Brief regering : Reactie op het verzoek van het lid Jasper van Dijk, gedaan tijdens de Regeling van Werkzaamheden van 11 mei 2021, over over het oplopende geweld in Israël en Palestina
23 432 De situatie in het Midden-Oosten
Nr. 481
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 mei 2021
Naar aanleiding van de ontwikkelingen in het Midden-Oosten Vredesproces de afgelopen
periode, in het bijzonder de situatie in Oost-Jerusalem en de escalatie rond Gaza, heeft Hoge Vertegenwoordiger Borrell op zaterdag
15 mei jl. besloten om een extra informele videoconferentie van de leden van de Raad
Buitenlandse Zaken in te lassen op dinsdag 18 mei om de situatie te bespreken. De
Minister van Buitenlandse Zaken is voornemens deel te nemen aan deze videoconferentie.
Met deze brief wordt voldaan aan het verzoek zoals gedaan in uw brief (Handelingen
II 2020/21, nr. 74, Regeling van werkzaamheden). Tevens wordt uw Kamer hiermee geïnformeerd
over de inzet van het kabinet voor deze extra informele videoconferentie van 18 mei
en deze brief dient daarmee ook als Geannoteerde Agenda hiervoor.
De gebeurtenissen
Afgelopen periode toont hoe het handelen van alle partijen direct gevolgen heeft voor
Israëliërs en Palestijnen en de mogelijkheid van verwezenlijking van een twee-statenoplossing
op basis van de grenzen van 1967, waarbij Israël en een toekomstige democratische
Palestijnse staat in vrede en veiligheid naast elkaar zouden bestaan. Hieronder worden
deze in chronologische volgorde kort beschreven.
Bij het begin van de Ramadan liepen spanningen in Oost-Jeruzalem op, toen de Israëlische
politie de Damascus Poort, een ontmoetingsplaats tijdens de Ramadan voor Palestijnen
in Oost-Jeruzalem, grotendeels afzette, wat aanleiding was voor protesten van Palestijnse
jongeren bij de Damascus Poort. Toen er beelden op sociale media rondgingen van een
mishandeling van een joodse jongen door Palestijnen, reageerden ultranationalistische
Israëlische jongeren door naar de Damascus Poort te gaan. Dat leidde tot gewelddadige
confrontaties tussen joodse en Palestijnse jongeren en de Israëlische politie.
President Abbas besloot op 29 april tot uitstel van de Palestijnse verkiezingen, zonder
een nieuwe datum te noemen. Dit tot grote onvrede van Hamas. Als reden noemde hij
het uitblijven van Israëlische toestemming om verkiezingen in Oost-Jeruzalem toe te
staan. Hoewel veel mensen hier al rekening mee hielden, was het hoge percentage (93%)
geregistreerde kiezers een indicatie van het belang dat de Palestijnen hechten aan
de kans om zich uit te spreken over hun leiderschap.
Dezelfde week gaf Israël goedkeuring voor de bouw van 540 nieuwe huizen in de nederzetting
Har Homa. De bouw van deze nederzetting scheidt Oost-Jeruzalem nog meer af van Bethlehem,
waarmee de continuïteit en levensvatbaarheid van een toekomstige Palestijnse staat
verder in het gedrang komt.
In de wijk Sheikh Jarrah in Oost-Jeruzalem werden vanaf 28 april dagelijks demonstraties
gehouden tegen de dreigende uithuiszetting van Palestijnen om plaats te maken voor
joodse kolonisten. Palestijnen protesteerden in Sheikh Jarrah uit solidariteit met
de inwoners. Die protesten veranderden op 7 mei door de komst van ultranationalistische
Israëlische politici bij de protesten in nieuwe confrontaties tussen Palestijnen en
groepen kolonisten en hun aanhangers. Hamas en PFLP verhoogden de spanningen door
te dreigen met geweld.
Op 2 mei pleegden Palestijnen een aanslag op de Westelijke Jordaanoever, waarbij 3
Israëliërs gewond raakten. Een ervan zou later aan zijn verwondingen overlijden. Kolonisten
vielen ter vergelding Palestijnen aan.
Op 9 mei besloot het Israëlisch Hooggerechtshof de uitspraak in de zaak over de huizen
in Sheikh Jarrah met maximaal 1 maand uit te stellen. De uitspraak stond aanvankelijk
op 10 mei gepland en zou daarmee samenvallen met Jeruzalemdag, de dag waarop Israël
de verovering van Oost-Jeruzalem in 1967 viert. Daarbij trekken groepen joodse jongeren
door de stad om samen te komen bij de Klaagmuur. Deze marsen leiden altijd tot spanningen
met de Palestijnen in de wijken waar zij doorheen trekken. Ieder jaar komt het ook
voor dat groepen deelnemers aan de marsen op de Tempelberg/Haram al Sharif proberen
te bidden. Dit is in strijd met de historische status quo voor de heilige plaatsen
die Israël en Jordanië ook na 1967 hebben voortgezet. Het niet-respecteren van de
status quo heeft in het verleden met regelmaat tot spanningen geleid.
Dit jaar viel Jeruzalemdag samen met de laatste 10 dagen van de Ramadan. Hoewel de
Israëlische politie besloten had geen deelnemers van de marsen tot de Tempelberg/Haram
al Sharif toe te laten – maar daar niet over gecommuniceerd had – gingen er vroeg
op de dag geruchten rond dat er grote aantallen kolonisten op de Tempelberg/Haram
al Sharif zouden komen bidden. Palestijnen verzamelden zich daar om dat te beletten.
Toen de Israëlische politie vervolgens het complex betrad, werd het door de aanwezige
Palestijnen ten onrechte geïnterpreteerd als voorbode van het gevreesde bezoek van
de kolonisten. Dit leidde tot grootschalige schermutselingen tussen Palestijnen en
de Israëlische politie. Bij de confrontaties op het complex, inclusief in de Al Aqsa
moskee, zette de politie onder andere traangas, stun grenades en rubberkogels in, terwijl een deel van de aanwezige Palestijnen stenen naar de politie
gooiden. Hierbij raakten meer dan 300 Palestijnen en 20 politieagenten gewond.
Later op de middag besloot de Israëlische politie de route van de geplande marsen
ter gelegenheid van Jeruzalemdag te verplaatsen, zodat deze niet meer door Palestijnse
wijken zou gaan, waarna de organisatie het evenement besloot af te blazen. Veel deelnemers
gingen echter op eigen initiatief verder. Hamas, dat al enkele dagen weer brandende
ballonnen richting Israël opliet, stelde vanuit Gaza een ultimatum aan Israël, dat
voor 18.00 uur alle politieagenten van de Tempelberg/Haram al Sharif en uit Sheikh
Jarrah vertrokken moesten zijn. Kort na 18.00 ging Hamas over tot beschietingen van
Jeruzalem, en later van verschillende plekken in Israël.
Deze beschietingen en de Israëlische reactie zijn sindsdien doorgegaan en in hevigheid
toegenomen. Volgens cijfers van 16 mei van UN OCHA waren sinds 10 mei in totaal 10
doden in Israël gevallen, en 564 gewonden. In Gaza waren 174 doden gevallen, en 1.221
gewonden. Op de Westelijke Jordaanoever, inclusief Oost-Jeruzalem, 17 doden en 4.273
gewonden. Een nieuwe ontwikkeling is dat er in verschillende steden in Israël ook
sprake is van gewelddadige confrontaties tussen joodse en Palestijnse burgers van
Israël, waarbij groepen met elkaar slaags raken en huizen, winkels en gebedshuizen
het doelwit zijn. Op de Westelijke Jordaanoever kwamen gewelddadige confrontaties
tussen kolonisten en Palestijnen al langer voor. Het is zorgwekkend dat deze zich
nu ook in Israël voordoen.
Internationale reacties
De internationale gemeenschap heeft de afgelopen periode bij beide partijen zeer eensgezind
aangedrongen op de-escalatie en terughoudendheid, onder meer via verklaringen van
de EU, de VS, de VN en het Kwartet. Die boodschappen waren aanvankelijk gericht op
de oplopende spanningen rond Sheikh Jarrah en de Tempelberg/Haram al Sharif, waarbij
de EU, VS en Kwartet opriepen tot respecteren van de status quo en hun zorgen uitspraken
over de situatie van de Palestijnen in Sheikh Jarrah, en Israël opriepen tot afzien
van eenzijdige stappen. Hierbij spraken zij tevens hun zorgen uit over provocerende
uitspraken. Veel Arabische landen, waaronder Saoedi-Arabië, Bahrein, de Verenigde
Arabische Emiraten, Jordanië en Egypte hebben soortgelijke publieke boodschappen afgegeven.
Nederlandse inspanningen
De Minister van Buitenlandse Zaken heeft op 10 mei in de Raad Buitenlandse Zaken met
zijn Europese collega’s de situatie besproken, en daarbij zijn zorgen geuit over het
uitstel van de Palestijnse verkiezingen en het oplopende geweld. Op 10 mei heeft de
Minister van Buitenlandse Zaken zijn Israëlische, Palestijnse, Jordaanse en Egyptische
collega’s benaderd en aangedrongen op de-escalatie, het vinden van een oplossing waarbij
de Palestijnse bewoners van de vier huizen in Sheikh Jarrah in hun huis kunnen blijven
en het respecteren van de status quo op de Tempelberg/Haram al Sharif. Nederland heeft
daarbij de raketbeschietingen uit Gaza veroordeeld, en onderstreept dat die beschietingen
moeten stoppen. De Minister van Buitenlandse Zaken heeft steun uitgesproken voor het
recht van Israël op zelfverdediging, maar daarbij ook aangegeven dat Israël binnen
de grenzen van internationaal recht moet handelen.
Op 16 mei heeft de Minister-President gesproken met de Israëlische premier Netanyahu
en met de Palestijnse president Abbas. In zijn gesprekken heeft de Minister-President
aangedrongen op het zo snel mogelijk beëindigen van de gevechten en zijn steun uitgesproken
voor bemiddeling door Egypte en de Verenigde Naties om tot een staakt het vuren te
komen. De Minister-President heeft erbij herhaald dat Israël het recht heeft zichzelf
te verdedigen, maar dat het als een sterk land ook diens verantwoordelijkheid moet
nemen, en proportioneel moet handelen binnen de grenzen van internationaal recht.
Nederland staat klaar om te helpen, gebruik makend van de goede banden met Israël,
de Palestijnse Autoriteit en ook Egypte en de andere buurlanden. Tevens is gesproken
over de situatie in Jeruzalem, de Westelijke Jordaanoever en het geweld tussen gemeenschappen
in Israël.1 De Minister van Buitenlandse Zaken heeft gesproken met de Minister van Buitenlandse
Zaken van Egypte, Shoukry. In dat gesprek heeft Nederland steun uitgesproken voor
de bemiddelingspogingen van Egypte. De Minister van Buitenlandse Zaken zal ook doorgaan
met het gebruiken van contacten met andere ministers van Buitenlandse Zaken in de
regio. Nederland heeft uit de middelen voor humanitaire hulp via het Nederlandse Rode
Kruis EUR 350.000 gegeven aan de Palestinian Red Cressent Society voor noodhulp op de Westelijke Jordaanoever, inclusief Oost-Jeruzalem, en Gaza.
Appreciatie
Het kabinet constateert met zorg dat de afgelopen weken hebben laten zien hoe aanhoudende
eenzijdige stappen van beide partijen ontaarden in geweld en die partijen weer verder
verwijderen van de twee-statenoplossing. Doorgaan op deze weg zal de tegenstellingen – ook tussen de diverse etnische
groepen binnen de staat Israël – vergroten, en toekomstige vrede bemoeilijken.
De recente ontwikkelingen bevestigen de grootste knelpunten voor het vredesproces
die het Kwartet in diens rapport uit 2016 reeds benoemde:
1) Geweld en terrorisme tegen burgers (terroristische aanslagen maar ook «price tag»
aanvallen van kolonisten tegen Palestijnen) en opruiing door beide zijden.
2) het Israëlische nederzettingenbeleid en daarmee samenhangende stappen zoals sloop
en onteigening,
3) De bewapening van militante Palestijnse groepen en de Palestijnse verdeeldheid.
Geweld en terrorisme
Het kabinet veroordeelt de niet-onderscheidende beschietingen uit Gaza op Israël.
Er is nooit een rechtvaardiging voor terrorisme. Het kabinet betreurt het leed dat
deze beschietingen Israëliërs aandoen, alsook het lijden van Palestijnse burgers in
Gaza die slachtoffer worden van Israëlische bombardementen, of door afzwaaiers van
Palestijnse raketten. Het kabinet is bezorgd dat het geweld nog verder uit de hand
kan gaan lopen, met ingrijpende gevolgen voor de humanitaire situatie, waarvoor ook
door VN Gezant Wennesland is gewaarschuwd. Het kabinet is tevens bezorgd dat door
het geweld het moeilijker gaat worden een oplossing te vinden voor de gebeurtenissen
in Jeruzalem die aan de beschietingen vanuit Gaza vooraf gingen.
Opruiing
De afgelopen periode hebben Palestijnse en Israëlische leiders de spanningen verhoogd
met hun optreden, terwijl zij op die momenten met een andere boodschap of ander gedrag
bijgedragen zouden kunnen hebben aan de-escalatie.
Het nederzettingenbeleid
Het kabinet en de EU beschouwen nederzettingen als strijdig met internationaal recht.
Het kabinet wijst erop dat de annexatie van oost-Jeruzalem strijdig is met internationaal
recht. Bovendien heeft de VN Veiligheidsraad in resolutie 478 (1980) bepaald dat de
toepassing van Israëlisch recht en maatregelen die het karakter van de stad veranderen
op Oost-Jeruzalem nietig is en niet wordt erkend. De basis waarop joodse kolonisten
de huizen claimen, is Israëlische wetgeving die ertoe leidt dat Joodse Israëliërs
eigendom kunnen claimen op grond en huizen in Oost-Jeruzalem die Joods bezit waren
voor 1948, het ontstaan van de staat Israël. Palestijnen kunnen dat niet voor bezittingen
in West-Jeruzalem of elders in Israël die zij verloren hebben in 1948. De Palestijnse bewoners
die hun huis dreigen te verliezen zijn 4 vluchtelingenfamilies die oorspronkelijk
afkomstig zijn uit wat nu Israël is. Deze zaak staat niet op zichzelf, in Jeruzalem
dreigen meer dan 1.000 mensen hun huis te moeten verlaten ten faveure van kolonisten
op basis van deze wetgeving die discriminerend is en strijdig met internationaal recht.
Het kabinet roept hierom Israël op af te zien van onteigening van huizen in Oost-Jeruzalem,
en af te zien van verdere nederzettingenuitbreidingen op de Westelijke Jordaanoever,
inclusief Oost-Jeruzalem. Dergelijke eenzijdige stappen zullen de spanningen alleen
maar verder doen toenemen en maken het moeilijker een oplossing te vinden voor het
MOVP waarbij recht gedaan wordt aan de aspiraties van beide partijen voor Jeruzalem.
Bewapening van terroristische groepen en Palestijnse verdeeldheid
Nederland en de EU hebben zich ingezet voor Palestijnse verzoening en doorgang van
de Palestijnse verkiezingen. Een terugkeer van de Palestijnse Autoriteit naar Gaza
had kunnen bijdragen aan het voorkomen van nieuwe gewelddadigheden, zie bijvoorbeeld
de Kamerbrief naar aanleiding van het rapport van VN Commission of Inquiry die na het conflict van 2014 werd ingesteld (Kamerstuk 23 432, nr. 416, d.d. 4 september 2015). Het uitblijven van die terugkeer heeft Hamas in staat gesteld
zich opnieuw te bewapenen en diens positie in Gaza te gebruiken om Israël nu onder
vuur te nemen. Doorgang van Palestijnse verkiezingen had er mogelijk toe kunnen leiden
dat de Palestijnse partijen meer rekenschap aan de eigen burgers zouden moeten afleggen
en gezamenlijk een nieuwe koers voor de Palestijnse staatsopbouw en het vredesproces
zouden hebben kunnen bepalen.
Weg vooruit
Het kabinet is van mening dat allereerst een einde gemaakt moet worden aan het geweld.
Voorkomen van een verdere escalatie is daarbij de eerste prioriteit. De ervaring leert
dat een gewapende confrontatie tussen Israël en Hamas tot veel schade en leed leidt,
maar niet tot een structurele verandering van de situatie waarin Hamas en Israël elkaar
gevangen houden. Een snelle beëindiging van het geweld voorkomt dat een oplossing
nog moeilijker wordt. Het kabinet steunt de inzet van de Hoge Vertegenwoordiger die
zich hiervoor inzet, zowel via publieke kanalen als via directe contacten met Israël
en de Palestijnse Autoriteit. De goede samenwerking tussen de VN, EU, VS en Rusland
in het Kwartet biedt mogelijkheden om partijen eensgezind aan te spreken op hun verantwoordelijkheden
en te overtuigen van de noodzaak voor de-escalatie. De VN en Arabische landen, waaronder
Egypte, proberen een staakt het vuren tussen Hamas en Israël te bewerkstelligen. Nederland
steunt deze initiatieven en zal via de eigen kanalen partijen blijven aansporen tot
terughoudendheid en de-escalatie, zoals het nu ook reeds doet.
Het kabinet verwelkomt het initiatief van de Hoge Vertegenwoordiger om een extra informele
videoconferentie van de leden van de Raad Buitenlandse Zaken in te lassen en wil binnen
de EU niet alleen pleiten voor stappen die een einde maken aan het huidige geweld,
maar ook Israël en de Palestijnse Autoriteit ervan overtuigen om daadwerkelijk toenadering
tot elkaar te zoeken. Structurele verandering van gedrag – door alle partijen – is
een absolute noodzaak om de twee-statenoplossing niet definitief aan de horizon te
zien verdwijnen en de spanningen op korte termijn verder te doen afnemen. Tijdens
de informele videoconferentie is de Minister van Buitenlandse Zaken dan ook voornemens
te bepleiten dat de EU zich niet alleen inzet voor een einde aan de gevechten, maar
ook lessen trekt uit de ervaringen van 2014 om de wederopbouw beter te laten verlopen.
Het kabinet wil ook bepleiten dat de EU zich actief blijft inzetten voor een oplossing
van de situatie in Jeruzalem, waarbij de Palestijnse families in overeenstemming met
internationaal recht niet gedwongen worden hun huizen af te staan aan kolonisten,
en voor het behoud van de status quo rond de Tempelberg / Haram al-Sharif.
Het kabinet is daarnaast voornemens te bepleiten dat de EU zich blijft inzetten voor
stappen zoals benoemd in het genoemde rapport van het Kwartet, die bijdragen aan het
vergroten van de kans op een duurzame vrede. Voorkomen moet worden dat partijen terugvallen
in bekende, eenzijdige stappen als verdere nederzettingenuitbreidingen, legalisatie
van de outposts waar momenteel in de Knesset voor wordt gepleit, opnieuw bewapenen door Hamas en
verder uitstellen van Palestijnse verkiezingen.
Het is van belang dat de EU zoveel mogelijk eensgezind opereert. Het Kabinet zal zich
daarvoor inzetten, uiteraard ook in samenwerking met de Hoge Vertegenwoordiger en
de nieuwe EU Speciaal Vertegenwoordiger voor het MOVP.
Het kabinet is bezorgd dat de gebeurtenissen in de bezette Palestijnse gebieden en
Israël ook tot spanningen elders leiden, inclusief Nederland. Het recht om te demonstreren
is een grondrecht en een groot goed, maar antisemitische uitingen mogen daar absoluut
geen deel van uit maken. Het is onacceptabel als mensen de Joodse gemeenschap verantwoordelijk
houden voor het Israëlische regeringsbeleid of overgaan tot andere antisemitische
uitingen. Het kabinet neemt hier krachtig afstand van.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
S.A. Blok
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken