Brief regering : Inwerkingtredingdatum nieuwe Wet inburgering
35 483 Regels over inburgering in de Nederlandse samenleving (Wet inburgering 20..)
Nr. 73 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 28 april 2021
Op 2 juli 2020 (Handelingen II 2019/20, nr. 91, items 15 en 16) heeft uw Kamer het voorstel voor de nieuwe Wet inburgering 2021 aangenomen, met
de beoogde inwerkingtredingsdatum van 1 juli 2021. Dit nieuwe inburgeringsstelsel
tracht een bijdrage te leveren aan het maatschappelijke doel van inburgering: alle
inburgeringsplichtigen doen snel en volwaardig mee in de Nederlandse maatschappij,
liefst via betaald werk. Dit doel vertaalt zich in het volgende: inburgeringsplichtigen
bereiken het voor hen hoogst haalbare taalniveau (liefst niveau B1) en kennis van
de Nederlandse maatschappij, in combinatie met gerichte inspanningen op participeren
naar vermogen vanaf de start van het inburgeringstraject.
Om dit doel te bereiken, is het van belang dat dit nieuwe inburgeringsstelsel zorgvuldig
wordt voorbereid en geïmplementeerd. Ik heb u op 11 november 2020 geïnformeerd dat
inwerkingtreding per 1 juli 2021 niet verantwoord was en dat ik de beoogde inwerkingtredingsdatum
met een half jaar heb doorgeschoven naar 1 januari 2022. Daarbij heb ik bovendien
aangegeven dat er een aantal knelpunten is, waardoor deze inwerkingtredingsdatum ambitieus
is en dat daarom in overleg met ketenpartners moest blijken of inwerkingtreding per
deze datum haalbaar zou zijn.1 Bij brief van 17 december 2020 heb ik u nader geïnformeerd over de voorwaarden waaronder
de inwerkingtreding van dit nieuwe inburgeringsstelsel verantwoord is en heb ik aangegeven
dat ik met de ketenpartners heb afgesproken dat we alles op alles zullen zetten om
het nieuwe inburgeringsstelsel per 1 januari 2022 in werking te laten treden.2
In deze brief bevestig ik de inwerkingtredingsdatum van de nieuwe Wet inburgering
2021 en onderliggende lagere regelgeving. Daarnaast informeer ik u onder andere over
extra middelen voor gemeenten, de verkenning naar publiek toezicht en een aantal toezeggingen.
Inwerkingtreding op 1 januari 2022 definitief
De afgelopen weken is duidelijk geworden dat er een grote behoefte is aan duidelijkheid
met betrekking tot de inwerkingtredingsdatum van de Wet inburgering 2021. Zowel voor
gemeenten als voor andere partijen is dit van belang om voortgang te kunnen blijven
maken bij de voorbereidingen op hun rol in het nieuwe inburgeringsstelsel. Zij moeten
immers verplichtingen aangaan voor
de uitvoering van de nieuwe Wet inburgering 2021. Mede naar aanleiding van deze signalen
heb ik, in overleg met de betrokken ketenpartners, bekeken of een inwerkingtreding
per 1 januari 2022 verantwoord is. De ketenpartners hebben, hoewel een aantal knelpunten
zich nog altijd op een kritiek tijdpad bevinden, unaniem hun commitment gegeven.
Met deze brief wil ik derhalve bevestigen dat het nieuwe inburgeringsstelsel op 1 januari
2022 in werking zal treden en verder uitstel niet aan de orde zal zijn. Bij eventuele
knelpunten die we tegenkomen wordt de vraag daarom niet óf we starten, maar hóe we
starten op die datum. Ik ga ervan uit dat dit voor gemeenten en andere uitvoerders
voldoende zekerheid biedt om de benodigde stappen te nemen voor een soepele uitvoering
van het nieuwe inburgeringsstelsel op 1 januari 2022.
Extra middelen voor gemeenten in verband met het uitstel van de nieuwe inburgeringswet
en de begeleiding van de ondertussen-groep
Zoals uw Kamer bekend is, heb ik eind 2020 en begin 2021 bestuurlijke overleggen met
de VNG gevoerd over het uitstel van het nieuwe inburgeringsstelsel en de begeleiding
van inburgeraars onder het huidige inburgeringsstelsel. Conform de toezegging in het
Algemeen Overleg van 3 februari jl. (Kamerstukken 32 824 en 35 483, nr. 323) informeer ik uw Kamer hierbij over de voortgang. Ook informeer ik u over het feit
dat ik in aanvulling op de eerder beschikbaar gestelde bedragen een bedrag van cumulatief
€ 30 miljoen extra beschikbaar stel voor gemeenten, waarvan € 21 miljoen voor de begeleiding
van de ondertussen-groep en € 9 miljoen voor extra invoeringsmiddelen.
Extra middelen naar gemeenten voor de begeleiding van inburgeraars onder de Wet inburgering
2013 in de geest van de nieuwe wet
Door het uitstel van het nieuwe inburgeringsstelsel stroomt er een extra groep inburgeraars
in onder de Wet inburgering 2013. Deze groep is ook nog eens groter dan eerder verwacht,
door de hogere taakstelling van te huisvesten statushouders door gemeenten voor 2021.
De VNG en ik zijn het erover eens dat deze samenloop van omstandigheden verre van
ideaal is en dat de eerder beschikbaar gestelde € 25,5 miljoen aan gemeenten voor
de begeleiding van de zogenaamde ondertussen-groep niet meer voldoende is. Om deze
reden stel ik nog eens € 21 miljoen beschikbaar voor de begeleiding van de ondertussen-groep
verspreid over de jaren 2021 tot en met 2026. Gemeenten worden in de meicirculaire
geïnformeerd over de precieze uitkering van de middelen. Door het beschikbaar stellen
van deze extra middelen, wil ik gemeenten de mogelijkheid geven hun begeleidende rol
richting asielstatushouders onder het huidige inburgeringsstelsel verder op te pakken.
Voor de nieuwe instroom van inburgeraars in 2021 willen we gemeenten daarnaast stimuleren
deze begeleiding zo veel als mogelijk vorm te geven in de geest van de nieuwe wet.
Hierbij kan gedacht worden aan een warme overdracht, intake en PIP-advies3, periodieke voortgangsgesprekken en een cursus financiële zelfredzaamheid. Samen
met de VNG en Divosa wordt gewerkt aan een ondersteuningsaanbod voor gemeenten, dat
gemeenten kan helpen bij het vormgeven van deze begeleiding.
ELIP (Einde Lening nog Inburgeringsplichtig)
Van de eerder beschikbaar gestelde € 25,5 miljoen voor de begeleiding van de ondertussen-groep,
is in lijn met de motie van de leden Van Meenen en Paternotte4, specifiek € 9 miljoen gereserveerd voor de begeleiding van de ELIPs; inburgeraars
die hun lening vrijwel hebben uitgeput maar nog steeds inburgeringsplichtig zijn.
Zoals in de periodieke uitvoeringsbrieven5 vermeld, heb ik samen met Divosa, DUO en gemeenten een traject ontwikkeld om ELIPs
in contact te brengen met hun gemeente. De gemeente kan vervolgens hen ondersteuning
bieden en kan eventueel ook faciliteren bij het volgen van aanvullende cursussen of
het doen van inburgeringsexamens. Op dit moment ben ik nog met de VNG in gesprek over
de verdeling van de ELIP-middelen over gemeenten voor de jaren 2021 tot en met 2026.
Getracht wordt de verdeling van middelen zo goed als mogelijk aan te laten sluiten
op de verdeling van ELIPs over gemeenten, zodat de ELIP-middelen ook echt gaan naar
de gemeenten die deze middelen nodig hebben.
Wat betreft de nieuwe instroom van inburgeraars onder de Wet inburgering 2013 in 2021
heb ik in februari met de VNG de procesafspraak gemaakt dat we de ontwikkeling van
deze groep op basis van cijfers van DUO blijven volgen en in 2023 het gesprek hervatten
over de benodigde ondersteuning van deze groep in het kader van ELIP.
Extra invoeringsmiddelen voor gemeenten ten behoeve van de nieuwe wet
Door het uitstel van de nieuwe wet is de implementatie-periode met zes maanden verlengd.
Gemeenten maken hierdoor meer invoeringskosten. De bestuurlijke afspraken van april
20206 volgend, stel ik dit jaar € 9 miljoen extra invoeringsmiddelen aan gemeenten beschikbaar
ten behoeve van de implementatie van de nieuwe wet.
Brede verkenning verbetermogelijkheden huidig inburgeringsstelsel
Zoals afgesproken in het bestuurlijk overleg op 2 februari jl. ga ik de komende maanden
onder andere met de VNG, DUO en andere betrokken partners of organisaties kijken naar
verdere verbetermogelijkheden binnen het huidige inburgeringsstelsel. Dit om inburgeraars
die niet kunnen profiteren van het nieuwe inburgeringsstelsel wel zo veel als mogelijk
te helpen binnen de kaders van het huidige stelsel. In deze verkenning zal het huidige
stelsel ook worden onderzocht op hardvochtige effecten op inburgeraars. Dit naar aanleiding
van de kinderopvangtoeslagaffaire en in lijn met de motie van de leden Ploumen en
Jetten.7 Tevens wordt onderzocht hoe de uitstroom van inburgeraars onder het huidige stelsel
verder bevorderd zou kunnen worden, zodat de uitvoeringslasten voor met name DUO met
betrekking tot de Wet inburgering 2013 de komende jaren zo snel als mogelijk worden
geminimaliseerd. Het gaat hierbij nadrukkelijk om een verkenning, waarbij allereerst
de juridische ruimte en mogelijkheden, uitvoeringstechnische gevolgen en financiële
gevolgen in kaart moeten worden gebracht. Uw Kamer wordt op een later moment over
de uitkomsten van deze verkenning geïnformeerd.
Verkenning naar publiek toezicht
Bij de verkenning naar publiek toezicht die nu door mijn ministerie wordt uitgevoerd
naar aanleiding van de motie van de leden Van Meenen en Becker8, is gebleken dat enkele aspecten aanvullend onderzoek vragen. Dit heeft tot enige
vertraging geleid. Ik verwacht de verkenning voor de zomer aan uw Kamer te doen toekomen.
Er bereiken mij van verschillende kanten signalen dat er behoefte is aan duidelijkheid
over het toezicht bij inwerkingtreding van het nieuwe stelsel, mede in het licht van
deze verkenning. Vanwege de tijd die nodig is voor een zorgvuldige wetstechnische
en organisatorische voorbereiding, kan een eventueel nieuw toezichtsregime niet per
1 januari 2022 geïmplementeerd worden. Dit betekent dat het keurmerk van Blik op Werk
bij de start van het nieuwe inburgeringsstelsel tot nader order het instrument blijft
om de kwaliteit van het inburgeringsonderwijs te waarborgen. Blik op Werk is hard
bezig om zich voor te bereiden op het nieuwe stelsel. Door het dubbel slot van keurmerk
en gemeente als inkopende partij verwacht ik dat het frauderisico in het nieuwe stelsel
aanzienlijk wordt beperkt.
En verder
Tot slot informeer ik u graag over een tweetal toezeggingen die ik aan uw Kamer heb
gedaan en over een motie die bij het WGO Inburgering van 2 juli 2020 (Handelingen II
2020/21, nr. 91, item 15) is aangenomen.
In het WGO Inburgering van 29 juni 2020 heb ik toegezegd dat inburgeraars door gemeenten
gewezen zullen worden op het recht op een individueel gesprek tijdens de brede intake9. Hier is uitvoering aan gegeven door in het artikel omtrent de brede intake in het
ontwerp Besluit inburgering 20..,10 gemeenten te verplichten een inburgeraar tijdens de brede intake te wijzen op het
recht op een individueel gesprek. De inburgeraar is hiermee op de hoogte van de mogelijkheid
tot gesprekken met de gemeente in het kader van de brede intake waar een partner,
familielid of ander persoon uit de persoonlijke levenssfeer van de inburgeraar niet
bij aansluit. Om verwarring te voorkomen is bepaald dat dit recht op een individueel
gesprek niet ziet op de aanwezigheid van een persoon die de inburgeraar vanuit zijn
professie ondersteunt tijdens de brede intake, zoals een tolk of maatschappelijk begeleider.
Het ontwerp Besluit inburgering 20.. is, inclusief deze uitwerking, door uw Kamer
reeds behandeld tijdens het AO van 3 februari 2021 (Kamerstukken 32 824 en 35 483, nr. 323).
Daarnaast heb ik in datzelfde WGO toegezegd dat ik in samenwerking met VNG en Divosa,
als onderdeel van het ondersteuningsprogramma voor gemeenten, een brochure zal ontwikkelen
voor raadsleden over de nieuwe Wet inburgering 2021.11 Deze brochure is gepubliceerd op de website van de VNG.12 De brochure geeft een introductie van de Wet inburgering 2021 en biedt inzicht in
de taken en verantwoordelijkheden die uit de nieuwe wet voortvloeien. Daarnaast wordt
weergegeven waar een gemeente beleidsvrijheid heeft in het vormgeven van het inburgeringstraject
en wat hierbij de rol van de gemeenteraad kan zijn.
In het WGO Inburgering van 29 juni 2020 (Kamerstuk 35 483, nr. 62) heeft uw Kamer de motie van het lid Becker aangenomen, waarin werd verzocht om in
de lagere regelgeving op te nemen dat het praktische element van de Module Arbeidsmarkt
en Participatie (MAP) in principe werkervaring zou moeten zijn.13 Hier is uitvoering aan gegeven door zowel in het ontwerp Besluit inburgering 20..
als in het ontwerp Regeling inburgering 20.., die beiden door uw Kamer zijn behandeld
tijdens het AO van 3 februari 2021, het opdoen van werkervaring als uitgangspunt te
benoemen voor het praktische element van de MAP. Daarnaast verzoekt deze motie om
in de evaluatie van de inburgeringswet te kijken naar de effectiviteit van de MAP
en op welke manier de regie van gemeentes wordt vormgegeven in de samenloop van de
inburgerings- en Participatiewet. Dit is opgenomen in het monitoring- en evaluatieplan
van de Wet Inburgering 2021.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees
Indieners
-
Indiener
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid