Brief regering : Verslag van de Landbouw- en Visserijraad van 22 en 23 maart 2021
21 501-32 Landbouw- en Visserijraad
Nr. 1283
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 april 2021
Met deze brief informeer ik uw Kamer over de uitkomsten van de Landbouw- en Visserijraad
die op 22 en 23 maart jl. in Brussel plaatsvond. Daarnaast informeer ik uw Kamer middels
deze brief over de hofprocedure pulsverbod en de bilaterale en trilaterale consultaties
met Noorwegen.
I. Onderwerpen op de Landbouw- en Visserijraad
Vaststellen tijdelijke vangstmogelijkheden
Het voorzitterschap verwees naar de tijdelijke vangstmogelijkheden die tijdens de
decemberraad vastgesteld zijn tot 31 maart 2021. Conform het handels- en samenwerkingsakkoord
met het Verenigd Koninkrijk (VK) lopen de consultaties over de definitieve vangstmogelijkheden
voor 2021, maar deze zijn nog niet afgerond. Het voorstel voor nieuwe tijdelijke vangstmogelijkheden
is een plan B en zorgt ervoor dat er per 1 april gevist kan worden. Het voorstel voor
deze tijdelijke hoeveelheden is voor de meeste visbestanden gebaseerd op een berekening:
7/12 (januari t/m juli zijn 7 maanden) van de verwachte vangsthoeveelheden. Dit is
bijvoorbeeld het geval voor bestanden als tong, tarbot en zeebaars. Voor seizoensgebonden
visserijen die in het voorjaar plaatsvinden, zoals de visserij op blauwe wijting,
wordt 100% van de vangstmogelijkheden vastgesteld. Het voorstel neemt ook de definitieve
vangstmogelijkheden voor de bestanden waarover een akkoord is met Noorwegen en het
VK mee. Commissaris Sinkevicius noemde het bereikte akkoord met Noorwegen en het VK
een mijlpaal. De Commissie benadrukte het belang om snel, en bij voorkeur voor 1 april
een akkoord te bereiken, maar niet ten koste van een aantal fundamentele en gevoelige
punten waarover er vooralsnog geen overeenstemming is bereikt. Dit zijn onder andere,
het beheer van non-quota soorten, berekening van vrijstellingen op de aanlandplicht,
quota flexibiliteit en herstel maatregelen in de Keltische zee.
De Raad bereikte met een gekwalificeerde meerderheid een politiek akkoord over een
noodvoorziening voor tijdelijke vangstmogelijkheden voor de visserij tot 31 juli 2021.
Enkele Mediterrane lidstaten onthielden zich van stemming vanwege de manier waarop
de overdracht van quota voor blauwvintonijn aan het VK binnen de EU wordt geregeld.
De Commissie benadrukte dat er hard gewerkt wordt aan een akkoord met het VK over
de definitieve vangstmogelijkheden voor 2021. De uitkomsten daarvan worden verwerkt
in definitieve EU-regelgeving. De Commissie heeft toegezegd om, waar de tijdelijke
vangstmogelijkheden niet toereikend zijn, deze aan te passen en ook terug te komen
op de berekening voor de vrijstellingen op de aanlandplicht. Over dit laatste punt
heeft Nederland samen met andere lidstaten zorgen over de nieuwe aanpak en berekeningsmethode
kenbaar gemaakt aan de Commissie.
Hervorming GLB
De GLB-discussie stond in het teken van voortgang van de triloogbesprekingen. Het
werd een brede discussie die werd gestructureerd aan de hand van de strategischplanverordening,
het nieuwe prestatiemodel, de horizontale verordening en de GMO-wijzigingsverordening.
De Commissie onderstreepte aan het begin van het debat het belang om de onderhandelingen
tijdig af te ronden gelet op de beoogde ingangsdatum van het nieuwe GLB per 1 januari
2023. Het Portugese voorzitterschap onderstreepte dit en zette dit streven kracht
bij door aan te kondigen op 26 maart een zogenaamde supertriloog te organiseren, waarbij
de Raad, Europees Parlement en Europese Commissie over de drie verordeningen tegelijk
zouden spreken. Deze triloog heeft inmiddels plaatsgevonden en op een aantal, veelal
ook meer technische punten is voortgang geboekt. Zo lijken er goede stappen gezet
met betrekking tot het nieuwe prestatiemodel en de indicatorensystematiek. In deze
politieke triloog is niet gesproken over belangrijke politieke onderwerpen zoals de
groene architectuur en sociale conditionaliteit.
Tijdens de Raad heb ik nadrukkelijk de Nederlandse prioriteiten herhaald, zoals een
ambitieuze inzet op klimaat- en leefomgeving en ecoregelingen, een werkbaar en eenvoudig
prestatiemodel en het meetellen van investeringssteun voor jonge boeren in het vast
te stellen percentage dat voor de steun aan jonge boeren bestemd dient te worden.
Daarnaast heb ik ook het belang onderstreept om constructief naar de voorstellen van
het Europees Parlement te kijken om zo ook zicht te houden op een tijdig en goed akkoord.
Nieuwe prestatiemodel
Het voorzitterschap noemt het nieuwe prestatiemodel, het zogenoemde New delivery model, de hoeksteen van het nieuwe GLB. Het Europees Parlement pleit voor behoud van een
systeem waarin de verantwoording aan Brussel naast de beoordeling van prestaties,
ook gericht is op naleving van subsidievoorwaarden. De lidstaten waren het vrijwel
unaniem eens dat voorkomen moet worden dat als gevolg van de EP-amendementen een tweelaags
systeem ontstaat met dubbele uitvoeringslasten. De Commissie noemde het voorkomen
van het stapelen van twee systemen een harde rode lijn. Daar heb ik mij bij aangesloten.
Lidstaten vroegen aandacht voor subsidiariteit en flexibiliteit in het model. Tijdens
de supertriloog lijken er voor de Raad stappen in de goede richting te zijn gezet
om een tweelaags-systeem te voorkomen. Pas als alle details van het nieuwe prestatiemodel
uitonderhandeld zijn en wetsteksten op tafel liggen, is hier met meer zekerheid over
te concluderen.
Strategische planverordening
In het kader van de strategische planverordening is door de Raad gesproken over de
doelgerichtheid van directe betalingen. Hieronder valt onder meer de definitie van
actieve landbouwer waarbij het Europees Parlement inzet op een definitie op EU-niveau.
Ik heb mij hierover in beginsel positief uitgelaten, onder de nadrukkelijke voorwaarde
dat lidstaten voldoende flexibiliteit houden en in de uitvoering niet met extra administratieve
lasten worden geconfronteerd. Verder heb ik waardering uitgesproken voor het voorzitterschap
vanwege haar inzet dat voor het minimum aan gerichte steun voor jonge boeren de maatregelen
in beide pijlers moeten worden meegeteld. Daarbij heb ik onderstreept dat ook de investeringssteun
voor jonge boeren moet worden meegenomen, zoals in de Raadspositie overeengekomen.
Horizontale verordening
De gedachtewisseling over de horizontale verordening betrof onder meer de te hanteren
minimumbedragen voor sancties en de minimumcontrolepercentages voor het niet naleven
van de conditionaliteit. Een meerderheid van de lidstaten stond er voor open om de Raadspositie, die de controlesteekproef
op 1% bepaalt, te behouden, om vervolgens enige ruimte te zien om het minimumbedrag
te verlagen van 250 euro naar 100 euro, zoals het parlement voorstelt. Ook voor de
horizontale verordening geldt dat de technische details nog verder besproken moeten
worden. Ik heb bij het voorzitterschap ingebracht dat Nederland belang hecht aan het
uitgangspunt dat de regels voor de conditionaliteit in principe voor alle boeren gelden.
Nederland hecht hier waarde aan omdat alle boeren impact hebben op de doelen die nagestreefd
worden met de conditionaliteit. Dit geldt voor kleine boeren, maar bijvoorbeeld ook
voor boeren met weinig grond en veel dieren.
Wijzigingsverordening
Het voorzitterschap stelde dat de standpunten van de Raad en het Europees Parlement
redelijk overeen komen voor GMO-bepalingen met betrekking tot wijn en geografische
aanduidingen. Dit geldt echter niet voor marktbeheer en crisismaatregelen. Lidstaten
zijn ten algemene kritisch over de door het EP voorgestelde GMO-amendementen aangaande
marktmaatregelen en inperking van handel uit derde landen indien productie niet in
lijn is met de EU-productiestandaarden op het gebied van milieu en dierenwelzijn.
Lidstaten uitten hun zorgen over de financiële implicaties van de voorstellen, de
WTO-compatibiliteit en het principe van marktoriëntatie in het GLB. Desondanks stond
een grote groep lidstaten open voor een dialoog over deze onderwerpen met het Europees
Parlement tijdens de supertriloog. Ik heb benadrukt dat marktoriëntatie maar ook versterking
van de positie van producenten in de waardeketen en een goed vangnet voor ernstige
marktverstoringen van belang blijven. Ten aanzien van het vangnet heb ik aangegeven
dat enige uitbreiding mogelijk is zonder dat dit afbreuk doet aan het uitgangspunt
van marktoriëntatie. Verder heb ik mijn steun uitgesproken voor voorstellen van het
Europees Parlement om de mogelijkheden voor verticale en horizontale samenwerking
uit te breiden, met name op het gebied van duurzame productie.
Gestructureerde dialoog over Nationaal Strategische Plannen
De lidstaten bedankten de Commissie voor de landenspecifieke aanbevelingen.
Veel lidstaten zien de aanbevelingen als nuttige input voor het opstellen van de NSP’s.
Veel lidstaten benadrukten echter ook dat de plannen desalniettemin op de eerste plaats
op nationale omstandigheden, prioriteiten en SWOT’s moeten worden gebaseerd. Lidstaten
gaven aan de aanbevelingen niet als bindend te zien en riepen op tot transparantie
in het beoordelingsproces. Veel lidstaten vroegen om een effectbeoordeling van de
Green Deal-voorstellen. De commissie heeft toegezegd deze analyse uit te zullen voeren.
Gebruik biologische bestrijders tegen plantenziekten
Er vond een oriënterend debat plaats over het gebruik van biologische bestrijders
tegen ziekten, plagen en onkruiden. De Raad was het erover eens dat biologische bestrijders
een haalbaar alternatief kunnen zijn voor chemische gewasbeschermingsmiddelen en een
aantal doelstellingen van de Green Deal en de «Van boer tot bord»-strategie kan helpen
verwezenlijken. Er was brede steun voor het initiatief van het voorzitterschap om
de Commissie te vragen om een studie naar de situatie in de EU en de mogelijkheden
voor de invoer, evaluatie, productie en afzet van biologische bestrijders. Veel lidstaten
geven aan risico’s te zien als de middelen buiten kassen worden ingezet.
Ik heb aangegeven dat biologische bestrijders in Nederland, dankzij innovatieve ondernemers,
breed worden ingezet. Het gebruik ervan moet aangemoedigd worden. Daarbij heb ik aangegeven
dat de huidige regelgeving ervoor zorgt dat deze organismen alleen worden uitgezet
als er geen risico’s zijn voor inheemse planten en dieren. Nieuwe EU-regelgeving kan leiden tot onnodig extra administratieve belemmeringen, langere doorlooptijden
en extra kosten waardoor het belemmerend werkt op innovatie en het beschikbaar komen
van deze vorm van biologische gewasbescherming voor telers. Het is juist belangrijk
dat telers door maatregelen zoals de inzet van biologische bestrijders, minder afhankelijk
worden van chemische gewasbeschermingsmiddelen. Ik heb mijn zorgen geuit over de remmende
werking van nieuwe regelgeving op dit terrein. Enkele lidstaten sloten zich hier bij
aan.
AOB-punt EU-bossenstrategie
Oostenrijk presenteerde met steun van elf lidstaten een paper waarin gepleit werd
voor een coherente en gebalanceerde EU-bossenstrategie. Oostenrijk en enkele andere
lidstaten spraken hun zorgen uit over de wijze waarop bosgerelateerde onderwerpen
besproken worden in de Green Deal-initiatieven. Zij vrezen dat de EU-bossenstrategie
al wordt ingevuld door deze initiatieven. Er werd opgeroepen in de bossenstrategie
rekening te houden met de multifunctionaliteit van bossen. Oostenrijk riep op om naast
ecologische ook sociale en economische aspecten van duurzaamheid mee te nemen in het opstellen van de strategie. Ook heb ik gepleit voor aandacht
voor de multifunctionele aard van bossen en heb ik opnieuw mijn steun uitgesproken
voor het opstellen van een EU-bossenstrategie.
AOB-punt situatie wijnsector als gevolg van COVID-19-crisis
Spanje informeerde samen met 13 lidstaten de Ministers dat er extra middelen nodig
zijn voor de wijnsector die wordt getroffen door de coronacrisis en Amerikaanse invoerrechten.
De Commissie komt in de Landbouw- en Visserijraad van april terug op dit punt.
II. Uitspraak hofprocedure pulsverbod 15 april verwacht
Het Europese Hof heeft aangekondigd op donderdag 15 april 2021 uitspraak te doen over
het Nederlandse verzoek tot nietigverklaring van het pulsverbod. Uiteraard zal ik
uw Kamer informeren over deze uitspraak.
III. Akkoord bereikt bij trilaterale consultatie (VK en Noorwegen) en bilaterale consultatie
(Noorwegen)
Op 16 maart 2021 zijn zowel het trilaterale akkoord het VK en Noorwegen, als het bilaterale
akkoord met Noorwegen, getekend.
In de trilaterale consultaties met het VK en Noorwegen stonden de vangsthoeveelheden
voor schol, kabeljauw, haring, wijting, schelvis en koolvis in de Noordzee centraal.
Er is, met uitzondering van kabeljauw, een vangsthoeveelheid overeengekomen gebaseerd
op het wetenschappelijke advies van de International Council for the Exploration of
the Sea (ICES). Concreet betekent dit voor 2021 een verlaging van de vangsthoeveelheid
voor schol (– 2,3%), haring (– 7,4%) en koolvis (– 25%) en een stijging voor schelvis
(+ 20%) en wijting (+ 19%). Voor kabeljauw heeft de EU gepleit voor een verlaging
van de toegestane vangsten met 16,5% voor 2021, conform het ICES advies. Dit was ook
mijn inzet. De onderhandelingen leidden echter verlaging van 10%, een iets minder
ambitieus resultaat, waarmee het kabeljauwbestand (de zogenoemde biomassa) overigens
nog steeds naar verwachting zal groeien met ruim 40%.
De bilaterale consultaties met Noorwegen hadden betrekking op toegang tot elkaars
wateren en de ruil van quota. Belangrijk voor Nederland was in deze consultatie dat
de lidstaten die baat hebben bij de ruil van quota met Noorwegen, daar ook aan meebetalen.
Hiertoe is met het akkoord van 16 maart een goede stap gezet. Het aandeel van het
voor Nederland belangrijke bestand blauwe wijting is fors verlaagd, waardoor Nederland
relatief een stuk minder bijdraagt aan deze quotaruil dan in voorgaande jaren.
Ik ben tevreden met de uitkomsten van de trilaterale en bilaterale consultaties. We
hebben een akkoord waarin duurzame vangstmogelijkheden zijn vastgelegd, een eerlijkere
balans qua quotaruil met Noorwegen en toegang tot de Noorse wateren. Dit zorgt er,
in deze lastige tijden voor de visserij, voor dat waar mogelijk nu zekerheid wordt
geboden voor 2021.
IV. WUR Rapport: Conditionaliteit in het GLB, Onderzoeksvarianten voor een verkenning
van de deelnamebereidheid bij ondernemers in de primaire landbouw.
Onderzoekers van de WUR hebben de gevolgen van verschillende onderzoeksvarianten voor
de invulling van de conditionaliteit geanalyseerd.1 Daarbij is specifiek gekeken naar verschillende varianten voor de nationale invulling
van goede landbouw- en milieupraktijken binnen de conditionaliteit. Het rapport geeft
een schatting van de kosten voor een aantal representatieve bedrijfstypen in de Nederlandse
landbouw en een beeld het bereik en de effectiviteit van deze varianten. De analyse
betrek ik bij de ontwikkeling van het Nationaal Strategisch Plan.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C.J. Schouten
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit