Brief regering : Reactie op verzoek commissie over het rapport 'Stikstof en natuurherstel. Onderzoek naar een ecologisch noodzakelijke reductiedoelstelling van stikstof’
35 334 Problematiek rondom stikstof en PFAS
33 576 Natuurbeleid
Nr. 144 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 mei 2021
Op 15 april 2021 heeft de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
mij verzocht om een reactie te geven op het rapport «Stikstof en natuurherstel. Onderzoek
naar een ecologisch noodzakelijke reductiedoelstelling van stikstof». Dit rapport
is door elf ecologen opgesteld in opdracht van het Wereld Natuur Fonds (WNF) en gaat
in op de noodzaak om stikstofdepositie terug te dringen vanuit een ecologisch perspectief.
Algemeen
Ik stel de bijdrage aan het oplossen van de stikstofproblematiek die het WNF en de
auteurs van dit rapport leveren in de vorm van kennis en advies zeer op prijs. Het
stikstofvraagstuk is complex en ondanks dat er geen twijfel over bestaat dat de stikstofdepositie
moet worden teruggebracht om natuur te beschermen en te herstellen, zijn er ook nog
lacunes in kennis die moeten worden opgevuld. Het rapport van het WNF levert hier
een bijdrage aan.
Tempo depositiereductie
In het rapport wordt beschreven op welke wijze stikstof van invloed is op natuur en
wat dit betekent voor de randvoorwaarden waaraan voldaan moet worden om tot natuurherstel
te komen. Daarbij wordt met name gekeken naar de prioritaire en zeer stikstofgevoelige
habitattypen (deze vormen circa 30% van het totale areaal aan stikstofgevoelige habitats)
waarvoor weinig tot geen mogelijkheden bestaan voor mitigerende maatregelen. Voor
deze habitattypen is depositiereductie dus bepalend voor de mogelijkheden voor natuurbehoud
en het mogelijk maken van herstel (het realiseren van instandhoudingsdoelstellingen).
De snelheid van de afname van de depositie zou volgens de onderzoekers, op basis van
de staat waarin de natuur verkeert, zo hoog mogelijk moeten zijn. Om de risico’s op
verdere natuurschade en verlies van biodiversiteit te beperken, zou de depositie op
ten minste 75% van de hectaren stikstofgevoelige prioritaire en zeer gevoelige habitattypen
zo snel mogelijk onder de KDW gebracht moeten worden. Dit is te bereiken met een nationale
emissiereductie van 70% in 2035. Om (uiterlijk in 2050) 100% van het areaal onder
de KDW te krijgen, is een verdere reductie van buitenlandse emissies noodzakelijk,
aldus de onderzoekers. De berekeningen in het rapport hebben alleen betrekking op
benodigde landelijke emissiereducties. De onderzoekers geven aan dat een regionale
differentiatie in de berekeningen mogelijk is, maar dat dit nog een verdere doorrekening
vereist. De onderzoekers benadrukken dat bij dergelijke doorrekeningen gekeken moet
worden naar een combinatie van landelijke en regionale maatregelen omdat alleen regionale
maatregelen ontoereikend zijn voor het halen van natuurdoelen.
De noodzaak van een snelle depositiereductie is bekend, maar voor het kwantificeren
van het benodigde tempo is ecologische kennis vereist. Tegen die achtergrond valt
op het eerste gezicht op dat het door de onderzoekers voorgestelde tempo van depositiereductie
niet onderbouwd wordt met de relatie tussen de omvang van de depositie en de ecologische
effecten per habitat. Met andere woorden: wat betekent de omvang van de depositie
voor de kwaliteit van een habitat? Omdat deze ecologische kennis wel van belang is,
voert de WUR momenteel onderzoek uit naar de relatie tussen de mate van overschrijding
van de KDW en natuurkwaliteit. Het rapport van de WUR zal voorzien worden van een
advies door de Taakgroep Ecologische Onderbouwing die door mij is ingesteld. Het rapport
verkeert in de afrondende fase en zal deze maand aan uw Kamer worden toegestuurd.
Omdat zowel in het WNF-rapport als in het nog op te stellen advies van de Taakgroep
de verbinding wordt gelegd tussen depositiereductie en herstelmaatregelen in relatie
tot natuurdoelen, vind ik het van belang om beide in samenhang met elkaar in beschouwing
te nemen en te bezien hoe de conclusies door zouden kunnen werken in het stikstofbeleid.
Ook zal ik daarbij de uitkomsten betrekken van de onlangs gepubliceerde Langetermijnverkenning
stikstofproblematiek1 waarin wordt aangegeven dat een generiek reductieniveau van de emissies oplopend
tot 70% nodig is als er geen specifieke gebiedsmaatregelen worden getroffen. In combinatie
met gebiedsmaatregelen is volgens dit advies een generieke emissiereductie van ten
minste 50% nodig.
Op de langere termijn is het in dit licht relevant dat de kritische depositiewaarden
op Europees niveau eind dit jaar herzien zullen worden. De onderzoekers geven in het
WNF-rapport aan dat de herziening van de KDW’s naar verwachting vooral tot een bijstelling
naar beneden zal leiden. Er zal een traject volgen om te bepalen wat de consequenties
van de herziening op Europees niveau zijn voor de KDW's van habitats in Nederland.
Ook op basis daarvan kan nieuwe informatie beschikbaar komen die relevant is voor
het inzicht in de opgave per habitat.
Natuurherstelmaatregelen van belang voor realisatie doelen
In het WNF-rapport wordt beschreven dat voor met name droge habitats (soms forse)
depositiereductie randvoorwaardelijk is om natuurherstelmaatregelen effectief in te
kunnen zetten. Dit neemt echter niet weg dat herstelmaatregelen wel noodzakelijk zijn
om natuurdoelen te halen, dit wordt ook door de onderzoekers benadrukt. In natte systemen
kunnen deze direct worden ingezet en deels ook de negatieve effecten van stikstofemissie
mitigeren met gebufferd grondwater. Voor droge habitats kunnen tijdelijke maatregelen
voorkomen dat soorten verdwijnen totdat de stikstofdepositie voldoende is gedaald
om tot structureel herstel te kunnen komen. Dit benadrukt dus het belang om, ook in
afwachting van het beschikbaar komen van aanvullende kennis, voortvarend door te gaan
met de structurele aanpak stikstof die bestaat uit stikstofbronmaatregelen om een
forse depositiereductie te bewerkstelligen en uit natuurherstelmaatregelen. Met het
Programma Natuur wordt dan ook nu al voortvarend gewerkt aan het in gang zetten van
relevante maatregelen voor natuurherstel- en verbetering, dit betreft onder andere
hydrologische maatregelen.
Conclusie
De noodzaak om stevig in te zetten op een forse depositiereductie en in samenhang
daarmee te werken aan natuurherstel is bekend en met de structurele aanpak stikstof
zet het kabinet ook grote stappen hiertoe. Hoewel deze aanpak leidt tot een depositiereductie
in alle gebieden, kan mogelijk blijken dat in specifieke gebieden het tempo en de
omvang van depositiereductie hoger zou moeten liggen. Ik wil het advies uit het WNF-rapport
hierover graag nader duiden in samenhang met het onderzoek van de WUR dat op korte
termijn zal verschijnen en dat gevolgd zal worden door een advies van de Taakgroep
Ecologische Onderbouwing. Ik zal uw Kamer hier dan nader over informeren.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit