Brief regering : Geannoteerde agenda Eurogroep en informele Ecofinraad van 16 april 2021
21 501-07 Raad voor Economische en Financiële Zaken
Nr. 1749
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 april 2021
Hierbij zend ik u de geannoteerde agenda van de Eurogroep en de informele Ecofinraad
van 16 april a.s. Deze vergaderingen zullen middels videoconferentie worden gehouden
en ik ben voornemens deel te nemen.
Het is mogelijk dat nog punten worden toegevoegd aan de agenda of dat bepaalde onderwerpen
wordt afgevoerd of worden uitgesteld tot de volgende vergadering.
De Minister van Financiën,
W.B. Hoekstra
Geannoteerde agenda t.b.v. Eurogroep en informele Ecofinraad 16 april 2021
Eurogroep
Reguliere samenstelling
Terugkoppeling internationale vergaderingen
Document: N.v.t.
Aard bespreking: Gedachtewisseling
Besluitvormingsprocedure: N.v.t.
Toelichting:
De Eurogroep zal van de Eurogroepvoorzitter een terugkoppeling ontvangen van de virtuele
G7 bijeenkomst van Finance Ministers and Central Bank Governors (FMCBG), die plaatsvindt en marge van de IMF-voorjaarsvergadering. De G7 is een forum
van zeven vooraanstaande industriële economieën (Canada, Duitsland, Frankrijk, Italië,
Japan, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten) en de Europese Unie. Binnen
de G7 staan voornamelijk economische en financiële onderwerpen op de agenda. Nederland
is niet inhoudelijk betrokken bij de bijeenkomst en zal de terugkoppeling aanhoren.
Thematische discussie over insolventieraamwerken
Document: N.v.t.
Aard bespreking: Gedachtewisseling
Besluitvormingsprocedure: N.v.t.
Toelichting:
De Eurogroep zal spreken over het belang van efficiënte insolventieraamwerken in de
EU. Vanuit economische rationale is in Europa aandacht voor het insolventierecht.
Het onderwerp is nog belangrijker geworden in de context van COVID-19 en een mogelijke
golf aan faillissementen. In de context van de bankenunie wordt gekeken naar de rol
van insolventieraamwerken bij het ontstaan en afbouwen van niet-presterende leningen
(NPL’s). Ook staat (harmonisering van) het insolventierecht op de agenda in het kader
van de verdere versterking van de kapitaalmarktunie.
In de EU lopen de lengte en kosten van faillissementsprocedures en de opbrengsten
voor schuldeisers in faillissement (recovery rates) uiteen tussen lidstaten. Inefficiënte procedures en verschillen tussen insolventieprocedures
kunnen grensoverschrijdende investeringen belemmeren, of de opbouw van NPL’s doen
versnellen. De oplossing voor de sterk uiteenlopende procedures wordt vaak gezocht
in het harmoniseren, dan wel convergeren, van insolventieraamwerken. Tegelijkertijd
ligt een deel van de oplossing ook in de verbetering van procedures. Zo is binnen
insolventie van belang dat gerechtelijke procedures snel en efficiënt zijn, en betrokken
partijen zekerheid geven. Daarvoor is onder andere van belang dat landen voldoende
rechters aanstellen, heldere procedures vaststellen en dat het juridisch raamwerk
duidelijk is.
De afgelopen jaren zijn reeds stappen genomen om verbeteringen aan te brengen op Europees
niveau. In 2019 heeft de EU een richtlijn1 aangenomen over herstructurering en insolventie ten einde onnodige faillissementen
te voorkomen en levensvatbare bedrijven zoveel mogelijk te redden, welke nu door lidstaten
wordt geïmplementeerd. Over een andere richtlijn ten aanzien van het versneld uitwinnen
van onderpand buiten insolventie lopen nog gesprekken tussen de Raad van de Europese
Unie en het Europees Parlement (trilogen). Ook heeft de Europese bankenautoriteit
(EBA), mede op aandringen van Nederland, een uitgebreide benchmarking exercitie gedaan
om de werking en efficiëntie van insolventieprocedures in de EU onder banken in kaart
te brengen. In het nieuwe actieplan kapitaalmarktunie is opgenomen dat de Commissie
zal komen met een initiatief voor minimumharmonisatie of verhoogde convergentie voor
gerichte onderdelen van het wettelijke kader. Daarbij kan gedacht worden aan de rangorde
van vorderingen in verschillende lidstaten of de zogenoemde triggers die bepalen wanneer
een bedrijf in faillissement gaat. Meer vergelijkbaarheid of duidelijkheid kan investeringszekerheid
vergroten. Tot 26 maart jl. liep er een consultatie over dit onderwerp. Nederland
heeft hier ook op gereageerd (het Ministerie van Justitie en Veiligheid in afstemming
met Financiën)2.
Nederland erkent dat het efficiënter en gelijker maken van insolventieraamwerken op
de lange termijn bij zou kunnen dragen aan verdere marktintegratie en een verbeterde
kapitaalmarkt. Tegelijkertijd geldt dat harmonisatie van faillissementsprocedures
een zeer complex en langdurig traject is, mede omdat de faillissementswetgeving van
oudsher nauw verweven is met andere rechtsgebieden. Ook ziet Nederland het als onwenselijk
dat bepaalde hoge standaarden van het Nederlandse faillissementsrecht verloren gaan
wanneer het raamwerk Europees geharmoniseerd wordt. Daarom ziet Nederland vooral potentie
in zeer beperkte harmonisering en juist een focus op gerichte, nationale verbeteringen.
Het blijvend benchmarken en uitwisselen van best practices draagt hiertoe bij. Ook steunt Nederland aandacht voor praktische en juridische belemmeringen
in het insolventierecht in de landspecifieke aanbevelingen van het Europees semester,
ook op basis van voortdurende benchmarking. Tot slot is het voor Nederland van belang
dat deze onderwerpen, zowel op nationaal als op Europees niveau, in nauwe samenwerking
met juridische departementen worden behandeld. Op Europees niveau vraagt Nederland
aandacht voor het belang om ook de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken een belangrijke
rol te geven in de discussie over insolventieraamwerken.
De digitale euro – inventarisatie
Document: N.v.t.
Aard bespreking: Gedachtewisseling
Besluitvormingsprocedure: N.v.t.
Toelichting:
De Eurogroep zal een «stocktaking»-discussie voeren over digitaal centralebankgeld («de digitale euro») waarbij de Europese
Centrale Bank (ECB) de voortgang in de ontwikkeling van de digitale euro zal toelichten
en lidstaten van gedachten kunnen wisselen.
Digitaal centralebankgeld (verder «digitale euro») is publiek geld uitgegeven door
een centrale bank voor breed publiek gebruik. De digitale euro kan in de toekomst
mogelijk een rol spelen om, naast chartaal geld, publiek geld toegankelijk te houden
in de eurozone. Ook kan de infrastructuur van de digitale euro als achtervang dienen
voor de vitale private betaalinfrastructuur en kan de digitale euro zelf een stimulans
zijn voor innovatie en diversiteit in de financiële sector. Verder kan de eurozone
met een digitale euro tegenwicht bieden aan buitenlandse en/of private initiatieven
voor digitale valuta en daarmee de open strategische autonomie van de EU versterken.
Het kabinet is voorstander van een verdere ontwikkeling van de digitale euro. Met
name de doelstelling om publiek geld toegankelijk te houden middels de digitale euro
is in Nederland opportuun vanwege het teruglopende gebruik van chartaal geld. Daarnaast
kan Nederland mogelijk ook profiteren als een digitale euro efficiëntere grensoverschrijdende
betalingen mogelijk maakt en innovatie in financiële dienstverlening verder kan faciliteren.
De Minister van Financiën heeft zich eerder in de Tweede Kamer uitgesproken voor verdere
ontwikkeling en experimenten te zijn en zich gecommitteerd om dit onderwerp ook in
Europa onder de aandacht te brengen. Mede door Nederlandse inzet is dit onderwerp
op de agenda van de Eurogroep gekomen.
Het is belangrijk dat er ook in Europees verband politieke discussie wordt gevoerd
over de doelen die de eurozone met een digitale euro willen bereiken om daarmee richting
te geven aan het Eurosysteem voor de verdere ontwikkeling van de digitale euro. Concrete
ontwerpkeuzes zijn namelijk zeer afhankelijk van de doelen die men binnen de Eurozone
met de digitale euro wil bereiken. Ook dient nader onderzoek gedaan te worden naar
mogelijke risico’s en ongewenste implicaties van invoering van een digitale euro.
Invoering van een digitale euro zou een structurele hervorming van het geld- en financiële
stelsel zijn, waarvan nog niet alle effecten en risico’s duidelijk zijn. Uit de eerste
verkenningen lijken voldoende aanknopingspunten te komen om de risico’s te kunnen
beperken door de juiste keuzes te maken in het ontwerp van de digitale euro.
Binnen het Eurosysteem is er momentum wat betreft de digitale euro. De verwachting
is dat de ontwikkeling van de digitale euro binnen de ECB zal worden opgewaardeerd
naar een officiële projectstatus, wat betekent dat het onderwerp een van de prioriteiten
van de ECB wordt. Ook op politiek niveau lijkt er enthousiasme te zijn. Het lijkt
erop dat de meeste lidstaten positief staan ten opzichte van het verder verkennen
van de ontwikkeling van de digitale euro. Wel lijkt een aantal landen wat terughoudender
te zijn, terwijl andere landen graag snel stappen voorwaarts willen zetten. Daarnaast
lijkt er ook geen eenduidige visie op de beoogde doelstellingen voor een digitale
euro te zijn. De verwachting is dat als de discussie meer gericht wordt op een concreet
ontwerp van de digitale euro, dit meer discussie gaat opleveren tussen lidstaten omdat
de ontwerpkeuzes erg afhankelijk zijn van de doelen die worden beoogd te halen. Door
actieve betrokkenheid van Nederland bij de politieke discussie in de Eurogroep over
de doelstellingen kunnen we zorgen dat ook de Nederlandse belangen goed gediend worden
bij het richting geven aan de ontwikkeling van de digitale euro.
Verder is het ook belangrijk om samen te werken met EU-lidstaten die de euro niet
als munt hebben. Dit geldt met name voor Zweden, dat zelf een eigen digitale munt
aan het ontwikkelen is (E-krona). De Scandinavische landen kampen met een vergelijkbare
sterke afname van het gebruik van contant geld als Nederland, en mogelijk kunnen we
van elkaars initiatieven leren.
Evaluatie van de transparantiemaatregelen van de Eurogroep
Document: Eurogroep transparency review 2021. Dit document zal worden gepubliceerd op https://www.consilium.europa.eu/en/council-eu/eurogroup/eurogroup-docum…
Aard bespreking: Gedachtewisseling
Besluitvormingsprocedure: N.v.t.
Toelichting:
In de Eurogroep zal worden gesproken over de maatregelen die de afgelopen jaren zijn
genomen om de transparantie van de Eurogroep te vergroten. Dit onderwerp is mede door
de inzet van Nederland op de agenda van de Eurogroep gezet, teneinde de implementatie
en de werking van de in september 2019 door de Eurogroep aangekondigde transparantiemaatregelen
te bevorderen.3
Vanaf 2016 zijn verschillende afspraken gemaakt om de transparantie van de Eurogroep
te vergroten. Zo worden geannoteerde agenda’s van Eurogroepen vooraf gepubliceerd,
wordt na afloop van een Eurogroep een samenvattende brief gepubliceerd en worden documenten
ter voorbereiding op thematische discussies in principe voor de Eurogroep en na bespreking
in de Eurogroup Working Group (EWG) gepubliceerd.4 Ook wordt per halfjaar een werkprogramma voor de Eurogroep opgesteld waarin is opgenomen
welke onderwerpen waarschijnlijk besproken zullen worden per vergadering.
In september 2019 heeft de Eurogroep als reactie op de aanbevelingen van de Europese
Ombudsman een zestal aanvullende maatregelen aangekondigd om de transparantie van
de Eurogroep en EWG verder te vergroten. Zo is voorgesteld om de samenvattende brief
die na afloop van een Eurogroep wordt gepubliceerd uit te breiden, de conceptagenda
van de Eurogroep eerder te publiceren (na goedkeuring EWG), een online database te
creëren van openbare Eurogroepdocumenten met een zoekmachine en filterfunctie, het
vergaderschema van de EWG te publiceren, de website van de EWG te verbeteren en een
verduidelijking aan te brengen op de website van de Eurogroep over het feit dat men
het recht heeft een verzoek te doen tot toegang tot documenten m.b.t. de Eurogroep
en voorportalen als deze bij de Raad of de Europese Commissie liggen.
Zoals in eerdere brieven aan de Kamer gemeld, hecht Nederland veel waarde aan transparantie
in Europese besluitvorming.5 Ten aanzien van de Eurogroep heeft Nederland zich altijd hard gemaakt voor de versterking
van transparantie6 en Nederland verwelkomt dan ook de stappen die de laatste jaren op dat gebied zijn
gezet, waaronder de implementatie van de afspraken van september 2019. Zo bestaat
er nu een online register met openbare Eurogroepdocumenten en wordt de conceptagenda
van de Eurogroep eerder gepubliceerd dan voorheen. Nederland blijft het belangrijk
vinden om de transparantiemaatregelen regelmatig te evalueren en te kijken of deze
nog passend zijn en zal zich hiervoor blijven inzetten.
Inclusieve samenstelling
Terugkoppeling van de High-Level Working Group on EDIS over het vervolmaken van de bankenunie
Document: N.v.t.
Aard bespreking: Gedachtewisseling
Besluitvormingsprocedure: N.v.t.
Toelichting:
De Eurogroep zal een terugkoppeling ontvangen van de hoogambtelijke werkgroep (HLWG)
die spreekt over een Europees depositogarantiestelsel (EDIS) en het vervolmaken van
de bankenunie. Op basis van een mandaat van de Eurotop uit december 2020 is door de
HLWG afgelopen maanden gewerkt aan een werkplan voor het verder volmaken van de bankenunie.7 De Eurogroep zal worden geïnformeerd over de stand van zaken van het werkplan. Op
vier terreinen wordt er gesproken. Het betreft het crisismanagementraamwerk, het Europees
depositogarantiestelsel (EDIS), de weging van staatsobligaties (RTSE) en het bevorderen
van marktintegratie. Veel lidstaten koppelen verschillende dossiers aan elkaar. De
ambitie van het werkplan zal sterk afhangen van de mate waarin voortgang kan worden
bereikt op alle vier de subdossiers.
Crisismanagementraamwerk
Allereerst is er binnen de HLWG veel discussie over de toepasbaarheid van het crisisraamwerk
voor alle typen banken. Het Europese bankenlandschap is erg divers, en in de HLWG
wordt gesproken hoe het crisisraamwerk daar beter op kan aansluiten. Sommige lidstaten
zoals Nederland en Frankrijk hebben een bankensector met enkele grotere universele
banken die zowel spaar- als zakenactiviteiten uitvoeren. Andere lidstaten, waaronder
Duitsland, Italië en Oostenrijk, kennen naast enkele universele banken ook een groot
aantal regionaal geënte spaarbanken. Met name Oost-Europese banken zijn vaak in eigendom
van buitenlandse banken. Het onderscheid tussen deze sectoren maakt dat lidstaten
anders in discussies staan over het crisisraamwerk.
Het crisisraamwerk – dat naast het resolutieraamwerk ook de richtlijn voor depositogarantiestelsels
(DGS) en de regels voor staatssteun omvat – dient ertoe om het falen van banken op
een goede wijze op te kunnen vangen. De doelstelling van het raamwerk is om falende
banken via faillissement, of bij grotere banken via resolutie, zonder de inzet van
publieke middelen, ordentelijk af te wikkelen. Het resolutieraamwerk kent sterke waarborgen
om het gebruik van publieke middelen zoveel mogelijk te voorkomen. Sinds de implementatie
van de Bank Recovery and Resolution Directive (BRRD) in 2016 is het resolutieraamwerk echter nog maar beperkt gebruikt. In veel
gevallen is voor een «gewoon» faillissement gekozen. Daarbij is in een aantal gevallen
toch staatssteun verleend, terwijl het crisisraamwerk dit in het algemeen juist beoogt
te voorkomen. Ook gelden binnen de lidstaten verschillende regels voor hoe nationale
DGSen (die door banken zelf gevuld worden) kunnen ingrijpen, waardoor het toch mogelijk
kan zijn om kapitaalsteun te verlenen.
In de HLWG is overeenstemming dat meer consistentie nodig is tussen de verschillende
instrumenten in het crisisraamwerk (staatssteun, resolutie en via het DGS). Ook wil
de HLWG onderzoeken hoe deze instrumenten beter geschikt kunnen worden gemaakt voor
bijvoorbeeld kleine en middelgrote banken die voornamelijk deposito-gefinancierd zijn.
Voor dergelijke banken is het namelijk soms duur en ingewikkeld om aan de strenge
vereisten van het resolutieraamwerk te voldoen. Sommige lidstaten vinden dat er gekeken
moet worden naar het verder harmoniseren van de inzet van de door banken zelf gevulde
DGSen. Zo kennen DGSen in sommige landen mogelijkheden om de overdracht van deposito’s
en gezonde activa naar een andere bank te faciliteren, zowel voor als na een faillissement.
Deze lidstaten zijn van mening dat voor een groep kleinere en middelgrote banken een
dergelijke overdracht mogelijk geschikter is dan het toepassen van het resolutieraamwerk.
De inzet van de door banken gevulde DGSen zou er tevens aan kunnen bijdragen dat nationale
staatssteun minder zal worden toegepast.
Voor Nederland is van belang dat bij aanpassing van het crisisraamwerk publieke middelen
zo veel als mogelijk worden beschermd. Eventuele verdere aanpassingen dienen het raamwerk
te verduidelijken en verschillende instrumenten in faillissement, resolutie en in
uiterste gevallen staatssteun, beter op elkaar aan te laten sluiten. Het resolutieraamwerk,
met zijn strenge vereisten geniet daarbij de voorkeur. Zoals aangegeven in reactie
op vragen van lid De Vries (VVD) zet Nederland er daarom op in dat het resolutieraamwerk
zo veel als mogelijk verder bestendigd wordt, bijvoorbeeld door de regels omtrent
staatssteun verder aan te scherpen.8 Goed nieuws is daarom dat de Commissie gelijktijdig met een herziening van het bredere
crisisraamwerk ook de staatssteunregels zal gaan herzien.
Het Europees depositogarantiestelsel (EDIS) en de weging van staatsobligaties (RTSE)
Naast deze bredere evaluatie over het crisisraamwerk, lopen in de HLWG ook nog besprekingen
over een EDIS. Een gemeenschappelijk depositogarantiestelsel zou eraan kunnen bijdragen
dat spaarders overal in Europa een gelijke bescherming genieten. De Tweede Kamer heeft
de regering tevens gevraagd zich tot het uiterste in te spannen om passende risicoweging
van staatsobligaties voor banken te realiseren.9 Nederland zet zich er dan ook voor in dat voordat risico’s gedeeld worden via een
EDIS, er ook een weging komt op staatsobligaties (RTSE). In de HLWG zal in april nog
verder gesproken worden over RTSE. Dit ligt echter uiterst gevoelig, mede vanwege
oplopende staatsschulden in de context van de COVID-19-uitbraak. Tegelijkertijd is
vormgeving nog ingewikkeld, mede omwille van voornoemd onderscheid tussen bankensectoren,
alsmede de rol die DGSen nu al spelen bij bankfalen in verschillende lidstaten. Deze
vormgeving hangt ook sterk samen met eerdere genoemde rol die DGSen spelen in het
bredere crisisraamwerk. Nederland hamert er daarom op dat – naast voornoemde voorwaarde
van RTSE – hier eerst duidelijkheid over dient te komen, voordat gesproken kan worden
over een EDIS.
Bevorderen van verdere marktintegratie
Naast het crisisraamwerk, EDIS, en RTSE, wordt in de HLWG ook gesproken over de regels
voor grensoverschrijdende bankengroepen. Ook hierover zijn lidstaten verdeeld. Verdere
marktintegratie kan bijdragen aan de efficiëntie van de Europese bankensector. Tegelijkertijd
dient goed oog te zijn voor de financiële stabiliteit. Sommige lidstaten zijn van
mening dat de grensoverschrijdende kapitaalstromen worden gehinderd door de inrichting
van prudentiële vereisten. Andere lidstaten benadrukken juist het belang van voldoende
kapitaal en liquiditeit op alle niveaus van de bank. Voor Nederland is van belang
dat eventuele stappen ten aanzien van verdere integratie niet ten koste mogen gaan
van de financiële stabiliteit. Voor dat laatste is van belang dat banken te allen
tijde voldoende gekapitaliseerd zijn.
Ecofinraad
Stand van zaken financiële diensten dossiers
Document: ST7212/21
Aard bespreking: update door het voorzitterschap
Besluitvormingsprocedure: N.v.t.
Toelichting:
Het voorzitterschap van de Raad voorziet de Ecofinraad op reguliere basis van informatie
over de lopende wetgevingsvoorstellen op het terrein van financiële diensten. Nederland
zal de updates van het voorzitterschap ten aanzien van financiële diensten dossiers
aanhoren.
Stand van zaken Kapitaalmarktunie Actieplan – Europees centraal toegangspunt voor
bedrijfsdata
Document: N.v.t.
Aard bespreking: Presentatie
Besluitvormingsprocedure: N.v.t.
Toelichting:
De Europese Commissie zal een presentatie geven over de stand van zaken ten aanzien
van de eerste actie uit het nieuwe actieplan kapitaalmarktunie: de oprichting van
een Europees single access point (ESAP). Het ESAP moet helpen bedrijven meer zichtbaar
te maken voor investeerders, waardoor de toegang tot marktfinanciering wordt verbeterd.
Afgelopen kwartaal heeft de Commissie voor de uitwerking van deze actie een openbare
consultatie gehouden. Het kabinet heeft hierop gereageerd.10 Het kabinet staat positief tegenover het opzetten van het ESAP, maar plaatst daarbij
de kanttekening dat rekening moet worden gehouden met bestaande rapportage- en deponeringsverplichtingen.
Daarbij is het uitgangspunt dat het ESAP niet tot additionele lasten leidt voor bedrijven.
Een gefaseerde oprichting van het ESAP acht het kabinet daarom wenselijk. Daarbij
moet zoveel als mogelijk worden voortgebouwd op reeds bestaande (nationale) registers
en Europese initiatieven. Op een later moment kunnen andere data, zoals niet-financiële
data, worden toegevoegd aan het ESAP.
De Commissie heeft eind september jl. een nieuw actieplan voor de verdieping van de
kapitaalmarktunie gepubliceerd. Tijdens de Ecofinraad van 1 december jl. zijn raadsconclusies
aangenomen waarin de Raad het belang van de verdieping van de kapitaalmarktunie nogmaals
benadrukt. Bovendien heeft de Raad – gelet op het belang van een spoedig herstel van
de Europese economie in het licht van de COVID-19-pandemie – de acties uit het actieplan
gerangschikt naar mate van prioriteit om zodoende de inzet van de Commissie nadere
richting te geven. Oprichting van de ESAP is een van de prioritaire acties.
Economisch herstel in de Europese Unie
Document: N.v.t.
Aard bespreking: Gedachtewisseling
Besluitvormingsprocedure: N.v.t.
Toelichting:
In de Ecofinraad zullen lidstaten spreken over de economische situatie in de Europese
Unie als gevolg van de COVID-19-pandemie. Sinds het uitbreken van de COVID-19-crisis
is hier meermaals over gesproken. Sinds de laatste bespreking heeft de Europese Commissie
geen nieuwe raming van de economische vooruitzichten gepubliceerd. De economische
situatie in Europa blijft als gevolg van de aanhoudende maatregelen ter bestrijding
van het COVID-19-virus zorgelijk. Het kabinet acht het daarom van belang dat landen
hun economieën voldoende ondersteunen om potentiële negatieve gevolgen van de COVID-19-crisis
te mitigeren.
Tijdens de gedachtewisseling over de economische situatie zal er ook gesproken worden
over de stand van zaken met betrekking tot de Recovery and Resilience Facility (RRF).11 De meeste lidstaten zijn momenteel in gesprek met de Europese Commissie over de inhoud
van hun concept herstelplannen. Het kabinet acht het van belang dat lidstaten inzetten
op het versterken van hun economie om duurzame groei en de weerbaarheid te vergroten.
De RRF, waarbij lidstaten een plan opstellen met structurele hervormingen en investeringen
die de landspecifieke aanbevelingen adresseren, kan daaraan bijdragen.
Naar aanleiding van de toezegging van de Minister van Financiën aan het lid Sneller
tijdens het Wetgevingsoverleg (over het Wetsvoorstel tot goedkeuring van het Eigenmiddelenbesluit
van de Raad van de Europese Unie) met de vaste commissie voor Financiën op 23 februari
jl. is bij de Minister van Economische Zaken en Klimaat nagegaan hoe andere actoren
betrokken worden bij de totstandkoming van de plannen voor het gebruik van de Europese
herstelfaciliteit. Zoals gecommuniceerd in een brief van 27 november12 heeft het kabinet opdracht gegeven tot een ambtelijke verkenning naar de mogelijke
inhoud van een Nederlands herstelplan (RRP). Het kabinet hecht waarde aan de input
van stakeholders voor het Nederlandse RRP. Voor deze inventarisatie wordt daarom gebruik
gemaakt van overleg met stakeholders en bij diverse maatregelen wordt samengewerkt
om de kwaliteit van voorstellen te verbeteren. Denk hierbij aan de Stichting van de
Arbeid, diverse sectoren en buurlanden. De inventarisatie wordt de komende weken afgerond
zodat deze klaarligt voor besluitvorming door een nieuw kabinet.
Verder zal de Europese Commissie een presentatie geven over de financieringsstrategie
voor het Europese herstelfonds Next Generation EU (NGEU). Naar verwachting publiceert de Commissie op 14 april a.s. een mededeling hierover.
De Kamer zal hierover, zoals gebruikelijk, worden geïnformeerd middels een BCN-fiche.
Voor het kabinet is het van belang dat de Commissie bij de vormgeving van de financieringsstrategie
binnen het mandaat opereert dat in het Eigenmiddelenbesluit wordt gegeven.13 Daarin is bijvoorbeeld vastgelegd dat er na 2026 geen netto opname van leningen die
de Unie aangaat mag plaatsvinden. Voorts moeten alle leningen op uiterlijk 31 december
2058 zijn afgelost. In het kader van het schuldbeheer kunnen leningen tot die tijd
wel worden vernieuwd. Verder mogen de jaarlijkse aflossingen van de voor NGEU geleende
middelen niet hoger zijn dan 7,5% van het geleende bedrag dat maximaal gebruikt mag
worden voor uitgaven. In het Eigenmiddelenbesluit is tevens opgenomen dat terugbetaling
van de voor NGEU geleende middelen dient te geschieden overeenkomstig het beginsel
van goed financieel beheer en dat de verplichtingen gestaag en voorspelbaar dienen
te verminderen.
Europese financiële architectuur voor ontwikkelingssamenwerking (EFAD)
Document:
ST6962/21
Aard bespreking: Gedachtewisseling
Besluitvormingsprocedure: N.v.t.
Toelichting:
De Ecofinraad zal spreken over de toekomstige vormgeving van de Europese financiële
architectuur voor ontwikkeling (EFAD) n.a.v. de recent verschenen haalbaarheidsstudie.
Deze bespreking dient als input voor Raadsconclusies. Besluitvorming over deze Raadsconclusies
wordt verwacht in de Ecofinraad van mei, mogelijk voorafgegaan door een bespreking
de Raad Buitenlandse Zaken/Ontwikkelingssamenwerking.
In oktober 2019 presenteerde de «Wise Persons Group» hun onafhankelijke analyse over EFAD. In december 2019 heeft de Raad opdracht gegeven
om op basis daarvan een haalbaarheidsstudie uit te laten voeren door onafhankelijke
consultants naar drie mogelijke opties voor de toekomst van EFAD: (1) Scenario A –
een Europese ontwikkelingssamenwerkingbank met als basis de Europese Bank voor Wederopbouw
en Ontwikkeling (EBRD), (2) Scenario B – een Europese ontwikkelingssamenwerkingbank
met als basis een dochteronderneming van de Europese Investeringsbank (EIB) voor EU-externe
activiteiten (3) Scenario C – verbeteren van de huidige architectuur («status quo
+»).
Scenario C («status quo +») komt het gunstigste uit de vergelijking van de consultant.
In dit scenario wordt de diversiteit en de complementerende kwaliteiten van verschillende
uitvoerders (waaronder de EBRD, EIB en nationale ontwikkelingsbanken binnen de EU)
optimaal benut, zonder dat een omvangrijke en tijdrovende institutionele herziening
of additioneel kapitaal nodig is. Echter, dit vraagt om ambitieuze verbeteringen zoals
de ontwikkeling van de juiste prikkels, nauwere samenwerking tussen de spelers en
betere aansluiting bij de ontwikkelingssamenwerkingprioriteiten van de EU. Met de
opzet van het EU-externe financieringsinstrument NDICI is al een stap in de juiste
richting gezet.
Het kabinet kan zich vinden in scenario C om de hierboven genoemde redenen en hecht
er belang aan dat de «status quo +» ook echt een verbetering zal zijn in vergelijking
met de huidige architectuur. Het kabinet zal zich daarom inzetten voor verdere uitwerking
van de «+» bij de Europese Commissie, EIB en EBRD met een focus op het aanscherpen
van de beleidssturing («policy first») en het optimaal benutten van de toegevoegde waarde van de verschillende Europese
(financiële) instellingen. De verwachting is dat de meerderheid van de lidstaten de
voorkeur heeft voor Scenario C. Ook de EBRD, de EIB en de Europese nationale ontwikkelingsbanken
onderstrepen het belang van Europese samenwerking en steunen de «status quo +».
Internationale vergaderingen – Terugkoppeling G20-vergadering van Ministers van Financiën
en Presidenten van Centrale Banken op 7 april
Document: N.v.t.
Aard bespreking: Gedachtewisseling
Besluitvormingsprocedure: N.v.t.
Toelichting:
Het Portugese voorzitterschap en de Europese Commissie zullen in de Ecofinraad een
terugkoppeling geven over de tweede G20-vergadering van Ministers van Financiën en
Presidenten van Centrale Banken onder het Italiaanse Voorzitterschap, die op 7 april
plaatsvond. Nederland is door Italië uitgenodigd om als gastland deel te nemen aan
de G20.
Op de G20-vergadering is uitgebreid stilgestaan bij de stand van de mondiale economie,
de herstelfase van de COVID-19-crisis en hoe gecoördineerd beleid van de G20-landen
daar een rol in kan spelen. Daarnaast vond er een discussie plaats over de mogelijkheden
om kwetsbare landen te helpen. Ook bespraken landen de voortgang van de onderhandelingen
over belastingheffing in een digitaliserende economie. Tot slot hebben landen van
gedachten gewisseld over zaken aangaande de financiële sector, zoals de vergroening
van de financiële sector. Na afloop van de vergadering is een Communiqué14 openbaar gemaakt, waarin de resultaten van de vergadering staan beschreven.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.B. Hoekstra, minister van Financiën