitkomsten van de lopende marktverkenning internationale verbindingen in open
toegang wordt bekeken hoe dit laatste georganiseerd kan worden en welke tussenstappen
daarvoor nodig zijn.
Ten opzichte van een tweede regionale sneltrein van Maastricht naar Heerlen en Aken
welke per 2025 is voorzien, is in de onderzochte alternatieven de reistijdwinst van
intercityverbindingen vanuit Den Haag en in mindere mate vanuit Eindhoven beperkt,
zo blijkt uit het rapport van ProRail, doordat de beoogde reistijdverkorting niet
te realiseren blijkt. Reizigers blijken sneller per trein naar Aken kunnen reizen
via andere verbindingen. Lange en complexe intercityverbindingen vanuit de Randstad
brengen bovendien betrouwbaarheids- en punctualiteitsrisico’s met zich mee, vanuit
Den Haag krijgt een intercity ook te maken met lange halteer- en keertijden in Eindhoven
en Aken van dertig minuten of langer.
De verkenning van ProRail toont eveneens aan dat het aantal reizigers beperkt is voor
Randstad-Eindhoven en met name een regionale vervoerswaarde vanuit Eindhoven en Limburg
bedient2. Dit is ook terug te zien in het verwachte aantal extra internationale reizigers
(400–700 per dag) en het verwachte effect op binnenlandse reizigers (–100 tot 200
per dag) ten opzichte van een tweede regionale sneltrein (2.450 reizigers in totaal
per dag). Dit resulteert in een verwacht jaarlijks exploitatietekort van € 6–€ 7,5 mln.
(variant Eindhoven) tot € 10–€ 15 mln. (variant Den Haag) per jaar.
De uitkomsten van de nadere verkenning van ProRail benadrukken nogmaals de noodzaak
voor maatregelen rond station Eindhoven om dit station als (internationale) knoop
verder te kunnen ontwikkelen.
Dit sluit aan bij de inzichten in de Ontwikkelagenda Toekomstbeeld OV en de reeds
gemaakte afspraken in het BO MIRT van afgelopen najaar. In de lopende MIRT-studie
toekomstvast emplacement Eindhoven, waar ik reeds € 50 mln. voor beschikbaar heb gesteld,
zullen naast de urgente opgaven ook de internationale ambities zoals een intercityverbinding
met Aken worden betrokken. In het NO MIRT van dit najaar zal ik u over de voortgang
informeren.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
S. van Veldhoven-van der Meer
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. van Veldhoven-van der Meer, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat