Brief regering : Inzetbaarheidsrapportage geheel 2020
34 919 Defensienota
Nr. 78 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE EN VAN DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 mei 2021
Tweemaal per jaar, bij de begroting en het jaarverslag, informeert Defensie de Kamer
met een rapportage over de inzet en de gereedheid van de krijgsmacht. Hierbij ontvangt
u de inzetbaarheidsrapportage over geheel 2020.
De negatieve spiraal waarin Defensie zich bevond, is doorbroken. In de afgelopen kabinetsperiode
is, na decennia van bezuinigen, het roer omgegaan. In de afgelopen jaren zijn belangrijke
stappen gezet richting het herstel en de modernisering van de defensieorganisatie
en een aantal prangende problemen is aangepakt. Er is gewerkt aan het herstel van
vertrouwen onder andere door betere arbeidsvoorwaarden en door de aanpak van achterstallig
onderhoud. Er is aanzienlijk geïnvesteerd in de modernisering van de krijgsmacht,
onder andere met de honderd projecten van het investeringsprogramma uit de Defensienota.
Op deze manier is er gewerkt aan het herstel van vertrouwen van onze mensen in de
organisatie. Op het gebied van investeringen in het materieel zijn besluiten genomen
over bijvoorbeeld de vervanging van de M-fregatten, van de Fennek, van de gevechtsuitrusting
en zo is het contract van het programma Grensverleggende IT eind van 2020 afgesloten.
Daarmee is een belangrijke stap gezet om de IT-infrastructuur hoogwaardig, betrouwbaar
en toekomstbestendig te maken. Dit heeft betekenis voor het inlopen van de achterstand
in de slagkracht en inzetbaarheid van de krijgsmacht. Dit wordt zowel binnen als de
buiten de organisatie gezien. Zowel de tevredenheid als de motivatie van medewerkers
nam in 2020 toe ten opzichte van 2018 en 201. De waardering vanuit de samenleving
voor de competenties van Defensie is gestegen van een 6,1 begin 2017 naar 7,0 in de
eerste helft van 2020.
Ondanks deze stappen en positieve signalen moet er ook nog veel gebeuren en is Defensie
nog niet in staat te leveren wat de samenleving van haar verwachten mag. Met de Defensievisie
2035 (Kamerstuk 34 919, nr. 71) is transparanter dan ooit duidelijk gemaakt wat er op ons afkomt, wat we moeten
doen en waar de behoeften liggen. Ook na de investeringen van de afgelopen jaren zal
herstel van de gereedheid nodig blijven om de grondwettelijke taken van Defensie uit
te kunnen voeren. Het dreigingsbeeld wordt ondertussen diverser, complexer en verontrustender.
Defensie moet daarop kunnen anticiperen en, in het geval van een crisis, direct op
kunnen reageren. Met de huidige inrichting en staat van de defensieorganisatie zijn
we niet adequaat toegerust voor de toekomstige (en sommige huidige) dreigingen.
Nederland is kwetsbaar en er wordt een toenemend beroep op Defensie gedaan. Daarbij
nemen ook de eisen aan de gereedheid toe als gevolg van de veranderende veiligheidsituatie.
Het groeiende beroep op Defensie en het beschikbare budget sluiten op dit moment niet
op elkaar aan.
Een volgend kabinet zal zich buigen over eventuele vervolgstappen. Hierbij is langjarig
politiek commitment op realistische doelen voor beleid en budget wenselijk om de organisatie
goed te kunnen richten en in te kunnen richten. Zonder aanvullende verhogingen van
het defensiebudget zal Nederland volgens de NAVO-berekeningen met een percentage van
1,37% in 2024 op plaats 25 (van 291 NAVO-landen) staan op de ranglijst van uitgaven aan Defensie. De benodigde verandering
in koers, die in de Defensievisie 2035 is weergegeven, wordt ongeacht het budget ingezet.
Defensie moet blijven moderniseren, om nu en in de toekomst, de grondwettelijke taken
uit te kunnen voeren en een antwoord te hebben op de vele dreigingen.
Deze rapportage geeft u inzicht in hoeverre de krijgsmacht haar drie hoofdtaken heeft
kunnen uitvoeren en informeert u over de mate van gereedheid van de daarvoor benodigde
capaciteiten en inzetbare eenheden. In navolging van de aanbevelingen van de Algemene
Rekenkamer is er extra aandacht voor de derde hoofdtaak en voor de beperkingen in
gegarandeerde capaciteiten.
COVID-19 zorgt in onze krijgsmacht voor een andere dynamiek dan wij gewend zijn en
de invloed hiervan is terug te zien in deze rapportage. Vanuit diverse civiele autoriteiten
is een beroep gedaan op de expertise en snelle inzet die Defensie kan leveren. Met
het leveren van ondersteuning op diverse gebieden heeft Defensie een belangrijke bijdrage
geleverd aan het ondersteunen van de Nederlandse samenleving tijdens deze pandemie.
De beperkende maatregelen hebben echter ook een weerslag gehad op de personele gereedheid,
materiële gereedheid en geoefendheid. Ondanks alle snelle en goede aanpassingen in
de organisatie om thuiswerken mogelijk te maken en werving en opleiding aangepast
voort te zetten, is er een effect geweest op de operationele gereedheid. De effecten
van COVID-19 op de operationele gereedheid zijn beschreven in deze rapportage.
Hoofdtaken
De Nederlandse defensie-inspanning is een afgeleide van de Grondwet, het Statuut voor
het Koninkrijk der Nederlanden en onze internationale verdragsverplichtingen, waaronder
het Handvest van de Verenigde Naties, het Noord-Atlantische Verdrag en het EU-Verdrag.
De drie hoofdtaken van Defensie die hieruit voortvloeien zijn:
1. Bescherming van het eigen en bondgenootschappelijke grondgebied, inclusief het Caribisch
deel van het Koninkrijk;
2. Bescherming en bevordering van de internationale rechtsorde en stabiliteit;
3. Ondersteuning (onder alle omstandigheden) van de civiele autoriteiten bij de handhaving
van de openbare orde, de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde, de bestrijding
van rampen en incidenten en de beheersing van crises, zowel nationaal als internationaal.
Het afgelopen jaar is er voor met name de eerste en de derde hoofdtaak vaker een beroep
gedaan op Defensie. Dit is een weerspiegeling van de veiligheidsanalyses van binnen-
en buitenland die aangeven dat dreigingen toenemen in aantal, soort en complexiteit.
Als gevolg van deze veranderende veiligheidssituatie nemen de eisen aan de gereedheid
toe. De verdediging van ons eigen koninkrijk en onze bondgenoten gaat verder dan de
fysieke grenzen, zoals bijvoorbeeld ook dreigingen in het digitale domein uitwijzen.
Inzetbaarheidsdoelen
De inzetbaarheidsdoelen geven weer met welke capaciteiten Defensie, na uitvoering
van de Defensienota, invulling kan geven aan deze hoofdtaken. De inzetbaarheidsdoelen
op basis van de Defensienota zijn hieronder weergegeven. Daadwerkelijke inzetmogelijkheden
zijn mede afhankelijk van de mate van operationele gereedheid van een capaciteit,
de geografische spreiding van Nederlandse inzet en de ondersteuningsmogelijkheden
van partnerlanden. Specifieke inzet kan een impact hebben op de mate van gereedheid
van deze eenheden voor de inzetbaarheidsdoelen.
Ontwikkelingen in de opdrachtenmatrix bij de inzetbaarheidsrapportage
Deze Inzetbaarheidsrapportage bestaat uit een openbare brief en een vertrouwelijke
bijlage. Deze vertrouwelijke bijlage bestaat uit twee delen: een tekstueel deel dat
operationeel vertrouwelijke informatie over de gereedheid van de krijgsmacht bevat
en de opdrachtenmatrix die ingaat op de status van de capaciteiten en inzetbare eenheden.
De inzetbaarheidsrapportage is, in lijn met de Defensienota 2018 (Kamerstuk 34 919, nr. 1), opgesteld op basis van de opdrachtenmatrix. Deze opdrachtenmatrix biedt het overzicht
van de gereedstellingsopdrachten die de Commandant der Strijdkrachten aan zijn Defensieonderdelen
geeft en is een vertaling van de inzetbaarheidsdoelen («Wat gaan wij kunnen») in de
Defensienota 2018.
De rapportage op de opdrachtenmatrix voor deze inzetbaarheidsrapportage is voor de
eerste maal in het het Digitaal Dashboard Operationele Gereedheid gerealiseerd door
de appreciaties van capaciteiten en inzetbare eenheden in te voeren. In navolging
hiervan zullen vanaf 2021 alle rapportages op de opdrachtenmatrix standaard via dit
dashboard verlopen. De weergave van fact based informatie maakt het opstellen van
appreciaties door commandanten eenvoudiger en minder arbeidsintensief.
Met het Digitaal Dashboard Operationele Gereedheid volgt Defensie ook de aanbevelingen
van de Algemene Rekenkamer op. Het dashboard verbetert de herleidbaarheid over de
status operationele gereedheid van capaciteiten, inzetbare eenheden en componenten.
Verder maakt het dashboard het rapportageproces minder foutgevoelig en biedt het een
verbeterde basis voor uniforme definities.
De rapportage over de capaciteiten gebruikt, in lijn met de aanbevelingen van de Algemene
Rekenkamer, een herziene kleurcodering om aan te geven in welke mate Defensie erin
slaagt de generieke gereedstelling voor de hoofdtaken waar te maken. Vanaf de huidige
rapportage kan er een blauwe markering worden toegevoegd aan een van de drie kleuren
en is de kleur oranje met bijbehorende betekenis geïntroduceerd. Deze herziene kleurcodering
geeft een beter passende visuele indicatie van de mate van gereedheid. Met het blauwe
label bij de rapportagekleur worden eenheden gemarkeerd die in de rapportageperiode
een specifieke opdracht hebben vervuld. Door dit label ontstaat een visueel beeld
van de mate waarin de eenheden van Defensie gecommitteerd zijn. Defensie rapporteerde
eerder een Kritieke Prestatie Indicator (KPI) over de inzetbaarheid. Deze KPI was
echter afgeleid van de oude kleurcodering. Door de herziene kleurcodering en veranderde
methodiek is het niet langer mogelijk deze KPI te hanteren.
Defensie werkt verder aan een verbeterde opdrachtenmatrix die vanaf de Inzetbaarheidsrapportage
over de eerste helft van 2021 in gebruik zal zijn. In lijn met het advies van de Rekenkamer
zal in deze opdrachtenmatrix de herleidbaarheid verbeterd zijn. Ook zal de status
van de ondersteunende eenheden beter zichtbaar zijn. De opvolging van de aanbevelingen
van de Algemene Rekenkamer verloopt conform eerder gedane toezeggingen.
De kleurcoderingen zijn:
Ontwikkelingen en uitvoering hoofdtaken
De krijgsmacht heeft de beschikking over een «single set of forces». In beginsel zijn alle capaciteiten inzetbaar voor alle drie de hoofdtaken. Echter,
de inzet van een capaciteit voor de ene hoofdtaak heeft direct effect op de gereedheid
en inzetmogelijkheden voor één van de andere hoofdtaken. Dit dwingt tot keuzes. In
de vertrouwelijke bijlagen zijn voorbeelden van deze keuzes opgenomen. Verder is er
een toenemende vraag naar capaciteiten voor de bescherming van het eigen en bondgenootschappelijk
grondgebied. Deze focusverschuiving naar de eerste hoofdtaak vereist, naast daadwerkelijke
inzet, voldoende ruimte voor personele en materiële gereedheid en geoefendheid die
de eerste hoofdtaak vereist.
De krijgsmacht is in 2020 voor alle drie de hoofdtaken ingezet. Daarnaast stonden
ruim 8000 militairen stand-by voor NAVO- en EU-commitments en voor nationale taken.
In diverse missiegebieden vonden activiteiten niet of op zeer beperkte schaal plaats
door COVID-19 maatregelen. Op het gebied van nationale inzet, zowel voor reguliere
als COVID-19 gerelateerde inzet, ondersteunde Defensie op dagelijkse basis de civiele
autoriteiten.
Inzet eerste hoofdtaak
Voor de eerste hoofdtaak (bescherming van het eigen en bondgenootschappelijke grondgebied,
inclusief het Caribisch deel van het Koninkrijk) is de krijgsmacht ingezet voor enhanced Forward Presence op de oostflank van het NAVO-verdragsgebied. Ook stond de krijgsmacht stand-by voor
internationale verplichtingen, als de European Union Battle Group, NATO Response Force Initial Follow on Forces Group van de Very High Readiness Joint Taskforce, het NATO Readiness Initiative en voor het commando over en deelname aan NATO’s Amphibious Task Group.
Inzet tweede hoofdtaak
Voor de tweede hoofdtaak (bescherming en bevordering van de internationale rechtsorde
en stabiliteit) leverde Defensie in 2020 een bijdrage aan de NAVO-missie Resolute Support in Afghanistan en aan de anti-ISIS coalitie en bredere veiligheidsinzet in Irak.
In Afghanistan zijn train, advice and assist beperkt en alleen voortgezet binnen de geldende RIVM-maatregelen ter voorkoming van
verdere verspreiding van COVID-19. Ook in Irak had de pandemie gevolgen voor de werkzaamheden
binnen zowel Capacity Building Mission Iraq (CBMI) als NATO Mission Iraq (NMI). Vanuit Irak zijn begin april 2020 alle trainers naar Nederland teruggehaald,
nadat de trainingen daar, op verzoek van de Iraakse autoriteiten, waren stilgelegd.
Voor CBMI gold eind december 2020 nog steeds dat alleen essentieel personeel in het
missiegebied aanwezig was.
Het luchtverdedigings- en commandofregat Zr.Ms. De Ruyter nam in de eerste helft van
2020 deel aan de waarnemingsoperatie Operatie Agenor in de Straat van Hormuz (European-led Maritime Awareness in the Strait of Hormuz – EMASoH) om de spanningen in de regio te verminderen en een bijdrage te leveren
aan de free flow of commerce.
Tot slot continueerde Defensie de bijdragen aan verschillende missies in het Midden-Oosten,
zoals UNDOF, UNTSO, UNIFIL en USSC en leverde Defensie een kleinschalige bijdrage
aan onder andere twee missies in Mali (EUTM Mali en MINUSMA).
Inzet derde hoofdtaak
Militairen zijn dagelijks actief voor de derde hoofdtaak: ondersteuning (onder alle
omstandigheden) van de civiele autoriteiten bij de handhaving van de openbare orde,
de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde, de bestrijding van rampen en incidenten
en de beheersing van crises, zowel nationaal als internationaal. Inzet als gevolg
van COVID-19 gebeurde vooral met geneeskundige capaciteiten. Zo stelde Defensie personeel
en materieel beschikbaar voor onder andere staf- en analysecapaciteit, de COVID- en
IC-afdeling van het UMC Utrecht, XL-teststraten, voedselbanken en verpleeg- en verzorgingstehuizen.
Ook leverde Defensie wederom capaciteit voor onder andere het opruimen van explosieven
door de Explosieven Opruimingsdienst en het doorzoeken van panden door de search-teams
van de genie.
Na de nitraatexplosie in Beiroet maakten militairen deel uit van het Nederlandse Urban
Search and Rescue (USAR) team. Dit team zocht met met speurhonden en apparatuur onder
het puin naar vermisten. Met een militair vliegtuig verplaatste Defensie het personeel
en materiëel daarvoor vanaf Vliegbasis Eindhoven.
Met al deze inzetten voor de derde hoofdtaak laten wij zien dat Defensie een organisatie
is die er staat als het nodig is; Nederland kan in tijden van crisis op ons rekenen.
Deze bijdrages geven vertrouwen richting ons eigen personeel, de bevolking en partnerorganisaties.
De civiele behoefte aan militaire capaciteiten is in de loop van de tijd gewijzigd.
Daarom loopt er een gezamenlijke herijking van de gegarandeerde capaciteiten met het
Ministerie van Justitie en Veiligheid. Hierover bent u in juni 2020 geïnformeerd (Kamerstuk
34 919, nr. 68). Op dit moment zijn de gegarandeerde capaciteiten nog in belangrijke mate gebaseerd
op de afspraken uit 2006. De laatste jaren is wel duidelijk geworden dat bij nationale
crisissituaties altijd een beroep wordt gedaan op defensiecapaciteiten. Dit beroep
is breder dan de aangeboden gegarandeerde capaciteiten. Als structurele ketenpartner
in het nationale veiligheidsdomein zal Defensie daarom samen met Justitie en Veiligheid
en het Veiligheidsberaad nieuwe civiel-militaire afspraken gaan maken. De huidige
staat van de defensieorganisatie, in combinatie met de toenemende vraag zorgen ervoor
we niet meer toegerust zijn om aan alle aanvragen voor militaire bijstand en -steunverlening
te voldoen zonder dat dit invloed heeft op gecommitteerde (inter)nationale verplichtingen
of eigen gereedstellingsactiviteiten.
Herstel van de gereedheid
Operationele gereedheid bestaat uit drie elementen: personele gereedheid, materiële
gereedheid en geoefendheid. De navolgende paragrafen bevatten toelichting op deze
drie elementen. Het herstel van de gereedheid vraagt tijd, voordat de effecten van
genomen maatregelen zichtbaar zijn en leiden en behouden van het gewenste niveau van
operationele gereedheid om alle drie de hoofdtaken volledig uit te kunnen voeren.
In algemene zin bleef in 2020 de operationele gereedheid (OG) onder druk staan door
een lage kwantitatieve en kwalitatieve militaire personele vulling en een laag blijvende
materiële gereedheid. Combat Support (CS) en Combat Service Support (CSS) waren onvoldoende
beschikbaar. De knelpunten in de operationele gereedheid hebben geleid tot beperkingen
die vooral het vermogen hebben aangetast om eenheden langdurig, gelijktijdig en in
hogere dreigingsscenario’s in te zetten. Dat is onder andere terug te lezen in de
vertrouwelijke bijlage bij de beperkingen per eenheid en het aantal verschuivingen
in de data waarop inzetbare eenheden op norm operationele gereedheid komen.
Personele gereedheid
De personele gereedheid (PG) is de mate waarin het personeel van een eenheid beschikbaar
en geschikt is voor het uitvoeren van de opgedragen opdracht. Om het herstel van de
gereedheid te kunnen accommoderen, is de formatie in deze kabinetsperiode met circa
6.700 VTE uitgebreid, waarvan ruim de helft militair. Ten opzichte van 2019 is deze
in 2020 met circa 600 VTE uitgebreid. Het saldo tussen in- en uitstroom was positief
met +628 militairen en +1.000 VTE burgerpersoneel. Ondanks het grotere aanbod van
personeel, door maatregelen als het voor onbepaalde tijd verlengen van tijdelijke
contracten en het langer kunnen doorwerken via aanpassing van de datum voor Funtioneel
Leeftijds Ontslag, is de vulling – ten opzichte van de uitgebreide formatie – Defensiebreed
slechts licht gestegen van 85,4% naar 85,9%. Dit komt omdat de saldo in de toename
van het personeel vergelijkbaar is met de uitbreiding van het aantal VTE. De personeelsrapportage
bevat meer en gedetailleerde informatie over de personele vulling. Met name de militaire
personele vulling was zorgelijk en bleef 79%. De COVID-19 crisis bood wel kansen die
zorgden voor een groter aanbod van potentieel personeel en een lagere irreguliere
uitstroom. Zo nam de vertrekintentie onder defensiemedewerkers af, ook omdat aspecten
als baanzekerheid en inkomen belangrijke factoren van invloed waren. De knelpunten
in de onderbouw en specialistische functies bleven echter nog onveranderd.
We zijn gestart met het verbeteren van de besturing van instroom en de opleidingen,
zodat we in de toekomst gerichter functies kunnen vullen die de gereedheid verhogen.
De afgelopen periode zijn al kansrijke initiatieven voor werving, vulling en opleiding
gestart. Hiervan zijn drie voorbeelden te benoemen. De luchtmacht startte een samenwerking
met het bedrijfsleven om de werving van onder andere de knelpuntcategorieën bij vliegtuigonderhoudstechniek
en de gevechtsleiding te verbeteren. Sinds deze samenwerking steeg de werving van
nieuwe medewerkers voor knelpuntfuncties binnen de luchtmacht van 33% in 2019 naar
57% in 2020. De landmacht gaf met de oprichting van de Werkgroep Personele Vulling
meer prioriteit aan de werving en opleiding van onderofficieren. De marine paste de
initiële mariniersopleiding aan om het opleidingsrendement met behoud van kwaliteit
te verhogen. Het opleidingsrendement steeg daardoor van 47% naar 66%.
In 2020 is het programma «Kwaliteit in Beeld» gestart. De implementatie ervan vindt
conform planning in 2021 plaats. Dit programma moet zorgen voor verbeterd inzicht
in de kwalitatieve personele gereedheid en voor inzicht in de specifieke kennis en
vaardigheden van ons personeel. De implementatie vraagt nog veel tijd en capaciteit,
zowel voor het inrichten van het beheerproces als de daadwerkelijke invoer van gegevens,
maar zal naar verwachting komend jaar afgerond worden.
Door de COVID-19 maatregelen staan de benodigde initiële en functionele opleidingen
onder druk. De opleidingen vinden zoveel mogelijk op afstand en met in achtneming
van risico beperkende maatregelen plaats. Een gevolg hiervan was dat het de afgelopen
periode niet mogelijk was om het beoogde aantal medewerkers op te leiden. Dit vergroot
de druk op de beschikbare opleidingen in 2021. Om de druk op de opleidingscapaciteit
te verlichten, nam Defensie al eerder maatregelen als: verlenging functieduur, opleidingsverkorting,
afstandsonderwijs, uitbesteding aan civiele opleidingsinstanties, beter aansluiten
op eerder verworven competenties, just-in-time opleiden, optimalisatie van het vraag-
en aanbodmanagement van opleidingen en tijdelijke onttrekking van militaire instructeurs
uit de operationele onderdelen ten gunste van de opleidingseenheden.
De lage kwantitatieve en kwalitatieve militaire personele vulling werkt, naast de
invloed op de personele gereedheid en veiligheid, sterk door in de materiële gereedheid,
geoefendheid en daarmee in de algehele operationele gereedheid. Dit komt door het
ontbreken van één of enkele functionarissen die cruciaal zijn voor de inzetbaarheid
van de volledige eenheid.
Materiële gereedheid
Materiële gereedheid (MG) is de mate waarin het materieel van een eenheid beschikbaar
en geschikt is voor het uitvoeren van de opdracht. De Algemene Rekenkamer heeft de
onvolkomenheid op logistieke reservedelen opgeheven. Hoewel de materiële beschikbaarheid
door het tijdelijk verminderde gebruik (door COVID-19) steeg, verbeterde de materiële
gereedheid niet. In 2020 was er een gebrek aan technisch personeel om beschikbare
reservedelen in te bouwen en onderhoud uit te voeren aan materieel dat juist meer
onderhoud vraagt vanwege veroudering.
Omdat vanwege COVID-19 beperkingen minder geoefend is, was de onbalans in de materieel
logistieke keten minder voelbaar. Desalniettemin blijft deze onbalans onverminderd
bestaan. Een herstel van de balans in de materieel logistieke keten, zowel op het
gebied van beschikbare personele capaciteit als beschikbare voorraden, is door een
tekort aan financiële middelen nog altijd niet haalbaar. Zoals benoemd in de Defensievisie
2035 blijkt dat ook na de investeringen van de afgelopen jaren er herstel nodig blijft
voor de noodzakelijke gereedheid en inzetbaarheid van de krijgsmacht om de grondwettelijke
taken van Defensie uit te kunnen voeren.
Om binnen het beschikbare budget te blijven is ingeteerd op de voorraad repareerbare
reservedelen. Door een vermindering in verplaatsingen is er in 2020 minder uitgegeven
aan brandstof. Deze gelden zijn alternatief aangewend voor de IT-problematiek. Basisprobleem
bij de IT is een disbalans tussen enerzijds de noodzakelijke vernieuwingen en het
op orde houden van de reeds beschikbare (IT) middelen en anderzijds het daarvoor beschikbare
budget en de daarvoor beschikbare personele capaciteit. Hierover wordt uw Kamer geïnformeerd
met een Kamerbrief.
Met het aanvullen van de munitievoorraden, de verbeteringen in het munitiedomein en
de demilitarisatie van overtollige munitievoorraden realiseert Defensie essentiële
verbeteringen. In lijn met de Defensievisie zijn aanvullende investeringen in munitie
en het munitiedomein nodig om het aanpassingsvermogen, snelheid en gevechtskracht
van Defensie verder te verbeteren en de krijgsmacht in staat te stellen om de grondwettelijke
taken te kunnen uitvoeren. Ook hierover wordt uw Kamer separaat geïnformeerd met een
Kamerbrief.
Het vastgoed van Defensie heeft de afgelopen jaren steeds meer in de belangstelling
gestaan en zijn er veel inspanningen verricht voor het op orde krijgen van de portefeuille.
Er is onder andere onderzoek gedaan naar handelingsperspectieven om het verschil tussen
beschikbaar en benodigd budget te kunnen verkleinen. Met het Strategische Vastgoedplan
en de externe validatie daarvan is inzicht verkregen in de financiële behoefte voor
het vastgoed van Defensie. Daarnaast is in 2020 een Interdepartementaal Beleidsonderzoek
(IBO) naar het vastgoed van Defensie opgestart. Hierin wordt onderzocht wat de meest
doelmatige set aan maatregelen is om het vastgoed van Defensie op orde te krijgen.
Om te voorkomen dat de staat van het vastgoed verder achteruit gaat, is voor de korte
termijn aanvullend budget beschikbaar gesteld, dat ten laste gaat van diverse materieel
investeringsprojecten. Dit aanvullende budget wordt ingezet voor het verbeteren van
de kwaliteit van het vastgoed en op het herstel van storingen en defecten. Echter,
in verband met de omvang van de veranderopgave die Defensie op het gebied van vastgoed
heeft, is een langjarige herstelperiode nodig.
Het resultaat van de extra investeringen wordt zichtbaar. De gerealiseerde investeringsquote
in 2020 is 24,6%, wat het hoogste getal in jaren is. De gemiddelde investeringsquote
op basis van de realisatie tussen 2016 en 2020 komt uit op 20,2% waarmee Nederland
voldoet aan de NAVO-investeringsnorm van minimaal 20% van de defensie-uitgaven. Inherent
aan de aard van defensiematerieel is echter dat levertijden vaak lang zijn. Daarnaast
hebben uitbesteed groot onderhoud en levering van producten door de industrie door
COVID-19 in sommige gevallen vertraging opgelopen. Tevens heeft COVID-19 invloed op
de verwervingstrajecten door de reisbeperkingen die afgelopen jaar golden. Wel is
in 2020 wederom ingezet op nieuwe partnerschappen en zijn nieuwe convenanten afgesloten
om de realisatie van projecten te kunnen versnellen waar mogelijk. Voorbeelden hiervan
zijn de innovatieve ontwikkeling van elektrische brandweervoertuigen en het uitvoeren
van het motorenonderhoud aan de F-35.
Hoewel veel projecten nog in uitvoering zijn, is er ook gemoderniseerd en vernieuwd.
Enkele voorbeelden hiervan zijn brugleggende tanks, rupsdozers, de eerste operationele
Scania Gryphus vrachtwagens uit het Programma Defensiebrede Vervanging Operationele
Wielervoertuigen (DVOW), de Chinook-F helikopter, de gemoderniseerde Patriot-fire
unit, de vogelradar op de Vliehors, de SMART-L radar op de Zr.Ms. Tromp en de midlife
update Zr.Ms. Pelikaan. Daarnaast zijn de verwervingsvoorbereidingen voor de mid life
updates van de CV90 en het project Fennek afgerond, evenals de B-fase voor het project
Close in Weapon system voor de vloot. Een van de laatste mijlpalen van 2020 vormde
het positieve advies van Bureau ICT-toetsing (BIT) over het programma GrIT en de daaropvolgende
ondertekening van het contract met het Athena-consortium. Defensie zet met GrIT de
eerste stappen in de realisatie van een vernieuwde, toekomstbestendige en flexibele
IT-infrastructuur, hetgeen randvoorwaardelijk is voor toekomstig optreden.
Defensie heeft tot 2025 nodig om met het Beleidskader Inzetvoorraden (BKI) de voor
de tweede en derde hoofdtaak benodigde acht operationele assortimenten op het benodigde
voorraadniveau te brengen. Dit behelst munitie, operationele rantsoenen en water,
disposables en hygiëneartikelen, militaire kleding en uitrusting, geneeskundige verbruiksartikelen,
operationele infrastructuur, bedrijfs- en brandstoffen, en systeemgebonden artikelen
(reservedelen). Voor doorgroei naar de benodigde voorraden van deze operationele assortimenten
voor de eerste hoofdtaak (de bondgenootschappelijke verdediging) actualiseert Defensie
onder andere het Beleidskader Inzetvoorraden (Kamerstuk 27 830, nr. 268). U zult in een Kamerbrief nader geïnformeerd worden over de kosten om de (munitie)voorraden
voor de eerste hoofdtaak aan te vullen.
Met de aanvulling van de munitievoorraden voor de tweede hoofdtaak, de demilitarisatie
van overtollige munitievoorraden en de verbeteringen in het munitiedomein realiseert
Defensie essentiële verbeteringen. Een besluit over de aanvullende investeringen in
munitie voor de eerste hoofdtaak en het munitiedomein om het aanpassingsvermogen,
de snelheid en gevechtskracht van Defensie verder te verbeteren en de grondwettelijke
taken te laten uitvoeren, zoals verwoord in de Defensievisie 2035, is aan het volgend
kabinet.
Geoefendheid
Geoefendheid (GO), als derde component van operationele gereedheid (OG), is de mate
waarin een (organieke of samengestelde) eenheid de taken heeft beoefend en daarvoor
voldoende niveau van beheersing van de taken heeft getoond. Begin 2020 nam Defensie
met meerdere krijgsmachtdelen deel aan internationale oefeningen als Flintlock en
Cold Response 20. Beide oefeningen hadden de eerste hoofdtaak als focus. Cold Response
eindigde helaas vroegtijdig door COVID-19. Andere grote en internationale oefeningen
zoals Frisian Flag en de voor de derde hoofdtaak belangrijke oefening Defender 2020
werden om dezelfde reden geannuleerd. Meerdere buitenlandse oefeningen zijn afgeschaald
of verplaatst naar Nederland om toch zoveel mogelijk te kunnen oefenen. Zo is de landmachtoefening
Zebra Sword in Nederland in plaats van in Duitsland uitgevoerd en heeft een eskaderreis
van de marine «dichtbij huis» plaatsgevonden. Ondanks de COVID-19 beperkingen is er
dus wel geoefend, maar met name in Nederland en in kleinere verbanden. Grote internationale
oefeningen en oefeningen benodigd voor het optreden in het hoger geweldspectrum konden
in 2020 als gevolg van COVID-19 niet doorgaan. Bij het langer aanhouden van de COVID-19
beperkingen zal de geoefendheid voor het optreden in het hogere geweldspectrum in
de toekomst verder afnemen.
Wel was er succes voor het Nederlandse Special Operations Command (NLD SOCOM) dat
zich tijdens de oefening Steadfast Jupiter voor het eerst certificeerde als Composite
Special Operations Component Command (C-SOCC). Het hoofdkwartier C-SOCC stuurt Special
Operations Forces (SOF) in internationaal verband aan en wordt gevormd door België,
Denemarken en Nederland. In 2021 stuurt het C-SOCC de Special Operations Forces (SOF)-inzet
van de NATO Response Force (NRF21) aan.
Tot slot
Hoewel er het afgelopen jaar minder gereedstellingsactiviteiten plaatsvonden, zijn
we in staat geweest de operationele gereedheid voor missies, operaties en andere verplichtingen
zoveel mogelijk op niveau te houden. De knelpunten in de operationele gereedheid tasten
vooral het vermogen aan eenheden langdurig, gelijktijdig en in hogere dreigingsscenario’s
in te zetten. Defensie heeft nationaal en internationaal grotendeels aan haar opdrachten
in het kader van de hoofdtaken kunnen voldoen. Vooral het directe beroep van de samenleving
op Defensie was in deze rapportageperiode groter. De steun van Defensie aan diverse
civiele autoriteiten in het kader van COVID-19 bleek onmisbaar. We zijn trots op het
aanpassingsvermogen van de organisatie om alle werkzaamheden zo goed als mogelijk
voort te zetten.
Met het toegewezen budget moderniseert en vernieuwt de krijgsmacht. Door de investeringen
van dit kabinet kan Defensie significante stappen zetten in het herstel en de modernisering
van de organisatie. Toch blijkt ook uit deze rapportage dat we er nog niet zijn en
dat het inzicht in de achterstand van Defensie is verdiept. Verder herstel en modernisering
zijn noodzakelijk om te kunnen voldoen aan onze grondwettelijke taken.
De Minister van Defensie, A.Th.B. Bijleveld-Schouten
De Staatssecretaris van Defensie, B. Visser
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.Th.B. Bijleveld-Schouten, minister van Defensie -
Mede ondertekenaar
B. Visser, staatssecretaris van Defensie