Brief regering : Medische verklaring onder de Wet Zorg en Dwang
35 370 Zorg en dwang
Nr. 7
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR MEDISCHE ZORG
Ontvangen ter Griffie op 23 april 2021.
Het besluit tot het doen van een aanwijzing kan niet eerder worden genomen dan op
23 mei 2021.
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 23 april 2021
Gelet op artikel 7 van de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg) informeer ik u hierbij
over mijn voornemen een aanwijzing te geven aan de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa)
om een prestatiebeschrijving met een maximumtarief te ontwikkelen voor het opstellen
van een medische verklaring ten behoeve van de afgifte van een rechterlijke machtiging
dan wel een inbewaringstelling op grond van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische
en verstandelijk gehandicapte cliënten (Wzd).
Medische Verklaring Wet Zorg en Dwang
De Wzd heeft per 1 januari 2020 de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen
(Wet Bopz) opgevolgd voor wat betreft het verlenen van onvrijwillige zorg aan mensen
met een verstandelijke beperking of psychogeriatrische aandoening, waarbij de rechtsbescherming
is verbeterd.
Een geneeskundige of medische verklaring is noodzakelijk voor de aanvraag van onder
meer een rechterlijke machtiging of een inbewaringstelling op grond van de Wzd. In
artikel 27 Wzd staat dat in een medische verklaring wordt vastgelegd dat er sprake
is van een relevante diagnose en dat de gediagnosticeerde aandoening dreigt te leiden
tot «ernstig nadeel» in de zin van de Wet zorg en dwang en dat de opname en het verblijf
of de voortzetting van het verblijf noodzakelijk en proportioneel is om dit «ernstig
nadeel» af te wenden. Deze medische verklaring dient afgegeven te worden door een
ter zake kundige arts.
Tegelijkertijd is gebleken dat het niet voor alle beroepsgroepen die een medische
verklaring afgeven mogelijk is om de noodzakelijke werkzaamheden in rekening te brengen
bij een zorgverzekeraar vanwege het ontbreken van een passende prestatiebeschrijving
van de NZa. Waar voorheen de (Wlz- of GGZ-) zorgaanbieder vaak zijn arts ter beschikking
stelde voor het beoordelen van een cliënt en het opstellen van een medische verklaring,
zien we nu dat zelfstandig werkende specialisten ouderengeneeskunde (SO) en artsen
verstandelijk gehandicapten (AVG’s) steeds vaker de beoordeling overnemen en een medische
verklaring opstellen, terwijl hier geen aparte declaratiemogelijkheden voor bestaan.
Sinds 1 januari 2020 leveren de SO en de AVG ook zelfstandig zorg aan kwetsbare patiënten
in de thuissituatie op grond van de Zvw (de psychiater en de huisarts deden dit al)
en is het dus noodzakelijk dat zij de kosten voor een medische verklaring ook binnen
dit domein in rekening kunnen brengen. Hierbij gaat het vaak om een beoordeling van
mensen die (nog) niet over een Wlz-indicatie beschikken en hun zorg en ondersteuning
vanuit de Zorgverzekeringswet (Zvw) respectievelijk de Wet maatschappelijke ondersteuning
(Wmo) ontvangen.
Vorig jaar was de afgifte van deze medische verklaringen gegarandeerd via een opdracht
vanuit VWS aan enkele zorgpartijen. Deze oplossing betrof een tijdelijke oplossing
die structureel niet wenselijk is. Vorig jaar is de NZa gevraagd te kijken naar de
mogelijkheden van bekostiging voor het voorbereiden en opstellen van een medische
verklaring op grond van de Wzd.
Op 27 november 2020 heeft het Zorginstituut Nederland (Zorginstituut), na een verzoek
om duiding vanuit de NZa, zijn rapport Wet zorg en dwang en de Zorgverzekeringswet aangeboden aan de NZa en het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS).
In dit rapport geeft het Zorginstituut aan dat de inzet van een «ter zake kundige
arts» die de medische verklaring opstelt in verband met een rechterlijke machtiging
voor gedwongen opname, onder voorwaarden vergoed kan worden uit de Zorgverzekeringswet
(Zvw) dan wel de Wet langdurige zorg (Wlz). Binnen de Zvw schaart het Zorginstituut
deze toetsing onder de geneeskundige zorg zoals omschreven in artikel 2.4 Besluit
zorgverzekering, met name «zorg zoals huisartsen en medisch specialisten die plegen
te bieden». Het Zorginstituut heeft in genoemd rapport bepaald dat onder andere de
psychiater, de AVG, de SO en de huisarts worden gezien als ter zake kundige artsen
in de zin van de Wzd. Om ervoor te zorgen dat de bekostiging functioneel aansluit
op de aanspraak, acht ik het noodzakelijk de NZa een aanwijzing te geven, zodat zij
een aparte prestatiebeschrijving voor het opstellen van een medische verklaring in
het kader van de Wzd kan ontwikkelen die door ter zake kundige artsen in rekening
kan worden gebracht. Afgesproken is om de kostenontwikkeling van deze nieuwe prestatie
te monitoren.
Deze prestatiebeschrijving ziet niet op de bekostiging van het «verschijnen ter zitting»
door een ter zake kundige arts. De financiering hiervan wordt nader onderzocht.
Zakelijke inhoud
Ik ben voornemens de NZa een aanwijzing te geven om met terugwerkende kracht vanaf
1 januari 2021 een prestatiebeschrijving vast te stellen voor het afgeven van een
medische verklaring door een ter zake kundige arts ten behoeve van de afgifte van
een rechterlijke machtiging dan wel een inbewaringstelling op grond van de Wzd binnen
de Zorgverzekeringswet. Deze zorg komt ten laste van het kader voor eerstelijnsverblijf
(ELV), geriatrische revalidatiezorg (GRZ) en geneeskundige zorg voor specifieke patiëntengroepen
(GZSP). Omdat de regelgeving omtrent het macrobeheersinstrument niet met terugwerkende
kracht kan worden aangepast, zal het macrobeheersinstrument daarom pas per 1 januari
2022 van toepassing zijn op deze zorg.
Overeenkomstig artikel 8 van de Wmg ga ik niet eerder over tot het geven van de aanwijzing
dan nadat dertig dagen zijn verstreken na verzending van deze brief.
De Minister voor Medische Zorg,
T. van Ark
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
T. van Ark, minister voor Medische Zorg