Brief regering : Verkeersveiligheid en Wegen
29 398 Maatregelen verkeersveiligheid
Nr. 937 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 mei 2021
Met deze verzamelbrief informeer ik u, naast mijn brief over de voortgang van het
Strategisch Plan Verkeersveiligheid 2030 (Kamerstuk 29 398, nr. 639), over de stand van zaken van diverse onderwerpen, moties en toezeggingen op het
terrein van verkeersveiligheid, ten behoeve van het Commissiedebat Verkeersveiligheid
van 1 juni 2021.
Omgewisselde rijbewijzen van kennismigranten onder de 30%-regeling
Allereerst informeer ik u over mijn toezegging om bij politie en OM na te gaan of
er signalen bestaan over verkeersonveilige situaties rond omgewisselde rijbewijzen
van kennismigranten. Aanleiding van deze toezegging, waren de vragen van het lid Postma
tijdens het AO Verkeersveiligheid van februari 2020 (Kamerstuk 29 398, nr. 815) en de vervolgvragen van de leden van de CDA-fractie tijdens het Schriftelijk Overleg
Verkeersveiligheid van juli 2020.1 Bij dit laatste overleg ben ik nader ingegaan op de mogelijkheden voor buitenlandse
kennismigranten om een niet-EU rijbewijs om te wisselen voor een Nederlands rijbewijs.
Deze omwisselingsregeling, die is ingevoerd in 1995, is een aanvulling op de fiscale
maatregelen van het Ministerie van Financiën om het aantrekken van buitenlandse medewerkers
met een schaarse specifieke deskundigheid te vergemakkelijken (de zogenaamde 30%-regeling).
Ik heb bij het schriftelijk overleg aangegeven dat er geen negatieve effecten van
deze regeling op de verkeersveiligheid bekend zijn, maar hierover nog navraag te zullen
doen bij de het OM en de politie.
Inmiddels heeft er overleg plaatsgevonden met het OM en de politie. Beide organisaties
bevestigen het beeld dat er geen signalen over de negatieve effecten voor de verkeersveiligheid
zijn rond deze specifieke groep rijbewijshouders. Daarnaast geven ze aan dat er nagenoeg
geen mogelijkheden tot monitoring zijn, omdat deze groep niet als zodanig in hun systemen
wordt geregistreerd. Het is niet bekend hoeveel kilometers er door deze groep worden
gemaakt. Om die reden is het erg lastig om vergelijkende conclusies te trekken over
de verkeersveiligheid van deze groep ten opzichte andere rijbewijshouders. Zoals eerder
aangegeven bij het schriftelijk overleg is het gebruik van een niet-EU-rijbewijs in
Nederland geen bijzonderheid: op grond van internationale verdragen mag iedereen met
een niet-EU-rijbewijs dit bij een tijdelijk verblijf in Nederland gebruiken – net
zoals omgekeerd het Nederlandse rijbewijs in een groot deel van de wereld tijdelijk
mag worden gebruikt. Naar aanleiding van het bovenstaande zie ik verder geen aanleiding
voor een heroverweging van de omwisselingsregeling voor kennismigranten die vallen
onder de 30%-regeling.
APK-, registratie- en kentekenplicht (land)bouwvoertuigen
Op 1 januari 2021 is er een APK-, registratie- en kentekenplicht geïntroduceerd voor
(land)bouwvoertuigen. Bij de behandeling van het wetsvoorstel2 in uw Kamer zijn drie moties aangenomen. Hieronder licht ik de uitvoering van deze
moties nader toe.
De motie van het lid Von Martels3 verzoekt de regering om geen nationale kop te creëren op de APK-eisen die worden
gesteld voor landbouw- en bosbouwtrekkers. Deze APK-eisen voor landbouw- en bosbouwtrekkers
(de APK-3) zijn verwerkt in het bij de wetswijziging behorende besluit4 en de regeling5. Hierbij is aangesloten bij de eisen die volgen uit de Europese APK-richtlijn 2014/45/EU.
Er zijn geen aanvullende nationale eisen gesteld.
De gewijzigde motie van het lid Kröger6 verzoekt de regering om te bekijken welke mogelijkheden er zijn om lokale maatregelen
te nemen om de verkeersveiligheid van landbouwverkeer te vergroten. Hiertoe heeft
CROW in samenwerking met onder andere SWOV, politie en een selectie wegbeheerders
een kennisproduct en een overwegingsinstrument ontwikkeld dat wegbeheerders kunnen
gebruiken om lokaal maatregelen te nemen om de nieuwe wet- en regelgeving goed te
implementeren.7 Op 25 november 2020 is het kennisproduct door CROW via een online webinar gepresenteerd
aan meer dan 200 deelnemers vanuit het werkveld van de wegbeheerders. Dit jaar vinden
diverse ontwerperscafés voor wegbeheerders plaats waarbij in kleiner comité concrete
casussen worden behandeld. Bijvoorbeeld over het openstellen van rondwegen voor landbouwverkeer
om vermenging met kwetsbare verkeersdeelnemers in dorpskernen zoveel mogelijk te voorkomen.
De motie van de leden Sienot en Van der Graaf8 verzoekt de regering om een meting uit te voeren naar de verkeersveiligheid rondom
landbouwverkeer, de effecten jaarlijks te monitoren en ook het effect van de snelheidsverhoging
voor landbouwverkeer van 25 km/u naar 40 km/u te evalueren. Ook de hierboven benoemde
moties Von Martels en Kröger verzoeken om de effecten van de nieuwe wet- en regelgeving
op onder andere de kosten voor de sector en de verkeersveiligheid te monitoren en
hierover te rapporteren aan uw Kamer. In navolging van een amendement van de leden
Von Martels en Remco Dijkstra9 is bovendien een wettelijke evaluatiebepaling in de wet opgenomen om binnen drie
jaar na de inwerkingtreding van deze wet een verslag te zenden aan de Staten-Generaal
over de doeltreffendheid en de effecten van de wet in de praktijk, waarbij in het
bijzonder aandacht besteed wordt aan de nalevingskosten.
Om uitvoering te geven aan de diverse verzoeken om de wet te evalueren, heeft advies-
en ingenieursbureau Royal HaskoningDHV via een openbare aanbesteding de opdracht gekregen
voor deze evaluatie. De komende jaren vindt monitoring plaats op zowel het effect
op de verkeersveiligheid, als op de nalevingskosten voor de sector en het effect op
de handhaving van landbouwverkeer. De evaluatie wordt opgesteld in samenwerking met
de diverse betrokken brancheverenigingen (zoals RAI Vereniging, LTO Nederland, Cumela,
Fedecom, FEHAC, Bouwend Nederland, Fehamec, TLN, Evofenedex en BMWT), handhavers (OM
en Politie), wegbeheerders (IPO, VNG, UvW), maatschappelijke organisaties (zoals de
Fietsersbond) en kennisinstellingen (waaronder SWOV). De eerste resultaten worden
eind 2023 verwacht en worden dan met uw Kamer gedeeld. Op deze manier heb ik invulling
gegeven aan de moties van de leden Von Martels, Kröger, Sienot en Van der Graaf.
In aanvulling op deze moties heeft de SGP in het verslag van de Verzamelwet IenW 2020
een vraag gesteld over het mogelijk maken van de registratie van een (land)bouwvoertuig
op naam van een maatschap. Zoals ook gemeld in de nota naar aanleiding van het verslag10, is het op dit moment voor vennootschappen zonder rechtspersoonlijkheid via artikel
1, vierde lid, van de Wegenverkeerswet 1994 mogelijk een voertuig op naam van de vennootschap
te zetten, maar niet voor maatschappen. Omdat de rechtsvorm van de maatschap in de
agrarische sector veel wordt gebruikt, heeft er een nadere analyse en afstemming plaatsgevonden
met onder andere het Ministerie van JenV, de RDW, het CJIB en verzekeraars. Daarbij
zijn geen noemenswaardige bezwaren naar voren gekomen. Door de Minister van JenV wordt
momenteel een herziening voorbereid van het Burgerlijk Wetboek en enige andere wetten
in verband met de modernisering van het wettelijk kader voor personenvennootschappen.
Hierin krijgt een maatschap dezelfde eigenschappen als bijvoorbeeld een vennootschap
onder firma (op naam van die rechtsvorm kan nu wel een voertuig worden geregistreerd).
Een wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 wordt binnen dit kader meegenomen, zodat
registratie op naam van alle personenvennootschappen mogelijk wordt. Het wetsvoorstel
gaat in de loop van dit jaar in internetconsultatie.
Stand van zaken vereenvoudigd T-rijbewijs voor lichte voertuigen
In de brief van 25 mei 202011 heb ik uw Kamer het Eindrapport haalbaarheidsstudie T-rijbewijs lichte voertuigen aangeboden en aangekondigd om hierover met de sector in overleg te gaan. Dit project
is gestart naar aanleiding van de kritiek die vanuit de sector bij de evaluatie van
het T-rijbewijs naar voren is gebracht over de gevolgen hiervan bij lichte T-voertuigen.
Inmiddels is er overleg gevoerd met een aantal organisaties uit de agro- en bouwsector
en de bezitters van historische T-voertuigen. De sector heeft aangegeven dat de huidige
opzet van het T-rijbewijs voor bepaalde groepen gebruikers tot onnodig zware lasten
leidt. Bij de invoering van het T-rijbewijs is als overgangsmaatregel bepaald dat
bestuurders die voor 1 juli 2015 hun B-rijbewijs hebben behaald recht hebben op bijschrijving
van het T-rijbewijs. Dit geldt niet voor de – meestal jongere – bestuurders die na
2015 hun B-rijbewijs hebben gehaald. Vooral bij lichtere landbouwvoertuigen, lichtere
bouwmachines en heftrucks is het behalen van het T-rijbewijs voor veel gebruikers
hierdoor een extra last. Het T-examen staat voor veel van deze gebruikers ver af van
de dagelijkse gebruikssituatie. De meest voor de hand liggende oplossing, die ook
als aanbeveling in het eindrapport is genoemd, is de invoering van een vrijstelling
op grond van het B-rijbewijs voor T-voertuigen met een laag gewicht.
Ik verken met de sector in het vervolgtraject hoe deze aanbeveling kan worden vormgegeven.
Van belang is dat de haalbaarheid en de effecten op de verkeersveiligheid daarbij
beter in beeld komen. Dit is een complex proces omdat er binnen de T-categorie een
grote diversiteit aan voertuigen is. Met de RDW is afgesproken dat begin 2022 de ervaringen
van het eerste jaar kentekenen van T-voertuigen worden gedeeld, zodat een goed beeld
kan worden gekregen van het bestand voertuigen. Naar verwachting zal dat samenvallen
met de eerste tussenresultaten uit de hierboven genoemde evaluatie van de APK-, registratie-
en kentekenplicht door Royal HaskoningDHV. Daarnaast wordt in het overleg ingegaan
op aanvullende specifieke wensen die door de sectorpartijen naar voren zijn gebracht.
Ik informeer de Kamer in het voorjaar van 2022 over de uitkomsten van het overleg
en de vervolgstappen.
Stand van zaken en handhaving Mobiliteitspakket
In mijn brief van 18 september 2020 voorafgaand aan de Transportraad van 28 september
202012 heb ik u geïnformeerd over het Europees Mobiliteitspakket I. Het pakket bestaat uit
twee verordeningen ((EU) 2020/1055 over de toegang tot het beroep en de markt en (EU)
2020/1054 over de rij- en rusttijden) en een richtlijn ((EU) 2020/1057 over de detachering
van werknemers in het wegtransport). Het mobiliteitspakket dient bestaande regelgeving
over het goederen- en personenvervoer te verbeteren en een veilige, efficiënte en
sociaal verantwoordelijke wegvervoersector te realiseren. Implementatie van het mobiliteitspakket
vraagt aanpassing van nationale regelgeving, uitvoering en handhaving binnen het domein
van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) en Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW).
Een deel van dit pakket heeft door verordeningen een directe werking. Dit geldt bijvoorbeeld
voor de nieuwe regels voor rij- en rusttijden die vanaf 20 augustus 2020 gelden. Andere
bepalingen zijn geldig vanaf 21 februari 2021. Het gaat dan bijvoorbeeld om de eis
van betrouwbaarheid van een vervoersonderneming. Een deel van deze regels vraagt aanpassing
van nationale wet- en regelgeving. Het wetsvoorstel waarin dit wordt geregeld, wordt
in het vierde kwartaal van dit jaar naar uw Kamer gestuurd. Tegelijkertijd zal de
Europese Commissie worden bericht over de stand van zaken van de wettelijke implementatie
van het pakket, die mogelijk na 21 februari 2022 is afgerond.
Brancheorganisaties en sociale partners zijn betrokken in het implementatieproces,
dat overigens beleidsarm is. Beleidsarm houdt in dat de Europese regelgeving uit het
Mobiliteitspakket in de nationale wetgeving wordt geïmplementeerd en er niet op basis
van nationale beleidswensen nog extra bepalingen aan worden toegevoegd.
Voor wat betreft de handhaving van de regels van het Mobiliteitspakket geldt dat de
regels uit het Mobiliteitspakket die per augustus 2020 van kracht zijn gegaan, vanzelfsprekend
worden gehandhaafd. In mijn brief van 11 maart13 heb ik uw Kamer geïnformeerd over het staken van arbeid bij overtreding van de rij-
en rusttijden en de boete die geldt bij overschrijding van de wekelijkse 45 uurs rust
in de cabine. Handhaving van de regels voor rij- en rusttijden en die voor toegang
tot het beroep en de markt gebeurt door wegcontroles en bedrijfsinspecties. De bedrijfsinspecties
(administratieve controles) worden uitgevoerd door (fysieke) bezoeken aan bedrijven
en – in toenemende mate – door digitale controle van de administratie op afstand.
Controles door de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) vinden plaats op basis
van een risicogestuurde aanpak.
Voor de regels die later in werking gaan treden, zoals de nieuwe regels van cabotage,
zullen binnenkort de handhavings-, uitvoerings- en fraudebestendigheidstoetsen plaatsvinden.
Daarmee komt meer duidelijkheid over hoe de inspecties de regels gaan handhaven die
volgend jaar van toepassing zijn. Eind dit jaar wordt het wetsvoorstel toegezonden
en wordt de Kamer over het Mobiliteitspakket en eventuele bijzonderheden ten aanzien
van de uitvoering en handhaving geïnformeerd.
Tijdelijke tolheffing A24 Blankenburgverbinding en A12/A15 Ressen – Oudbroeken (VIA15)
Bij motie verzochten14 de leden Hoogland en Visser om aanbestedingsmeevallers bij de aanleg van de Blankenburgverbinding
en de VIA15 in mindering te brengen op de tolopgave. Er zijn geen meevallers bij de
aanleg van deze tracés. Dit ziet u terug in de budgetontwikkeling van deze projecten,
bijvoorbeeld in het MIRT overzicht 2021.15 Hiermee heb ik invulling gegeven aan de motie.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga
Indieners
-
Indiener
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga, minister van Infrastructuur en Waterstaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.