Brief regering : Werken vanuit drie randvoorwaarden voor het Programma Gezonde Groene Leefomgeving
32 793 Preventief gezondheidsbeleid
Nr. 549
BRIEF VAN DE MINISTERS VOOR MEDISCHE ZORG EN VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
EN VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 april 2021
In deze brief informeren wij uw Kamer over het Programma Gezonde Groene Leefomgeving.
Inleiding
Een gezonde leefomgeving is een belangrijk goed. De mens is onderdeel van de leefomgeving
en de leefomgeving is onderdeel van het menselijk bestaan. Zij beïnvloeden elkaar
en als wij betrokken en met aandacht met de leefomgeving omgaan dan heeft dat een
positieve invloed op onze gezondheid en op het ecologisch systeem als geheel. De impact
van COVID-19 op onze gezondheid en op de inrichting van leefomgeving laat deze wisselwerking
ook duidelijk zien1.
In de Landelijke Nota Gezondheidsbeleid 2020–2024 (LNG)2 en in de uitvoeringsagenda van de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) zijn ambities gesteld
die betrekking hebben op een gezonde en natuurinclusieve leefomgeving. Er is aangegeven
dat er gewerkt wordt vanuit een Health in All Policies-benadering. Dit betekent dat
gezondheidsvraagstukken vanuit een breed perspectief worden aangepakt, waarbij de
verschillende domeinen worden overstegen. Zo is in de LNG de ambitie geformuleerd
dat in 2024 gezondheid een vast onderdeel zal uitmaken van de belangenafweging in
ruimtelijk beleid en dat bij landelijke en decentrale beleidsontwikkeling er meer
verbinding tussen het fysieke-3 en het sociale beleidsdomein zal zijn. Ook zijn er ambities geformuleerd op het vlak
van achterstandswijken, toegankelijkheid, gezondheidsverschillen, ouderen en mentale
druk bij jongeren.
Een gezonde en leefbare omgeving bestaat niet zonder natuur. Het is de basis van ons
voortbestaan en de economie. Het kabinet streeft ernaar tot een volledige gunstige
staat van instandhouding te komen conform de Habitatrichtlijn en wil toewerken naar
een verkleining van de ecologische voetafdruk (Kamerstuk 26 407, nr. 136). Om biodiversiteit te herstellen is verbinding met en samenwerking tussen verschillende
beleidssectoren en maatschappelijke actoren nodig, zo ook met de gezondheidssector.
Er bestaat een grote synergie tussen de inspanningen gericht op gezondheid en de natuur
en biodiversiteitsdoelstellingen.
De nieuwe Omgevingswet die naar verwachting in 2022 in werking treedt, is erop gericht
om een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit te bereiken en in stand te houden
en de fysieke leefomgeving zodanig te beheren, te gebruiken en te ontwikkelen dat
alle maatschappelijke functies ook op de lange termijn duurzaam vervuld kunnen worden.
In deze brief zetten wij uiteen hoe VWS en LNV via het Programma Gezonde Groene Leefomgeving (PGGL) de betrokken landelijke, regionale en lokale partijen wil ondersteunen in
de ambitie om gezondheid meer integraal en volwaardig te betrekken in het beleid op
het gebied van de (inrichting van de) fysieke leefomgeving. Dit programma is aangekondigd
in de Landelijke Nota Gezondheidsbeleid (LNG) en in de uitvoeringsagenda van de Nationale
Omgevingsvisie (NOVI). Het RIVM gaat in nauwe samenwerking met ZonMW dit programma
uitvoeren.
Deze brief is als volgt ingedeeld:
A. Gezonde Groene leefomgeving als instrument voor gezondheid
B. Huidige ziektelast in relatie tot leefomgeving
C. Rollen en verantwoordelijkheden en (een greep uit) de bestaande initiatieven
D. Wat kan beter en waar liggen de (meekoppel-) kansen op gezonde groene leefomgeving?
E. Drie randvoorwaarden om aan te werken met elf actielijnen (zie bijlage).
Bij de actielijnen wordt – samen met de andere relevante ministeries – ook de verbinding
gezocht met de effecten die COVID-19 heeft op de fysieke en sociale samenleving.
Samenvatting
De leefomgeving kan positief bijdragen aan het lichamelijk (fysiek), geestelijk (mentaal)
en sociaal welbevinden van mensen. Dit kan via de inzet van zowel gezondheidsbevordering
(bijvoorbeeld het stimuleren van lopen, fietsen, het stimuleren van gezonde voeding
of de aanleg van parken, natuur of landschap) als via gezondheidsbescherming (verminderen
van luchtvervuiling, lichtvervuiling, blootstelling aan Uv-straling en geluidshinder
door bijvoorbeeld onder de milieunorm afspraken te maken, normen goed te handhaven,
elektrisch vervoer in te zetten, gebruik te maken van deelauto’s en het reduceren
van risico’s op infectieziekten, klimaatverandering en bevorderen van veiligheid).
Dat burgers zelf invloed kunnen uitoefenen op het eigen leven en de eigen leefomgeving
en daar handelingsperspectief in ervaren is hierbij essentieel. De (Rijks-) overheid
kan – naast de normerende en regelgevende taken – op het gebied van gezonde leefomgeving
regionale en lokale partijen stimuleren en faciliteren.
Urgente ontwikkelingen, zoals COVID-19, sociaal economische gezondheidsverschillen,
vergrijzing, overgewicht, eenzaamheid, klimaat en achteruitgang van natuur, maar ook
bijvoorbeeld de relatief hoge ziektelast door milieufactoren/vervuiling, stedelijke
verdichting en krimp geven het belang aan om steviger in te zetten op een gezonde
groene leefomgeving.
De Omgevingswet die vanaf 2022 van kracht wordt geeft bestuurders en beleidsmakers
meer ruimte om een gezonde groene leefomgeving te ontwikkelen. In de NOVI is aangegeven
dat het Rijk ook in samenwerking met regionale en lokale partijen regionale keuzes
zal maken. Integrale samenwerking tussen verschillende domeinen op alle schaalniveaus
(landelijk, regionaal en lokaal) is cruciaal voor het realiseren van een gezonde groene
leefomgeving. Deze samenwerking is nu vaak nog sectoraal georganiseerd en er is een
cultuuromslag nodig en goede kennis en instrumenten om een integrale aanpak adequaat
te faciliteren. Tegelijkertijd zijn er diverse Nationale opgaven en Rijksambities
die meekoppelkansen bieden of juist beperkingen met zich meebrengen4 voor de gezonde groene leefomgeving, zoals het programma verstedelijking en wonen
(BZK), de citydeals van BZK, de ontwikkeling landelijk gebied (meerdere programma’s
van BZK, LNV en IenW, gericht op o.a. landschap, natuur en water), de biodiversiteitsopgave
(LNV), klimaatmitigatie w.o. de energietransitie (EZK), klimaatadaptatie- en mitigatie
(IenW en EZK), milieu (IenW, o.a. microplastics, Schone Lucht Akkoord, waterkwaliteit),
nationale veiligheid (DEF), de Luchtvaartnota 2020–2025, het Preventieakkoord (VWS),
de mobiliteitsopgave vanuit IenW en «Aan de slag met de Omgevingswet» van IenW en
BZK (onder andere de Gids Gezonde Leefomgeving/informatie- en kennispunt Gezonde Leefomgeving),
het Actieprogramma Ruimtelijke ontwerp (BZK en OCW) en de Green Deal Duurzame zorg
voor een gezonde toekomst. Nederland heeft deze programma’s opgenomen in haar National
Portfolio of Actions ten behoeve van de Ostrava declaratie van het Environment and
Health Program of the WHO-EU.
Er zijn al veel mooie landelijke, regionale en lokale initiatieven en praktijkvoorbeelden
op gezonde leefomgeving en er is ook al veel kennis en informatie. Het is dan ook
belangrijk om voort te bouwen op wat er al is.
Uit een eerste inventarisatie van het RIVM onder partijen die verantwoordelijk zijn
voor de inrichting van een gezonde groene leefomgeving blijkt dat er behoefte is aan:
– Meer structuur & helderheid over rollen en verantwoordelijkheden
– Behoefte aan kennis op aantal terreinen, bijvoorbeeld wat het effect/(economische)
baten van maatregelen rond inrichting leefomgeving op de gezondheid is inclusief (onderbouwde)
praktijkvoorbeelden betrekking hebbend op het werken aan een gezonde groene leefomgeving.
– Vaardigheden voor de nieuwe, integrale samenwerking en vormgeving van een gezonde
groene leefomgeving
– Instrumenten zoals stappenplannen en leidraden, om bijvoorbeeld bestuurders de urgentie
te laten voelen en de kansen te laten zien om aan de slag te gaan met een gezonde
groene leefomgeving en om hen te betrekken bij het proces.
– Eenvoudig bruikbare, kwantitatieve data, met name op gemeente-, wijk- en buurtniveau
– Behoefte aan inzicht in hoe burgers/bewoners te betrekken bij de inrichting van een
gezonde groene leefomgeving en eigenaarschap bij hen te creëren.
Instrumenten zoals stappenplannen en leidraden kunnen bijvoorbeeld bestuurders de
urgentie laten voelen om aan de slag te gaan met een gezonde groene leefomgeving.
Eenvoudig bruikbare, kwantitatieve data, met name op gemeente-, wijk- en buurtniveau
kunnen helpen bij het maken van goede beleidsbeslissingen of om burgers goed te kunnen
informeren over besluiten. Ook zijn er nog uiteenlopende kennisimpulsen nodig, zoals
op klimaat & gezondheid en microplastics en is er aandacht nodig om bestaande kennis
in de praktijk beter mee te nemen, bijvoorbeeld bij infectieziekten. Tot slot mag
de monitoring en evaluatie van beleid niet ontbreken, zodat er ook goed onderbouwde
interventies kunnen ontstaan en zodat we kunnen blijven leren en doorontwikkelen,
zowel op landelijk als regionaal en lokaal niveau.
Door in te zetten op drie randvoorwaarden met elf actielijnen in het Programma Gezonde
Groene Leefomgeving willen we werken aan meer structuur, eenduidige en complete kennis,
overzichtelijke data en praktische instrumenten ter ondersteuning van de regionale
en lokale keuzes die zowel het Rijk, als provincies, gemeenten en andere (regionale-
en lokale partijen) moeten maken om gezondheid meer integraal en volwaardig mee te
nemen in het beleid op het gebied van de fysieke leefomgeving. Specifieke aandacht
moet ook gaan naar burgerinitiatieven en de integratie van burgerperspectieven en
ervaringsdeskundigen. Er wordt nadrukkelijk aangesloten bij de NOVI-gebieden en omgevingsagenda’s
die vanuit BZK worden gecoördineerd. Tegelijkertijd wordt ook via een specifieke gebiedsgerichte
aanpak gekeken waar gezondheid nadrukkelijk meer aandacht behoeft.
VWS en LNV zullen met het Programma Gezonde Groene Leefomgeving niet in de bevoegdheden,
noch in de verantwoordelijkheden treden van deze ministeries. Het programma Gezonde
Groene Leefomgeving faciliteert het beleid van deze ministeries, zodat we gezamenlijk
de handschoen op kunnen pakken. Daarbij werkt ze mee om de strategische lijnen rond
gezonde leefomgeving uit te zetten en ze bouwt voort op de bestaande initiatieven
die er zijn. Het programma wordt uitgevoerd door het RIVM en in nauwe samenwerking
met ZonMW, waarbij relevante partijen en experts betrokken zullen worden in de uitwerking
van het programma.
A. Gezonde groene leefomgeving als instrument voor gezondheid
Een gezonde leefomgeving5 is een leefomgeving die als prettig wordt ervaren, die uitnodigt tot gezond gedrag
en waar de druk op de gezondheid zo laag mogelijk is. Het bevordert ook de positieve
gezondheid. Met positieve gezondheid wordt de eigen kracht van mensen benadrukt. De
leefomgeving (school, werk, zorginstelling, wijk, stad, regio, landelijk- en natuurgebied)
kan een instrument zijn om te komen tot gezondheidswinst. Dit kan via de inzet van
zowel gezondheidsbevordering (bijvoorbeeld het stimuleren van bewegen, vergroenen
van de omgeving of goede beschikbaarheid van gezonde voeding) als via gezondheidsbescherming
(bijvoorbeeld door verminderen van luchtvervuiling, lichtvervuiling, blootstelling
aan UV-straling en geluidshinder). Het betekent dat de fysieke leefomgeving zo wordt
ingericht dat deze gezond is, toegankelijk is voor iedereen én dat mensen deze kunnen
benutten voor een gezonde leefstijl. Dat wil zeggen, het makkelijker maken van een
gezonde leefstijl (toegang tot groen, bewegen, gezond voedingsaanbod, rookvrije leefomgeving,
verstandig zongedrag), het verlagen van stressniveaus waardoor de mentale gezondheid
verbetert, het vergroten van het gezondheidspotentieel van kwetsbare groepen, het
vergroten van de toegankelijkheid voor mensen met een beperking of ouderen en het
creëren van een leefomgeving waarin mensen zich sociaal inclusief voelen. Een leefomgeving
met een goede omgevingskwaliteit die bijdraagt aan maatschappelijk welbevinden. Kortom,
het heeft effect op de brede welvaart.6
Meer concreet is een gezonde leefomgeving een omgeving die, bijvoorbeeld:
– schoon en veilig is;
– uitnodigt tot ontspanning, bewegen, spelen en sporten, fietsen, wandelen en ontmoeten;
– zorgt voor goede bereikbaarheid en openbaar vervoergebruik stimuleert;
– aantrekkelijk en herkenbaar is door een zorgvuldig ontwerp en inzet van erfgoed en
identiteit van leefomgeving;
– een goede milieukwaliteit (geluid, lucht, water, bodem, externe veiligheid) heeft;
– voldoende groen, biodiversiteit en water bevat en voorbereid is op een klimaat met
grotere weersextremen (bv. hitte en UV-straling), maar ook verspreiding van infectieziekten
voorkomt;
– gezonde en duurzame woningen heeft;
– uitnodigt tot het maken van gezonde voedselkeuzes
– een gevarieerd aanbod aan voorzieningen (bijvoorbeeld woningen, scholen, winkels,
cultuur, bedrijven, openbaar vervoersvoorzieningen, sport) biedt;
– rekening houdt met de behoeften van de (toekomstige) bewoners en specifieke bevolkingsgroepen
(kinderen, ouderen, chronisch zieken, mensen met beperkingen, lagere inkomensgroepen),
arbeid en arbeidsomstandigheden en toegankelijk is voor iedereen.
Uit: http://www.groenvoorgezondbeleid.nl/
7
Investeren in meer groen vermindert o.a. depressie, obesitas, diabetes, hart- en vaatziekten
en andere chronische ziekten. De baten zijn het hoogst in dichtbevolkte wijken waar
nu weinig groen is en waar veel mensen niet makkelijk zelfstandig kunnen reizen: kinderen,
ouderen en lager inkomen en opleiding. Investeren in een groene omgeving kan op diverse
fronten winst opleveren, zoals vermindering zorg- en verzuimkosten en economische
voordelen. Het aanwezige groen moet dan wel gebruikt worden: bij verblijf van > 2
uur in de natuur ervaren mensen een verbeterde mentale en fysieke gezondheid.
Er zijn interventies die op meerdere fronten (economisch, en voor gezondheid, milieu
en duurzaamheid) positief kunnen uitwerken, zoals bijvoorbeeld maatregelen gericht
op het stimuleren van lopen en fietsen, of de aanleg van groen en water8. Als op meerdere fronten tegelijk en integraal gewerkt wordt zijn interventies waarschijnlijk
effectiever. Het gebruik van bijvoorbeeld schooltuinen lijkt een positief effect te
hebben op de consumptie van groente en fruit bij kinderen, als het gecombineerd wordt
met voedingsonderwijs, waarin ook aandacht wordt besteed aan de herkomst van het voedsel.
Groene schoolpleinen nodigen uit tot meer spelen en bewegen. Schooltuinen kunnen daarnaast
bijdragen aan betere bestuivers die op hun beurt van belang zijn voor de voedselvoorziening.9
Voor bestuivers is bijvoorbeeld een biodiverse tuin met, het liefst het hele jaar
door, bloemen (voedsel) en rommelige hoekjes voor nestelgelegenheid van essentieel
belang. Bestuiving is noodzakelijk voor meer dan 75% van onze voedselgewassen, vooral
groenten en fruit, en voor meer dan 85% van de wilde planten in de natuur.
Onderzoeken naar integrale wijkaanpak in achterstandswijken laten zien dat maatregelen
die zich richten op de leefbaarheid van de wijk ook gunstig kunnen zijn voor de gezondheid.
Ontwikkelingen in de zorg, zoals bijvoorbeeld het (langer) thuis blijven van mensen
met GGZ-problematiek, brengen meer kwetsbare bewoners terug naar de wijk (ouderen,
GGZ-cliënten). Dit vraagt om een versterking van de kwaliteit van de openbare ruimte
en van de directe (sociale) omgeving. De green deal duurzame zorg voor een gezonde
toekomst werkt aan gezondheidsbevordering via onder andere de fysieke zorg omgeving
door het delen van goede voorbeelden en waar mogelijk de effectiviteit van die interventies
te beoordelen (https://www.rivm.nl/green-deal-duurzame-zorg). Er zijn ook mooie initiatieven die hier op inspelen zoals de groene netwerken die
worden aangelegd in en rondom steden (https://www.staatsbosbeheer.nl/over-staatsbosbeheer/dossiers/groene-met…). Tegelijkertijd zal ook rekening gehouden moeten worden met eventuele negatieve
effecten van beleid. Meer stedelijk groen bijvoorbeeld bevordert de gezondheid en
het welbevinden van mensen en kan dienen als klimaatadaptatiemaatregel, draagt bij
aan het herstel van biodiversiteit, maar het kan ook bepaalde allergische klachten
opwekken of vectoren van ziekten (muggen en teken) verspreiden. De uitdaging waar
we gezamenlijk voor staan, is hoe deze beide bewegingen te combineren zonder dat er
nieuwe risico’s ontstaan en hoe we de risico’s kunnen mitigeren.
Richtinggevende kernwaarden voor een gezonde leefomgeving ontworpen door GGD GHOR
organisaties als één geheel samen met het RIVM10 zijn:
– Kinderen groeien op in een rookvrije omgeving
– Voor iedereen zijn er – dichtbij en toegankelijk – aantrekkelijke plekken
– De leefomgeving draagt bij aan een gezond gewicht
– Wonen en druk verkeer zijn gescheiden
– Functies (wonen, werken, voorzieningen) zijn goed gemengd, overlast gevende bedrijven
staan op afstand
– Actief vervoer (lopen en fietsen) is in beleid, ontwerp en gebruik de standaard
– Tussen kernen zijn goede (e-)fiets- en OV-verbindingen
– Het binnenklimaat is prettig en gezond
– Minimaal één zijde (gevel) van een woning is aangenaam
– Er zijn voldoende betaalbare levensloopgeschikte woningen
– Recreatieplekken bieden voldoende mogelijkheden tot het mijden van UV-straling
B. Ziektelast in relatie tot de leefomgeving
Terwijl de levensverwachting in Nederland de komende jaren naar verwachting nog iets
zal stijgen, neemt tegelijkertijd ook het percentage chronisch zieken toe en blijven
gezondheidsverschillen tussen hoog en laag opgeleiden onverminderd groot11. Ook het risico op uitbraken van infectieziekten door de snelle manier van verplaatsen,
bevolkingsdichtheid, vergrijzing neemt toe. Ongezonde voeding (8,1%) is na roken de
belangrijkste oorzaak van te voorkomen ziekten in Nederland. Overgewicht en obesitas
zorgen voor 3.7% van de ziektelast. Het percentage mensen met overgewicht blijft onverminderd
hoog (50,1%)12. Te weinig bewegen draagt voor 2.3%13 bij aan de totale ziektelast in Nederland en tegelijkertijd draagt overgewicht weer
bij aan een ernstig beloop van infectieziekten14. Ook de gezondheidsachterstanden van mensen met een lager opleidingsniveau en inkomen
zijn de afgelopen decennia niet of nauwelijks kleiner geworden, ondanks flinke inspanningen
van Rijk en gemeenten op het gebied van gezondheidsbevordering. Op sommige punten
zijn gezondheidsachterstanden zelfs toegenomen. Dit constateert ook de WRR in «Van
verschil naar potentieel»15 en de RVS in zijn essay over gezondheidsverschillen van 2020.16
Op het gebied van gezondheidsbescherming wordt geconstateerd dat er steeds meer aandacht
is voor luchtkwaliteit en dat gezondheid steeds vaker centraal staat. Tegelijkertijd
is de ziektelast als gevolg van bijvoorbeeld milieu aanzienlijk (4%)17 en is ook in de Landelijke Nota Gezondheidsbeleid aangegeven dat er blijvende aandacht
nodig is om de ziektelast verder omlaag te krijgen. Dit geldt voor thema’s als geluid,
luchtverontreiniging, binnenmilieu, hittestress, UV-straling, allergieën, en zorgwekkende
stoffen (zoals PFAS) en wellicht ook voor microplastics. Ook infectieziektebestrijding
kan een relevante bijdrage leveren aan een gezonde leefomgeving. Met het veranderen
van de leefomgeving vindt er ook een veranderende blootstelling plaats aan ziekteverwekkers
van dieren (zoönosen) en vectoren (zoals muggen en teken), ziekteverwekkers die in
water voorkomen. Bij ruimtelijke ontwikkelingen, ook bij klimaatadaptatie, is het
belangrijk rekening te houden met het zo veel als mogelijk voorkómen van gezondheidsrisico’s
van omgevingsfactoren (pollen etc) en infectieziekten vanuit de leefomgeving veroorzaakt
door bijvoorbeeld ratten, teken en muggen.
Ziektelast als gevolg van milieu
In de VTV 201818 is de bijdrage van verschillende determinanten aan de ziektelast berekend. Een ongezond
binnen- en buitenmilieu veroorzaakt volgens die berekening circa 4 procent van de
ziektelast, met luchtverontreiniging als de belangrijkste oorzaak.
Daarvan komen er 175.000 DALY’s19 voor rekening van blootstelling buitenshuis en 25.00020 voor rekening van blootstelling binnenshuis. Een aantal effecten van milieufactoren
zoals IQ-verlies en hoge bloeddruk door blootstelling aan lood (goed voor samen bijna
10.000 DALY’s) of slaapverstoring door geluid (25.000 DALY’s) zijn in de cijfers van
de ziektelast in de VTV van 2018 niet meegenomen. Ook bezorgdheid, hinder, welzijn
en kwaliteit van leven vielen buiten de VTV-benadering. Het betrekken van deze milieufactoren
kan de ziektelast verhogen van 4% naar circa 5% van het totaal21.
Luchtverontreiniging
Luchtverontreiniging levert verreweg de grootste bijdrage aan de milieugerelateerde
ziektelast22. Ondanks het feit dat we in Nederland goeddeels voldoen aan de Europese normen voor
luchtkwaliteit overlijden jaarlijks 11.000 Nederlanders vroegtijdig door luchtverontreiniging.
Met de huidige grenswaarden voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) worden gezondheidseffecten beperkt maar zeker niet voorkomen. Ook onder de normen
treden belangrijke gezondheidseffecten op23. Gemiddeld leven Nederlanders 9 maanden korter als gevolg van vervuilde lucht. Luchtverontreiniging
heeft zelfs een lager geboortegewicht en een verhoogde sterfte onder pasgeboren kinderen
tot gevolg24.
Een groot deel van de effecten wordt toegeschreven aan uitstoot door verkeer25. Ook intensieve veehouderijen (geitenhouderijen en in mindere mate pluimveehouderijen)
worden in verband gebracht met een verhoogd risico op longontstekingen.26 Met het Schone Lucht Akkoord werkt het kabinet, samen met gemeenten en provincies,
aan een permanente verbetering van de luchtkwaliteit om gezondheidswinst te realiseren.
Inzet van het kabinet is om in alle relevante sectoren een dalende trend in te zetten
van emissies naar de lucht, met als doel om 50% gezondheidswinst in 2030 ten opzichte
van 2016 te behalen, voor de gezondheidseffecten afkomstig van Nederlandse bronnen.
Geluid
Ook op het gebied van geluid is nog winst te behalen: uit landelijk vragenlijst onderzoek
blijkt dat zo’n 10% van de bevolking ernstige hinder door geluid van wegverkeer ondervindt27. Uit de richtlijnen voor omgevingsgeluid van de WHO blijkt dat geluid een belangrijke
rol speelt bij de gezondheid van mensen. Geluid in de leefomgeving heeft invloed op
de gezondheid. Mensen kunnen er last van hebben als ze geluid horen (hinder). Ook
kan het ervoor zorgen dat ze minder goed slapen of de dagelijkse activiteiten verstoren.
Verder kunnen mensen er stress van krijgen. Als mensen lange tijd aan te veel geluid
blootstaan, kan dat aanleiding geven tot chronische effecten, zoals verhoogde bloeddruk
en verhoogde niveaus van het stresshormoon cortisol. Dit verhoogt het risico op hart-
en vaatziekten. Ook kan geluid een negatieve invloed hebben op de leerprestaties van
kinderen. Wetenschappers denken dat een rustige omgeving helpt om te herstellen van
de negatieve effecten van geluid. Geluid van wegverkeer is in Nederland de belangrijkste
bron van geluidhinder en slaapverstoring in de woonomgeving. Geluid van buren staat
op een tweede plaats.
Binnenmilieu
Mensen brengen 90% van de tijd binnen door, waarvan 70% in de eigen woning.
Een gezond binnenmilieu is dus heel belangrijk. Bepaalde (concentraties van) stoffen
in de binnenlucht en de hygiënische en thermische omstandigheden in de woning kunnen
namelijk leiden tot bijvoorbeeld infectieziekten28. De kwaliteit van het binnenmilieu wordt bepaald door ventilatiegedrag en -mogelijkheden,
het aantal bewoners en gebruikers en hun gedrag en activiteiten (o.a. roken, koken,
douchen, was drogen), aanwezigheid van huisdieren, planten, emissies uit consumentenproducten,
maar ook door de gebruikte bouwmaterialen voor het gebouw en bronnen van buiten, zoals
verkeer, industrie of agrarische bedrijvigheid. Verder spelen de indeling van het
huis en de ligging een rol.
Microplastics
Nog niet van alle milieufactoren is de ziektelast bekend, zoals van nieuwe zorgwekkende
stoffen die in toenemende mate in de leefomgeving worden gevonden. Bijvoorbeeld de
hoeveelheid microplastics in lucht, drinkwater en voeding lijkt toe te nemen, terwijl
de humane risico’s nog onvoldoende bekend zijn. De kennishiaten zijn recent beschreven
in een kennisagenda Microplastics en Gezondheid (van ZonMw, in opdracht van IenW).
Effecten van klimaatverandering, adaptatie en mitigatie
Blootstelling aan UV-straling, hittestress en infectieziektenrisico’s uit de leefomgeving
kunnen leiden tot een hogere ziektelast. Door de klimaatverandering kan er in de toekomst
ook meer zomersmog (ozon) voorkomen. Insecten krijgen hogere overlevingskansen als
gevolg van hogere temperaturen. Ook pollenallergie neemt toe. Door langere periodes
van hogere temperaturen wordt het pollenseizoen langer en komen er nieuwe soorten
pollen bij. Bovendien neemt de productie van pollen toe. Door meer CO2 in de lucht zou de allergeniciteit van pollen ook nog eens toenemen. Daarnaast zijn
door droogte bijvoorbeeld bomen kwetsbaarder voor ziektes en plagen. Bij extreme regenval
kan afspoeling van mest- en riooloverstorten zorgen voor besmet oppervlaktewater en
grondwater. Wat zijn de gezondheidsgevolgen hiervan en welke maatregelen zijn nodig?
En wat zijn de gezondheidseffecten van klimaatmaatregelen? Welke type bomen en planten
in een leefomgeving gedijen het best onder welke omstandigheden? Verkeerd ontworpen
fysieke adaptatiemaatregelen kunnen potentieel de infectiedruk in de stad vergroten,
bijvoorbeeld vanwege teken, ratten of pathogenen in water. Kennis ten behoeve van
klimaatadaptatiemaatregelen die hier rekening mee houden, ontbreekt vaak nog en is
dermate specialistisch dat expertise van infectieziekten-deskundigen vereist is.
Een recente kennisagenda Klimaat en Gezondheid29 (van ZonMw, in opdracht van VWS) beschrijft de prioritaire kennisbehoeften om tot
geïnformeerde beslissingen te komen. De betrokkenheid van vele departementen in klimaatadaptatie
en -mitigatie en het versterken van de biodiversiteit levert meekoppelkansen voor
de gezonde leefomgeving. In de Green Deal Duurzame Zorg voor een gezonde toekomst
werkt VWS met veldpartijen aan deze ambities in de zorg sector. Het doel van de Green
Deal is de milieu druk van de zorg te verlagen en daarmee de negatieve effecten van
de zorg sector op de gezondheid te verminderen. De Green Deal zet in op gezondheidsbevordering
via de leefomgeving voor patiënten, cliënten en personeel.
C. Rollen en verantwoordelijkheden en bestaande initiatieven
Waar beleid concreet wordt toegepast liggen aangrijpingspunten voor de integrale afwegingen.
De Omgevingswet die naar verwachting vanaf 2022 van kracht wordt, geeft bestuurders
en beleidsmakers ook meer handvatten om samen met burgers een gezonde groene leefomgeving
te ontwikkelen. In de Omgevingswet is bijvoorbeeld vastgelegd dat overheden bij het
ontwikkelen van gebieden in een zo vroeg mogelijk stadium nadenken over het realiseren
van een gezonde groene fysieke leefomgeving. Zij kunnen lokale gezondheidsambities
vastleggen en uitwerken in verschillende instrumenten van de Omgevingswet, die daar
in het algemeen ook voldoende handvatten voor biedt.
De Omgevingswet biedt niet zonder meer voldoende handvatten voor het creëren van een
gezonde voedselomgeving30. Een aantal wethouders heeft recent nadrukkelijk aangegeven behoefte te hebben aan
juridische handvatten om ook de «voedselomgeving» gezonder te maken. Hierover gaat
de motie van de Kamerleden Sazias en van Esch31 waarin de regering wordt verzocht om in samenspraak met gemeenten te bezien hoe wettelijk
verankerd kan worden dat gemeenten meer instrumenten krijgen om te zorgen voor een
gezonde voedselomgeving. Staatssecretaris Blokhuis heeft toegezegd32 mogelijke oplossingsrichtingen te bestuderen en uiterlijk mei 2021 een reactie op
aan de Tweede Kamer te sturen.
De Nationale Omgevingsvisie biedt de basis om regionaal inhoudelijke keuzes te maken.
Een van de vier integrale prioriteiten van de NOVI luidt Sterke en gezonde steden
en regio’s. Het Rijk zoekt hierin de samenwerking met de relevante regionale en lokale
partijen. Gezondheid komt daarom ook terug in de samenwerkingsafspraken tussen Rijk
en regio. Er zijn acht NOVI gebieden aangewezen, die dienen als leer- en praktijk
gebieden. Belangrijk instrument hierbij zijn de omgevingsagenda’s. De omgevingsagenda
vormt een belangrijke schakel tussen de omgevingsvisies van Rijk en regio én de verschillende
(lopende) uitvoeringsprogramma’s en trajecten en heeft als doel te zorgen dat de verschillende
visies en acties die er zijn op elkaar afgestemd zijn en een samenhangend geheel vormen.
Het Ministerie van BZK heeft daarin de regie om voor deze samenhang te zorgen en betrekt
daarbij – in samenwerking met relevante andere ministeries – de regionale en lokale
partijen.
Provincies en gemeenten kunnen gezondheid verankeren in omgevingsvisies, omgevingsplannen,
en programma’s. Daarbij kunnen omgevingswaarden worden vastgesteld (zie bijvoorbeeld
www.gezondeleefomgeving.nl en https://aandeslagmetdeomgevingswet.nl). Bij het maken van de plannen is het belangrijk rekening te houden met de rijksregelgeving
inzake aanvullende decentrale milieunormen en normen/ regels met betrekking tot emissies,
hinder en de externe veiligheid. GGD’en hebben een belangrijke rol als ondersteunend
en adviserend orgaan hieromtrent richting gemeenten. Momenteel werkt GGD GHOR aan
het vertalen van de kernwaarden voor een gezonde leefomgeving naar planregels die
gemeenten kunnen benutten voor het realiseren van een gezonde leefomgeving. Enkele
grote steden hebben zelf expertise op het gebied van lucht en geluid. Zij hebben soms
ook hogere ambities dan de wettelijke norm.
De rijksoverheid kan – naast de normerende en regelgevende taken – op het gebied van
gezonde groene leefomgeving ook regionale en lokale partijen stimuleren en faciliteren.
Dat gebeurt ook al op grote schaal via diverse programma’s en initiatieven. VWS richt
zich op dit moment veelal op thema’s die sterk gericht zijn op het sociale domein,
zoals de Gezonde School, het Preventieakkoord, het Nationaal Hitteplan of de Green
Deal Duurzame zorg voor een gezonde toekomst. In het fysieke domein zijn andere departementen
dan VWS aan zet, zoals bijvoorbeeld het programma verstedelijking en wonen (BZK),
de agenda natuurinclusieve samenleving (LNV), de ontwikkeling landelijk gebied (meerdere
programma’s van BZK, LNV en IenW, gericht op o.a. landschap, natuur en water), klimaatmitigatie
w.o. de energietransitie (EZK), klimaatadaptatie- en mitigatie (IenW en EZK), milieu
(IenW, o.a. microplastics, schone lucht akkoord, waterkwaliteit), de Luchtvaartnota
2020–2025, de mobiliteitsopgave vanuit IenW en «Aan de slag met de omgevingswet (IenW/BZK)»
met link naar Gids Gezonde Leefomgeving en i-GLO.
VWS en LNV zullen met het Programma Gezonde Groene Leefomgeving niet in de bevoegdheden,
noch in de verantwoordelijkheden treden van deze ministeries. Het programma Gezonde
Groene Leefomgeving faciliteert het beleid van deze ministeries, zodat we gezamenlijk
de handschoen op kunnen pakken. Daarbij werkt ze mee om de strategische lijnen uit
rond gezonde groene leefomgeving uit te zetten en ze bouwt voort op de bestaande initiatieven.
Er wordt nadrukkelijk aangesloten bij de NOVI-gebieden en omgevingsagenda’s die vanuit
BZK worden gecoördineerd. Tegelijkertijd wordt ook via een specifieke gebiedsgerichte
aanpak gekeken waar gezondheid nadrukkelijk meer aandacht behoeft.
Het RIVM zal in samenwerking met ZonMW het programma gaan uitvoeren en zoekt de samenwerking
met het Programma Duurzame Zorg van VWS.
Een greep uit de landelijke, regionale en lokale initiatieven
Er zijn in Nederland talloze initiatieven die bijdragen aan een gezonde leefomgeving.
Er wordt geïnvesteerd in kennis en wetenschappelijk onderzoek, praktijkvoorbeelden
worden verspreid en er worden handige tools ontwikkeld om te gebruiken bij de inrichting
van een gezonde groene leefomgeving. Ook de rijksoverheid stimuleert ontwikkelingen
op het gebied van (gezonde) leefomgeving door middel van diverse programma’s.
Programma’s van VWS (in samenwerking met andere ministeries)
VWS richt zich op het sociaal domein met bijvoorbeeld de programma’s Gezonde School, Gezonde Kinderopvang, Alles is Gezondheid, Gezonde Wijk, Gezond in de Stad (GIDS)
en GezondIn, Jongeren op Gezond Gewicht (JOGG), Eén tegen eenzaamheid en Onbeperkt
Meedoen, Duurzame zorg, het Nationaal Hitteplan, het Zonkrachtactieplan en het pollenmeetnetwerk.
Daarnaast is er het Nationaal Preventie Akkoord op de thema’s alcohol, roken en overgewicht. In het kader van het Nationaal Sportakkoord werken VWS, NOC*NSF, de VSG (Vereniging Sport en Gemeenten), het Mulier Instituut,
Kenniscentrum Sport en Bewegen en CROW aan de vertaling van de uitgangspunten van
de NOVI naar concrete handvatten voor (met name) gemeenten die willen werken aan de
gezonde omgeving, zoals het programma Maak Ruimte voor Gezondheid en Sportimpuls (ZonMw). ZonMw heeft in samenspraak met RIVM en VWS prioritaire kennisbehoeften geïnventariseerd
en kennisontwikkeling geïnitieerd op het gebied van Klimaat en Gezondheid. Op het thema Gezonde leefomgeving en klimaatverandering wordt op dit moment, in het
kader van de Nationale Wetenschapsagenda, een gezamenlijk gefinancierd onderzoeksprogramma
tussen VWS, LNV, I&W en BZK vormgegeven/uitgewerkt). Ook wordt er met LNV, IenW, en
BZK gewerkt aan knaagdierbeheersing wat onder andere moet leiden tot een actieplan
voor gemeenten. Ook werkt het RIVM in opdracht van VWS aan onderzoeken onder andere
op het terrein van fysieke leefomgeving & gezondheidsbevordering.
Ook beheert het RIVM in opdracht van VWS websites die deels raken aan het thema leefomgeving
en gezondheid: Volksgezondheid en Zorg, Regiobeeld, Loket Gezond Leven, Gezonde school,
Gezonde kinderopvang, de Green Deal Duurzame Zorg, de onderwerpen Gezonde leefomgeving
en Sport en Bewegen op RIVM.nl en het Compendium van de Leefomgeving (samen met PBL,
WUR en CBS). Ook ontwikkelt zij diverse instrumenten. De GO! Methode bijvoorbeeld
biedt afwegingsmogelijkheden en handelingsperspectieven voor gemeenten om de gezondheid
te bevorderen door inrichting van de leefomgeving op wijk- of dorpsniveau. Voor elke
wijk/dorp worden factsheets ontwikkeld waar de wijk/dorpsprofielen, wijk/dorpsprioriteiten
en wijk/dorpsaanpakken gepresenteerd worden, samen met een spinnenwebdiagram dat de
score op de belangrijkste indicatoren per thema samenvat en vergelijkt met het gemiddelde
in de stad/gemeente. Andere door RIVM relevante instrumenten zijn bijvoorbeeld de
Milieugezondheidsrisico indicator (MGR) en de Groene Batenplanner.
Programma’s van BZK, IenW, LNV en EZK
De ministeries BZK, IenW, LNV en EZK maken beleid om bijvoorbeeld de milieugerelateerde
ziektelast vanuit de leefomgeving omlaag te brengen en de negatieve gezondheidseffecten
te verminderen. Voorbeelden van Programma’s/ beleid in het fysieke domein zijn: de Luchtvaartnota 2020–2050, Het Nationaal Milieuprogramma, het Deltaprogramma Ruimtelijke
adaptatie, het Schone Lucht Akkoord (SLA), Energietransitie, Klimaatadaptatie, 5G
en Hoogspanning, Gewasbescherming of de Aanpak Geluidshinder. IenW heeft recent een kennisagenda33 voor beleidsrelevante kennis over Microplastics en Gezondheid laten opstellen als onderdeel van het beleidsprogramma Microplastics wat gericht is
op het terugdringen van microplastics emissies naar het milieu.
Het Ministerie van IenW heeft de afgelopen jaren geïnvesteerd in belangrijke tools
om burgers en professionals te ondersteunen bij het inrichten van een gezonde leefomgeving.
Zo zijn bijvoorbeeld de producten Gids Gezonde Leefomgeving (GiGeL) en de Gezond Ontwerp Wijzer (GOW) ontwikkeld. Deze zijn online beschikbaar via de website www.gezondeleefomgeving.nl (GL). Daarnaast zijn er digitale atlassen met kaarten en informatie op postcode niveau
over leefomgeving en gezondheid: de Atlas Leefomgeving (ALO), de Atlas Natuurlijk Kapitaal (ANK), de Nationale Energie
Atlas (NEA) en de Atlas van de Regio van het Plan Bureau van de Leefomgeving. Een voorbeeld is de gezamenlijke rattenmonitor die gemeenten informatie geeft waar
er overlast is.
Onder de programma’s Agenda Fiets en Ruimte voor Lopen, Doortrappen! of Vitaal werken van het Ministerie van IenW draaien verschillende projecten die praktische kennis
ontwikkelen / toetsen om actieve mobiliteit te stimuleren en de (met name stedelijke)
omgeving beweegvriendelijker te maken. Door de betrokkenheid van gemeenten, provincies
en natuurbeheerders bij deze programma’s ligt ook hier de nadruk op het ontwikkelen
en verspreiden van praktisch toepasbare kennis en interventies. Het Realisatieplan visie LNV (onder andere gezonde voeding en voedselveiligheid, natuur) en de Nationale Adaptatie Strategie (IenW) zijn (deels) gericht op gezondheidsbevordering.
Met het interbestuurlijke en interdepartementale programma Agenda Stad (BZK) hebben steden en rijksoverheid zich sinds 2015 samen met maatschappelijke partners
gecommitteerd aan het bevorderen van innovatie, leefbaarheid en economische groei
in het Nederlandse en Europese stedennetwerk. Op nationaal niveau worden City Deals
gesloten om innovatie aan te jagen op nieuwe stedelijke thema’s zoals klimaatadaptatie,
circulair bouwen en elektrische deelmobiliteit. Met een City Deal committeren departementen,
steden en andere partners zich om op deze thema’s opgavegericht te experimenteren,
te leren en de opgedane kennis te verspreiden. Op het thema gezonde leefomgeving wordt
in de City Deal Ruimte voor Lopen geëxperimenteerd met loopbeleid in een stedelijke
omgeving. Dit hangt samen met de inrichting van de fysieke leefomgeving, mobiliteit,
het nationale preventie akkoord en de NOVI. Door ontwerpend onderzoek, interventies
en experimenten ontwikkelen de partijen in de City Deal kennis over de stad als vitale,
duurzame, veilige, biodiverse en gezonde leefomgeving. In de City Deal Voedsel op
de stedelijke agenda heeft op vier themaclusters kennis opgedaan om de rol van steden
op het gebied van integraal voedselbeleid te versterken. Zo is er onderzoek gedaan
naar het gemeentelijk instrumentarium om te komen tot een gezonde voedselomgeving
en worden hier nu projecten op gestart. In de City Deal Health Hub wordt geëxperimenteerd
om de juiste zorg op de juiste plek te organiseren met de inwoner als centrale spil.
Zo worden er experimenten gedaan met persoonlijke gezondheidsomgevingen voor ouderen
en is er een regionale aanpak Kansrijke Start voor kinderen opgezet.
Het Ministerie van LNV richt zich in spoor twee van het programma natuur samen met
provincies en maatschappelijke partijen op de basiskwaliteit natuur in ruimere zin,
in een natuurinclusieve samenleving. Dit spoor beoogt de samenhang en integratie te
vinden met andere inspanningen de leiden tot een meer natuurinclusieve samenleving.
Dit leidt gezamenlijk met inspanningen van het programma Versterken Biodiversiteit
tot een «Agenda natuurinclusief» (2021–2050)
Met het programma Groene Metropool draagt Staatsbosbeheer bij aan een aantrekkelijk woon- en vestigingsklimaat in Nederlandse
steden. Dat doen zij samen met gemeentes, provincies, collega-terreinbeheerders, ondernemers
en vele andere relevante spelers.
Het Ministerie van OCW richt zich in het kader van de leefomgeving op cultuur, erfgoed,
cultuurlandschap en het effect ervan op de (mentale) gezondheid (bibliotheken, musea,
theaters, muziekpodia, festivals). Daarnaast zet het Ministerie van OCW in op de inzet
van (ruimtelijk) ontwerp om de kwaliteit van de leefomgeving te versterken. OCW heeft
hiervoor het Actieprogramma Ruimtelijk Ontwerp (samen met BZK) en het Stimuleringsfonds
voor Creatieve Industrie.
Ook heeft het kabinet de Nederlandse topsectoren gevraagd bij te dragen aan missies die door vakdepartementen en stakeholders zijn
opgesteld in het kader van het missiegedreven topsectorenbeleid. De essentie hiervan
is dat publieke en private partijen samenwerken om tot innovatieve oplossingen voor
maatschappelijke uitdagingen te komen. Op het thema Gezondheid & Zorg, maar ook op
andere thema’s (bijv. Landbouw, Water en Voedsel) zijn relevante missies opgesteld.
Bijvoorbeeld dat in 2040 de ziektelast als gevolg van een ongezonde leefstijl en ongezonde
leefomgeving met 30% is afgenomen. Dit wil het kabinet onder andere bereiken met innovaties
op het gebied van leefstijl, leef- en werkomgeving, de juiste zorg op de juiste plek,
onbeperkt meedoen in de samenleving door mensen met een chronische ziekte of levenslange
beperking en kwaliteit van leven voor mensen met dementie. Als ook duurzame en gezonde
voeding, in een groene leefomgeving.
D. Wat kan beter en waar liggen de (meekoppel-) kansen op gezonde groene leefomgeving?
Kansen voor gezondheidsbevordering door het benutten van de leefomgeving worden de
laatste jaren steeds meer gezien. Tegelijkertijd kan de samenwerking tussen het sociale
en fysieke domein op het niveau van bestuur en beleid nog aanzienlijk worden verstevigd.
Doordat beide werelden veelal sectoraal zijn georganiseerd en op een andere manier
naar de wereld kijken, is samenwerking niet vanzelfsprekend. Dit geldt niet alleen
op gemeentelijk en provinciaal niveau, maar ook op het niveau van het Rijk. Ook wordt
er nog maar beperkt gemonitord en geëvalueerd, waardoor we weinig inzicht hebben in
de mate/omvang waarin het verbeteren van de leefomgeving gezondheidswinst oplevert.
Tegelijkertijd heeft het milieubeleid de laatste decennia via normering, zonering
en beschermingsmaatregelen (bijvoorbeeld geluidschermen) bijgedragen aan een sterke
verbetering van de leefomgevingskwaliteit en de veiligheid en hiermee de gezondheid.
Om deze trend door te zetten is het belangrijk de ziektelast als gevolg van milieufactoren
te verminderen door gezondheid integraal mee te wegen in de ruimtelijke planvorming,
(meekoppel-) kansen liggen dus bijvoorbeeld bij de ontwikkelingen op het gebied van
mobiliteit, bouw, industrie en landbouw/veehouderij. Met de komst van de integrale
Omgevingswet en de Nationale omgevingsvisie verandert de context sterk en groeien
de noodzaak en de mogelijkheden om gezondheid meer te verbinden aan de processen in
de fysieke leefomgeving.
Ook zijn er diverse Rijksambities die meekoppelkansen bieden of juist beperkingen
met zich meebrengen34 voor de gezonde leefomgeving, zoals het programma verstedelijking en wonen (BZK),
de ontwikkeling landelijk gebied (BZK en LNV, o.a. landschap, groen en water), de
agenda natuurinclusieve samenleving (LNV), de energietransitie (EZK), klimaatadaptatie-
en mitigatie (EZK en IenW), milieu (IenW, o.a. microplastics, schone lucht akkoord,
waterkwaliteit), nationale veiligheid (DEF) en de Luchtvaartnota 2020–2025, het dashbord
verstedelijking (verstedelijkingskeuze en impact op kwaliteit leefomgeving – https://www.collegevanrijksadviseurs.nl/adviezen-publicaties/publicatie…) en mobiliteitsopgave vanuit IenW. Door het samenbrengen van kennis, beleid en praktijk
kan concreet en onderbouwd uitvoering gegeven worden aan beleidsambities. Gezondheid
kan andersom ook een middel zijn om andere beleidsdoelen te verwezenlijken, zoals
meer natuur, minder druk op mobiliteit, klimaatbeleid en duurzame landbouw. Tevens
zullen kunnen adequate maatregelen op het gebied van leefomgeving ook bijdragen aan
de houdbaarheid van de zorguitgaven. Een andere mogelijkheid is om de komende jaren
te verkennen hoe gezondheid een belangrijk onderdeel kan worden voor het maatschappelijk
verantwoord inkopen.
Het is daarbij essentieel dat gezondheidsaspecten bij het ontwerpen en ontwikkelen
van de fysieke en sociale leefomgeving meer dan tot nu toe integraal en van meet af
aan worden meegenomen en geëvalueerd. Het integraal werken aan een gezonde groene
leefomgeving, rekening houdend met alle (leefomgevings-) factoren, belangen en behoeften
die er kunnen spelen, vraagt om een cultuuromslag en ontschotting tussen domeinen,
maar ook om nieuwe vormen van samenwerking waar partijen in moeten groeien, zowel
op landelijk, als regionaal en lokaal niveau. Er is een nieuwe vorm van samenwerking
nodig tussen professionals uit het sociale en fysieke domein en met inbreng van burgers.
Voor deze samenwerking zijn andere competenties en vaardigheden nodig. Veel is lokaal
maatwerk, en afhankelijk van lokale behoeften en mogelijkheden in de fysieke inrichting
van de leefomgeving. Dat neemt niet weg dat we veel van elkaar kunnen leren en we
moeten voorkomen het wiel opnieuw uit te vinden.
In opdracht van het Ministerie van IenW zijn in 2019 coalitieakkoorden van de 51 grootste
gemeenten geanalyseerd op ambities, doelen en beleid voor een gezonde leefomgeving.
In deze analyse zijn gemeenten met elkaar vergeleken in wat ze doen aan een gezonde
leefomgeving. Geconcludeerd is dat slechts in ruim een derde van de coalitieakkoorden
in zijn algemeenheid aandacht wordt gegeven aan een gezonde leefomgeving. Wel worden
door vrijwel alle gemeenten ambities geformuleerd en/of beleid ontwikkeld voor verbetering
van de luchtkwaliteit (bescherming) en een vergroening van de leefomgeving (bevordering).
Het overgrote deel van de gemeenten geeft in het coalitieakkoord aan hoe de gemeente
zich voorbereidt op de Omgevingswet. Slechts een kwart van de gemeenten geeft expliciet
aan dat (het bevorderen van) gezondheid een belangrijke rol speelt bij de omgevingsvisie.
Op dit moment is de kennis en informatievoorziening rond gezonde leefomgeving versnipperd,
gefragmenteerd en er is weinig samenhang. De beschikbare kennis is moeilijk vindbaar
of niet direct toepasbaar voor de praktijk, blijkt uit de eerste resultaten van een
onderzoek van het RIVM.
Ministeries hebben op het thema leefomgeving & gezondheid elk hun eigen beleid met
impulsen en stimulansen voor het veld en hun eigen regelgevings-, kennisintensiverings-
en monitoringsvraagstukken. Daarnaast zijn er regionaal en lokaal veel initiatieven
en innovaties die alle bijdragen aan het vormgeven van een gezonde leefomgeving. Een
goede afstemming als het gaat om kennis en informatievoorziening rond de integrale
benadering van gezonde groene leefomgeving is van belang, zodat kennis en informatie
samengebracht en ontsloten kunnen worden, ter ondersteuning van beleid. Op deze manier
kunnen doublures in het verzamelen van kennis en informatie voorkomen worden en vinden
gebruikers eenduidige (toepasbare) kennis. Tegelijkertijd is om gezondheid breed te
verankeren nauwe samenwerking nodig tussen verschillende domeinen, disciplines en
stakeholders. Daarbij zijn netwerken essentieel, alsook de burgerparticipatie. Het
sociaal domein kan hierin een belangrijke rol spelen.
Uit een eerste inventarisatie van het RIVM onder partijen die verantwoordelijk zijn
voor de inrichting van een gezonde leefomgeving blijkt dat er behoefte is aan:
– Meer structuur & helderheid over rollen en verantwoordelijkheden
– Behoefte aan kennis op aantal terreinen, bijvoorbeeld wat het effect/(economische)
baten van maatregelen rond inrichting leefomgeving op de gezondheid is inclusief (onderbouwde)
praktijkvoorbeelden betrekking hebbend op het werken aan een gezonde leefomgeving.
– Vaardigheden voor de nieuwe, integrale samenwerking en vormgeving van een gezonde
leefomgeving
– Instrumenten zoals stappenplannen en leidraden, om bijvoorbeeld bestuurders de urgentie
te laten voelen en de kansen te laten zien om aan de slag te gaan met een gezonde
leefomgeving en om hen te betrekken bij het proces.
– Eenvoudig bruikbare, kwantitatieve data, met name op gemeente-, wijk- en buurtniveau
– Behoefte aan inzicht in hoe burgers/bewoners te betrekken bij de inrichting van een
gezonde leefomgeving en eigenaarschap bij hen te creëren.
Daarom gaan we via het Programma Gezonde Groene Leefomgeving werken aan drie randvoorden
en elf actielijnen die bijdragen aan meer structuur, eenduidige en complete kennis,
overzichtelijke data en praktische instrumenten ter ondersteuning van de regionale
en lokale keuzes die zowel het Rijk als provincies, gemeenten en andere (regionale-
en lokale partijen) moeten maken om gezondheid meer integraal en volwaardig mee te
nemen in de fysieke leefomgeving. Ook gaan we goed monitoren en evalueren.
E. Programma Gezonde Groene Leefomgeving
VWS verzoekt het RIVM om in nauwe samenwerking met ZonMw een programma Gezonde Leefomgeving
te ontwikkelen. Hierbij wordt gevraagd te gaan werken aan de volgende drie randvoorwaarden
met bijbehorende actielijnen die in bijlage 1 zijn uitgewerkt. Het gaat om:
1. Het creëren van een stevige kennisbasis en kennisinfrastructuur
2. Het stimuleren van de ontwikkeling en gebruik van passende (beleids-) instrumenten
3. Evaluatie en monitoring.
Alle genoemde randvoorwaarden en acties staan direct in verbinding met elkaar en zorgen
gezamenlijk voor een brede verankering van gezondheid en bieden een stevige basis
voor de realisatie van de gestelde beleidsambities. Een passende programma(management)structuur
wordt ontwikkeld om de samenhang en afstemming te borgen. Bij de ontwikkeling van
het programma betrekken het RIVM en ZonMW ook andere belangrijke relevante organisaties,
zowel landelijk, als regionaal en lokaal. RIVM en ZonMw werken deze onderdelen nader
uit in een gezamenlijk voorstel, zodat de samenhang en afstemming tussen de verschillende
onderdelen van het kennisfundament geborgd zijn. Per onderdeel of activiteit van het
kennisfundament kan de «trekkersrol» verschillend worden belegd.
Voor het jaar 2021 hebben we € 1,35 miljoen vrijgemaakt om het programma Gezonde Groene
Leefomgeving op te starten en te gaan werken aan de (kennis-) infrastructuur om beleid,
praktijk en kennis voor het thema gezondheid in ruimtelijke ordeningsvraagstukken
beter aan elkaar te verbinden. Daarbij zullen we ook nadrukkelijk verzoeken in het
eerste jaar aandacht te besteden aan het ontwikkelen van concrete business cases die
als input kunnen dienen voor beleid, zowel op landelijk als regionaal en lokaal niveau.
Essentie is dat dit programma – naast het vergroten van bewustzijn op het thema gezondheid
en leefomgeving – zo mogelijk via SMART-doelstellingen gaat werken en de juiste discussies
opwerpt zodat hierop geanticipeerd kan worden, zowel qua beleid, praktijk en op kennisniveau.
Daarbij wordt ook goed gekeken naar de prioritering en waar de urgentie het grootst
is om beleid op te maken.
Doelstellingen die minder SMART te formuleren zijn, zoals «hoe ziet een omgeving die
sociaal van waarde is (voor cohesie, ontmoeting, zorgzaamheid, onderlinge banden)
er uit?» krijgen hierin ook een plek. Daarnaast is een goede communicatiestrategie
op dit thema ook van belang. Ook zullen we komende maanden via kabinetsbrede middelen
van onderzoeks- en innovatiegelden, zoals de Nationale Wetenschapsagenda en gelden
die worden uitgegeven in topsectorenverband bezien of er voor dit thema nog extra
geld kan worden vrijgespeeld. We informeren u daarover tijdens de voortgangsrapportage
eind 2021/ begin 2022.
Met deze brief hopen wij de complexiteit van het onderwerp gezonde groene leefomgeving
voor alle partijen die hierbij betrokken zijn te hebben geïllustreerd en inzichtelijk
gemaakt. Het vergt tijd, geduld en vertrouwen om in die complexe context organisch
naar elkaar toe werken en te leren hoe we in een veranderende omgeving met alles wat
daarbij komt kijken goed op elkaar kunnen inspelen. Er zit al heel veel goede energie
op dit thema, maar het is een mooie rol voor het Rijk om dit te versterken en daar
de komende jaren met alle belangrijke stakeholders én met burgers aan te kunnen werken.
Wij zullen u eind 2021 informeren over de stappen die zijn gezet op gezonde groene
leefomgeving en over nieuwe inzichten die onderzoeken hebben opgeleverd.
Wij vertrouwen erop u hierbij voldoende te hebben geïnformeerd.
De Minister voor Medische Zorg,
T. van Ark
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
P. Blokhuis
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C.J. Schouten
BIJLAGE 1: RANDVOORWAARDEN EN ACTIELIJNEN
1. Creëren van een stevige landelijke, regionale en lokale kennisbasis en kennisinfrastructuur
Om in te spelen op een goede informatievoorziening en op de juiste manier beleid,
kennis en praktijk op zowel landelijk, regionaal als lokaal niveau te verbinden worden
diverse actielijnen in gang gezet. Bij deze actielijnen wordt – samen met de andere
relevante ministeries – ook de verbinding gezocht met de effecten die COVID-19 heeft
op de fysieke en sociale samenleving35. Specifieke aandacht moet ook gaan naar burgerinitiatieven en de integratie van burgerperspectieven.
Daarbij wordt gevraagd getrapt te werken via een door het RIVM ontwikkeld systeem
van ondersteuningslagen. Deze ondersteuningslagen zijn:
a. Informatie voor iedereen. Professionals, burgers en initiatiefnemers kunnen zelf gemakkelijk overzichten, informatie,
materialen en instrumenten vinden en vervolgens zelf toepassen. Bestaande portals,
zoals gezondeleefomgeving.nl en loketgezondleven.nl, kunnen daarbij behulpzaam zijn.
b. Gerichte ontmoeting en uitwisseling. Professionals leren van elkaar en inspireren elkaar in lerende netwerken en gerichte
laagdrempelige bijeenkomsten bij voorkeur georganiseerd binnen bestaande en nieuw
op te zetten regionale samenwerkingsverbanden. Waar nodig worden hier gerichte trainingsmodules
aan toegevoegd.
c. Advies op maat. Professionals (individueel of in groepen) die complexe problemen hebben, krijgen
advies van experts. Dit kan op verschillende manieren zoals een aantal advies- of
coaching gesprekken. Dat kan zowel online als offline.
Op basis hiervan volgen de volgende actielijnen.
Actie 1: Landelijk kennisportaal (loket) met overzichtelijke informatievoorziening
Gevraagd wordt een landelijk kennisportaal te ontwikkelen gericht op het vereenvoudigen
en in samenhang stroomlijnen en ontsluiten van de informatievoorziening, zoals websites,
tools, stappenplannen, leidraden, praktische informatie, kennis & wetenschappelijk
onderzoek op gezonde leefomgeving te vereenvoudigen en in samenhang te bezien tussen
alle lopende thema’s. Ook moet hierbij aandacht zijn voor de rol die zorg sector hierin
kan spelen. Hierbij wordt gevraagd de samenwerking te zoeken met relevante stakeholders
zoals het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL), Trimbosinstituut, het Voedingscentrum,
Wageningen Universiteit en ZonMw. Expliciete aandacht wordt besteed aan de vraag hoe
informatie op de juiste plek kan komen en wat belemmeringen zijn om informatie te
vinden en gebruiken. Ook wordt gewerkt aan eenheid van taal, zodat de verschillende
domeinen elkaar goed begrijpen en data en informatie goed uitgewisseld kan worden.
Uitgangspunt is dat partijen de informatie goed kunnen gebruiken voor het maken van
beleid, zowel op landelijk- als regionaal als lokaal niveau. Het gaat zowel over gezondheidsbevordering
als gezondheidsbescherming. Verbinding met dossiers als luchtvaart, energietransitie,
natuur en biodiversiteit, infectieziekten, mobiliteit, milieu en klimaat zal daarom
nadrukkelijk moeten worden gezocht, als de diverse programma die binnen VWS zijn vormgegeven.
Dit sluit aan bij acties 2, 3 en 4.
Actie 2: Een landelijk lerend netwerk
Gevraagd wordt om een landelijk lerend netwerk in te richten, ter ondersteuning van
centrale en decentrale overheden. Dit lerend netwerk faciliteert innovaties op regionaal
en lokaal niveau, stimuleert nieuwe experimenten en zorgt voor facilitering van ontsluiting
van data hieromtrent. Het landelijk lerend netwerk versterkt de landelijke uitwisseling
van kennis over lokale en regionale initiatieven. Het netwerk fungeert ook als landelijk
lerende paraplu van de kennisinfrastructuur (actie 3) en draagt bij aan de informatievoorziening
(actie 1). Op deze manier word regionaal ontwikkelde kennis gedeeld en ontsloten.
Ook wordt aansluiting en uitwisseling gecreëerd met relevante programma’s van andere
departementen, bijvoorbeeld de verstedelijkingsagenda, het programma Verstedelijking
en wonen, de 5 gebieden die zijn aangewezen voor de omgevingsagenda’s, de 8 NOVI-gebieden
en de Agenda Stad met de citydeals door actief de verbinding te zoeken in deze structuren.
Actiepunt 7 (data-gedreven ontwerpprincipes) is hier onderdeel van.
Actie 3. Een duurzame regionaal verankerde kennisinfrastructuur
Gevraagd wordt om een landelijk dekkende kennisinfrastructuur vorm te geven, voortbouwend
op reeds bestaande structuren. Deze kennisinfrastructuur bestaat onder andere uit
regionaal verankerde samenwerkingsverbanden tussen kennisorganisaties, gemeenten/provincies,
GGD’en en andere relevante stakeholders. De kennisinfrastructuur sluit aan bij de
omgevingsagenda’s, de gebiedsgerichte benadering uit de NOVI en Agenda Stad met de
bijbehorende City Deals. Door de regionale aard van de samenwerking kan goed worden
ingespeeld op kennisbehoeften vanuit regionale en lokale partijen, in aansluiting
op de context.
De kennisinfrastructuur voorziet enerzijds lokale en regionale overheden van kennis
en ondersteunt hen bij de toepassing ervan (bijv. middels versterking vaardigheden/aanbieden
instrumenten). Anderzijds kan deze kennisinfrastructuur benut worden om snel kennishiaten
en knelpunten (landelijk) in kaart te brengen. De kennisinfrastructuur heeft een lerend
karakter en brengt verschillende partijen bij elkaar. De kennisinfrastructuur kan
als dragende structuur worden ingezet voor kennisontwikkeling (onderzoek), uitvoering
van ondersteuningsprogramma’s (voor gemeenten, provincies, GGD’en etc.) en/of experimenten.
Op het bredere terrein van gezondheid is veel ervaring opgedaan met de ontwikkeling
en duurzame borging van een kennisinfrastructuur, die partijen verbindt en die snel
inspeelt op ontwikkelingen, kennisvragen en ondersteuningsbehoeften.
Actie 4: Thematafels
Gevraagd wordt om in het voorjaar van 2021 een start te maken met het opzetten van
thematafels (gezondheidsexperts, relevante medisch specialisten, stedenbouwkundigen,
artsen medische milieukunde, artsen-infectieziektebestrijding, epidemiologen en dergelijke)
op het brede thema leefomgeving. De thematafels vervullen een signalerende rol. Doel
is om de gemene deler tussen de verschillende (interdepartementale) trajecten die
lopen gericht op gezondheidsbevordering en gezondheidsbescherming in kaart te brengen
en te duiden, ter voeding van landelijk beleid. Hierbij wordt nadrukkelijk de synergie
gezocht met de andere onderdelen van de kennisbasis en worden relevante stakeholders
als o.a. GGD GHOR NL, zorgverzekeraars, natuurorganisaties, en VNG en IPO betrokken
voor het geven van input.
Daarnaast zal VWS in samenwerking met LNV een bestuurlijke tafel inrichten op het
thema Gezonde Groene Leefomgeving, die samenkomt op het moment dat er essentiële bestuurlijke
besluiten te nemen zijn op het thema gezonde groene leefomgeving. GGD GHOR NL, VNG,
IPO en (indien nodig) ZN zullen onder andere onderdeel zijn van deze bestuurlijke
tafel en uiteraard zullen andere departementen aansluiten, afhankelijk van de agenda.
RIVM zal in nauwe samenwerking met VWS secretaris zijn hiervan.
Actie 5: Lopende opdrachten als input voor beleid
Vooruitlopend op het Programma Gezonde Groene Leefomgeving zijn er al zaken in gang
gebracht door VWS. Het RIVM is bijvoorbeeld in opdracht van VWS aan het onderzoeken
wat de kennisbehoefte is op het gebied van gezondheidsbevordering, toegankelijkheid,
milieu, sport & bewegen en infectieziekten. Aan de hand van een behoeftepeiling, actorenanalyse
(kennisinstituten, burgers, bedrijven en gemeenten), aanbodanalyse en conclusies uit
vijf pilots wordt een strategische analyse gemaakt. Deze strategische analyse wordt
gebruikt voor het nemen van stappen op gezonde groene leefomgeving in de toekomst.
Kennis uit relevante programma’s van andere (kennis)instellingen, zoals het ZonMw
programma Maak Ruimte voor gezondheid en het Kennis- en Innovatieconvenant (KIC) Leefstijl
en Leefomgeving wordt meegenomen in de verdere ontwikkeling. Tevens maakt ZonMw een
inventarisatie van relevante lopende onderzoeken gericht op het thema Gezonde Groene
Leefomgeving.
GGD GHOR Nederland zal samen met het RIVM en VNG begin 2021 een verbindende (werk)
conferentie organiseren rondom gezondheid in de leefomgeving die tevens tot nieuwe
inzichten kan leiden. In opdracht van VWS zal Pharos in het voorjaar van 2021 eenmalig
een masterclass organiseren op het gebied van gezondheid in de Omgevingswet voor bestuurders
en directeuren van GGD’en en gemeenten. Met deze masterclass wil het kabinet aandacht
schenken aan het belang van een gezonde leefomgeving en de breedte van dit onderwerp,
inclusief het effect op gezondheidsverschillen. Daarbij staat de vraag centraal hoe
beleidsafdelingen voor het fysieke domein en publieke gezondheid op lokaal niveau
beter kunnen samenwerken. Op deze manier worden gemeenten gestimuleerd om ambitie
te tonen voor het ontwikkelen van een gezonde leefomgeving, enerzijds door zo veel
mogelijk kansen te benutten voor gezondheid en welzijn en anderzijds door risico’s
als gevolg van bijvoorbeeld verstedelijking en mobiliteit zo goed mogelijk te beheersen.
De masterclass vormt hiervoor een startpunt.
Actie 6. Kennisprogramma’s Klimaat & Gezondheid, Microplastics en achterstandswijken
Klimaat & Gezondheid
Er is op dit moment niet bekend hoe groot de ziektelast als gevolg van klimaatverandering
nu en in de toekomst is in termen van mortaliteit & morbiditeit. In mei 2019 is de
kennisagenda Klimaat en Gezondheid36 verschenen. Hierin is een fundament gelegd voor onderzoek op het gebied van klimaatverandering
en gezondheid. Deze agenda biedt een compleet overzicht van hoe klimaatverandering
en klimaatbeleid onze gezondheid beïnvloeden; in samenhang en wisselwerking met duurzaamheid,
leefomgeving, milieu, gedrag en voeding. De agenda bundelt de reeds bestaande kennis
en signaleert de kennishiaten op het gebied van de impact van het veranderende klimaat
en klimaatmaatregelen op de gezondheid in Nederland. De kennisagenda bespreekt de
invloed van klimaatverandering op hittestress, allergieën, vector-, water- en voedselgebonden
ziekten, infectieziekten, luchtkwaliteit en UV-straling. Ook (inrichtings-) maatregelen
gericht op het voorkomen van of aanpassen aan klimaatverandering (mitigatie en adaptatie)
beïnvloeden onze gezondheid. Wat zijn de gevolgen voor de zorgsector en hoe kunnen
we hierop anticiperen? De beleidssamenvatting bij de kennisagenda maakt inzichtelijk
welke van de openstaande kennisvragen relevant zijn voor verschillende beleidsdepartementen.
In samenwerking met BZK, LNV, IenW en EZK zetten we in op een kennisprogrammering
klimaat en gezondheid. Daarbij willen we inzetten op een bredere kennisprogrammering
voor gezondheid, veiligheid, groen, milieu en inrichtingsopties in het kader van klimaatverandering,
klimaatadaptatie en klimaatmitigatie. Daarbij is het doel om te bepalen welke vervolgwerkzaamheden/activiteiten
nodig zijn om klimaat/energietransitie & gezondheid, veiligheid en milieu verder te
brengen. Hierbij moet ook de link worden gelegd naar evaluatieonderzoek en hoe gezondheid
in de praktijk wordt meegenomen en of dit verbeteringen behoeft.
VWS vraagt het RIVM en ZonMw om dit programma vorm te geven op een aantal prioritaire
onderwerpen uit de Kennisagenda:
1) kennis over huidige en toekomstige gezondheidsrisico’s van klimaatverandering
2) ontwikkeling van maatregelen om gezondheidseffecten van klimaatverandering aan te
pakken (zoals richtlijnen voor diagnostiek en medicatie om negatieve gezondheidsgevolgen
te verminderen en voorkomen / ontwikkeling van methodes om burgers aan te zetten tot
gedrag om hun eigen gezondheidsrisico’s te verminderen / ontwikkeling van materiaal
om gezondheidszorgpersoneel effectief over dit onderwerp te kunnen onderwijzen)
3) een monitoringssysteem waarmee gezondheidsgevolgen eerder in beeld komen en er dus
eerder maatregelen genomen kunnen worden
4) health impact assessment van vergroenen, klimaat adaptatie en mitigatie en
5) inzicht in meekoppelkansen tussen bestaande klimaatmaatregelen en het bevorderen van
de gezondheid en onderzoek naar de effectiviteit van maatregelen en wijze van implementeren.
VWS draagt ook bij aan de herijking van klimaatrisico’s door PBL (RIVM is gevraagd
voor de VWS-thema’s mee te werken) en aan een programmeringsstudie voor een beleidsgericht
kennisprogramma rond klimaatadaptatie (doet PBL).
Microplastics
Er is weinig kennis over de gezondheidsrisico’s van microplastics, terwijl de blootstelling
aan kleine plastic deeltjes de komende decennia zal toenemen. Zowel via de lucht als
via water en voeding bereiken microplastics ons lichaam, wat ook blijkt uit de aanwezigheid
van microplastics in onze ontlasting. In proefdieren worden microplastics opgenomen
en veroorzaken zij gezondheidsschade. Hoe groot precies de huidige blootstelling is
aan deze plasticdeeltjes en wat hiervan de gezondheidseffecten bij de mens zijn, is
nog grotendeels onbekend. O.a. de Gezondheidsraad en de WHO benadrukken het belang
van onderzoek naar micro- en nanoplastics. Kennis over welke microplastics op welke
manier schadelijk kunnen zijn, is essentieel voor het ontwikkelen van oplossingen
in innovaties en beleid, op thema’s als: gezonde leefomgeving, voedselveiligheid,
circulaire economie, waterkwaliteit, milieu. Centrale vragen daarin zijn: wat zijn
prioritaire bronnen van microplastics, hoe meet je de blootstelling in het milieu
en in de mens, hoe veilig zijn alternatieven, wat is de ziektelast, en wat zijn effectieve
maatregelen. In 2019 is in het ZonMw programma Microplastics & Health (MPH) een eerste
ronde doorbraakprojecten van start gegaan. Vanuit het beleidsprogramma microplastics
van IenW is hier financieel aan bijgedragen. Deze 1-jarige projecten laten al gedegen
resultaten zien. Uit één van de studies blijkt bijvoorbeeld dat microplastics in bloed
en lymfe wordt teruggevonden nadat muizen ermee zijn gevoed, en dat het ontstekingsreacties
oproept. Bij de mens is dit nog niet aangetoond, maar eerder humaan onderzoek toonde
wel aan dat andere type kleine deeltjes (zoals fijn stof) o.a. het bloed, de hersenen
en het vruchtwater kunnen bereiken. De onderzoekers zijn druk bezig om methoden te
ontwikkelen waarmee de aanwezigheid van microplastics in placenta, vruchtwater en
bloed kan worden bepaald. Het ZonMw onderzoek laat effecten zien bij experimenten
met menselijk materiaal buiten het lichaam (in vitro): microplastics kunnen de darmwand
passeren, worden opgenomen door placentacellen, leiden tot ontstekingsreacties (de
basis van vele chronische ziekten), en tot verstoring van de functie van hersencellen
en longblaasjes. Deze effecten zijn nog niet te vertalen naar gezondheidsrisico’s.
Daarvoor moeten nog een aantal stappen worden gezet.
VWS en IenW zullen daarom investeren in verder onderzoek hieromtrent en geven ZonMw
hier opdracht voor.
Gezondheidsproblematiek in achterstandswijken
Om de gezondheidsachterstanden te verkleinen, zijn in de Landelijke Nota Gezondheidsbeleid
diverse programma’s genoemd die kunnen worden ingezet, zoals het Nationaal Preventieakkoord
om de leefomgeving aan te pakken in wijken en buurten waar veel mensen met gezondheidsachterstanden
wonen. Dat gebeurt met de inzet van een lokale aanpak en bindende afspraken met partners
in lokale of regionale preventieakkoorden. Ook via GIDS is er breed aandacht voor
lokale en regionale aanpakken om die verschillen terug te dringen via integrale aanpakken.
Dat is gekoppeld aan een landelijk stimuleringsprogramma (GezondIn door Pharos en
Platform 31) waarin kennis wordt verzameld, ontwikkeld en gedeeld. In aanvulling daarop
kunnen de afspraken uit het Nationaal Sportakkoord bijdragen aan een gezondere leefstijl
bij kinderen. Voorbeelden zijn de alliantie «Sporten en bewegen voor iedereen» en
«De kleine beweegagenda». Ook het SamenSpeelAkkoord kan hieraan bijdragen.
Landelijk doen we het volgende om deze ambitie te ondersteunen: om gemeenten te ondersteunen
bij de integratie van gezondheidsbevordering in het ruimtelijk beleid voor wijken
en buurten met gezondheidsachterstanden, investeert het kabinet in kennisontwikkeling.
ZonMw ontwikkelt een kennisprogramma gericht op kwetsbare wijken, waarbij de koppeling
wordt gelegd met de grootschalige herinrichting van wijken vanwege bouwopgave, energietransitie,
biodiversiteitsopgave en klimaatveranderingen. ZonMw bouwt hierbij voort op reeds
lopende programma’s (zoals Maak Ruimte voor Gezondheid) en zal ter voorbereiding op
dit programma een analyse uitvoeren gericht op het helder in kaart brengen van de
interdepartementale «meekoppelkansen», zoals de aanwezigheid van karakteristiek groen
en waterpartijen in naoorlogse en post 65 woonwijken (https://erfgoedenruimte.nl/stad/vier-mogelijkheden-om-het-groen-van-de-…).
Infectieziekten en Covid-19
Bij ZonMw loopt reeds een programma infectieziektenbestrijding en een programma Covid-19.
De doelstellingen van deze programma’s zijn al eerder vastgesteld. In 2021 zal samen
met deze programma’s worden gekeken hoe dit te verbinden met Gezonde Groene Leefomgeving
en welke initiatieven er gezamenlijk opgestart kunnen worden.
Tot slot wordt er ook gekeken waar nog lacunes op het gebied van kennis zijn op het
thema gezondheid/ welzijn en leefomgeving.
2. Stimuleren ontwikkeling en gebruik van passende (beleids-) instrumenten
Om gezondheid integraal onderdeel te laten worden van beleidsvorming en uitvoering
van (aanpalende) domeinen, zoals binnen het fysieke of ruimtelijke domein of binnen
de energietransitie, zijn passende (beleids-)instrumenten nodig. VWS stimuleert als
onderdeel van het programma Gezonde Groene Leefomgeving, de ontwikkeling en/of het
gebruik van (bestaande) instrumenten. Zoals eerder genoemd in de brief (onderdeel
C) zal ook gekeken worden hoe wettelijk verankerd kan worden dat gemeenten meer instrumenten
krijgen om te zorgen voor een gezonde voedselomgeving.
Actie 7: Investeren in data-gedreven ontwerpprincipes
De vraag naar gezond (stedelijk) leven wordt momenteel breed gedragen bij publieke
partijen, burgers, en de private sector. De kapstok voor een gezonde leefomgeving
begint bij gezonde groene ontwerpprincipes die het fysieke en sociale gezondheidszorgdomein
aan elkaar verbindt. Daarbij worden waar mogelijk op basis van gemeten (gezondheids-)
effecten keuzes gemaakt waarbij rekening wordt gehouden met de behoeften van burgers,
van zowel jonge gezonde (werkzame) burgers, als ouderen, mensen met een (chronische)
ziekte/ minder validen of mensen met een lager inkomen of andere (migratie) achtergrond.
Echter wat zijn gezonde groene stedelijke ontwerpprincipes en hoe doe je dat in de
praktijk? En wat betekent dat voor de verschillende relevante schaalniveaus zoals
buurten, wijken, steden, regio’s. Er zijn diverse tools ontwikkeld om lokale partijen
te helpen bij het maken van afwegingen op regionaal of lokaal niveau. Data-gedreven
(en evidence-based) kennis is essentieel bij het ontwikkelen van dergelijke grensverleggende
stedelijke concepten. Het vraagt ook om een nieuwe manier van samenwerken. In de Data-en
Kennishub Gezond Stedelijk Leven (DKH-GSL) bijvoorbeeld werken overheden, bedrijfsleven,
kennisinstellingen én inwoners samen aan de ontwikkeling van wetenschappelijk onderbouwde,
praktische en concrete producten en diensten, die een positief effect hebben op de
gezondheid van inwoners in stedelijke gebieden en het ommeland. De DKH-GSL is in mei
2020 officieel gestart door de founding partners Universiteit Utrecht, RIVM, en de
EBU met steun van de provincie Utrecht en VWS. Dit is een groeiend landelijk innovatie
ecosysteem met inmiddels 11 publieke en private partijen.
VWS vraagt het RIVM te komen met een plan hoe provincies en gemeenten laagdrempelig
gebruik kunnen gaan maken van data-gedreven ontwerpprincipes, waarbij het fysieke
domein en de gezondheidszorg aan elkaar verbonden worden en wat daar voor nodig is.
De expertise van de GGD’en is daarbij essentieel en VWS verzoekt het RIVM en de GGD’en
om samen nationaal te verkennen hoe lokale en regionale ontwikkeling in gemeenten
en provinciën vanuit data kan worden vormgegeven. Reeds beschikbare kennis vormt het
startpunt van de verkenning. Ook wordt gekeken hoe deze principes verbonden kunnen
worden aan de landelijke opgaven, zoals de omgevingsagenda’s NOVI-gebieden en de verstedelijkingsagenda.
GGD’en worden hier ook bij betrokken. Natuur en biodiversiteit, luchtvaart, energietransitie,
mobiliteit en klimaat in relatie tot gezondheid moeten hierin samenkomen. De rol van
ZonMw als programmeur van kennisontwikkeling en toepassing (o.a. Maak Ruimte voor
Gezondheid,) en als kennispartner op het gebied van data, datamanagement en open science en hoe dit het wetenschappelijk fundament van een veld/beleidsterrein kan versterken,
wordt hierin betrokken.
Gevraagd wordt te gaan werken aan concrete business case waarbij naast kwalitatieve
effecten ook gekeken wordt naar kwantitatieve effecten van de inrichting van een gezonde
groene leefomgeving op gezondheid.
ZonMw is een begeleidingstraject gestart voor «data stewards» met als doel het professionaliseren
en implementeren van fair data principes wat we ook breed willen inzetten voor Gezonde
Groene Leefomgeving. VWS wil graag dergelijke initiatieven in het bijzonder gaan ondersteunen.
Het goed toepassen van ruimtelijk ontwerp en ontwerpend onderzoek ten behoeve van
de kwaliteit van de leefomgeving wordt ook gestimuleerd via een nieuw Actieprogramma
Ruimtelijk Ontwerp 2021–2024 (ARO) van de ministeries van OCW en BZK. Een onderdeel
van het ARO is een vierjarig stimuleringsprogramma gericht op opdrachtgevers en ontwerpers
waarmee regionale en lokale initiatieven worden ondersteund die een concrete bijdrage
leveren aan de ontwikkeling van nieuwe interdisciplinaire ontwerp en ontwikkelpraktijken.
De uitvoering van het programma is belegd bij het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie
en hierbij kan aansluiting worden gezocht.
Actie 8. Normering in relatie tot gezondheidsrisico’s
VWS geeft opdracht om een verkenning/onderzoek uit te voeren naar hoe de huidige (milieugerichte)
normering zich verhoudt tot gezondheidsrisico’s. Het is belangrijk een beeld van de
totale blootstelling van mensen in Nederland te krijgen om het blootstellingsniveau
in zijn geheel in kaart te hebben.
Onderdeel van deze verkenning is het vormgeven van instrumenten die beleidsmakers
en bestuurders in staat stellen «zachtere» waarden van gezondheid zoals geluidshinder,
welzijn en welbevinden (beweegvriendelijke, groene, inclusieve leefomgeving waarvoor
geen normen bestaan) in het beleid mee te nemen. Voor thema’s zoals het betrekken
van natuur/biodiversiteit in omgevingsvisies van provincies en gemeenten is het vaak
nog onbekend wat de gezondheidseffecten hiervan zijn, waardoor andere investeringen
waarvan de waarde van de investering misschien duidelijker is, eerder voorrang krijgen.
Het is daarom – naast het toewerken naar waarden onder de milieunormen – ook belangrijk
te weten of de «zachte waarden van gezondheid» een plek kunnen krijgen in omgevingsvisies
en of de huidige werkelijkheid met (financiële) belangen voldoende motivatie biedt
om besluiten te maken die onder de milieunorm vallen of (subjectieve) gezondheid in
een leefomgeving ten dienste te laten staan van infrastructurele ontwikkeling.
ZonMw laat internationale analyse uitvoeren, die inzicht geeft op de kaders, instrumenten
en werkwijzen van andere landen als het gaat om de interdepartementale uitvoering
van Health in all Policies en hoe ook met de zachte waarden van gezondheid wordt omgegaan.
Ook wordt er gekeken hoe manieren kunnen worden ontwikkeld voor de overheid om zich
beter tot burgers en hun initiatief te verhouden, c.q. daar meer hun voordeel mee
te doen, zodat daaraan meer ruimte kan worden gegeven in beleids-en planvorming.
Actie 9. Maatschappelijke kosten-batenanalyses
Bij het maken van afwegingen, zowel op bestuurlijk niveau als in ontwerpprincipes
is het belangrijk goed te kijken naar de maatschappelijke kosten en baten in relatie
tot gezondheid. Een maatschappelijke kosten-batenanalyse (MKBA) kan beleidsmakers
en bestuurders ter beschikking staan om onderbouwde voorstellen te doen voor de aanpak
van maatschappelijke uitdagingen. Het RIVM heeft ook de Groene Batenplanner ontwikkeld
die de waarde van groen en blauw in de stad in beeld brengt (inclusief gezondheid).
Kunnen ervaringen vanuit onder andere het project Cost2Hale & groene batenplanner
hierbij helpen en hoe kunnen we deze ervaringen naar andere beleidsterreinen doortrekken,
zoals Luchtvaart, Nationaal Milieukader of de energietransitie?
VWS en LNV vragen het RIVM om samen met gebruikers een uniforme methode te ontwikkelen
die veldpartijen kunnen gebruiken in het maken van lokale Maatschappelijke kosten-batenanalyes.
Dit sluit ook aan bij de reactie (Kamerstuk 35 570 IX, nr. 33) op de motie van het lid Sneller (Kamerstuk 35 300, nr. 54) waarbij de regering wordt verzocht de Algemene Leidraad voor maatschappelijke kosten-batenanalyses
(MKBA) vanuit het concept brede welvaart te evalueren, met als doel om de relevante
maatschappelijke component in deze analyses beter te verankeren. Deze opgave is gezamenlijk
door de ministeries van Economische Zaken en Klimaat en Financiën opgepakt.
VWS en EZK vragen het RIVM specifiek met betrekking tot de energietransitie om samen
met GGD’en concreet uit te werken hoe bij afwegingen in de regionale energie strategieën
en de gemeentelijke warmte transities voldoende aandacht is voor risico’s en kansen
voor gezondheid vanuit een integraal perspectief.
Het instrument Milieueffectrapportage (m.e.r.) is bedoeld om het belang van de leefomgeving,
mens en natuur, mee de kunnen wegen bij belangrijke besluiten. Uit de praktijkproef
afwegingskader omgevingsvisie die in opdracht van de Vereniging Nederlandse Gemeenten
is opgezet kwam naar voren, dat veel gemeenten ook graag sociale effecten zouden meenemen
in de Omgevingsvisie. Dit is niet genoemd als onderdeel van m.e.r. in de wetgeving,
maar er zal onderzocht worden of dit kan worden opgenomen. Er is internationaal veel
ervaring met «social impact assessment», en uit die ervaringen blijkt dat het past
goed bij de systematiek van de m.e.r.
Actie 10. Combineren financiële stromen
Bij gezondheidsbevordering zijn ook de zorgsector, zorgverzekeraars, banken (en andere
financiële instellingen) en woningbouwcorporaties essentiële partijen. Zij gaan over
grootschalige investeringen in de leefomgeving (onder andere via investeringsmaatschappijen
van zorgverzekeraars zoals bv Syntrus) en zij profiteren van gezondheidsbevordering
– maar niet rechtstreeks waardoor ze geen prikkel hebben om daar in te investeren.
VWS en LNV vragen een onderzoek te doen naar de financiële effecten van beleid in
verschillende domeinen op het thema gezonde groene leefomgeving en met beleidsadviezen
te komen hoe hier mee om te gaan. Hierbij moet in het bijzonder aandacht besteed worden
aan de volgende vragen: Hoe kunnen stakeholders gemotiveerd worden te investeren gezondheid
in de leefomgeving en wat is daar voor nodig? Is het mogelijk dat gemeenten tenders
uitzetten waarbij gezondheid als verplicht onderdeel wordt meegenomen? Zijn er mogelijkheden
voor het combineren van financiële stromingen, waardoor de baten van opgaven gedeeld
kunnen worden over de verschillende stakeholders?
3. Evaluatie en monitoring
Het is essentieel te evalueren of het ingezette beleid zijn doelen bereikt. Wij vinden
het van belang om vast te kunnen stellen of gezondheid ook daadwerkelijk integraal
in regionaal en lokaal beleid wordt meegenomen. In de NOVI wordt dit ook gemonitord,
maar daar op aanvullend willen we ook kijken naar de samenhang van de monitoringsinformatie,
zowel landelijk, als regionaal en lokaal. Dit leidt tot de volgende actie.
Actie 11: Landelijke evaluatie Gezonde Groene Leefomgeving
VWS vraagt het RIVM een adviesbureau in te huren om gericht het programma Gezonde
Groene Leefomgeving te evalueren. Daarbij wordt gekeken of de vormgeving van het programma
zijn effecten oplevert en of er aanpassingen nodig zijn om zaken anders in te richten.
Deze evaluatie start begin 2022. Het doel van deze evaluatie is om VWS handvatten
te geven om tijdig en gericht te kunnen sturen.
Voor het jaar 2021 wordt gevraagd om een korte quickscan van de positie gezondheid
in verstedelijksstrategie en NOVI gebieden, zodat gericht gekeken wordt hoe de positie
van gezondheid in die gebieden versterkt kan worden.
Tegelijkertijd vragen we het RIVM om ook de monitoringsinformatie van alle bestaande
initiatieven beter aan elkaar te verbinden en te vertalen naar beleid, inclusief de
monitor van de NOVI, zodat we kunnen leren van de experimenten en innovaties die in
de praktijk plaatsvinden en tegelijkertijd kunnen evalueren of het (landelijke) beleid
zijn effecten heeft. In de LNG is als actie geformuleerd dat het kabinet in een eenmalige
monitor zal toetsen hoe gezondheid een plaats heeft gekregen in de gemeentelijke omgevingsvisies.
Daarbij is het vooral belangrijk te kijken naar de rol van burgerparticipatie op gemeentelijk
niveau, maar ook te kijken hoe het komt dat gezondheid ondanks burgerparticipatie
toch ondergesneeuwd raakt en om te kijken hoe bij inwonersparticipatie gezondheid
vanzelfsprekend onderwerp van gesprek is. Deze actie kan hierin worden meegenomen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
T. van Ark, minister voor Medische Zorg -
Mede ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit -
Mede ondertekenaar
P. Blokhuis, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport