Brief regering : Reactie op het rapport 'Dialoognota Ouder worden 2020-2040'
29 389 Vergrijzing en het integrale ouderenbeleid
Nr. 109
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 29 april 2021
1 Inleiding
Bij deze brief treft u de «Dialoognota Ouder worden 2020–2040» (DNO) aan1. De DNO is een notitie aan de hand waarvan met diverse partijen is gesproken over
de mogelijke betekenis voor beleid van het toenemend aantal ouderen en de veranderende
inzichten omtrent ouder worden. In deze brief geef ik een toelichting hierop. Tevens
ga ik in op het advies van de «commissie Toekomst zorg thuiswonende ouderen» (commissie
Bos). Voorts vul ik met deze brief de motie van de leden Laan-Geselschap en Bergkamp
in die de regering verzoekt om een plan van aanpak te schetsen hoe te komen tot een
brede langetermijnvisie op de ouderenzorg (Kamerstuk 35 570 XVI, nr. 113).
Belangrijke punten zijn:
− Omdat de komende decennia het aantal ouderen majeur zal toenemen, schetst de DNO diverse
beleidsopties voor de bevordering van hun gezondheid, het stimuleren van zelfredzaamheid
en de borging van de kwaliteit, de toegankelijkheid en de betaalbaarheid. Deze nota
is een gespreksnotitie en bevat geen keuzen, noch een visie.
− De veldraadpleging van de concept DNO leerde dat er brede erkenning is van de urgentie
om tot beleid te komen. Er leeft een breed gedragen wens te komen tot een stip op
de horizon en samenhang in het beleid over de domeinen heen.
− Op basis van de DNO vindt een maatschappelijke dialoog plaats met als doel om tot
een breed gesteunde agenda voor de langere termijn (2040) te komen.
2 «Dialoognota Ouder worden 2020–2040»
In de DNO is aangegeven dat het een groot goed is dat we steeds ouder worden, we steeds
langer in relatieve gezondheid leven en kunnen blijven participeren en bijdragen aan
de samenleving. Tegelijkertijd neemt het aantal ouderen tot ca. 2050 toe en daarna
hebben we met een gemiddeld oudere bevolking te maken.
Ouderen vormen een belangrijke groep in onze samenleving. Zij hebben levenservaring
en wijsheid. Daardoor kunnen zij bijvoorbeeld fungeren als mentor, oppas en vrijwilliger.
We worden vaak in behoorlijke gezondheid ouder. Maar dat geldt niet voor iedereen,
de ouderen als groep zijn zo divers als de hele samenleving (bijvoorbeeld naar SES
en culturele achtergrond). Met de groei van het aantal ouderen neemt tegelijkertijd
het aantal ouderen met ondersteunings- en zorgvragen toe de komende decennia.
Bij ongewijzigd beleid nemen de collectieve zorguitgaven aan 65+-ers toe van € 40 miljard
in 2020 tot € 60 miljard in 2040. Deze toename is in enkele grafieken in de DNO toegelicht.
De toename aan uitgaven legt druk op de collectieve uitgaven en kan druk gaan leggen
op de solidariteit. Daarnaast zijn – als gevolg van de vergrijzing – in verhouding
minder zorgverleners beschikbaar. Ook daalt de komende decennia het aantal mantelzorgers,
waardoor de druk op naasten kan toenemen. Dit stelt ons voor de vraag hoe we de kwaliteit,
de toegankelijkheid en de betaalbaarheid van de ouderenzorg ook voor komende generaties
kunnen borgen. Er zijn keuzen nodig om de ondersteuning en de zorg bemensbaar, betaalbaar,
toegankelijk en van voldoende kwaliteit te houden en misschien moeten deze ook tegen
elkaar worden afgewogen.
Beleidsopties in beeld
Belangrijk om te benadrukken is dat de DNO geen visie is van het kabinet of VWS. Het
bevat geen standpunten en er worden geen keuzes gemaakt. De DNO is een overzicht van
beleidsopties die bij kunnen dragen aan de gezondheid van ouderen, bevordering van
hun zelfredzaamheid en de borging van kwaliteit, toegankelijkheid en betaalbaarheid.
De beleidsopties passen bij de drie vragen die centraal staan bij het ouder worden:
− Wat kan ik zelf doen om mij voor te bereiden op het ouder worden?
− Wie zorgt er voor mij en hoe als ik hulp, ondersteuning of zorg nodig heb?
− Waar woon en leef ik en passen wonen en zorg bij elkaar?
In lijn met «Juiste zorg op de juiste plek» besteedt de DNO aandacht aan beleidsopties
gericht op meer preventie, meer zelf doen, meer samendoen, zwaardere zorg voorkomen
(of uitstellen) noodzakelijk is. De beleidsopties gaan over het ondersteunen van ouderen
in zelfredzaamheid en aanpassingen in stelsel. Het domein is de ouderenzorg in de
Zvw, Wmo, Wlz en op het wonen in relatie tot zorg en ondersteuning. De DNO bouwt voort
op hetgeen al eerder naar de Tweede Kamer is gezonden, zoals de Discussienota Zorg
voor de Toekomst, Zorgkeuzen in kaart, etc.
De beleidsopties met financiële consequenties zijn doorgerekend. Deze berekeningen
zijn bij VWS opvraagbaar.
Werkwijze
Een concept van de DNO is begin 2021 op de site www.WaardigheidenTrots.nl geplaatst. Het concept is 5.555 keer geraadpleegd. Op basis van dit concept heeft
een veldraadpleging plaatsgevonden, die bestond uit de volgende onderdelen:
− De week van de dialoog, waarin met ruim 120 deelnemers van 67 verschillende organisaties
via videovergaderen is gesproken op zowel bestuurlijk als beleidsniveau.
− Een digitale raadpleging, waarbij partijen in staat zijn gesteld om door middel van
een vragenlijst te reageren. Dit hebben 96 partijen gedaan.
− Toezenden van een notitie. Dit hebben 26 partijen gedaan.
− Het verslag van deze raadpleging zal ik laten plaatsen op de «Waardigheid en Trots»
website. In de bijgevoegde DNO zijn zo goed mogelijk de reacties van partijen verwerkt.
3 Hoofdlijn reacties
De reacties van partijen op de concept «Dialoognota Ouder worden 2020–2040» zijn als
volgt samen te vatten.
− Er is waardering dat VWS de DNO presenteert en partijen uitdaagt om daarop te reageren.
Partijen herkennen de uitdagingen waar we voor staan en zien de noodzaak en urgentie
om te handelen. In de reacties komt ook terug dat het vraagstuk te groot is voor één
partij of enkele partijen; dit raakt iedereen.
− In verschillende termen vragen partijen om een «stip op de horizon». Daarmee wordt
bedoeld naast een eindbeeld een (samenhangende) visie, de principes waarlangs keuzen
worden gemaakt en consistentie in beleid.
− Partijen wijzen op de wenselijkheid van samenhang in de aanpak: geen losstaande maatregelen
per onderdeel van de ouderenzorg, maar gezamenlijk toewerken naar de stip op de horizon.
Deze behoefte speelt zowel in de samenwerking in de zorg als in het realiseren van
voldoende woonplekken (bouw).
− Vele partijen uiten twijfel bij een majeure stelselwijziging. Zij geven aan dat een
grote stelselwijziging veel energie kost en er onzekerheid is over de te bereiken
resultaten. Deze twijfel komt vanuit het veld en vanuit overheidspartijen. Tegelijkertijd
willen partijen de huidige issues aanpakken, zoals de schotten tussen domeinen, verschillende
systemen van eigen betalingen, administratieve lasten, enz. Meerdere partijen geven
aan dat de nadruk in beleid meer op samenwerking tussen zorgaanbieders moet komen
te liggen.
− Uiteraard is er veel aandacht voor de arbeidsmarkt / voldoende zorgverleners. Immers,
de bemensbaarheid van zorg wordt als een behoorlijk risico ervaren voor continuïteit
in kwaliteit en toegankelijkheid van zorg. Hierbij gaat het om instroom van nieuwe
medewerkers vanuit de opleiding(en) en om zij-instromers. Met een hoog ziekteverzuim
en uitstroom is het grote uitdaging om mensen die starten in de ouderenzorg ook te
behouden. Voor de langere termijn geldt dat de krappe arbeidsmarkt vraagt om een andere
organisatie van de zorg. Met relatief minder mensen moet meer zorg verleend worden.
− Enerzijds komt veelvuldig de roep om meer inzet van technologie terug in de reacties.
Anderzijds zijn er ook reacties die waarschuwen voor het koesteren van te grote verwachtingen
van de technologie.
− Er wordt op gewezen dat er ook buiten de zorg kansen liggen, zoals het meer betrekken
van het bedrijfsleven en andere partijen. Terwijl de DNO zich richt op zorg, welzijn
en wogen is ook een breder perfectief nodig op de verouderende samenleving. Dit zal
een onderdeel zijn van het maatschappelijk debat (zie ook hierna).
Met deze samenvatting wordt geen recht gedaan aan de rijkdom aan reacties die partijen
tijdens de raadpleging naar voren hebben gebracht. Voor meer informatie verwijs ik
kortheidshalve naar het verslag van de raadpleging.
Apart noem ik het Netwerk Cliëntenraden Zorg (NCZ)2. NCZ heeft onder haar leden omtrent de DNO een eigen raadpleging georganiseerd. De
voornaamste punten die cliëntenraden onder de aandacht brengen zijn:
1. Onafhankelijkheid en zoveel mogelijk vrijheid om zelf keuzes te maken. Bij ouderenzorg
is aandacht, een vriendelijk woord, gezelligheid en veel (bewegings)activiteiten van
groot belang.
2. Eigen regie kunnen voeren.
3. Zo lang mogelijk zelfstandig blijven, maar wel met een vangnet voor het geval dat
ondersteuning nodig is.
4. Volledige bewegingsvrijheid. Samen wonen met andere leeftijdsgroepen. Zo veel mogelijk
deelname aan de maatschappij. Veel zinvolle tijdsbesteding. Meer persoonlijke aandacht
binnen zorg. Optimaal gebruik digitalisering.
5. Verpleeghuizen voor mensen die niet meer zelfstandig kunnen wonen. Woonzorg zones
waar mensen wonen in hun eigen woning maar waarbij zorg mogelijk is en om elkaar te
treffen. Woningen bouwen die multifunctioneel inzetbaar zijn.
Ik ben alle partijen die hebben meegedaan aan de raadpleging zeer erkentelijk voor
hun bijdrage. Tegelijkertijd wil ik hen oproepen om ook bij het vervolg te blijven
meedoen.
4 Commissie Bos
De commissie Bos formuleerde in haar definitieve advies veertig aanbevelingen.3 Op twintig daarvan gaf ik mijn reactie in de Tweede voortgangsrapportage van het
programma Langer Thuis d.d. 9 november 2020 (Kamerstuk 31 765, nr. 523).4 Het ging om aanbevelingen gericht op de deelname van ouderen aan de maatschappij,
de rol van bewonersinitiatieven, de noodzakelijke zorg en ondersteuning voor ouderen en hun mantelzorgers,
het belang van samenwerking en de beschikbaarheid van passende woonvormen voor ouderen:
allemaal onderwerpen die ook aan de orde komen in de drie actielijnen van het programma
Langer Thuis. Vervolgens reageerde ik in mijn brief met de stand van zaken rond moties
en toezeggingen d.d. 24 december 2020 (Kamerstuk 35 570 XVI, nr. 180), mede namens mijn collega’s van BZK en EZK, op de aanbeveling van de commissie om
te voorzien in «snelle en betrouwbare internetverbindingen in landelijke regio’s en
in alle gebouwen» (aanbeveling 12).
Gelet op de demissionaire status van het kabinet is het niet aan mij of aan mijn collega’s
om nu nog inhoudelijke standpunten in te nemen op de overige twintig aanbevelingen.
Ik wijs u er echter graag op dat drie aanbevelingen – over de digitalisering van zorg
en ondersteuning, de hulp die ouderen daarbij nodig hebben en het werken met meerjarige
inkoopcontracten – al geadresseerd werden in de in december 2020 gepubliceerde Discussienota
Zorg voor de toekomst.5 Vier aanbevelingen waren expliciet gericht aan andere partijen dan de rijksoverheid,
zoals seniorenorganisaties, gemeenten en zorgverzekeraars. Deze hadden betrekking
op onder meer het sluiten van regionale innovatie-akkoorden, het inkopen van wijkverpleging
bij een beperkt aantal aanbieders en het toekennen van een zwaarwegende adviserende
stem aan wijkverpleegkundigen bij de indicering voor Wmo en Wlz.6
In de DNO zijn, naast vele van de aanbevelingen die eerder in de Voortgangsrapportage
Langer Thuis aan de orde kwamen, vijf aanbevelingen verwerkt die in de eerdere stukken
nog niet expliciet werden genoemd.7 Verschillende van de beleidsopties die de DNO presenteert gaan in op het stimuleren
en ondersteunen van mensen om zich tijdig voor te bereiden op het ouder worden en
alles wat daarmee samenhangt, op het gebied van leefstijl, contacten, bezigheden,
wonen, voorzieningen en technologische mogelijkheden (aanbeveling 2). Het financieel
scheiden van wonen en zorg (aanbeveling 6), het overhevelen van zorg en ondersteuning
voor zelfstandig wonende ouderen van Wlz naar Wmo en Zvw (aanbeveling 34), de ontwikkeling
van een leidraad voor wijkverpleegkundigen voor het bepalen wanneer opname in een
verpleeghuis noodzakelijk is (aanbeveling 38) en een nieuwe wijze van verdelen van
het gemeentefonds (aanbeveling 40) komen aan de orde bij de bespreking van de «stelselopties»
in de DNO.
5 Maatschappelijke dialoog
De motie van de leden Laan-Geselschap en Bergkamp verzoekt de regering om een plan
van aanpak te schetsen hoe te komen tot een brede langetermijnvisie op de ouderenzorg8.
De presentatie van de DNO vormt het startpunt van een brede maatschappelijke dialoog
over de toekomst van de ouderen(zorg). De raadpleging van de DNO is door BeBright9 georganiseerd. Deze raadpleging is het startpunt van een maatschappelijke dialoog.
VWS heeft BeBright door middel van een subsidie in staat gesteld om met de DNO als
basis een maatschappelijk dialoog te organiseren. In aanvulling op de Dialoognota,
worden bij de maatschappelijke dialoog feiten, trends en ontwikkelingen betrokken
die betekenisvol zijn voor de toekomst en mogelijke toekomstscenario’s. Het gebruik
van die scenario’s maakt het mogelijk met divers samengestelde groepen partijen en
personen van binnen en van buiten de zorg (inclusief de overheid) een dialoog te voeren.
Het doel is dat er gelijkgerichtheid ontstaat over een duurzame aanpak die voor de
langere termijn.
De stappen die BeBright voor ogen heeft zijn:
− De raadpleging van de DNO tot eind maart 2021 (afgerond).
− Het voeren van de maatschappelijke dialoog van maart tot december
− 2021.
− Vanaf 2022 gezamenlijk de transformatieagenda realiseren.
Voor het voeren van de maatschappelijke dialoog worden divers samengestelde groepen
van binnen en van buiten de zorg betrokken:
− Een burgerraad met een mix van burgers uit de samenleving met verschillende perspectieven;
− Maatschappelijke Expert Groep. Dat is een groep van experts van binnen en van buiten
de zorg die op persoonlijke titel ideeën leveren en als ambassadeur fungeren. De eerste
bijeenkomst heeft reeds plaatsgevonden.
− Een veldraad. Dit zijn de partijen uit de zorg, zoals de cliëntenorganisaties, werkgevers,
beroepsorganisaties, zorgverzekeraars/kantoren, VNG, enz.
− Betrekken beleidsmakers, o.a. van verschillende Ministeries.
Deze maatschappelijke dialoog gaat over de periode tot aan in elk geval 2040. De agenda
waaraan wordt gewerkt betreft derhalve de (middel)lange termijn. Vanzelfsprekend is het ook bij de vormgeving van maatregelen voor de
korte termijn van belang deze te toetsen aan een breed gedragen toekomstperspectief.
Daarvoor wordt met deze maatschappelijke dialoog belangrijke input geleverd. Uiteraard
kan de maatschappelijke dialoog ook beleidsopties voor de korte termijn opleveren.
6 Tot slot
Bijgevoegd treft u een document aan met portretten van achtentwintig ouderen. De portretten
schetsen de diversiteit van ouderen in Nederland en illustreren de wijze waarop lichamelijke
of cognitieve achteruitgang, sociale omstandigheden, beschikbaarheid van mantelzorg
en woonsituatie in onderlinge samenhang de zorgvraag en zorgkeuzes van ouderen bepalen10. Deze schets van de realiteit van de zorg acht ik waardevol als context voor de nadere
beoordeling van de gevolgen van beleidskeuzes.
Het is goed dat vele partijen al kennis hebben genomen van de DNO en hebben deelgenomen
aan de raadpleging ervan. Hun inzet en inzichten zullen we de komende jaren hard nodig
hebben om tot een breed gedragen aanpak te kunnen komen. Ik zie uit naar de maatschappelijke
en de ideeën en energie die daaruit naar voren komen.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
H.M. de Jonge
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport