Brief regering : Voortgangsrapportage over de Nederlandse bijdrage aan de anti-ISIS coalitie en brede veiligheidsinzet Irak
27 925 Bestrijding internationaal terrorisme
               29 521 Nederlandse deelname aan vredesmissies
         
Nr. 785 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN BUITENLANDSE ZAKEN, VAN DEFENSIE EN VOOR BUITENLANDSE
               HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 mei 2021
In overeenstemming met artikel 100 van de Grondwet, en onder verwijzing naar de eerdere
                     artikel 100-brieven1 ter zake, sturen wij u hierbij mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid
                     de voortgangsrapportage over de Nederlandse bijdrage aan de anti-ISIS coalitie en
                     brede veiligheidsinzet Irak tussen mei 2020 en mei 2021.
                  
De Minister van Defensie maakt van de gelegenheid gebruik om de Eerste Kamer namens
                     het kabinet onderaan deze brief te informeren over de voortgang rondom de vrijwillige
                     compensatie ten gunste van de getroffen gemeenschap in Hawija, Irak2.
                  
Essentie
In lijn met de moties van het lid Bosman3 en van de leden Kerstens en Van Ojik4 (d.d. 11/02/2020) en de daaraan gerelateerde toezeggingen inzake monitoring en evaluatie
                     van artikel 100-missies, zoals omschreven in de Kamerbrief van 20 mei 2020 (Kamerstuk
                     27 925, nr. 722) geeft het kabinet met deze voortgangsrapportage inzicht in de voortgang en effectiviteit
                     van activiteiten die worden uitgevoerd in het kader van de Nederlandse bijdrage aan
                     de anti-ISIS coalitie en de brede veiligheidsinzet in Irak in de genoemde periode.
                     Daarbij wordt meegewogen of de uitvoering van de missie volgens plan verloopt en of
                     dit naar verwachting zal resulteren in het beoogde doel. Om gerichter te kunnen monitoren
                     in hoeverre voortgang is geboekt in het behalen van de doelstelling van de Nederlandse
                     bijdrage wordt deze beoordeeld per afzonderlijk onderdeel van de inzet.
                  
Achtereenvolgens gaat de voortgangsrapportage in op:
− De geïntegreerde Nederlandse inzet in Irak en de onderlinge samenhang van de verschillende
                           bijdragen;
                        
− Politieke en veiligheidsontwikkelingen in of aangaande het missiegebied;
− Algemene aandachtspunten die in de breedte gelden voor de missie-inzet;
− Voortgang van de verschillende missies (Operation Inherent Resolve, NAVO-missie Irak, EU Adviesmissie Irak, Ministry of Peshmerga Affairs Reform) en een terugblik op de Nederlandse bijdragen daaraan;
− Financiën.
Uit de voorliggende rapportage komt een beeld naar voren van uitdagende en dynamische
                     omstandigheden. De politieke en veiligheidsomstandigheden in het missiegebied zijn
                     volatiel en weerbarstig. Voorts heeft COVID-19 geleid tot beperkingen en onderbrekingen
                     van de inzet. Delen van de inzet moesten gedurende het jaar voorts bijgesteld worden,
                     als gevolg van wijzigingen in het campagneplan van Operation Inherent Resolve (OIR). In het najaar van 2020 bent u daarover via verschillende brieven5 geïnformeerd.
                  
Ondanks de uitdagende omstandigheden – die in de rapportage uitvoerig aan de orde
                     komen – constateert het kabinet dat er sprake is van gestage voortgang richting het
                     lange termijn doel om ISIS duurzaam te verslaan. De overgang naar de volgende en laatste
                     fase van het campagneplan van OIR in de zomer van 2020 getuigt daarvan: de focus kan
                     steeds verder worden verlegd van gevechtshandelingen naar capaciteitsopbouw, mede
                     doordat de Iraakse strijdkrachten in toenemende mate zelf in staat zijn om de dreiging
                     die van ISIS uitgaat het hoofd te bieden. De verschillende vormen van inzet dragen
                     daar naar oordeel van het kabinet in duidelijke onderlinge samenhang en als onderdeel
                     van de geïntegreerde Nederlandse inzet in Irak wezenlijk aan bij.
                  
Het mandaat van de brede Nederlandse veiligheidsinzet loopt vooralsnog tot en met
                     31 december 2021. Besluitvorming over de inzet in 2022 en daarna volgt later dit jaar.
                  
Geïntegreerde Nederlandse inzet in Irak
De Nederlandse veiligheidsinzet in Irak heeft als overkoepelend doel om een wezenlijke
                     bijdrage te leveren aan het duurzaam verslaan van ISIS en op die manier de internationale
                     rechtsorde te bevorderen, de burgerbevolking te beschermen en het verder oplopen van
                     spanningen in de regio te voorkomen. Deze inzet bestaat uit de volgende onderdelen:
                  
1. Militaire bijdrage aan Operation Inherent Resolve (OIR) van de anti-ISIS coalitie
2. Militaire en civiele bijdrage aan de NAVO-missie Irak (NMI)
3. Civiele bijdrage aan de EU Adviesmissie Irak (EUAM)
4. Militaire en civiele bijdrage aan hervorming van het Ministry of Peshmerga Affairs
                           (MoPA) in de Koerdische Autonome Regio
                        
De verschillende militaire en civiele bijdragen dragen elk op eigen wijze bij aan
                     het hierboven genoemde overkoepelende doel: van het faciliteren van gevechtshandelingen
                     van coalitiegenoten, tot uitvoering van militaire adviestaken, en van institutionele
                     hervorming van de militaire veiligheidssector, tot advisering van civiele veiligheidsinstituties.
                     Door zich – steeds afhankelijk van de vraag – zowel op de militaire als de civiele
                     kant van de Iraakse veiligheidssector te richten, en zowel in Centraal-Irak als in
                     het Koerdische noorden, streeft het kabinet naar een brede en samenhangende aanpak.
                  
De bijdragen zijn voorts onderdeel van de bredere geïntegreerde inzet in Irak, die
                     gericht is op stabilisatie en het aanpakken van de grondoorzaken van conflict en irreguliere
                     migratie. Naast de bijdragen aan missies en operaties worden diplomatieke inspanningen
                     gepleegd en wordt met OS-middelen ingezet op stabilisatie- en ontwikkelingsprogramma’s.
                     Een belangrijk onderdeel van de Nederlandse stabilisatiesteun voor Irak in 2020 en
                     2021 is een bijdrage van 15 miljoen euro aan de Funding Facility for Stabilisation (FFS) van het United Nations Development Programme (UNDP). De FFS draagt bij aan stabilisatie in op ISIS bevrijde gebieden en de terugkeer
                     van ontheemden door herstel van essentiële infrastructuur. Nederland zet daarnaast
                     met 40 miljoen euro in op het bieden van ontwikkelingsperspectief aan vluchtelingen,
                     intern ontheemden en hun gastgemeenschappen via het grootschalig, meerjarig PROSPECTS-partnerschap.
                     Partners UNHCR, UNICEF, International Labour Organisation (ILO), de Wereld Bank en de International Finance Corporation (IFC) dragen hiermee bij aan toegang tot bescherming, onderwijs en werkgelegenheid.
                  
Ondanks de militaire successen in de strijd tegen ISIS constateert het kabinet dat
                     de grondoorzaken voor de opkomst van ISIS nog altijd onvoldoende geadresseerd zijn.
                     Dit tekent de noodzaak van voortzetting van de geïntegreerde benadering, maar getuigt
                     ook van de weerbarstige context waarin de inzet plaatsvindt.
                  
Politieke en veiligheidsontwikkelingen
De voortgang van de verschillende missies en operaties en de Nederlandse bijdrage
                     daaraan kan niet los worden gezien van de binnenlandspolitieke context in Irak en
                     de veiligheidsomstandigheden in het missiegebied.
                  
Het kabinet acht positief dat Irak en de Verenigde Staten op 7 april jl. met een derde
                     ronde vervolg hebben gegeven aan de vorig jaar ingezette Strategische Dialoog. Deze
                     dialoog beslaat de volle breedte van de bilaterale relatie tussen de VS en Irak en
                     vormt een belangrijke basis voor stabiele diplomatieke betrekkingen. De reductie van
                     Amerikaanse en Coalitie-presentie in Irak is een terugkerend onderwerp van de gesprekken,
                     onder meer vanwege de begin 2020 aangenomen (niet-bindende) resolutie van het Iraakse
                     parlement die oproept tot terugtrekking van buitenlandse troepen uit Irak. De VS en
                     Irak zijn het erover eens dat Amerikaanse gevechtstroepen op termijn kunnen worden
                     teruggetrokken uit Irak, en dat achtergebleven strijdkrachten zich zullen gaan concentreren
                     op training, uitrusting en bijstand aan de Iraakse strijdkrachten. Op welke termijn
                     dit zal plaatsvinden en wat de gevolgen voor de Nederlandse bijdrage zijn is op dit
                     moment nog niet te overzien.
                  
Het kabinet constateert voorts dat Irak een aantal positieve stappen heeft gezet om
                     vervroegde verkiezingen te organiseren, nu gepland voor 10 oktober 2021. Ook is de
                     relatie tussen Bagdad en Erbil verbeterd. Met de aanname van de begroting voor 2021
                     is een overeenkomst gesloten over de afdracht van olie-inkomsten door de Koerdische
                     Regio aan de regering in Bagdad en de betaling van ambtenarensalarissen in de Koerdische
                     Regio. Er zijn nog wel uitdagingen op het gebied van mensenrechten. Er is nog altijd
                     geen uitkomst van het onderzoek naar het geweld tegen demonstranten van de «Oktober
                     2019-protestbeweging». Nederland heeft de noodzaak van een dergelijk onderzoek op
                     26 februari 2021 via een EU-verklaring aangekaart in de VN Mensenrechtenraad, conform
                     de toezegging aan het lid Karabulut tijdens het Algemeen Overleg artikel 100 van 17 december
                     2020. De Nederlandse ambassadeur heeft in gesprekken met de Iraakse autoriteiten ook
                     aandacht gevraagd voor de positie van journalisten, conform de toezegging aan het
                     lid Van Ojik tijdens hetzelfde Algemeen Overleg, evenals voor de integratie van milities
                     in het Iraakse leger, conform de toezegging aan het lid De Roon.
                  
Veiligheid
ISIS komt niet in de buurt van de slagkracht die ze in 2014 had en is al geruime tijd
                     territoriaal verslagen, maar de dreiging vanuit ondergrondse netwerken duurt nog altijd
                     voort. Maandelijks worden tientallen aanslagen gepleegd, van verschillende orden van
                     grootte. Hoewel sinds het begin van de pandemie gewaarschuwd wordt voor toegenomen
                     activiteit van ISIS lijkt er geen sprake te zijn van een significante opleving. Waakzaamheid
                     blijft evenwel geboden.
                  
De dreiging komt niet alleen van ISIS. In het afgelopen jaar vonden meermaals (raket)aanvallen
                     plaats op VS- en Coalitiedoelen in Irak, die worden toegeschreven aan milities die
                     banden zouden onderhouden met Iran. De aanvallen vonden zowel in Centraal- en Zuid-Irak
                     als in de Koerdische regio van Irak plaats weken niet af van het bestaande dreigingsbeeld.
                     Naar aanleiding van een aanval op de militaire basis op Erbil International Airport op 14 april jl. is het bestaande dreigingsbeeld wel aangepast. De reden hiervoor
                     is dat voor de eerste maal tijdens een aanval gebruik is gemaakt van een Weaponized Unmanned Aerial System (WUAS). Daarnaast zijn de afgelopen periode doelen aangevallen die afwijken van het
                     normbeeld, waaronder aanvallen op opstellingen van de Koerdische strijdkrachten. In
                     algemene zin geldt dat als er in uitzonderlijke gevallen sprake is van een verhoogde
                     dreiging van welke aard dan ook, er veiligheidsprotocollen van kracht zijn die direct
                     zullen worden toegepast om het aanwezige personeel en materieel te beveiligen. Dit
                     betekent bijvoorbeeld dat het personeel bij aanvallen via de lucht zo snel mogelijk
                     in extra beschermde schuilplaatsen zal worden ondergebracht. Ook is het gebruikelijk
                     dat bij een verhoogde dreiging beperkingen worden opgelegd voor het verlaten van de
                     te beveiligen locatie.
                  
In Syrië is de situatie sinds het akkoord dat Rusland en Turkije sloten over Idlib
                     in maart 2020 relatief rustig. Desalniettemin blijft het risico op escalatie in meerdere
                     delen van het land bestaan. Ook de algehele economische en humanitaire situatie in
                     het land blijft verslechteren. ISIS blijft in brede zin van de instabiliteit in Syrië
                     profiteren en voert regelmatig aanslagen uit op verschillende doelen verspreid door
                     het land.
                  
Het Syrische regime en zijn medestanders voeren sporadisch luchtaanvallen uit op civiele
                     doelen in het noordwesten. Er worden wekelijks liquidaties en aanslagen uitgevoerd
                     door verschillende partijen. In het noordoosten, dat voor het grootste deel gecontroleerd
                     wordt door de Syrian Democratic Forces, blijft de situatie tevens precair. Hoewel de frontlijnen daar sinds de Turkse operatie
                     Peace Spring in oktober en november 2019 niet significant verschoven zijn, vinden er op verschillende
                     plekken regelmatig geweldsincidenten plaats en blijft het risico op escalatie aanzienlijk.
                  
De situatie in het noordoosten van Syrië is daarnaast van invloed op de omstandigheden
                     in de opvang- en detentiecentra voor (vermeende) ISIS-aanhangers en hun families.
                     De beperkte capaciteit van de SDF draagt bij aan de zorgen over de beveiliging en
                     de humanitaire situatie, hetgeen het risico op uitbraken en radicalisering vergroot.
                  
Algemene aandachtspunten
1. COVID-19
Over het algemeen geldt dat de Nederlandse inzet over de gehele linie te kampen heeft
                  gehad met de gevolgen van COVID-19. Veel trainingen en andere vormen van samenwerking
                  met de Koerdische- en Irakese strijdkrachten zijn, al dan niet tijdelijk, stilgelegd.
                  Zoals eerder gemeld6 zijn de circa 20 Nederlandse trainers in de Koerdische Autonome Regio vanwege COVID-19
                  vroegtijdig naar Nederland teruggekeerd. In het licht van de overgang naar een nieuwe
                  fase in het campagneplan, waarin de nadruk op institutionele advisering is komen te
                  liggen, heeft de Coalitie besloten om deze en andere trainingen stop te zetten. De
                  activiteiten van de Nederlandse Special Operations Forces (SOF) in Bagdad hebben vanaf maart 2020 stilgelegen, maar zullen per mei 2021 worden
                  hervat. Zowel NMI als EUAM hebben in 2020 de mandaten maar zeer beperkt uit kunnen
                  voeren, met een uitgedunde staf ter plekke en geringe bewegingsvrijheid. Ook de uitzending
                  van de militair adviseur naar het Ministry of Peshmerga Affairs is een half jaar onderbroken geweest, terwijl de civiel adviseur niet terug heeft
                  kunnen keren. Zolang de pandemie voortduurt moet rekening worden gehouden met beperkingen.
                  Een positieve ontwikkeling is dat de verschillende missies voortgang maken met de
                  vaccinatie van personeel.
               
2. Draagvlak buitenlandse troepen in Irak
De Iraakse autoriteiten hebben de uitnodiging aan onder andere de anti-ISIS coalitie
                     en de NAVO recent nog herbevestigd, onder andere tijdens een bijeenkomst van Ministers
                     van Buitenlandse Zaken van een deel van de Coalitie op 30 maart 2021. Desalniettemin
                     is het draagvlak voor de aanwezigheid van buitenlandse troepen geen vanzelfsprekendheid.
                     Delen van de Iraakse samenleving zijn zeer kritisch over de voortdurende aanwezigheid
                     van buitenlandse troepen. Dit leidde het afgelopen jaar tot geweldsuitingen, zoals
                     raketbeschietingen op coalitiedoelen. Van de hierboven genoemde afspraak tussen de
                     Verenigde Staten en Irak dat Amerikaanse gevechtstroepen Irak op een nader te bepalen
                     moment zullen verlaten kan mogelijk een ontspannende werking uitgaan.
                  
Om voldoende draagvlak voor de aanwezigheid van buitenlandse troepen in Irak te behouden,
                     benadrukt Nederland bij partners in Brussel en Washington het belang van strategische
                     communicatie en de-escalerende regionale politiek. Zorgvuldige afstemming met de Iraakse
                     autoriteiten en begrip voor de binnenlandse politieke context is daarbij een vereiste.
                  
3. Planning en synchronisatie Operation Inherent Resolve / NAVO-missie Irak
Onder de vorige Amerikaanse regering kwam meermaals onaangekondigd besluitvorming
                     aangaande de Amerikaanse inzet aan de orde, evenals onverwachte wijzigingen van de
                     militaire campagneplannen. De Nederlandse militaire planning werd hierdoor bemoeilijkt.
                     Tot nu toe is onder de huidige Amerikaanse administratie in het kader van de anti-ISIS
                     coalitie op basis van voorspelbaarheid en goede afstemming samengewerkt, zowel in
                     diplomatieke als in militair-operationele zin.
                  
Het is op dit moment niet duidelijk hoe lang en in welke samenstelling Operation Inherent Resolve – dat zich in de laatste fase van de campagne bevindt – in Irak actief zal blijven.
                     Het uitgangspunt is dat OIR op termijn helemaal wordt afgebouwd. Het kabinet zet in
                     op heldere planning en duidelijkheid over de criteria waaraan moet zijn voldaan om
                     de inzet af te ronden. Dit geldt eens te meer omdat de NAVO-missie in Irak (zie ook
                     hieronder) conform het aangepaste operatieplan uitbreidt en anticipeert op een zelfstandig
                     opererend missie op de middellange termijn. Op dit moment is NMI nog grotendeels afhankelijk
                     van OIR voor wat betreft force protection en zogenaamde enabling-capaciteiten (bijvoorbeeld logistieke en medische ondersteuning). Als OIR verder
                     afbouwt gaat NMI deze taken zelf uitvoeren. Afstemming tussen de beide missies is
                     noodzakelijk om een zorgvuldige overdracht van taken mogelijk te maken.
                  
Voortgang Operation Inherent Resolve (OIR)
OIR is gericht op het duurzaam verslaan van ISIS, het ondersteunen van de Iraakse
                     regering op het gebied van stabilisatie en op het vergroten van de regionale stabiliteit.
                  
Sinds de val van het zogenaamde kalifaat is sprake van doorlopend geweldgebruik door
                     ISIS. De Iraakse strijdkrachten blijven daar tegen optreden. Mede als gevolg daarvan
                     komt ISIS niet in de buurt van de slagkracht die ze in 2014 had. De overgang in de
                     zomer van 2020 van de derde naar de vierde en laatste fase van de campagne (normalize, na fase 1 degrade, fase 2 dismantle en fase3 defeat) illustreert de geboekte voortgang: de focus kan steeds verder worden verlegd van
                     gevechtshandelingen naar capaciteitsopbouw van de Iraakse en Koerdische krijgsmachten
                     (zie ook Kamerstuk 27 925, nr. 755). De capaciteitsopbouw betreft in steeds grotere mate institutionele steun, gericht
                     op advisering op strategisch niveau in plaats van training, onder andere door middel
                     van de zogenaamde regionale Operations Command Advisory Teams (OCAT’s) en een Joint Operations Command Advisory Team (JOCAT). Hierbij moet vermeld worden dat de militairen die deze strategische adviestaak
                     kunnen uitvoeren over het algemeen schaars zijn. OIR werkt momenteel aan een aanvullende
                     opleiding die gevolgd dient te worden voordat men als strategisch adviseur wordt ingezet.
                  
Terugblik Nederlandse bijdrage
1. Force Protection
1.1. Erbil International Airport
Nederland draagt sinds januari 2021 met een compagnie van circa 100 tot 150 militairen
                     bij aan force protection op Erbil International Airport. Deze taak heeft Nederland voor een deel overgenomen
                     van de VS op het moment dat de Amerikaanse troepensterkte werd gereduceerd. Met deze
                     bijdrage wordt beoogd om de activiteiten van de anti-ISIS-coalitie vanaf de luchthaven
                     mogelijk te maken, door het personeel en materieel van de Coalitie te bewaken en beveiligen.
                  
De Nederlandse force protection-compagnie heeft (vooralsnog) geen operationele taak buiten de basis. De inzet blijft
                     daardoor beperkt tot relatief eenvoudige bewakingstaken.
                  
Deze inzet verloopt tot dusverre naar behoren. Zoals hierboven vermeld vinden er incidenteel
                     raketaanvallen op het vliegveld plaats. Eerdere raketaanvallen zijn in verband gebracht
                     met spanningen tussen de VS en Iran en verzet van bepaalde milities tegen de aanwezigheid
                     van Amerikaanse/coalitietroepen in Irak. Deze vallen binnen het huidige dreigingsbeeld
                     en staan continuering van de missie niet in de weg. Bij elke aanval worden extra veiligheidsmaatregelen
                     afgekondigd. De lokale commandant bepaalt hoe lang deze maatregelen noodzakelijk zijn.
                     In verband met de aanpassing van het dreigingsbeeld n.a.v. een WUAS-aanval op 14 april
                     jl. zijn op dit moment aanvullende veiligheidsmaatregelen afgekondigd. Doorlopend
                     wordt gekeken hoe de veiligheid verbeterd kan worden. Aanvullende maatregelen die
                     momenteel worden onderzocht zijn onder andere het verder compartimenteren van locaties
                     en een verhoogde patrouillegang. De militaire basis op Erbil International Airport beschikt over een Counter-Rocket, Artillery and Mortars (C-RAM)-systeem.
                  
1.2. Al Azraq Air base in Jordanië
Nederland draagt sinds november 2020 met 35 militairen bij aan force protection van een Belgisch F-16-detachement op Al Azraq in Jordanië. Deze inzet is gericht
                  op ondersteuning van de Belgische F-16-inzet door het bieden van bewaking en beveiliging.
                  De inzet verloopt voorspoedig en zonder bijzonderheden. De inzet wordt door België
                  zeer gewaardeerd, en stelt België in staat om Belgische militairen elders in te zetten,
                  bijvoorbeeld ten behoeve van nationale bijstand.
               
2. Special Operations Forces (SOF)
De inzet van het SOF-detachement lag tijdens de verslagperiode stil. Vanaf mei 2021
                  zal het detachement weer met twee adviseurs in Bagdad deelnemen aan de begeleiding
                  van de Iraakse SOF-partnereenheid Counter-Terrorism Service (CTS). Bij hervatting van de activiteiten zijn ook de taken veranderd. Deze verschuiven
                  in lijn met het campagneplan van OIR van training naar advisering en mentoring. De
                  bijdrage heeft tot doel om de Iraakse SOF in staat te stellen zelf te voorzien in
                  opleiding van Iraakse SOF. De CTS heeft een voorname rol in operaties ter bestrijding
                  van ISIS. De Counter-Terrorism Service valt rechtstreeks onder de Minister-President en is één van de meest capabele en
                  gerespecteerde militaire organisaties van Irak. CTS heeft in de afgelopen jaren laten
                  zien effectief te zijn in de bestrijding van ISIS-elementen en is een militair voorbeeld
                  voor de rest van de Iraakse strijdkrachten. De Nederlandse SOF-bijdrage wordt door
                  onze Iraakse partners zeer gewaardeerd.
               
3. Processing Exploitation & Disseminiation (PED)-capaciteit & Target Support Cell
                     (TSC)
Het oogmerk van de PED-capaciteit en TSC-inzet is om ondersteuning te bieden aan de
                     luchtcampagne van de coalitie in Irak door camerabeelden te analyseren (PED) en te
                     voorzien in een onderdeel van het targeting proces (TSC).
                  
De PED-capaciteit is in totaal 606 keer ingezet7. Deze inzet is per 1 april 2021 beëindigd omdat andere partners vervangende capaciteiten
                     hebben aangeboden. Daardoor kan Nederland de vrijgekomen capaciteit aanwenden voor
                     opleiding en training van het personeel voor de MQ-9 Reaper. De Nederlandse TSC-inzet
                     blijft beschikbaar voor het faciliteren van gevechtshandelingen van coalitiegenoten.
                  
4. Militaire adviseurs OCAT-North en JOCAT
Nederland draagt sinds januari 2021 met vier militaire adviseurs bij aan het Operations Command Advisory Team North (OCAT-North) in Erbil en het Joint Operational Command Advisory Team (JOCAT) in Bagdad. Deze bijdragen hebben als doel om zowel in Centraal- als Noord-Irak
                     bij te dragen aan versterking van de veiligheidssector.
                  
Aan OCAT-North in Erbil levert Nederland momenteel onder meer de team lead. Deze adviseurs hebben sturing gegeven aan de versterking van de Peshmerga op diverse
                     militair operationele aspecten, zoals planning en logistieke operaties. Aan dit laatste
                     aspect draag Nederland bij met een Sustainment Officer, die adviseert over het in stand houden en verbeteren van logistieke ketens.
                  
Aan het JOCAT levert Nederland twee militaire adviseurs die het Iraakse Ministerie
                     van Defensie trainen en adviseren vanuit het hoofdkwartier van de Coalitie in Bagdad.
                     Onder het trainingsaspect valt bijvoorbeeld de cursus Military Marketing. Deze cursus is ontwikkeld en uitgevoerd door de adviseurs en draagt er aan bij dat
                     de Iraakse strijdkrachten makkelijker een brug kunnen slaan naar de bevolking. Geadviseerd
                     wordt op het gebied van plannen, voorbereiden en uitvoeren van operaties, informatieverwerking
                     en inlichtingen, integratie tussen gevechtseenheden en instandhouding.
                  
5. Stafofficieren
Nederland levert in totaal zes stafofficieren aan OIR. Drie van deze stafofficieren
                  werken bij CENTCOM (Tampa), twee stafofficieren werken bij CAOC (Qatar) en een stafofficier
                  werkt bij het hoofdkwartier van OIR in Koeweit ter aansturing en coördinatie van de
                  inzet. De uitzending van deze stafofficieren is gericht op het versterken van de informatiepositie
                  van Nederland en het verbeteren van de coördinatie tussen de diverse hoofdkwartieren.
                  Zij vormen een essentieel onderdeel van het internationale karakter van de missie.
                  Deze inzet verloopt naar tevredenheid.
               
Voortgang NAVO-missie Irak (NMI)
NMI werkt in aanvulling op OIR aan institutionele versterking van met name het Iraakse
                     Ministerie van Defensie en daaraan gerelateerde opleidingsinstituten. Het doel van
                     NMI is tweeledig: (1) ervoor zorgen dat Irak voor wat betreft krijgscapaciteiten weerstand
                     kan bieden aan (een terugkeer van) ISIS en andere bedreigingen van de stabiliteit,
                     en (2) om Irak er ook institutioneel op toe te rusten om de veiligheidssector succesvol
                     aan te sturen en toekomstbestendig in te richten. In tegenstelling tot OIR voert NMI
                     geen gevechtsoperaties uit en houdt de missie zich uitsluitend bezig met institutionele
                     advisering en training.
                  
NMI heeft in januari 2020 – ongeveer een jaar na de start van de missie – als gevolg
                     van een verslechterende veiligheidssituatie, gevolgd door de uitbraak van de COVID-19-pandemie,
                     de activiteiten tijdelijk opgeschort en maatregelen genomen voor de veiligheid van
                     het personeel, waardoor de missie lange tijd niet op volle sterkte heeft kunnen draaien.
                     De overdracht van het leiderschap van de missie van Canada naar Denemarken in het
                     najaar van 2020 luidde een natuurlijke overgang in naar een volgende fase van de missie.
                     Op 18 februari jl. hebben de Ministers van Defensie van de NAVO het nieuwe operatieplan
                     van NMI aangenomen (zie Kamerstuk 28 676, nr. 356). Het plan is meer toegespitst op de Iraakse realiteit en behoeftes. Het plan is
                     gebaseerd op twee pijlers:
                  
Ten eerste worden het aantal adviseurs dat voor NMI werkt en het Iraakse publiek waar
                     zij zich op richten uitgebreid, afgestemd op de wensen van de Iraakse autoriteiten.
                     In potentie kan de missie het aantal trainingslocaties uitbreiden, en advies gaan
                     geven alle instituties van de Iraakse veiligheidssector, in plaats van alleen het
                     Ministerie van Defensie en de daaraan verbonden opleidingsinstituten. Het operatieplan
                     voorziet ook in de mogelijkheid om NMI naar de Koerdische regio uit te breiden.
                  
Ten tweede kan NMI wanneer OIR verder afbouwt een volledig zelfstandige missie worden.
                     NMI en OIR zijn afzonderlijke missies, maar NMI maakt op dit moment nog gebruik van
                     zogenaamde enablers van OIR: NMI werkt vanaf een basis van OIR en is voor bijvoorbeeld beveiliging, logistiek
                     en medische capaciteiten afhankelijk van OIR. De aanname is op dit moment dat OIR
                     verder wordt afgebouwd. In dat geval gaat NMI zelf enabler-taken invullen, waarmee verdere groei van NMI tot ongeveer 4.000 personen nodig kan
                     zijn.
                  
Algemene aandachtspunten voor NMI die hierboven al aan de orde kwamen zijn het behoud
                     van draagvlak onder de Iraakse autoriteiten en bevolking, de gevolgen van de COVID-19-pandemie
                     voor de missie, en de coördinatie met andere spelers in het veiligheidsdomein, waaronder
                     afstemming met OIR. Daarnaast zijn continuïteit en het genereren van voldoende capaciteiten
                     voor de invulling van het nieuwe operatieplan een aandachtspunt voor NMI.
                  
Inhoudelijke aandachtspunten voor NMI zijn voldoende motivatie en ontvankelijkheid
                     van de Iraakse doelgroep en het formuleren van duidelijke criteria waaraan voortgang
                     kan worden afgemeten. Het succesvol adviseren van Iraakse collega’s – en daarmee het
                     succes van de missie – is voor een groot deel gebaseerd op goede persoonlijke relaties.
                     Dat is een uitdaging gezien de voortdurende wisseling van personeel. Alhoewel de meeste
                     lidstaten de voorkeur geven aan korte(re) militaire uitzendingen zouden, vanuit het
                     oogpunt van het opbouwen van vertrouwen, termijnen van ten minste een jaar de voorkeur
                     hebben. Dit sluit evenwel niet aan op het uitzendregime van Nederlandse militairen.
                     Civiele Nederlandse uitzendingen duren wel minstens een jaar, met optie om met een
                     jaar te verlengen. Gezien de zware leef- en werkomstandigheden is het evenwel geen
                     gegeven dat civiele uitzendingen verlengd worden.
                  
Terugblik Nederlandse bijdrage
Het mandaat voor de Nederlandse bijdrage aan NMI omvat maximaal 20 civiele en militaire
                     adviseurs. Nederland slaagt er op dit moment niet in om alle 20 posities waar mandaat
                     voor is in te vullen. Dat heeft onder andere te maken met de specifieke trainingsbehoefte
                     en de beperkte beschikbaarheid van adviseurs met deze specifieke kwaliteiten.
                  
Momenteel wordt met zeven adviseurs invulling gegeven aan het mandaat. Dit zijn op
                     dit moment vijf civiele functies en twee militaire functies. Nederland heeft recent
                     vier aanvullende (militaire) staffuncties toegewezen gekregen.
                  
Naast het versterken van de Iraakse krijgsmacht op institutioneel gebied heeft de
                     Nederlandse bijdrage als onderliggend oogmerk om (1) strategische invloed te kunnen
                     uitoefenen op inrichting en uitvoering van de missie en (2) om NMI op voor Nederland
                     belangrijke thema’s te voorzien van voldoende capaciteiten om de civiele adviestaak
                     uit te kunnen voeren.
                  
Strategische invloed bereikt Nederland door bij te dragen met de meest senior civiele
                     functionaris van de missie (Senior Civilian) en voorheen de civiel adviseur van de Commandant van NMI. Alternerend met het VK
                     is inmiddels tweemaal succesvol invulling gegeven aan de Senior Civilian-functie. Voldoende diplomatieke capaciteit voor de missie in het veld is cruciaal
                     in de complexe Iraakse politieke context. Dit is onder andere gebleken uit de sleutelrol
                     die de Nederlandse civiel adviseur van de Commandant van NMI speelde toen de aanwezigheid
                     van buitenlandse troepen in Irak begin 2020 onder druk kwam te staan. Voor zijn rol
                     in de onderhandelingen tussen de NAVO en Irak hierover is de Nederlandse civiele adviseur
                     op voordracht van Commandant NMI met de hoogste NAVO-medaille onderscheiden.
                  
In het kader van het tweede doel is het afgelopen jaar in synergie met de bredere
                     Nederlandse programmering in Irak binnen NMI ingezet op thema’s als bevordering van
                     mensenrechten, hervorming van de veiligheidssector en het tegengaan van corruptie.
                  
De Nederlandse adviseurs geven met concrete activiteiten invulling aan het doel van
                     NMI om de effectiviteit, inclusiviteit en legitimiteit van de Iraakse krijgsmacht
                     te versterken. Zo is onder andere een human security-team binnen NMI opgericht dat werkt aan specifieke projecten. Voorbeelden hiervan
                     zijn onder andere het integreren van internationaal humanitair recht en de rol van
                     mensenrechten in Iraakse militaire opleidingen, en het adviseren over inrichting van
                     een onafhankelijke interne en externe klachtenprocedure. Andere voorbeelden zijn de
                     uitrol van een Building Integrity-programma, gericht op het tegengaan van corruptie, en implementatie van het National Action Plan on Women Peace and Security (VN Veiligheidsraadresolutie 1325) bij het Iraakse Ministerie van Defensie.
                  
Voortgang EU Adviesmissie Irak (EUAM)
EUAM is een kleinschalige adviesmissie die de Iraakse autoriteiten op strategisch
                  niveau adviseert over de opzet en inhoud van regelgeving, beleid en strategie t.a.v.
                  de Iraakse civiele veiligheidssector. De missie bestaat momenteel uit 62 personen
                  internationale staf uit 18 Europese landen en 22 personen lokale staf. De belangrijkste
                  counterparts van de missie zijn de Iraqi National Security Adviser en het Ministry of Interior.
               
De missie is vanaf eind 2019 meermaals onderbroken, eerst als gevolg van onrust, spanningen
                     en de veiligheidssituatie in Irak, en daarna als gevolg van de pandemie. Sinds maart
                     2020 heeft de missie geopereerd met kleine teams in het land, met de rest van de staf
                     werkend vanuit hun thuisbasis. Deze omstandigheden hebben uiteraard weerslag gehad
                     op de impact van de missie. Onderbrekingen van de missie hebben niet per definitie
                     een gunstig effect op de ontvankelijkheid voor advisering van Iraakse counterparts.
                     Continuïteit en het opbouwen van goede relaties zijn hiervoor immers belangrijke vereisten.
                     Naast COVID spelen ook enkele institutionele zaken. Zo is er na bijna vier jaar nog
                     steeds geen formele statusovereenkomst tussen EUAM en de Irakese autoriteiten. Gezien
                     deze complexe realiteit op de grond i.c.m. de bescheiden omvang van de missie is realisme
                     geboden voor wat betreft tastbare resultaten op de korte termijn.
                  
Tegelijkertijd is door het handhaven van een kernstaf en voortzetting van activiteiten
                     ook gezorgd voor continuïteit en goodwill bij Iraakse counterparts. En ondanks de beperkende context kan de missie bogen op
                     positieve voortgang. Het gaat dan onder andere om resultaten en ontplooide activiteiten
                     op thema’s als institutionele hervorming (bijvoorbeeld acceptatie en invoering van
                     aanbevelingen t.a.v. de Iraakse nationale veiligheidsstrategie), wetgeving (bijvoorbeeld
                     acceptatie en invoering van aanbevelingen t.a.v. wetgeving aangaande politietaken),
                     seminars over Command, Control and Crisis Management (zoals over optreden tijdens demonstraties), geïntegreerd grensmanagement (bijvoorbeeld
                     hulp bij opstellen code of conduct en actieplan), SSR-coördinatie (organisatie coördinatiebijeenkomsten
                     voor internationale partners), contra-terrorisme en bestrijding van georganiseerde
                     misdaad (bijvoorbeeld workshops en online trainingen).
                  
Terugblik Nederlandse bijdrage
Het Nederlandse mandaat bestaat uit een bijdrage met maximaal drie civiele adviseurs.
                  Momenteel zijn een mensenrechtenadviseur vanuit de civiele missiepool en een veiligheidsadviseur
                  vanuit de politie uitgezonden. Op korte termijn vertrekt wederom een Nederlandse politie-collega
                  naar de missie. De Nederlandse bijdrage is erop gericht om de missie in staat stellen
                  haar mandaat goed uit te voeren en inhoudelijk te voorzien van expertise op voor Nederland
                  prioritaire thema’s. De Nederlandse mensenrechtenadviseur in de missie houdt zich
                  hoofdzakelijk bezig met mainstreaming van mensenrechten en gender in alle activiteiten van de missie. Zo worden mixed gender units gepromoot, en wordt advies gegeven op basis van de internationale mensenrechtenstandaarden.
                  Daarnaast ondersteunt de missie bijvoorbeeld de implementatie van het Iraakse National Action Plan on Women Peace and Security (VN Veiligheidsraadresolutie 1325) en beoogt de missie Irak te ondersteunen bij implementatie
                  van het recent aangenomen National Human Rights Plan.
               
Voortgang bilaterale militaire en civiele bijdrage aan hervorming van het Ministry
                     of Peshmerga Affairs in de Koerdistan Autonome Regio (MoPA Reform)
Nederland draagt sinds 2019 op bilaterale basis samen met het VK, de VS en Duitsland
                     bij aan institutionele advisering aan het Ministry of Peshmerga Affairs (MoPA) in de KAR, complementair aan de inzet van OIR in het noorden van Irak. Subdoelstelling
                     van deze inzet is het MoPA helpen hervormen tot een moderne en goed georganiseerde
                     veiligheidsorganisatie, die zelf in staat is om de regionale stabiliteit en veiligheid
                     te garanderen.
                  
Dit gebeurt aan de hand van een hervormingsplan voor de Peshmerga, dat door het Verenigd
                     Koninkrijk werd opgesteld. De Koerdische regionale autoriteiten hebben hun commitment
                     aan het hervormingsplan bij meerdere gelegenheden uitgesproken. Tegelijkertijd is
                     duidelijk dat dit een proces van lange adem betreft, in een complexe politieke en
                     veiligheidscontext. Realisme over wat de inspanningen van een klein aantal landen
                     kunnen opleveren is derhalve geboden.
                  
Terugblik Nederlandse bijdrage
De uitzending van een civiele adviseur uit de civiele missiepool naar Erbil moest
                     vanwege een verhoogd persoonlijk risico van COVID-19 voor de uitgezonden adviseur
                     vroegtijdig beëindigd worden. Om deze reden heeft de uitzending zich anders dan een
                     korte scoping mission niet kunnen vertalen in concrete resultaten. Gezien de voortdurende pandemie is geen
                     opvolger voor de adviseur aangetrokken.
                  
Op militair vlak is de uitzending beter verlopen. Inmiddels is een derde opeenvolgende
                     Nederlandse militaire adviseur ter plekke, die in Erbil samenwerkt met militaire adviseurs
                     uit Duitsland, het VK en de VS, en aansluiting vindt bij zowel het Nederlandse Consulaat-Generaal
                     als bij de in Erbil aanwezige OIR-troepen. «Plan Holland», een hervormingsstrategie gericht op verdere integratie van de Peshmerga-milities en een product van een van de Nederlandse militaire adviseurs, is door de
                     Koerdische regering verwelkomd en omarmd. Of en op welke manier hier verder opvolging
                     aan kan worden gegeven is nog onderwerp van gesprek.
                  
Financiën
De Nederlandse inzet in Irak, inclusief de strijd tegen ISIS heeft in 2020 totaal
                     10,5 miljoen euro gekost. De additionele uitgaven voor de Nederlandse veiligheidsinzet
                     in Irak in 2021, inclusief de strijd tegen ISIS, zijn geraamd op 21,7 miljoen euro.
                     Dit omvat de Nederlandse deelname in OIR, CBMI, NMI en de Koerdische Autonome Regio.
                  
De additionele uitgaven worden gefinancierd uit het Budget Internationale Veiligheid
                     (BIV) voor crisisbeheersingsoperaties. Het is nog onduidelijk welke impact COVID-19
                     zal hebben op het totale kostenplaatje van de gehele Nederlandse inzet in 2021.
                  
Voortgang vrijwillige compensatie Hawija
De Minister van Defensie wil tevens van de gelegenheid gebruik maken de Eerste Kamer
                  namens het kabinet te informeren over de voortgang rondom de vrijwillige compensatie
                  ten gunste van de getroffen gemeenschap in Hawija, Irak (Kamerstuk 27 925, nr. 766). Eind april is het contract hieromtrent met de Internationale Organisatie voor Migratie
                  (IOM) ondertekend, en begin mei is het project officieel gestart. Met de UNDP worden
                  de contractafspraken de komende maand gefinaliseerd. Na aanvang van het project zal
                  de Minister van Defensie de Tweede Kamer namens het kabinet halfjaarlijks informeren
                  en zo vaak als er relevante ontwikkelingen zijn, conform het verzoek van de vaste
                  commissie voor Defensie d.d. 1 februari 2021 (kenmerk 27925-766/2021D04079).
               
De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok
De Minister van Defensie, A.Th.B. Bijleveld-Schouten
De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, S.A.M. Kaag
Indieners
- 
              
                  Indiener
 S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken
- 
              
                  Medeindiener
 A.Th.B. Bijleveld-Schouten, minister van Defensie
- 
              
                  Medeindiener
 S.A.M. Kaag, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.
