Brief regering : Nadere informatie over de derde ronde proeftuinen en middelen van het Programma Aardgasvrije Wijken
32 847 Integrale visie op de woningmarkt
Nr. 746 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 7 mei 2021
Zoals toegezegd tijdens het Commissiedebat Klimaatakkoord Gebouwde omgeving van 22 april
2021 ga ik in deze brief in op vragen van het lid Koerhuis (VVD) over de derde ronde
proeftuinen en van het lid Jansen (FvD) over de middelen van het programma aardgasvrije
wijken (PAW).
Zoals aangegeven in de voortgangsrapportage van het PAW aan de Tweede Kamer1, zal ik in de derde ronde proeftuinen meer nadruk leggen op stapsgewijze oplossingen
met een groot CO2-besparingspotentieel. Met stapsgewijs bedoel ik een gefaseerde aanpak waarbij eerst
de gebouwen gereed worden gemaakt voor aansluiting op een duurzame warmtebron door
middel van goede woningisolatie, al of niet in combinatie met een hybride warmtepomp.
Ik vind het hierbij van belang dat het eindbeeld (het aardgasvrije alternatief) bekend
is en de wijkenaanpak centraal blijft staan bij de selectie van proeftuinen.
Ik zal voor de derde ronde uitsluitend proeftuinen selecteren waarbij woningisolatie
onderdeel is van de aanpak. De mate van isolatie moet gericht zijn op het bereiken
van de Standaard voor woningisolatie.
De heer Koerhuis heeft aangegeven dat hij antwoord wil op een aantal vragen voordat
de derde ronde proeftuinen aardgasvrije wijken van start gaat. Hij vraagt of per project
toegelicht kan worden hoeveel de verwachte kosten zijn (voor het Rijk, de gemeente
en de bewoners) en hoeveel de verwachte CO2-besparing is. Verder heeft hij vragen over de betaalbaarheid voor de bewoners en
wil hij inzicht of de projecten haalbaar zijn, «rondrekenen» en een einddatum hebben.
Ik onderschrijf het belang van al deze elementen ten volle en ik vraag hier gericht
naar uit in de derde ronde proeftuinen. Om zo volledig mogelijk te zijn en inzicht
te geven in de exacte wijze van de invulling van haalbaarheid, betaalbaarheid en CO2-reductie, heb ik de complete concept uitvraag van de derde ronde bijgevoegd bij deze
brief2. Dit document heb ik samen met de interbestuurlijke partners van het Programma Aardgasvrije
Wijken opgesteld3. Deze concept uitvraag zal naar alle gemeenten worden gestuurd met een brief waarin
de hoofdpunten en accenten zijn verwoord.
Hieronder geef ik een nadere toelichting.
Betaalbaarheid en verwachte kosten
Betaalbaarheid is een essentieel uitgangspunt. De rijksbijdrage wordt ingezet voor
de financiering van de meerkosten bij de uitvoering van het project ten opzichte van
het voortzetten van de huidige situatie en betreft het gedeelte van de investeringen
dat niet afgedekt kan worden uit de exploitatie (ook wel de «onrendabele top» genoemd).
Met de rijksbijdrage wordt geborgd dat de aanpakken «rondrekenen» en dat gemeenten
vol kunnen inzetten op een betaalbaar aanbod aan de bewoners.
Onder hoofdstuk 4 in de bijgevoegde concept-uitvraag «Financiële onderbouwing en businesscase»
vraag ik uitgebreid naar de kosten en de wijze van financiering. Ik vraag onder andere
naar businesscases per belanghebbende en in 4.9 vraag ik specifiek naar de wijze waarop
invulling gegeven wordt aan het streven naar betaalbaarheid voor alle bewoners, zoals
huurders en woningeigenaren.
De kwaliteit van de businesscases en de betaalbaarheid van het aanbod wegen zwaar
mee in de te maken selectie proeftuinen.
Uitvoeringsgereedheid en haalbaarheid
Uitvoeringsgereedheid is in de derde ronde een zwaar selectiecriterium en is een belangrijke
indicatie van de haalbaarheid van de proeftuinen. Met uitvoeringsgereedheid bedoel
ik de mate waarin het aannemelijk is dat, op basis van de in de aanvraag geleverde
informatie, de aanpak4 direct na selectie van start kan gaan én in 2030 is afgerond.
De einddatum van elke proeftuin ligt dus uiterlijk op 2030. Hier wordt ook op getoetst,
onder andere aan de hand van de aangeleverde planningen. Ik heb specifiek de elementen
benoemd waarop uitvoeringsgereedheid getoetst zal worden (zie pagina 4 van de bijgevoegde
concept uitvraag).
Verwachte CO2-reductie
In deze derde ronde proeftuinen is de mate van energiebesparing, energie-efficiëntie
en CO2-reductie eveneens een selectiecriterium. Bij het beoordelen van de aanvraag wordt
gekeken naar het CO2-besparingspotentieel in 2030. Bij vraag 3.3 in de uitvraag vraag ik gericht naar
de energiebesparende maatregelen. Isolatie, gericht op het bereiken van de Standaard
voor woningisolatie, moet deze ronde onderdeel uitmaken van de aanpak.
De CO2-reductie wordt deels gerealiseerd door maatregelen binnen de gekozen warmteoplossing
in de wijk en deels door verduurzaming van de bronnen buiten de wijk – waaronder de
landelijke elektriciteitsmix en bijvoorbeeld de bijmenging van groen gas. Omdat de
verduurzaming van landelijke bronnen buiten de invloedsfeer van de proeftuinen ligt,
zal de focus liggen op de energiebesparing en energie-efficiëntie binnen de wijk.
Om de ingediende aanvragen op een gelijke manier te kunnen beoordelen, wordt de energiebesparing
en energie-efficiëntie van het wijksysteem in detail uitgevraagd en wordt de CO2-uitstoot op basis hiervan door RVO ingeschat. Hiertoe ontwikkel ik een kader voor
de vertaling van de te nemen energiebesparende maatregelen en de benodigde input van
(duurzame) energiedragers voor het verwarmingssysteem naar CO2-uitstoot. Dit kader maak ik vóór de definitieve uitvraag openbaar.
Bewonerstevredenheid
Mede op basis van de motie van het lid Beckerman over bewonerstevredenheid5, is het PAW gestart met onderzoek naar bewonerstevredenheid binnen de proeftuinen.
De resultaten worden voor de zomer van 2021 aan de Tweede Kamer gestuurd, zoals eerder
meegedeeld in de brief van 13 april 20216.
Tevens is in het Commissiedebat aan de orde gekomen dat het wenselijk is dat gemeenten
deze resultaten betrekken in hun aanvraag. Ik heb in het debat toegezegd dat ik de
uitkomst van het lopende onderzoek naar de bewonerstevredenheid naar alle gemeenten
zal sturen, zodra dit gereed is. Ik zal gemeenten vragen om kennis te nemen van de
uitkomst en deze ook te benutten in een eventuele aanvraag voor een proeftuin.
Voor de huidige proeftuinen geldt dat ik de bewonerstevredenheid van alle proeftuinen
systematisch wil blijven volgen, als onderdeel van een zorgvuldig proces richting
bewoners. En in de selectie van proeftuinen in de derde ronde wordt stevig getoetst
op bewonersbetrokkenheid en draagvlak (zie paragraaf 6 van de concept uitvraag).
Vervolgproces derde ronde proeftuinen
Na afronding van het debat met uw Kamer ben ik voornemens om de uitvraag middels een
begeleidende brief aan alle colleges van B&W te verzenden. Als deze planning gevolgd
kan worden, kunnen gemeenten per 1 juni 2021 een aanvraag indienen voor een proeftuin
aardgasvrije wijken, met de focus zoals eerder ook in deze brief toegelicht.
De uiterlijke indieningsdatum voor de aanvragen zal liggen op 1 november 2021. De
selectie van de proeftuinen zal dan begin 2022 kunnen plaatsvinden.
Na de selectie van de proeftuinen zal ik uw Kamer informeren over de geselecteerde
gemeenten. Ook zal ik de geselecteerde aanvragen, inclusief documenten zoals de businesscases
en de motiveringen van de selectie van deze proeftuinen, zoals opgesteld door de Adviescommissie
aardgasvrije wijken, aan uw Kamer doen toekomen. De aanvragen zal ik openbaar maken
onder de Wet openbaarheid van bestuur.
Middelen van het Programma Aardgasvrij Wijken
In het kader van het Klimaatakkoord (Kamerstuk 32 813, nr. 193) is afgesproken om, in de periode 2018–2028, in totaal 435 miljoen euro vanuit de
Klimaatenveloppe beschikbaar te stellen voor het PAW, met name gericht op het uitvoeren
van proeftuinen en een kennis- en leerprogramma. Hiervan is 425,3 miljoen inmiddels
verplicht dan wel gealloceerd.
In 2018–2019 is 120 miljoen euro uitgegeven aan een eerste ronde met 27 proeftuinen7 en in 2020 100 miljoen euro aan een tweede ronde met 19 proeftuinen. In 2021–2022
volgt nog een derde en laatste ronde proeftuinen met een budget van maximaal 50 miljoen euro.
Hiermee is het totale budget voor de proeftuinen circa 270 miljoen euro. Uitkering
van de middelen vindt plaats via het Gemeentefonds via een decentralisatie-uitkering
(eerste ronde) of een specifieke uitkering (tweede en derde ronde).
De middelen voor de proeftuinen worden grotendeels besteed aan het afdekken van de
onrendabele top in de proeftuinen, zodat bewoners een betaalbaar aanbod kunnen krijgen.
Deze middelen gaan dus in hoofdzaak naar het aardgasvrij maken, isolatie en andere
CO2-reducerende maatregelen in woningen en andere gebouwen.
Binnen de proeftuinen van het PAW zullen tot 2030 zo’n 50.000 woningen worden verduurzaamd
(aardgasvrij of aardgasvrij-ready). Dit betekent bij een bijdrage van 270 miljoen
voor de proeftuinen een gemiddelde rijksbijdrage van circa 5.400 euro per woning.
Daarnaast zijn er programmamiddelen gereserveerd ten behoeve van het kennis- en leerprogramma,
programmaondersteuning en uitvoeringskosten van gemiddeld 5 miljoen euro per jaar
(2018–2028), in totaal 55 miljoen euro.
Voorts in 2020 is 50 miljoen euro van het totale budget van 435 vrijgemaakt voor maatregelen
in het kader van Urgenda, 25 miljoen euro voor de verduurzaming en ontzorging van
maatschappelijk vastgoed en 25 miljoen euro voor compensatie van particulieren in
de aan- en afsluitkosten bij de overstap naar aardgasvrije koopwoningen.
Voor het overige zijn er middelen gereserveerd voor een drietal specifieke gebieden
voor het aardgasvrij maken van de gebouwde omgeving:
• 18 miljoen euro in het kader van de Regio Deal Rotterdam-Zuid8 om de energietransitie in kwetsbare wijken op Rotterdam-Zuid een impuls te geven,
als onderdeel van het Nationaal Programma Rotterdam-Zuid;
• 18,3 miljoen euro ten behoeve van het aardbevingsgebied in Groningen om vier extra
proeftuinwijken op te nemen9 en 10 miljoen euro als bijdrage voor de bekostiging van batch 1588;
• 4 miljoen euro voor een proeftuin in Vlissingen als bijdrage in het kader van het
compensatiepakket Zeeland10.
Tot 2028 is van de 435 miljoen 9,7 miljoen euro nog gereserveerd voor onvoorziene
kosten en aanvullende uitgaven.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren
Indieners
-
Indiener
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties