Brief regering : Verslag van de informele videoconferentie van de leden van de Europese Raad en de Eurotop van 25 maart 2021
21 501-20 Europese Raad
Nr. 1661 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 april 2021
Hierbij bied ik u, mede namens de Minister-President, het verslag aan van de informele
videoconferentie van de leden van de Europese Raad en de Eurotop van 25 maart 2021.
Tevens wordt in dit verslag, mede namens de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,
ingegaan op de toezegging van de Minister-President om uw Kamer inzicht te verschaffen
in de bilaterale besprekingen met Rusland in de werkgroep Energie.
De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok
VERSLAG VAN DE INFORMELE VIDEOCONFERENTIE VAN DE LEDEN VAN DE EUROPESE RAAD EN DE
LEDEN VAN DE EUROTOP VAN 25 MAART 2021
Op donderdag 25 maart 2021 vond een informele videoconferentie van de leden van de
Europese Raad (ER) en de Eurotop plaats. De Minister-President nam deel aan deze vergadering.
Na afloop werden twee verklaringen gedeeld.1
Europese Raad
COVID-19-coördinatie
De leden van de ER spraken over de verslechterende epidemiologische situatie in de
Unie. Zij gaven aan dat het van belang is de productie van vaccins op te hogen en
leveringszekerheid te verbeteren. Zij wezen daarbij op het belang van transparantie,
exportautorisatieregels en mondiale leveringsketens. Zij bevestigden dat bedrijven
zich aan gemaakte afspraken over leveringsdeadlines moesten houden. Nederland heeft
het belang benadrukt van het ongestoord functioneren van mondiale productieketens,
waarbij de EU moet blijven inzetten op het voorkomen van een neerwaartse spiraal van
wereldwijde exportbeperkende maatregelen. De inzet van het relevante EU-instrumentarium
dient derhalve met terughoudendheid en zorgvuldigheid te worden benaderd, waarbij
de bredere relaties met derde landen nadrukkelijk moeten worden meegewogen.
Wat de verdeling van de gezamenlijk als EU ingekochte vaccins over de lidstaten betreft
gaven de leden aan dat de pro-rataverdeling op basis van bevolkingsaantal het uitgangspunt
is. Alle lidstaten hadden in eerste instantie de mogelijkheid om hun pro-ratadeel
af te nemen. Niet iedere lidstaat heeft hiervan gebruik gemaakt. Wat Nederland betreft
is er met de pro-rataverdeling als uitgangspunt vanuit solidariteit enige ruimte om
enkele landen tegemoet te komen die het zwaarst getroffen zijn door tegenvallende
leveringen van AstraZeneca. De leden van de ER nodigden het Comité van Permanente
Vertegenwoordigers uit om bij de allocatie van 10 miljoen Pfizer/BioNtech-vaccins
die versneld beschikbaar komen, te kijken naar de snelheid van verdeling mede in het
licht van solidariteit.
Mede in het licht van de nieuwe varianten van het virus stelden de leden vast dat
de beperkingen, inclusief het ontmoedigen van niet-essentiële reizen, in stand moesten
blijven. Ze benadrukten het belang van een ongehinderde doorgang van goederen en diensten
op de interne markt, onder ander door het gebruik van de green lanes. De leden gaven aan dat al wel voorbereidingen dienen te worden getroffen voor een
gecoördineerde aanpak van het stapsgewijs opheffen van beperkingen wanneer de epidemiologische
situatie dat toelaat. In dat verband riepen zij op het technische en wetgevende werk
ten aanzien van COVID-status-bewijzen (het digital green certificate) met urgentie voort te zetten.
Daarnaast onderschreven de leden van de ER het belang van een versterkte bijdrage
aan de wereldwijde respons op de pandemie. Het is van belang om voortvarend te werken
aan de ontwikkeling van het EU Vaccine Sharing Mechanism en hiermee de centrale rol van COVAX in de wereldwijde toegang tot vaccins te ondersteunen
en aan te vullen.
Interne Markt, industriebeleid en digitalisering
De leden van de Europese Raad onderstreepten het belang van een goed functionerende
interne markt en het versterken van het concurrentievermogen en de weerbaarheid van
de Europese industrie voor het economische herstel van de EU. Nederland en Spanje
verwezen in het kader van het versterken van de weerbaarheid van de EU naar het gezamenlijke
non-paper over een open strategische autonomie, dat op 23 maart jl. is uitgebracht.
Dit non-paper kwam uw Kamer toe als bijlage van het verslag van de informele videoconferentie
van de leden van de Raad Algemene Zaken van 23 maart 2021. Met dit paper beogen Nederland
en Spanje bij te dragen aan de bredere discussie in de EU over een open strategische
autonomie. Tijdens de Raad werd het paper door meerdere lidstaten verwelkomd en gesteund.
Nederland heeft tevens een oproep gedaan voor een exit-strategie voor de verruimde
staatssteunmaatregelen ten tijde van de COVID-pandemie. Daarnaast heeft Nederland
gepleit voor het adresseren van verstoringen van de interne markt door buitenlandse
subsidies via gepaste instrumenten.
Naast de groene transitie vormt de digitale transformatie een fundamentele pijler
voor het economische herstel, de welvaart, de veiligheid en de concurrentiekracht
van de EU. In het kader van het versterken van de digitale soevereiniteit van de EU
werd door Nederland en andere lidstaten het belang van open markten en internationale
partnerschappen benadrukt. De leden van de Europese Raad erkenden dat de Commissie-mededeling
voor een Digitaal Kompas een stap vormt op weg naar een succesvolle digitale transformatie
van Europa tegen 2030. Nederland heeft hierbij herhaald dat het waarborgen van waarden,
grondrechten en veiligheid ten grondslag ligt aan de digitale transformatie, zoals
ook vermeld in de raadsconclusies van de Europese Raad van 1–2 oktober.2 De leden van de Europese Raad hebben bevestigd dat de fundamentele rechten, inclusief
de menselijke maat en privacy, randvoorwaarden zijn voor de digitale transformatie
in de EU. Dit is in lijn met de motie van de leden Leijten en Bosman.3
Oostelijke Middellandse Zee
De leden van de ER bespraken de EU-Turkije-relatie zoals overeengekomen tijdens de
ER in december 2020. De leden van de ER wezen in de overeengekomen verklaring nogmaals
op het strategisch belang van de Europese Unie bij een stabiele en veilige omgeving
in het oostelijke Middellandse Zeegebied en bij de ontwikkeling van coöperatieve en
wederzijds bevorderlijke betrekkingen met Turkije. De leden van de ER verwelkomden
de recente de-escalatie in het oostelijke Middellandse Zeegebied door de stopzetting
van de illegale booractiviteiten, de hervatting van de bilaterale besprekingen tussen
Griekenland en Turkije en de aanstaande besprekingen over de kwestie-Cyprus onder
auspiciën van de Verenigde Naties.
De leden van de ER concludeerden dat, mits de huidige de-escalatie wordt voortgezet
en Turkije zich constructief opstelt, de Europese Unie bereid is om, in het kader
van het positieve spoor, de samenwerking met Turkije op een aantal gebieden van gemeenschappelijk
belang op een gefaseerde, proportionele en omkeerbare wijze te intensiveren en verdere
besluiten te nemen tijdens de bijeenkomst van de ER in juni. De leden van de ER vroegen
derhalve de Europese Commissie de gesprekken met Turkije te intensiveren om de huidige
problemen bij de uitvoering van de douane-unie aan te pakken zodat deze voor alle
lidstaten doeltreffend wordt toegepast. Tegelijkertijd verzochten de leden van de
ER de Raad om aan een mandaat voor de modernisering van de douane-unie te werken.
Dat mandaat mag door de Raad eerst worden vastgesteld, wanneer de ER daartoe aanvullende
richtsnoeren heeft gegeven. Tevens stelden de leden van de ER bereid te zijn op hoog
niveau met Turkije te spreken over kwesties van wederzijds belang, zoals volksgezondheid,
klimaat en terrorismebestrijding, evenals regionale kwesties. Ook verzochten de leden
van ER de Commissie na te gaan hoe de samenwerking met Turkije op het gebied van interpersoonlijke
contacten en mobiliteit kan worden verbeterd.
Ook werd Turkije opgeroepen om af te zien van hernieuwde provocaties of unilaterale
acties die in strijd zijn met het internationaal recht. De leden van de ER herbevestigden
de vastberadenheid van de Europese Unie om, in geval van dergelijk optreden, gebruik
te maken van de instrumenten en opties waarover zij beschikt om haar belangen en die
van haar lidstaten te verdedigen en om de regionale stabiliteit te bewaren.
Mede op aandringen van Nederland en conform de motie van het lid Kuiken e.a.4 stelden de leden van de ER dat de rechtsstaat en de grondrechten in Turkije een grote
bron van zorg zijn. De aanvallen op politieke partijen en media en andere recente
besluiten betekenen een ernstige achteruitgang van de mensenrechten en gaan in tegen
de verplichtingen van Turkije om de democratie, de rechtsstaat en vrouwenrechten te
eerbiedigen. De leden van de ER concludeerde dat een dialoog over deze kwesties een
integraal onderdeel van de betrekkingen tussen de EU en Turkije blijft.
De leden van de ER spraken opnieuw waardering uit voor de opvang van bijna vier miljoen
Syrische vluchtelingen door Turkije en verzocht de Commissie om aan de Raad een voorstel
voor te leggen voor de voortzetting van de financiering voor Syrische vluchtelingen
in Turkije, evenals in Jordanië, Libanon en andere delen van de regio.
Rusland
De voorziene inhoudelijke bespreking van de EU-Rusland-relatie heeft niet plaatsgevonden,
omdat de leden van Europese Raad niet fysiek bijeenkwamen. Tijdens de volgende bijeenkomst
van de Europese Raad zal een strategisch debat over dit onderwerp worden gehouden.
Onderhoud met Amerikaanse president Biden
De leden van de Europese Raad hadden een kort onderhoud met de Amerikaanse president
Biden. Er was brede overeenstemming over het belang van de trans-Atlantische betrekkingen
en de gedeelde waarden en belangen waarop dit partnerschap gestoeld is. In het bijzonder
werd ingegaan op de samenwerking op het gebied van handel, de pandemie en economisch
herstel. Het tijdelijk opschorten van de tarifaire maatregelen om het Airbus/Boeing-geschil
op te lossen werd verwelkomd.
President Biden benadrukte in zijn interventie het belang van trans-Atlantische samenwerking
en de mogelijkheden die hier vanuit gaan o.a. op het gebied van klimaat, economie,
handel en multilateralisme. De voorzitter van de ER en Portugal, als EU-voorzitter,
onderstreepten dat de trans-Atlantische relatie een prioriteit is voor de EU en verwelkomden
het hernieuwde engagement van de VS op onder andere klimaat en in multilateraal verband.
Eurotop
Tijdens de Eurotop stonden de Europese Commissie, de Europese Centrale Bank en de
voorzitter van de Eurogroep stil bij de algemene economische situatie in de eurozone
en gaven zij een overzicht van de internationale positie van de euro. Als reactie
hierop benadrukte een aantal lidstaten het belang van een spoedige uitvoering van
de overeengekomen economische herstelmaatregelen.
De conclusies in het statement van de leden van de Eurotop zijn zonder discussie aangenomen.
De regeringsleiders onderstreepten onder andere het belang van herstel en economische
weerbaarheid als belangrijke voorwaarden voor een sterke internationale rol van de
euro. Verder was er aandacht voor een innovatieve digitale financiële sector waar
de mogelijkheid voor een digitale euro onderdeel van is en het werk aan een effectief
raamwerk om de groei van groene financiële markten verder te stimuleren.
Toezegging over MFK-rechtsstaatverordening en de motie-Paternotte/Kuik
Naar aanleiding van de toezegging gedaan door de Minister-President in het debat d.d.
24 maart jl. over de Europese Raad inzake de MFK-rechtsstaatverordening (Handelingen II
2020/21, nr. 61, Debat over de Europese top van 25 en 26 maart), en in antwoord op
de motie van de leden Paternotte en Kuik5 die de regering verzoekt om de Europese Commissie aan te spreken op haar verantwoordelijkheid,
en te vragen het rechtsstatelijkheidsmechanisme in werking te doen treden, en de Kamer
hierover zo spoedig mogelijk, maar voor 1 mei 2021, te informeren, kan ik u als volgt
berichten.
De MFK-rechtsstaatverordening is sinds 1 januari jl. van toepassing. Polen en Hongarije
hebben in december 2020 tijdens de schriftelijke procedure in de Raad aangegeven tegen
goedkeuring van de MFK-rechtsstaatverordening te zijn en op grond van artikel 263
VWEU bij het Europees Hof van Justitie een beroep tot nietigverklaring tegen de MFK-rechtsstaatverordening
te zullen indienen. Polen en Hongarije hebben op 11 maart jl. daadwerkelijk een beroep
tot nietigverklaring ingediend. Conform artikel 278 VWEU heeft een dergelijk beroep
geen schorsende werking. Nederland zal, samen met gelijkgezinde lidstaten, het Hof
verzoeken in deze hofzaak aan de zijde van de Raad en het Europees Parlement te mogen
deelnemen ter verdediging van de verordening.
Met betrekking tot de onafhankelijke uitvoering van de MFK-rechtsstaatverordening
door de Commissie kan worden opgemerkt dat Commissievoorzitter Von der Leyen de autonome
en onafhankelijke rol van de Commissie bij de toepassing van de MFK-rechtsstaatverordening
heeft benadrukt. De Commissie heeft daarnaast verklaard te zullen wachten met het
voorstellen van maatregelen totdat de Commissie richtsnoeren heeft vastgesteld, en
dat de Commissie in die richtsnoeren de nog te volgen uitspraak van het Europese Hof
van Justitie in het beroep tot nietigverklaring zal meenemen. De ER heeft in zijn
conclusies vastgesteld dat de Commissie dit voornemen heeft. De Juridische Dienst
van de Raad heeft bevestigd dat de conclusies van de ER in lijn zijn met de Verdragen
en dat zij ook het EU-beginsel van de institutionele balans en de bevoegdheden van
de verschillende EU-instellingen respecteren.
Door de Commissievoorzitter is tevens bevestigd dat de Commissie haar onderzoekende
werk start per 1 januari 2021 en dat al deze bevindingen (geconstateerde schendingen
van de beginselen van de rechtsstaat) zullen worden betrokken bij eventuele maatregelen
die de Commissie na vaststelling van de door haar op te stellen richtsnoeren en de
uitspraak van het Europese Hof van Justitie zal voorstellen op basis van de MFK-rechtsstaatverordening.
De voorzitter van de Commissie heeft verzekerd dat geen enkele schending van de beginselen
van de rechtsstaat die in de tussentijd plaatsvindt door de Commissie terzijde zal
worden geschoven. Het is dus niet juist te veronderstellen dat de verordening nog
niet in werking is getreden, of dat de Commissie deze niet toepast. Wel zal zij tot
afronding van de richtsnoeren na uitspraak van het Europees Hof van Justitie nog geen
concrete maatregelen uit hoofde van de verordening voorstellen.
In het licht van bovenstaande, zal Nederland er op blijven toezien dat de Commissie
haar rol als onafhankelijk hoedster van de verdragen op het terrein van de rechtsstaat
proactief en consequent blijft vervullen. Dat geldt ook voor de toepassing van de
MFK-rechtsstaatverordening binnen de hierboven geschetste kaders. Daarnaast wijst
het kabinet op de twee lopende inbreukzaken die de Commissie is gestart tegen de Poolse
regering op het terrein van de rechtsstaat, zowel ten aanzien van het tuchtregime
voor Poolse rechters, als ook de zogenaamde muilkorfwet. In de inbreukzaak betreffende
het tuchtregime voor Poolse rechters heeft het Europees Hof op 8 april 2020 voorlopige
maatregelen opgelegd en Polen bevolen de activiteiten van de tuchtkamer in tuchtzaken
betreffende rechters op te schorten in afwachting van de einduitspraak. Het kabinet
deelt met name de zorgen die de motie-Paternotte/Kuik noemt ten aanzien van het doorgaan
van zaken tegen Poolse rechters door de Tuchtkamer van het Hooggerechtshof in Polen.
Het kabinet verwelkomt daarom het feit dat de Commissie op 3 december jl. aanvullende
actie ondernam, en het doorgaan van de andere activiteiten van de tuchtkamer in zaken
tegen rechters toevoegde aan de lopende inbreukzaak tegen de zgn. muilkorfwet. De
Commissie maakte op 31 maart jl. bekend om Polen ook in deze inbreukzaak voor het
Europees Hof van Justitie te dagen.
Toezegging over de zittingen van de Energiewerkgroep Rusland en de motie-van Ojik
Met betrekking tot de motie van het lid Van Ojik c.s.6 over inzicht in de bilaterale besprekingen met Rusland in de werkgroep Energie en
conform de toezegging van de Minister-President tijdens het plenair debat over de
ER, informeer ik u, mede namens de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,
hierbij over de zittingen van deze werkgroep in 2018 en 2020 en over de geplande werkgroep
in 2021.
De energiewerkgroep is een van de technische werkgroepen onder de Gemengde Economische
Commissie, waarin op ambtelijk niveau met Rusland een dialoog wordt gevoerd. Andere
werkgroepen onder deze Commissie zijn gericht op innovatie, landbouw, gezondheidszorg
en transport. Zoals uiteengezet in de «Ruslandbrief» van het kabinet7, staat het kabinet een beleid voor waarin druk en dialoog worden gecombineerd. Daarbij
wordt ingezet op het openhouden van de communicatiekanalen met Rusland en het zoeken
naar mogelijkheden voor functionele samenwerking op basis van gemeenschappelijke belangen,
zoals ten aanzien van onze economische betrekkingen en energierelatie. Nederland is
een van de weinige EU-lidstaten die zijn Gemengde Economische Commissie sinds 2013
nog niet hebben hervat. Zoals ook aangegeven in de Ruslandbief kan de Minister voor
Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking met haar Russische evenknie bijeenkomen
in de Gemengde Economische Commissie, om aan het werk van deze technische werkgroepen
desgewenst politieke invulling te geven.
Energiewerkgroep d.d. 14 mei 2018
Na de energiewerkgroep van 8 november 2013 is de energiewerkgroep bijna vijf jaar
niet meer bijeengekomen. Gezien het belang van energie in de bilaterale relatie met
Rusland is besloten deze werkgroep te hervatten. Aan de op 14 mei 2018 georganiseerde
zitting namen ruim 40 Nederlandse en Russische ondernemers, onderzoekers en ambtenaren
deel. De Russische delegatie werd geleid door viceminister van Energie, de heer Inyutsyn,
en de Nederlandse delegatie door de directeur-generaal Energie, Telecom en Mededinging
van Ministerie van Economische Zaken & Klimaat, de heer Gaastra, en voormalig plaatsvervangend
directeur-generaal Buitenlandse Economische Betrekkingen van het Ministerie van Buitenlandse
Zaken, de heer Landheer. In twee parallelle sessies spraken de deelnemers over ontwikkelingen
op het terrein van gas en de energietransitie.
Deelnemers gaven een overzicht van ontwikkelingen op de Russische gasmarkt en van
commerciële activiteiten. Verschillende private partijen benadrukten dat Europa de
komende decennia Russisch gas nodig zal hebben om te voldoen aan de Europese gasvraag.
Daarbij werd gewezen op de nabijheid en de relatief lage productiekosten van Russisch
gas. Nadat in de winter van 2017/2018 gasvoorraden in enkele Europese landen onder
druk stonden is besloten om meer gasvoorraden in Europa aan te leggen. Ten aanzien
van Nord Stream 2 werd door enkele private partijen gewezen op de impact op de leveringszekerheid
voor de Europese markt (het Nederlandse kabinet heeft zoals bekend een neutrale positie
en ziet Nord Stream 2 als een commercieel project, waarbij het zich rekenschap geeft
van de geopolitieke aspecten). Ook werd door enkele private partijen onder andere
stilgestaan bij het Turkish Stream project, twee pijpleidingen voor de aanvoer van
gas door de Zwarte Zee naar Turkije. Daarnaast werd gewezen op de inzet van Rusland
op LNG en het verhogen van het aantal aansluitingen op het gasnet in Rusland.
Voorts werd ingegaan op het potentieel van bestaande gasinfrastructuur voor een duurzamer
energiesysteem en werd door een van de deelnemers uit het bedrijfsleven het belang
van lange termijn gasleveringscontracten voor Nederland benadrukt om de dalende productie
uit Groningen op te vangen. Hiermee zou bijgedragen kunnen worden aan de leveringszekerheid,
het depolitiseren van de gashandel en het reguleren van de wederzijdse afhankelijkheid
tussen importeurs en exporteurs.
Ten aanzien van de energietransitie werd door de Nederlandse deelnemers een overzicht
gegeven van de ambities van het kabinet en de maatregelen die hiertoe zullen worden
genomen, zoals verbreding van de regeling Stimulering Duurzame Energieproductie (SDE+),
meer windparken op zee, een hogere belasting op gas en lagere belasting op elektriciteit,
sluiting van kolencentrales, een nationale CO2-prijs en geen bouw meer van gasverwarmde huizen. Ook werd gesproken over de impact
van meer hernieuwbare energie voor het elektriciteitsnet en het belang van netstabiliteit
om fluctuaties in de productie van hernieuwbare energie en de elektriciteitsvraag
beter op te kunnen vangen. Daarbij werd tevens ingegaan op de rol van de industrie
(stimuleren van de productie tijdens lage vraag), huishoudens (lokale opslag, stimuleren
van stroomverbruik buiten de pieken om) en vervoer (elektrificatie vervoerssector
biedt kansen voor opslag).
In dit kader werd tevens stilgestaan bij de rol van waterstof voor grootschalige opslag
en transport, het vergroten van elektriciteitsmarkten ten behoeve van een betere connectiviteit
en digitalisering. Ook werd stilgestaan bij waste-to-energy en bioenergie.
Ondanks de aanwezigheid van grote olie- en gasvoorraden in Rusland, werd van Russische
zijde aangegeven dat ook daar maatregelen op het terrein van de energietransitie worden
genomen. De Russische Energiestrategie 2030 geeft prioriteit aan energie-efficiënte
(20% reductie in 2030), duurzame ontwikkeling en uitbreiding van alternatieve energiebronnen.
Waterkracht is momenteel de grootste bron van duurzame energie, maar in 2017 is vooral
de capaciteit van zonne-energiecentrales vergroot. Er wordt tevens ingezet op lokalisering
van de productie van zonne- en windenergie.
Afgezien van deze informatie-uitwisseling over ontwikkelingen op de energiemarkt en
mogelijke samenwerkingsterreinen was van afspraken over samenwerking op specifieke
energieprojecten geen sprake. Wel werd het belang om met elkaar in gesprek te blijven
in het kader van deze energiewerkgroep door de aanwezigen onderschreven. De deelnemers
werden tot slot uitgenodigd voor de Russische Energieweek van 3 tot 6 oktober 2018
in Moskou.
Energiewerkgroep d.d. 5 februari 2020
Bij de bijeenkomst van de energiewerkgroep van 5 februari 2020 in Moskou was de plaatsvervangend
directeur-generaal Buitenlandse Economische Betrekkingen van het Ministerie van Buitenlandse
Zaken, de heer Potman, delegatieleider en aan Russische zijde de viceminister van
Energie, mevrouw Bondarenko. Tijdens deze bijeenkomst werd door ongeveer 50 publieke
en private partijen (zowel Russische als Nederlandse) gesproken over ontwikkelingen
op het terrein van olie en gas, samenwerking op hernieuwbare energie en digitale technologie,
en klimaatverandering (het onderwerp klimaatverandering was op verzoek van zowel Russische
als Nederlandse zijde geagendeerd). Ook werd gesproken over Nederlandse best practices inzake energiebeurzen.
Inzake gas werd specifiek ingegaan op de ontwikkeling van Rusland als een belangrijke
speler op de LNG-markt en de ontwikkeling van kleinschalige LNG en het gebruik van
LNG als motorbrandstof. Diverse private partijen besteedden in hun presentaties kort
aandacht aan de constructie van Nord Stream 2, mede in het licht van Amerikaanse sancties.
Daarnaast werd gesproken over marktliberalisering en handel op energiebeurzen, waarbij
de deelnemers werden geïnformeerd over de ontwikkeling van de Nederlandse gashandelsplaats.
Beide zijden toonden veel interesse in de ontwikkeling van waterstoftechnologie en
het gebruik van gasinfrastructuur voor het transport van waterstof. Er werd gewezen
op innovatieve R&D-projecten en zowel Russische als Nederlandse partijen toonden interesse
in samenwerking op dit terrein. Ook werd gesproken over de ontwikkeling van windenergie
in Rusland, waarbij reeds diverse Nederlandse en Russische partijen betrokken zijn.
Wel werd door partijen gewezen op de diverse uitdagingen op de Russische markt, in
het bijzonder de lokaliseringsvereisten.
De werkgroep besteedde tevens veel aandacht aan de ontwikkeling en toepassing van
digitale technologie ten behoeve van kostenefficiëntie, productiviteit en veiligheid.
Hierbij werd ook het belang van wetenschappelijke uitwisselingen en onderwijsprogramma’s
onderstreept.
Op het terrein van klimaat werden het Nederlandse Nationaal Klimaatakkoord toegelicht
en de principes die daaraan ten grondslag liggen (CO2-reductiedoelstelling, betaalbaarheid, energie efficiëntie en investeringen in nieuwe
productiemethoden en technologie), alsook de Nederlandse positionering binnen de internationale
energietransitie (waaronder energiedialogen). Door de Russische zijde werd uiteengezet
op welke wijze de ratificatie van het Akkoord van Parijs veranderingen in gang heeft
gezet in het energiebeleid. Daarbij ging het onder andere om CO2-absorptie door aanplanting, het tegengaan van het affakkelen van gas, compensatie
van de uitstoot door kolencentrale, energie-efficiënte, modernisering van de elektriciteitsproductie,
innovatie van de transportsector en wetenschappelijk onderzoek.
Afgezien van deze informatie-uitwisseling over ontwikkelingen op de energiemarkt en
mogelijke samenwerkingsterreinen was van afspraken over samenwerking op specifieke
energieprojecten geen sprake. Wel werd afgesproken de dialoog en samenwerking inzake
energie en klimaatverandering voort te zetten. Nederland zal de volgende zitting van
de energiewerkgroep organiseren in 2021.
Energiewerkgroep in 2021
Op dit moment zijn nog geen datum en agenda voor de energiewerkgroep in 2021 vastgesteld.
Wel heeft een oriënterend gesprek plaatsgevonden tussen de Nederlandse ambassade in
Moskou en het Russische Ministerie van Energie. Daarbij is afgesproken dat zal worden
ingezet op een werkgroep in Nederland voor het einde van 2021. Als agendaonderwerpen
zijn ontwikkelingen op de olie- en gasmarkt, de-carbonisatie, CO2-belasting, waterstof en klimaat voorgesteld. Voor de zomer zal opnieuw worden overlegd
over de opzet, de agenda en de deelnemers.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken