Brief regering : Verslag van de Eurogroep en Ecofinraad van 16 april 2021
21 501-07 Raad voor Economische en Financiële Zaken
Nr. 1752
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 23 april 2021
Hierbij zend ik u het verslag van de videoconferenties van de Eurogroep en Ecofinraad
van 16 april 2021.
In dit verslag (onder het item «Economisch herstel in de Europese Unie») ga ik tevens
in op de toezegging uit het Commissiedebat Eurogroep/Ecofinraad van 14 april jl.,
waarbij ik heb toegezegd om in te gaan op de termijn waarbinnen lidstaten een beroep
kunnen doen op het EU-herstelfonds (Kamerstuk 21 501-07, nr. 1751).
Daarnaast treft u bijgevoegd het kwartaaloverzicht van lopende EU-wetgevingsonderhandelingen
op het terrein van het Ministerie van Financiën1, conform de afspraken omtrent EU-informatievoorziening.
De Minister van Financiën,
W.B. Hoekstra
Verslag Eurogroep en Ecofinraad 16 april 2021
Eurogroep in inclusieve samenstelling
Terugkoppeling van de High-Level Working Group on EDIS over het vervolmaken van de
bankenunie
De Eurogroep in inclusieve samenstelling heeft een terugkoppeling ontvangen van de
hoogambtelijke werkgroep (HLWG) die spreekt over een Europees depositogarantiestelsel
(EDIS) en het vervolmaken van de bankenunie. Op basis van een mandaat van de Eurotop
uit december 2020 wordt een werkplan opgesteld voor het verder volmaken van de bankenunie.2 De Eurogroep in inclusieve samenstelling is geïnformeerd over de stand van zaken
van het werkplan.
De voorzitter van de HLWG lichtte toe dat er op vier terreinen gesproken wordt: de
herziening van het crisismanagementraamwerk, het Europees depositogarantiestelsel
(EDIS), de weging van staatsobligaties (RTSE) en het bevorderen van marktintegratie.
Crisismanagementraamwerk
Binnen de HLWG is veel discussie over de toepasbaarheid van het crisisraamwerk voor
alle typen banken. Het Europese bankenlandschap is erg divers, en in de HLWG wordt
gesproken hoe het crisisraamwerk daar beter op kan aansluiten. Sommige lidstaten zoals
Nederland en Frankrijk hebben een bankensector met enkele grotere universele banken
die zowel spaar- als zakenactiviteiten uitvoeren. Andere lidstaten, waaronder Duitsland,
Italië en Oostenrijk, kennen naast enkele universele banken ook een groot aantal regionaal
geënte spaarbanken. Met name Oost-Europese banken zijn vaak in eigendom van buitenlandse
banken. Het onderscheid tussen deze sectoren maakt dat lidstaten anders in discussies
staan over het crisisraamwerk.
Het crisisraamwerk – dat naast het resolutieraamwerk ook de richtlijn voor depositogarantiestelsels
(DGS) en de regels voor staatssteun omvat – dient ertoe om het falen van banken op
een goede wijze op te kunnen vangen. De doelstelling van het raamwerk is om falende
banken via faillissement, of bij grotere banken via resolutie, zonder de inzet van
publieke middelen, ordentelijk af te wikkelen. Het resolutieraamwerk kent sterke waarborgen
om het gebruik van publieke middelen zoveel mogelijk te voorkomen. Sinds de implementatie
van de Bank Recovery and Resolution Directive (BRRD) in 2016 is het resolutieraamwerk echter nog maar beperkt gebruikt. In veel
gevallen is voor een «gewoon» faillissement gekozen. Daarbij is in een aantal gevallen
toch staatssteun verleend, terwijl het crisisraamwerk dit in het algemeen juist beoogt
te voorkomen. Ook gelden binnen de lidstaten verschillende regels voor hoe nationale
DGSen (die door banken zelf gevuld worden) kunnen ingrijpen, waardoor het toch mogelijk
kan zijn om kapitaalsteun te verlenen.
In de HLWG is overeenstemming dat meer consistentie nodig is tussen de verschillende
instrumenten in het crisisraamwerk (staatssteun, resolutie en via het DGS). Ook wil
de HLWG onderzoeken hoe deze instrumenten beter geschikt kunnen worden gemaakt voor
bijvoorbeeld kleine en middelgrote banken die voornamelijk deposito-gefinancierd zijn.
Voor dergelijke banken is het namelijk soms duur en ingewikkeld om aan de strenge
vereisten van het resolutieraamwerk te voldoen. Sommige lidstaten vinden dat er gekeken
moet worden naar het verder harmoniseren van de inzet van de door banken zelf gevulde
DGSen. Zo kennen DGSen in sommige landen mogelijkheden om de overdracht van deposito’s
en gezonde activa naar een andere bank te faciliteren, zowel voor als na een faillissement.
Deze lidstaten zijn van mening dat voor een groep kleinere en middelgrote banken een
dergelijke overdracht mogelijk geschikter is dan het toepassen van het resolutieraamwerk.
De inzet van de door banken gevulde DGSen zou er tevens aan kunnen bijdragen dat nationale
staatssteun minder zal worden toegepast.
De Europese Commissie had tot 20 april jl. een gerichte (technische) consultatie lopen.
De Nederlandse reactie is aan de Tweede Kamer toegezonden.3 Tevens loopt in het kader van het crisisraamwerk ook nog een bredere (niet-technische)
publieke consultatie. De Tweede Kamer heeft mij gevraagd hiervan ook het afschrift
toe te sturen. Gezien de overlap tussen de gerichte technische consultatie en de publieke
consultaties (die bedoeld zijn voor breder publiek), zal Nederland niet separaat op
de publieke consultatie reageren.
Het Europees depositogarantiestelsel (EDIS) en de weging van staatsobligaties (RTSE)
De voorzitter van de HLWG gaf aan dat naast deze bredere evaluatie over het crisisraamwerk,
in de HLWG ook nog besprekingen over een EDIS lopen. Een gemeenschappelijk depositogarantiestelsel
zou eraan kunnen bijdragen dat spaarders overal in Europa een gelijke bescherming
genieten. In de HLWG zal in april nog verder gesproken worden over RTSE. Dit ligt
echter uiterst gevoelig, mede vanwege oplopende staatsschulden in de context van de
COVID-19-uitbraak. Tegelijkertijd is de vormgeving nog ingewikkeld, mede omwille van
voornoemd onderscheid tussen bankensectoren, alsmede de rol die DGSen nu al spelen
bij bankfalen in verschillende lidstaten. Deze vormgeving hangt ook sterk samen met
eerdere genoemde rol die DGSen spelen in het bredere crisisraamwerk.
Bevorderen van verdere marktintegratie
De voorzitter van de HLWG gaf verder aan dat naast het crisisraamwerk, EDIS, en RTSE,
in de HLWG ook gesproken wordt over de regels voor grensoverschrijdende bankengroepen.
Ook hierover zijn lidstaten verdeeld. Verdere marktintegratie kan bijdragen aan de
efficiëntie van de Europese bankensector. Tegelijkertijd dient goed oog te zijn voor
de financiële stabiliteit. Sommige lidstaten zijn van mening dat de grensoverschrijdende
kapitaalstromen worden gehinderd door de inrichting van prudentiële vereisten. Andere
lidstaten benadrukken juist het belang van voldoende kapitaal en liquiditeit op alle
niveaus van de bank.
Veel lidstaten, waaronder Nederland, onderstreepten het belang van een gebalanceerd
en holistisch werkplan. De ambitie van het werkplan zal sterk afhangen van de mate
waarin voortgang kan worden bereikt op alle vier de subdossiers. Daarnaast zijn meerdere
lidstaten ingegaan op hun prioriteiten binnen de bankenunie. Zo zijn er lidstaten
die inzetten op een snelle invoering van een EDIS, terwijl andere lidstaten prioriteit
geven aan verdere marktintegratie. Nederland heeft aangegeven dat een herziening van
het crisismanagementraamwerk vooral zou moeten focussen op het weghalen van inconsistenties
tussen de verschillende raamwerken. Daarnaast is van belang dat bij aanpassing van
het crisisraamwerk publieke middelen zo veel als mogelijk worden beschermd. Hiervoor
moeten de regels omtrent staatssteun aangescherpt worden. Ook heeft Nederland benadrukt
dat voordat risico’s gedeeld worden via een EDIS, er ook een weging dient te komen
op staatsobligaties (RTSE). Dit is in lijn met de motie van het lid Van Rooijen die
de regering verzoekt om zich tot het uiterste in te spannen om passende risicowegingen
toe te kennen aan staatsobligaties binnen het financiële raamwerk van de Europese
bankenunie.4
Reguliere samenstelling
Terugkoppeling internationale vergaderingen
De Eurogroepvoorzitter heeft een korte terugkoppeling gegeven over een aantal internationale
vergaderingen, waaronder de virtuele IMF-voorjaarsvergadering van 8 april jl. en de
G7-bijeenkomst van de Ministers van Financiën en Presidenten van Centrale Banken,
die plaats heeft gevonden en marge van de IMF-voorjaarsvergadering. De IMF-voorjaarsvergadering
stond in het teken van de mondiale financieel-economische situatie en de COVID-19
respons. De Tweede Kamer zal binnenkort een separaat verslag omtrent de uitkomsten
van de IMF-voorjaarsvergadering ontvangen. Tijdens de G7-bijeenkomst is er onder andere
gesproken over hoe de Ministers van Financiën een ambitieuze klimaatagenda kunnen
steunen, met het oog op de VN-klimaatconferentie van Glasgow (COP26) eind dit jaar.5
Thematische discussie over insolventieraamwerken
De Eurogroep heeft gesproken over insolventieraamwerken in de Europese Unie. De Europese
Commissie leidde het onderwerp in op basis van een notitie.6
In de EU lopen de lengte en kosten van faillissementsprocedures en de opbrengsten
voor schuldeisers in faillissement (recovery rates) uiteenlopen tussen lidstaten. Inefficiënte procedures en verschillen tussen insolventieprocedures
kunnen grensoverschrijdende investeringen belemmeren, of de opbouw van niet-presenterende
leningen (NPL’s) doen versnellen. De oplossing voor de sterk uiteenlopende procedures
wordt vaak gezocht in het harmoniseren, dan wel convergeren, van insolventieraamwerken.
Tegelijkertijd ligt een deel van de oplossing ook in de verbetering van procedures.
Zo is binnen insolventie van belang dat gerechtelijke procedures snel en efficiënt
zijn, en betrokken partijen zekerheid geven. Daarvoor is onder andere van belang dat
landen voldoende rechters aanstellen, heldere procedures vaststellen en dat het juridisch
raamwerk duidelijk is.
De Eurogroep heeft kort stilgestaan bij de maatregelen die de afgelopen jaren zijn
genomen om verbeteringen aan te brengen op Europees niveau. In 2019 heeft de EU een
richtlijn7 aangenomen over herstructurering en insolventie ten einde onnodige faillissementen
te voorkomen en levensvatbare bedrijven zoveel mogelijk te redden, welke nu door lidstaten
wordt geïmplementeerd. Over een andere richtlijn ten aanzien van het versneld uitwinnen
van onderpand buiten insolventie lopen nog gesprekken tussen de Raad van de Europese
Unie en het Europees Parlement (trilogen). Ook heeft de Europese bankenautoriteit
(EBA), mede op aandringen van Nederland, een uitgebreide benchmarking exercitie gedaan
om de werking en efficiëntie van insolventieprocedures in de EU onder banken in kaart
te brengen. In het nieuwe actieplan kapitaalmarktunie is opgenomen dat de Commissie
zal komen met een initiatief voor minimumharmonisatie of verhoogde convergentie voor
gerichte onderdelen van het wettelijke kader. Daarbij kan gedacht worden aan de rangorde
van vorderingen in verschillende lidstaten of de zogenoemde triggers die bepalen wanneer
een bedrijf in faillissement gaat. Meer vergelijkbaarheid of duidelijkheid kan investeringszekerheid
vergroten. Tot 26 maart jl. liep er een consultatie over dit onderwerp. Nederland
heeft hier ook op gereageerd (het Ministerie van Justitie en Veiligheid in afstemming
met Financiën)8.
In de Eurogroep hebben veel lidstaten het belang van efficiënte insolventieraamwerken
benadrukt, met name ook gezien een mogelijke golf aan faillissementen door COVID-19.
Zo werd door sommige lidstaten gewezen op het belang van het tijdig implementeren
van de richtlijn uit 2019 over herstructurering en insolventie. Uit de discussie kwam
naar voren dat in de toekomst mogelijk gekeken kan worden naar additionele niet-wetgevende
maatregelen, bijvoorbeeld ten aanzien van het delen van informatie. Dit is in lijn
met het Nederlandse standpunt om waar mogelijk nationale procedures te verbeteren.
De digitale euro – inventarisatie
De Europese Centrale Bank (ECB) en de Europese Commissie hebben in de Eurogroep een
toelichting gegeven over de voortgang van de ontwikkeling van digitaal centralebankgeld
(«de digitale euro»). Ook heeft de ECB de resultaten van de publieke consultatie over
de digitale euro van 14 april jl. gepresenteerd.9 Uit de consultatie blijkt dat zowel burgers als professionele partijen privacy en
veiligheid de belangrijkste gebruikersvereisten voor een digitale euro vinden. Daarnaast
blijkt dat het overgrote deel van de respondenten een belangrijke rol zien voor betaaldienstverleners
die als intermediair optreden tussen het Eurosysteem en de burgers en bedrijven die
de digitale euro willen gebruiken.
De digitale euro is publiek geld uitgegeven door een centrale bank voor breed publiek
gebruik. De digitale euro kan in de toekomst mogelijk een rol spelen om, naast chartaal
geld, publiek geld toegankelijk te houden in de eurozone. Ook kan de infrastructuur
van de digitale euro als achtervang dienen voor de vitale private betaalinfrastructuur
en kan de digitale euro zelf een stimulans zijn voor innovatie en diversiteit in de
financiële sector. Verder kan de eurozone met een digitale euro tegenwicht bieden
aan buitenlandse en/of private initiatieven voor digitale valuta en daarmee de open
strategische autonomie van de EU versterken. De Minister van Financiën heeft zich
eerder in de Tweede Kamer uitgesproken voor verdere ontwikkeling en experimenten te
zijn en zich gecommitteerd om dit onderwerp ook in Europa onder de aandacht te brengen.10 Mede door Nederlandse inzet is dit onderwerp op de agenda van de Eurogroep gekomen.
In de Eurogroep kwam naar voren dat de digitale euro als een belangrijk project wordt
gezien, maar wel een met mogelijk verstrekkende gevolgen voor het geld- en financiële
stelsel waarvan nog niet alle effecten en risico’s duidelijk zijn. Er werd breed gedeeld
dat een digitale euro een stimulans kan zijn voor innovatie en diversiteit in de financiële
sector, een mogelijke rol kan spelen om de toegang tot publiek geld te waarborgen,
en tegenwicht kan bieden aan buitenlandse en/of private initiatieven voor digitale
valuta en daarmee de strategische autonomie van de eurozone kan versterken. Meerdere
lidstaten, waaronder Nederland, gaven aan dat een digitale euro voordelen met zich
mee kan brengen. Daarnaast gingen meerdere lidstaten in op het belang van de betrokkenheid
van de Ministers van Financiën bij dit project. Nederland heeft opgeroepen tot een
politieke discussie over de doelen die de eurozone met een digitale euro wil bereiken
om daarmee richting te geven aan het Eurosysteem voor de verdere ontwikkeling van
de digitale euro. Ook dient nader onderzoek gedaan te worden naar mogelijke risico’s
en ongewenste implicaties van invoering van een digitale euro.
Evaluatie van de transparantiemaatregelen van de Eurogroep
In de Eurogroep is gesproken over de maatregelen die de afgelopen jaren zijn genomen
om de transparantie van de Eurogroep te vergroten. Dit onderwerp is mede door de inzet
van Nederland op de agenda van de Eurogroep gezet, teneinde de implementatie en de
werking van de in september 2019 door de Eurogroep aangekondigde transparantiemaatregelen
te bevorderen.11 Op de website van de Eurogroep is een overzicht gepubliceerd van de maatregelen die
de afgelopen jaren zijn geïmplementeerd om transparantie van de Eurogroep te bevorderen.12
Vanaf 2016 zijn verschillende afspraken gemaakt om de transparantie van de Eurogroep
te vergroten. Zo worden geannoteerde agenda’s van Eurogroepen vooraf gepubliceerd,
wordt na afloop van een Eurogroep een samenvattende brief gepubliceerd en worden documenten
ter voorbereiding op thematische discussies in principe voor de Eurogroep en na bespreking
in de Eurogroup Working Group (EWG) gepubliceerd.13 Ook wordt per halfjaar een werkprogramma voor de Eurogroep opgesteld waarin is opgenomen
welke onderwerpen waarschijnlijk besproken zullen worden per vergadering.
In september 2019 heeft de Eurogroep als reactie op de aanbevelingen van de Europese
Ombudsman een zestal aanvullende maatregelen aangekondigd om de transparantie van
de Eurogroep en EWG verder te vergroten. Zo is voorgesteld om de samenvattende brief
die na afloop van een Eurogroep wordt gepubliceerd uit te breiden, de conceptagenda
van de Eurogroep eerder te publiceren (na goedkeuring EWG), een online database te
creëren van openbare Eurogroepdocumenten met een zoekmachine en filterfunctie, het
vergaderschema van de EWG te publiceren, de website van de EWG te verbeteren en een
verduidelijking aan te brengen op de website van de Eurogroep over het feit dat men
het recht heeft een verzoek te doen tot toegang tot documenten m.b.t. de Eurogroep
en voorportalen als deze bij de Raad of de Europese Commissie liggen.
Nederland heeft tijdens de vergadering het belang van transparantie in Europese besluitvorming
benadrukt en de stappen die de afgelopen jaren zijn gezet verwelkomd. Daarnaast heeft
Nederland aangegeven dat het belangrijk is om de transparantiemaatregelen regelmatig
te evalueren. De Eurogroepvoorzitter onderstreepte het belang van transparantie en
de maatregelen die de afgelopen jaren zijn genomen en gaf aan dat de Eurogroep zal
blijven stilstaan bij de maatregelen om te bezien of ze nog passend zijn.
Overig – nieuwe Minister van Financiën van Slowakije
In de Eurogroep heeft de nieuwe Minister van Financiën van Slowakije, Igor Matovič,
zichzelf geïntroduceerd. Dit gebeurt vaker in de Eurogroep bij het aantreden van een
nieuwe Minister van Financiën.
Ecofinraad
Stand van zaken financiële diensten dossiers
Het voorzitterschap van de Raad heeft de Ecofinraad van informatie voorzien over de
stand van zaken van wetgevingsvoorstellen voor financiële diensten.14
Stand van zaken Kapitaalmarktunie Actieplan – Europees centraal toegangspunt voor
bedrijfsdata
De Europese Commissie heeft een presentatie geven over de stand van zaken ten aanzien
van de eerste actie uit het nieuwe actieplan kapitaalmarktunie: de oprichting van
een Europees single access point (ESAP). Het ESAP moet helpen bedrijven meer zichtbaar te maken voor investeerders,
waardoor de toegang tot marktfinanciering wordt verbeterd.
De Europese Commissie heeft eind september jl. een nieuw actieplan voor de verdieping
van de kapitaalmarktunie gepubliceerd. Tijdens de Ecofinraad van 1 december jl. zijn
Raadsconclusies aangenomen waarin de Raad het belang van de verdieping van de kapitaalmarktunie
nogmaals benadrukt. Bovendien heeft de Raad – gelet op het belang van een spoedig
herstel van de Europese economie in het licht van de COVID-19-pandemie – de acties
uit het actieplan gerangschikt naar mate van prioriteit om zodoende de inzet van de
Europese Commissie nadere richting te geven. Oprichting van de ESAP is een van de
prioritaire acties.
Afgelopen kwartaal heeft de Europese Commissie voor de uitwerking van deze actie een
openbare consultatie gehouden. Het kabinet heeft hierop gereageerd.15 Het kabinet staat positief tegenover het opzetten van het ESAP, maar plaatst daarbij
de kanttekening dat rekening moet worden gehouden met bestaande rapportage- en deponeringsverplichtingen.
Daarbij is het uitgangspunt dat het ESAP niet tot additionele lasten leidt voor bedrijven.
Een gefaseerde oprichting van het ESAP acht het kabinet daarom wenselijk. Daarbij
moet zoveel als mogelijk worden voortgebouwd op reeds bestaande (nationale) registers
en Europese initiatieven. Op een later moment kunnen andere data, zoals niet-financiële
data, worden toegevoegd aan het ESAP. De Europese Commissie heeft aangegeven in de
loop van 2021 met een voorstel voor de oprichting van een ESAP te komen.
Economisch herstel in de Europese Unie
In de Ecofinraad is gesproken over de economische situatie in de Europese Unie als
gevolg van de COVID-19-pandemie. Door de COVID-19-pandemie blijft een grote mate van
onzekerheid over hoe de economie zich de komende jaren zal ontwikkelen. De Europese
Commissie gaf aan in mei haar lenteraming te publiceren.
Ook heeft de Europese Commissie een toelichting gegeven op de stand van zaken met
betrekking tot de implementatie van het tijdelijk (staats)steunkader COVID-19. Meerdere lidstaten spraken hun steun uit voor het tijdelijk steunkader;
ook Nederland deelt de noodzaak van het tijdelijk steunkader. Sommige lidstaten gaven
aan naar mogelijkheden te willen kijken om bepaalde uitzonderingen langer te laten
gelden omwille van het herstel. Nederland heeft gepleit voor een gezamenlijke exitstrategie
om terug te keren naar een gelijk speelveld na de crisis.
Verder ging de Europese Commissie in op de stand van zaken met betrekking tot de faciliteit
voor veerkracht en herstel (Recovery and Resilience Facility, RRF) en benadrukte, conform de Nederlandse inzet, onder andere het belang van voldoende
hervormingen en goede mijlpalen en doelen in de plannen.16 Verschillende lidstaten gaven een korte toelichting over de status van hun herstelplan
en een indicatie van de voorgenomen investeringen en hervormingen. De RRF is officieel
in werking getreden op 19 februari jl. en lidstaten kunnen sindsdien hun conceptherstelplan
formeel indienen bij de Europese Commissie. Lidstaten zijn momenteel in gesprek met
de Europese Commissie over de inhoud van hun herstelplannen.
Tijdens het Commissiedebat van 14 april jl. heb ik toegezegd om in te gaan op de termijn
waarbinnen lidstaten een beroep kunnen doen op het EU-herstelfonds. Om aanspraak te
maken op middelen uit de RRF moeten lidstaten een herstelplan indienen. Daarvoor geldt
op grond van de RRF-verordening in eerste instantie een deadline van 30 april 2021.
Deze deadline geldt echter «as a rule». In de praktijk betekent dit dat een lidstaat ook na 30 april 2021 een herstelplan
kan indienen, waarbij de lidstaat aanspraak blijft maken op zijn totale allocatie.
Ook in 2022 en 2023 kunnen lidstaten nog plannen indienen, ook dan voor 30 april («as a rule»).
De Europese Commissie moet op grond van de RRF-verordening 70% van de middelen vóór
december 2022 gecommitteerd hebben aan de lidstaten. De overige 30% van de middelen
wordt voor eind 2023 gecommitteerd. Deze committering betreft een juridische handeling
van de Europese Commissie naar de lidstaat, en vindt plaats op basis van een goedgekeurd
herstelplan. Goedkeuring van een herstelplan vindt uiterlijk drie maanden na indiening
plaats. Om er zeker van te zijn geen middelen mis te lopen, moet een lidstaat zijn
plan uiterlijk in de zomer van 2022 indienen. Dat geeft de Europese Commissie en de
Raad voldoende tijd om het proces van goedkeuring van plannen en committering van
middelen voor eind 2022 af te ronden.
Wat betreft de uitvoeringsfase dienen investeringen en hervormingen binnen een herstelplan
conform de RRF-verordening vóór 31 augustus 2026 te zijn geïmplementeerd. Lidstaten
hebben dus enkele jaren de tijd voor de uitvoering van plannen. Een plan moet mijlpalen
en doelen bevatten die verbonden zijn aan de investeringen en hervormingen. De RRF-middelen
worden pas na het behalen van deze mijlpalen en doelen in tranches uitgekeerd aan
lidstaten. Uitbetalingen kunnen plaatsvinden tot 31 december 2026.
Verder heeft de Europese Commissie een presentatie gegeven over de financieringsstrategie
voor het EU-herstelfonds die zij op woensdag 14 april jl. heeft gepubliceerd.17 De Europese Commissie streeft ernaar op 1 juni 2021 klaar te zijn met de praktische
voorbereidingen om middelen te lenen op de kapitaalmarkt, zodra het hiervoor benodigde
Eigenmiddelenbesluit in werking is getreden. Een van de doelen van de Europese Commissie
is om 30% van de obligaties die zij uitgeeft onder het EU-herstelfonds als green bonds te kwalificeren.
Verschillende lidstaten hebben hun steun geuit voor de strategie van de Europese Commissie,
inclusief de green bonds, en de bijdrage aan de groene transitie. Daarnaast hebben enkele lidstaten het belang
van tijdige aflossing van de leningen benoemd. Sommige lidstaten hebben daarbij ook
aangegeven dat zij de door de Europese Commissie voorgestelde grace period relatief lang vinden. Tijdens een grace period, die ingaat op het moment dat een lidstaat een lening ontvangt, hoeft de ontvangende
lidstaat voor de duur van deze grace period geen aflossingen te doen. De Europese Commissie gaf aan dat de aanstaande leenactiviteiten
voor het EU-herstelfonds in lijn zijn met eerdere steunprogramma’s, waaronder programma’s
van het Europees Stabiliteitsmechanisme (ESM). Zoals reeds gemeld in de geannoteerde
agenda van de Eurogroep en Ecofinraad van april 2021, wordt de Tweede Kamer over deze
financieringsstrategie van de Europese Commissie geïnformeerd middels een BNC-fiche.
Europese financiële architectuur voor ontwikkelingssamenwerking
De Ecofinraad heeft gesproken over de toekomstige vormgeving van de Europese financiële
architectuur voor ontwikkeling (EFAD) n.a.v. de recent verschenen haalbaarheidsstudie.
Deze bespreking was bedoeld als input voor Raadsconclusies. Besluitvorming over deze
Raadsconclusies wordt verwacht in mei. De Raad Buitenlandse Zaken/Ontwikkelingssamenwerking zal op 29 april over dit onderwerp spreken.
In oktober 2019 presenteerde de «Wise Persons Group» hun onafhankelijke analyse over EFAD. In december 2019 heeft de Raad opdracht gegeven
om op basis daarvan een haalbaarheidsstudie uit te laten voeren door onafhankelijke
consultants naar drie mogelijke opties voor de toekomst van EFAD: (1) Scenario A – een
Europese ontwikkelingsbank met als basis de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling
(EBRD), (2) Scenario B – een Europese ontwikkelingsbank met als basis een dochteronderneming
van de Europese Investeringsbank (EIB) voor EU-externe activiteiten (3) Scenario C –
verbeteren van de huidige architectuur («status quo +»).
Scenario C («status quo +») komt het gunstigste uit de vergelijking van de consultant.
In dit scenario wordt de diversiteit en de complementerende kwaliteiten van verschillende
uitvoerders (waaronder de EBRD, EIB en nationale ontwikkelingsbanken binnen de EU)
optimaal benut, zonder dat een omvangrijke en tijdrovende institutionele herziening
of additioneel kapitaal nodig is. Echter, dit vraagt om ambitieuze verbeteringen zoals
de ontwikkeling van de juiste prikkels, nauwere samenwerking tussen de spelers en
betere aansluiting bij de ontwikkelingsprioriteiten van de EU. Met de opzet van het
EU-externe financieringsinstrument NDICI is al een stap in de juiste richting gezet.
In de Ecofinraad was brede steun voor Scenario C («status quo +»). Meerdere lidstaten
gaven aan dit scenario de voorkeur te geven omdat zo de complementerende kwaliteiten
van de verschillende uitvoerders optimaal benut kunnen worden. Ook benadrukten meerdere
lidstaten het belang van «policy first» – een sturende en coördinerende rol van de Raad en de Europese Commissie. Daarnaast
benoemde een aantal lidstaten eventuele vervolgstappen bij de EBRD en de EIB om Scenario
C te laten slagen, waarover besluitvorming in beide Raden van Bewind zal plaatsvinden.
Nederland heeft aangegeven dat het belangrijk is dat de «status quo +» ook echt een
stap vooruit betekent. Daarnaast heeft Nederland het belang van een open architectuur
met gelijk speelveld benadrukt en de noodzaak voor de juiste prikkels om onderlinge
samenwerking tussen alle uitvoerders daadwerkelijk te verbeteren. Verder heeft Nederland
benadrukt dat de uitvoering binnen de beschikbare middelen dient plaats te vinden.
Internationale vergaderingen – Terugkoppeling G20-vergadering van Ministers van Financiën
en Presidenten van Centrale Banken op 7 april
Het Portugese voorzitterschap en de Europese Commissie hebben een terugkoppeling gegeven
over de tweede G20-vergadering van Ministers van Financiën en Presidenten van Centrale
Banken onder het Italiaanse Voorzitterschap, die op 7 april jl. plaatsvond.
In de G20-vergadering is uitgebreid stilgestaan bij de stand van de mondiale economie,
de herstelfase van de COVID-19-crisis en hoe gecoördineerd beleid van de G20-landen
daar een rol in kan spelen. Daarnaast vond er een discussie plaats over de mogelijkheden
om kwetsbare landen te helpen en werd de voortgang van de onderhandelingen over belastingheffing
in een digitaliserende economie besproken. Tot slot hebben landen van gedachten gewisseld
over zaken aangaande de financiële sector, zoals de vergroening van de financiële
sector. Nederland was door Italië uitgenodigd om als gastland deel te nemen aan de
G20. De Tweede Kamer zal binnenkort een separaat verslag omtrent de uitkomsten van
de G20 (en de IMF-voorjaarsvergadering) ontvangen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.B. Hoekstra, minister van Financiën