Brief regering : Fiche: Verordening oprichting Gemeenschappelijke Ondernemingen onder Horizon Europe
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 3069 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 april 2021
Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij 7 fiches die werden opgesteld
door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissie voorstellen (BNC).
Fiche: Verordening oprichting Gemeenschappelijke Ondernemingen onder Horizon Europe
Fiche: Besluit Europees Partnerschap voor Metrologie (Kamerstuk 22 112, nr. 3070)
Fiche: Herschikking Verordening Roaming (Kamerstuk 22 112, nr. 3071)
Fiche: Mededeling actieplan synergie en civiele, defensie- en ruimtevaartindustrieën
(Kamerstuk 22 112, nr. 3072)
Fiche: Mededeling Evaluatie handelsbeleid – Een open, duurzaam en assertief handelsbeleid
(Kamerstuk 22 112, nr. 3073)
Fiche: Mededeling EU Klimaatadaptatiestrategie (Kamerstuk 22 112, nr. 3075)
Fiche: Wijziging richtlijn erkenning beroepskwalificaties binnenvaart (Kamerstuk 22 112, nr. 3076)
De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok
Fiche: Verordening oprichting Gemeenschappelijke Ondernemingen onder Horizon Europe
1. Algemene gegevens
a) Titel voorstel
Voorstel voor een verordening van de Raad tot oprichting van de Gemeenschappelijke
Ondernemingen onder Horizon Europe
b) Datum ontvangst Commissiedocument
23 februari 2021
c) Nr. Commissiedocument
COM(2021) 87
d) EUR-lex
https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX%3A52021PC0087…
e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie Raad voor Regelgevingstoetsing
SWD(2021) 37
SWD(2021) 38
f) Behandelingstraject Raad
Raad voor Concurrentievermogen
g) Eerstverantwoordelijk ministerie
Ministerie van Economische Zaken en Klimaat in nauwe samenwerking met het Ministerie
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
h) Rechtsbasis
Artikel 187 en artikel 188, eerste alinea, van het Verdrag betreffende de Werking
van de Europese Unie (VWEU)
i) Besluitvormingsprocedure Raad
Gekwalificeerde meerderheid
j) Rol Europees Parlement
Raadpleging
2. Essentie voorstel
a) Inhoud voorstel
De voorgestelde verordening geeft uitwerking aan negen geïnstitutionaliseerde partnerschappen,
een belangrijk financieringsinstrument onder het negende Kaderprogramma voor Onderzoek
en Innovatie, Horizon Europe. Het betreft gemeenschappelijke ondernemingen, geïnstitutionaliseerde
partnerschappen met betrokkenheid van private partijen, die bijdragen aan het bevorderen
van de groene en digitale transities en maatschappelijke uitdagingen zoals op het
gebied van gezondheid.
Met dit voorstel worden de volgende negen gemeenschappelijke ondernemingen opgericht,
voor een periode eindigend op 31 december 20311:
Circular biobased Europe: Met dit partnerschap wil de Commissie significant bijdragen aan de
klimaatdoelen voor 2030 en het bereiken van klimaatneutraliteit in 2050. Het partnerschap
beoogt de verduurzaming en circulariteit van productie- en consumptiesystemen, in
lijn met de Europese Green Deal. Het richt zich onder andere op de ontwikkeling en
uitbreiding van de duurzame conversie van biomassa naar biobased producten en het gebruik van biologisch afval van landbouw, industrie en andere sectoren.
Clean Aviation: Dit partnerschap ondersteunt de Europese luchtvaartindustrie in het leveren van een
significante bijdrage aan de doelen van de Green Deal. Dit gebeurt door de ontwikkeling,
integratie en validatie van disruptief onderzoek en innovatieve oplossingen te versnellen,
zodat deze zo snel mogelijk in de praktijk kunnen worden toegepast.
Clean Hydrogen: Dit partnerschap versnelt de ontwikkeling en toepassing van de Europese
waardeketen voor groene waterstoftechnologie. Door onderzoek en ontwikkeling kan de
kosteneffectiviteit, beschikbaarheid en kwaliteit van duurzame waterstof verbeterd
worden.
Europe’s Rail: Dit partnerschap richt zich op het stimuleren van onderzoek en implementatie van
marktgedreven innovaties in de spoorsector, zowel voor personenvervoer als voor goederenvervoer.
Global Health EDCTP3: Binnen het partnerschap Global Health EDCTP3 vindt onderzoek en ontwikkeling plaats op het gebied van infectieziekten die zich
in Sub-Sahara Afrika voordoen, waaronder tuberculose, malaria en hiv. Het partnerschap
heeft tot doel om in 2030 enkele nieuwe technologieën ter bestrijding van infectieziekten
goedgekeurd te hebben.
Innovative Health Initiative: Dit partnerschap draagt bij aan het creëren van een Europees onderzoek- en innovatie-ecosysteem
op het gebied van gezondheid, waarin naast de (bio)farmaceutische industrie ook biotechnologische
en medisch-technologische industrie deelnemen. Het zal de ontwikkeling van veilige,
effectieve, op de mens gerichte, kosteneffectieve producten en services ondersteunen
die de publieke gezondheidsbehoeften en cross-sectorale gezondheidsinnovatie stimuleren.
Key Digital Technologies: Dit partnerschap op het terrein van elektronische componenten en systemen (ECS),
ondersteunt de digitale transformatie van alle economische en maatschappelijke sectoren
in Europa. Het beoogt rond 2030 Europees leiderschap te bereiken op het gebied van
digitale sleuteltechnologieën om het Europese concurrentievermogen te versterken.
Hierdoor worden nieuwe kansen aangegrepen om technologische soevereiniteit te realiseren.
Single European Sky
ATM Research 3: Dit initiatief beoogt air traffic management (ATM) digitaal te transformeren, het Europese luchtruim het meest efficiënte en milieuvriendelijke
luchtruim ter wereld te maken en het concurrentievermogen en herstel van de Europese
luchtvaartsector te ondersteunen na de COVID-crisis.
Smart Networks and Services: Dit partnerschap richt zich op de ontwikkeling van digitale infrastructuur, gebaseerd
op 5G-netwerken en op weg naar 6G-netwerken richting 2030. Het partnerschap zal het
mogelijk maken voor Europese spelers om technologische capaciteiten te ontwikkelen
voor 6G-systemen als basis voor toekomstige digitale diensten. Het zal de technologische
soevereiniteit ondersteunen, in lijn met de nieuwe Industriestrategie van Europa en
de 5G cybersecurity toolbox.
Deze negen gemeenschappelijke ondernemingen gebaseerd op artikel 187 VWEU zijn onderdeel
van een portfolio van 49 Europese partnerschapskandidaten onder Horizon Europe2. De Commissie heeft gelijktijdig een separaat voorstel gepubliceerd voor een geïnstitutionaliseerd
publiek-publiek partnerschap voor Metrologie3, gebaseerd op artikel 185 VWEU, waarvoor een apart BNC-fiche is opgesteld. In september
2020 publiceerde de Commissie al een voorstel ter oprichting van een gemeenschappelijke
onderneming voor High Performance Computing4.
De verordening bevat algemeen geldende voorwaarden voor de opzet van gemeenschappelijke
ondernemingen. Daarnaast bevat de verordening additionele voorwaarden die specifiek
gelden voor de individuele gemeenschappelijke ondernemingen. Met deze verordening
beoogt de Commissie meer synergie tussen de verschillende gemeenschappelijke ondernemingen
te creëren, bijvoorbeeld via gezamenlijke openstellingen. Daarnaast wordt een centraal
management van financiën ingevoerd en wordt een gedeelde back-office opgericht voor
gezamenlijke faciliteiten zoals op het gebied van HR, juridische ondersteuning en
accounting.
b) Impact assessment Commissie
Er heeft een uitgebreide impact assessment plaatsgevonden, voor zowel het partnerschappeninstrument
(als onderdeel van de impact assessment van Horizon Europe) als voor de verschillende
voorgestelde partnerschappen. Onderdeel van de impact assessment per partnerschap
was een brede stakeholderconsultatie. Oorspronkelijk waren er ook initiatieven ter
oprichting van een gemeenschappelijke onderneming op het gebied van geautomatiseerde
mobiliteit en één gericht op het innovatief mkb. Op basis van de impact assessment
is geconcludeerd dat in deze twee gevallen andere partnerschapsvormen5 geschikter zijn. Voor de overige partnerschapskandidaten bleek uit de impact assessment
dat een geïnstitutionaliseerde partnerschapsvorm inderdaad de juiste keuze is.
3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel
a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein
Het Nederlandse onderzoeks- en innovatiebeleid is gericht op het stimuleren van hoogwaardig
onderzoek en onderwijs en op het stimuleren van het innovatief vermogen van bedrijven
en maatschappelijke organisaties. Publiek-private samenwerking is belangrijk voor
het aanpakken van maatschappelijke uitdagingen, het creëren van impact en de hefboom
op investeringen die de publiek-private programma’s bijvoorbeeld hebben. Onder het
missiegedreven topsectoren- en innovatiebeleid wordt in Nederland publiek-private
samenwerking gestimuleerd. Ook binnen de Nationale Wetenschapsagenda (NWA) wordt samenwerking
gestimuleerd. Deze verschillende samenwerkingsverbanden sluiten goed aan bij de tweede
pijler van Horizon Europe6, waar ook de Europese partnerschappen onder vallen. Nederland nam onder Horizon 2020
succesvol deel aan diverse Europese partnerschappen en hecht belang aan deze vorm
van samenwerking7.
b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel
Het kabinet beoordeelt het voorstel van de Commissie op hoofdlijnen positief. Meerjarige
internationale en strategische samenwerking is noodzakelijk om Europees brede onderzoek-
en innovatie ecosystemen te realiseren en te versterken. Met de partnerschappen is
de Europese Commissie in staat om in gezamenlijkheid met de belangrijkste belanghebbenden
langer lopende onderzoeksagenda’s te financieren. Door het combineren van nationale
onderzoek- en innovatiebudgetten en publiek-private samenwerking wordt overlap voorkomen
en meer impact bereikt om belangrijke maatschappelijke uitdagingen te adresseren.
De onderzoeks- en innovatieactiviteiten die uit de partnerschappen voortvloeien bieden
Nederlandse kennisinstellingen en bedrijven kansen om internationaal samen te werken
en hun expertise in te zetten en uit te breiden. Het kabinet meent verder dat zowel
nationaal als op Europees niveau blijvend dient te worden ingezet op excellentie en
impact als uitgangspunten voor het kaderprogramma, ook voor de partnerschappen. De
thematische onderwerpen van de gemeenschappelijke ondernemingen sluiten in algemene
zin goed aan bij het Nederlandse onderzoeks- en innovatiebeleid. De voorgestelde gemeenschappelijke
ondernemingen bouwen grotendeels voort op bestaande partnerschappen8, waaraan Nederlandse partijen actief deelnemen. Nederland heeft het belang van dit
instrument ook uitgedragen tijdens de onderhandelingen over Horizon Europe9. Deze partnerschappen dragen sterk bij aan het ontwikkelen en versterken van thematische
onderzoeks- en innovatie-ecosystemen in Europa. Dit is in lijn met de kabinetsinzet10.
Het kabinet onderkent het belang van een doelmatige, efficiënte en meer transparante
inrichting van het partnerschapslandschap, ook met het oog op nieuwkomers. Deze verordening
zet een belangrijke stap in de harmonisatie tussen de verschillende geïnstitutionaliseerde
partnerschappen. Nederland is van mening dat het stroomlijningsproces zorgvuldig moet
worden vormgegeven, vanwege de meerwaarde van opgebouwde kennis en netwerken.
Het kabinet identificeert een aantal aandachtspunten bij deze verordening. Het kabinet
is voorstander van vereenvoudiging en harmonisatie van het financiële management,
maar vindt het van belang dat wanneer er sprake is van nationale cofinanciering lidstaten
zeggenschap en verantwoordelijkheid behouden ten aanzien van hun eigen financiële
bijdrage. Onder de huidige partnerschappen uit Horizon 2020 stellen landen middelen
veelal beschikbaar onder nationale regels en regelingen. Zo vindt er optimale afstemming
plaats met nationale programma’s en activiteiten. Het kabinet zet er daarom op in
dat de in het kader van Horizon Europe bedongen mogelijkheid voor uitzonderingen op
centraal financieel management wordt toegepast indien nodig op het tripartiete partnerschap
Key Digital Technologies.
Daarnaast vraagt het kabinet in de verdere uitwerking aandacht voor de rol van lidstaten
in de governance van de partnerschappen. Het is van belang dat lidstaten gedurende
de looptijd van het partnerschap zeggenschap en betrokkenheid hebben bij de doelen
en activiteiten, om de aansluiting op nationaal beleid, en daarmee de maatschappelijke
impact, zo goed mogelijk te borgen. Dit betekent ook dat stemverhoudingen goed geregeld
moeten zijn binnen de partnerschappen, met voldoende inspraak voor de lidstaten.
Bij verschillende partnerschappen wordt een rol voorzien voor lokale en regionale
partners vanuit de industrie, kennisinstellingen en overheden als stakeholders. Het
betrekken van lokale partners is belangrijk, omdat lokale investeringen bepalend zijn
voor de uiteindelijke implementatie van hetgeen in de partnerschappen wordt bereikt.
Het kabinet merkt op dat de inhoudelijke doelen van de partnerschappen over het algemeen
goed aansluiten bij Nederlands beleid en expertise op deze thema’s. Hieronder worden
de aandachtspunten per partnerschap toegelicht.
Circular biobased Europe (CBE)
Het kabinet acht het positief dat Circular biobased Europe meer inzet op synergiën met andere EU-programma’s. Tevens bevordert dit partnerschap
de Nederlandse ambities in het Klimaatakkoord, waarin hoogwaardige toepassing van
biogrondstoffen een belangrijke rol speelt, en de transitie naar kringlooplandbouw
door het sluiten van kringlopen en van circulaire grondstoffen- en reststromen. Hiervoor
is het van belang dat actoren uit de verschillende regio’s en waardeketens worden
samen gebracht en duurzaam bodembeheer het uitgangspunt is11.
Clean Aviation
De doelstellingen en opzet van dit partnerschap sluiten aan bij het Akkoord Duurzame
Luchtvaart dat het kabinet in november 2020 via de Luchtvaartnota 2020–2050 heeft
vastgesteld. Dit geldt in het bijzonder voor reguliere en radicale vlootvernieuwing
en elektrificatie van de luchtvaart via onder andere het Actieprogramma Hybride Elektrisch
Vliegen. Via dit partnerschap kunnen Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen in
internationale consortia een grotere bijdrage leveren aan de klimaat-neutrale luchtvaart.
Aandachtspunten voor het kabinet zijn de toegankelijkheid van kennisinstellingen en
kleinere ondernemingen in het partnerschap en hun vertegenwoordiging in de Governing
Board en andere gremia.
Clean Hydrogen
Het kabinet beoordeelt het voorstel voor dit partnerschap positief, gezien de goede
aansluiting bij de Nederlandse ambities op dit gebied. Afstemming met andere partnerschappen
waarin waterstof een rol speelt, is een aandachtspunt in de verdere uitwerking van
dit partnerschap, omdat waterstof ook als onderwerp terugkomt in andere partnerschappen.
Dat is positief, maar vraagt wel een coördinerende rol van het Clean Hydrogen partnerschap. De doelstelling van het partnerschap sluit nog niet concreet aan bij
de bredere EU waterstofstrategie, zoals op het gebied van de beoogde capaciteit voor
waterstofproductie in de EU.
Europe’s Rail
Het kabinet merkt op dat belangrijke Nederlandse stakeholders als ProRail, NS en Strukton
zijn betrokken als oprichtende partners van dit partnerschap. De nadruk op demonstratieprojecten
in de hogere Technology Readiness Levels ter bevordering van marktopname van ontwikkelde innovaties, zal voor impact zorgen.
Een aandachtspunt is de betrokkenheid van de lidstaten bij het ontwikkelen van de
strategische prioriteiten van dit partnerschap.
Global Health EDCTP3
Het huidige Nederlandse beleid voor buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking
richt zich, op het gebied van gezondheid, vooral op seksuele en reproductieve gezondheid
en rechten. De doelstellingen van Global Health EDCTP3, die voornamelijk liggen op het gebied van infectieziekten, sluiten hier slechts in
beperkte mate bij aan. Voortzetting van het huidige Nederlandse lidmaatschap aan EDCTP
wordt daarom momenteel bezien.
Innovative Health Initiative
Het kabinet onderstreept het belang van langdurige interdisciplinaire samenwerking
ten aanzien van gezondheidsinnovaties tussen academici, en farmaceutische, biotech
en medtech bedrijven, om het opgebouwde netwerk vanuit het Innovative Medicine Initiative te behouden en uit te breiden. De focus op innovaties gericht op het adresseren van
zogeheten unmet medical needs sluit aan bij het Nederlandse beleid om publieke financiering in te zetten waar de
markt vooralsnog geen oplossing biedt. Wel is het van belang dat deze (deels) publiek-gefinancierde
gezondheidsinnovaties ook daadwerkelijk beschikbaar en betaalbaar zijn voor patiënten
in heel Europa. Nederland zet op nationaal niveau de eerste stappen met een beleid
rondom «Maatschappelijk Verantwoord Licentiëren» en de bijbehorende toolkit12. Dit partnerschap biedt een platform om deze werkwijze ook Europees onder de aandacht
te brengen.
Key Digital Technologies
Het kabinet acht het van belang dat de Europese wetenschappelijke excellentie en het
innovatie-leiderschap op het terrein van ECS wordt versterkt. De deelname van Nederlandse
partijen is onmisbaar bij het creëren en onderhouden van deze ecosystemen en waardeketens.
Deze unieke tripartiete samenwerking (lidstaten en geassocieerde landen, de EU, en
de industrie en kennisinstellingen) maakt afstemming van nationaal en EU-beleid, strategieën
en middelen mogelijk, om particuliere investeringen aan te trekken en verhoogt de
doeltreffendheid van overheidssteun. Aandachtspunt bij dit partnerschap is de mogelijke
invoering van centraal financieel management.
Single European Sky ATM Research (SESAR3)
Het kabinet vindt het belangrijk dat een Single European Sky (SES) wordt gerealiseerd en is van mening dat onderzoek naar technologische oplossingen
hieraan kunnen bijdragen. Het is daarom van belang dat dit partnerschap werkt aan
innovatie van het Europese ATM-systeem. Het kabinet vraagt aandacht voor het overbruggen
van de kloof tussen onderzoek en implementatie en voor de toegankelijkheid van deelname
aan projecten voor verschillende stakeholders, ook voor kleine organisaties.
Smart Networks and Services
Het kabinet verwelkomt Europese samenwerking en investeringen in onderzoek en innovatie
op dit terrein. De ontwikkeling van 5G/6G sleuteltechnologie in Europa is van strategisch
economisch belang. Dit draagt uiteindelijk bij aan een hoogwaardige digitale infrastructuur
als basis voor innovatieve digitale diensten. Bovendien draagt dit bij aan digitale
soevereiniteit en aan de veiligheid en integriteit van (toekomstige) telecommunicatiewerken.
c) Eerste inschatting van krachtenveld
Het voorstel is in algemene zin positief ontvangen door de lidstaten. Een aantal lidstaten
deelt het kabinetsstandpunt over het toepassen van de mogelijke uitzondering op het
invoeren van centraal financieel management. De mogelijkheid die in de periode 2021–2027
wordt geboden voor het inzetten van de Europese Structuur-en Investeringsfondsen voor
de partnerschappen kan bijdragen aan een bredere deelname van de verschillende lidstaten
vergeleken met Horizon 2020. Het Europees Parlement heeft zich nog niet over het huidige
voorstel uitgesproken.
4. Beoordeling bevoegdheid, subsidiariteit en proportionaliteit
a) Bevoegdheid
Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de bevoegdheid voor het voorstel is positief.
De voorgestelde rechtsgrondslagen zijn artikel 187 en de eerste alinea van artikel 188
van het VWEU. Op grond van deze artikelen kan de EU gemeenschappelijke ondernemingen
of andere structuren in het leven roepen die noodzakelijk zijn voor de goede uitvoering
van programma’s voor onderzoek en technologische ontwikkeling en demonstratie in de
Unie. Het kabinet kan zich vinden in deze rechtsgrondslagen. Op het terrein van onderzoek
en technologische ontwikkeling is sprake van een gedeelde bevoegdheid tussen de Unie
en de lidstaten (zie artikel 4, lid 3, VWEU), waarbij geldt dat het optreden van de
Unie de lidstaten niet belet hun eigen bevoegdheid uit te oefenen.
b) Subsidiariteit
De beoordeling van het kabinet ten aanzien van de subsidiariteit is positief. De omvang
van de bedragen, de schaalgrootte en betrokkenheid van de verschillende belanghebbenden
die nodig zijn om de benodigde pan-Europese impact te bereiken en deze nieuwe onderzoeks-
en innovatie-acties te kunnen ondernemen rechtvaardigt een Europese aanpak. Daarnaast
biedt optreden op EU-niveau meerwaarde om focus en bundeling van krachten te realiseren,
versnippering en duplicatie van inspanningen te voorkomen, grensoverschrijdende samenwerking
te stimuleren, en strategische waardeketens te creëren.
c) Proportionaliteit
De beoordeling van het kabinet ten aanzien van de proportionaliteit is positief. De
bepalingen van deze verordening gaan niet verder dan hetgeen nodig is om de doelstellingen
ervan te bereiken. Gezien de schaal van de bedragen die met de ontwikkelingen gemoeid
zijn, is de oprichting (en voor een groot deel voortzetting) van deze gemeenschappelijke
ondernemingen het meest geschikte middel om de benodigde middelen en kritische massa
aan deelnemers bijeen te krijgen. Uit de Impact Assessments is bovendien gebleken
dat een andere partnerschapsvorm niet de beoogde impact zou bewerkstelligen voor deze
onderzoeks- en innovatieprogramma’s.
5. Financiële implicaties, gevolgen voor regeldruk en administratieve lasten
a) EU-begroting
Er is voorgesteld om circa € 9,6 miljard beschikbaar te stellen als bijdrage vanuit
de Unie voor de gemeenschappelijke ondernemingen onder deze verordening13. De bijdrage komt specifiek uit pijler 2 van Horizon Europe. De financiële bijdrage
van de Unie zal bestaan uit een bijdrage aan de operationele en administratieve kosten,
verwacht wordt dat de andere partners gezamenlijk eenzelfde bedrag bijdragen als de
Unie. Het kabinet is van mening dat de benodigde EU-middelen gevonden dienen te worden
binnen de in de Raad afgesproken financiële kaders van het MFK 2021–2027 en dat deze
moeten passen bij een prudente ontwikkeling van de jaarbegroting.
b) Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid en/ of decentrale
overheden
Financiering van de publiek-private partnerschappen op basis van artikel 187 komt
van de EU-begroting en de industriële partners (de bipartiete partnerschappen). Uitzondering
is het tripartiete partnerschap Key Digital Technologies, waar naast de EU en de industriepartners ook de lidstaten cofinanciering leveren.
Voor de Nederlandse cofinanciering van Key Digital Technologies zijn middelen beschikbaar op de begroting van het Ministerie van EZK, als voortzetting
van de huidige deelname in ECSEL. Een tweede uitzondering betreft het partnerschap
Global Health
EDCTP3, een samenwerking tussen de EDCTP-associatie en de EU. De EDCTP-associatie vertegenwoordigt
de deelnemende lidstaten, waarbij een bijdrage van de lidstaten wordt verwacht. Voortzetting
van het Nederlandse lidmaatschap aan EDCTP wordt momenteel bezien. Op de EZK-begroting
is in 2021 in het kader van het steun- en herstelpakket éénmalig budget beschikbaar
gesteld om Nederlandse deelnemers een betere startpositie te geven in enkele Horizon
Europe partnerschappen, waaronder Key Digital Technologies en Clean Aviation.
De partnerschappen zonder lidstaatbijdrage kennen wel lidstaatvertegenwoordiging in
de governance structuren, waarvoor personele betrokkenheid is vereist vanuit de betreffende departementen
of gemandateerde organisaties. Voor alle partnerschappen geldt dat eventuele budgettaire
gevolgen, zoals ook de uitvoeringskosten, worden ingepast op de begroting van de beleidsverantwoordelijke
departementen, conform de regels van de budgetdiscipline.
c) Financiële consequenties (incl. personele) voor bedrijfsleven en burger
Op basis van de lopende programma’s kan worden gesteld dat deze een positieve consequentie
kennen voor Nederland. Zowel universiteiten, kennisinstellingen, bedrijfsleven als
overheden kunnen de keuze maken om al dan niet deel te nemen en financieel bij te
dragen aan een initiatief. Zij kunnen daarnaast in aanmerking komen voor de middelen
die ter beschikking worden gesteld ten behoeve van het bereiken van de doelstellingen.
Nederlandse organisaties zijn goed gepositioneerd in de huidige programma’s. Van de
gemeenschappelijke ondernemingen wordt bovendien verwacht dat zij zoveel mogelijk
stakeholderbetrokkenheid creëren, en waar nodig en relevant de Europese burger betrekken.
d) Gevolgen voor regeldruk/administratieve lasten voor rijksoverheid, decentrale overheden,
bedrijfsleven en burger
Op het moment dat organisaties besluiten mee te doen aan de Europese programma’s worden
zij geconfronteerd met de administratieve en financiële regelgeving. De verordening
volgt de regels van Horizon Europe, waarbij verdere versimpeling van regels en procedures
aandacht heeft gekregen, net als simplificatie van het gehele partnerschappenlandschap.
De invoering van één back office en het toepassen van centraal financieel management kan de regeldruk voor deelnemende
partijen verminderen.
e) Gevolgen voor concurrentiekracht
Het kabinet is positief over gevolgen voor de concurrentiekracht. Europese investeringen
bieden meerwaarde door focus en bundeling van krachten op Europees niveau te realiseren,
versnippering en duplicatie van inspanningen te voorkomen en grensoverschrijdende
samenwerking te stimuleren. De positie van de academische wereld en het Europese bedrijfsleven
kan versterkt worden door het gebruik, de ontwikkeling en de productie van geavanceerde
producten, -diensten en -technologieën die uit deze gemeenschappelijke ondernemingen
voortvloeien. Een van de voordelen van deze partnerschappen is dat zij strategische
waardenketens vormen. Dit helpt bij het creëren en vasthouden van strategische autonomie
en onafhankelijkheid, zeker ook daar waar het gaat om nieuwe technologieën.
6. Implicaties juridisch
a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid
(inclusief toepassing van de lex silencio positivo)
Het voorstel heeft geen gevolgen voor nationale wet- en regelgeving.
b) Gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen, incl. NL-beoordeling daarvan
Het voorstel voorziet slechts in één bevoegdheid voor de Commissie tot vaststelling
van uitvoeringshandelingen, namelijk in het kader van het partnerschap Single European Sky ATM Research 3. Deze grondslag voorziet in de bevoegdheid voor de Commissie om bij uitvoeringshandelingen
het standpunt van de Europese Unie vast te stellen bij het amenderen van het Europese
ATM Master Plan. De uitvoeringshandeling zal worden aangenomen via de onderzoeksprocedure
Artikel 5 van verordening (EU) No 182/2011 (hierna: comitologieverordening). De Commissie
wordt daarin bijgestaan door de Single Sky Committee, ingesteld bij Verordening (EG) Nr. 549/2004 van het Europees Parlement en de Raad
van 10 maart 2004 tot vaststelling van het kader voor de totstandbrenging van het
gemeenschappelijke Europese luchtruim («de kaderverordening»).
De bevoegdheid voor het vaststellen van een dergelijke uitvoeringshandeling voor aanpassing
van het ATM Master Plan wordt door het kabinet positief beoordeeld. De keuze voor
uitvoering (in plaats van delegatie) ligt voor de hand, omdat hiermee wordt gewaarborgd
dat de verordening volgens eenvormige voorwaarden wordt uitgevoerd. De keuze voor
de onderzoeksprocedure ligt hier voor de hand, omdat het gaat om een programma met
aanzienlijke implicaties in lijn met artikel 2, tweede lid, onderdeel a, van de comitologieverordening.
c) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen), dan wel voorgestelde datum
inwerkingtreding (bij verordeningen en besluiten) met commentaar t.a.v. haalbaarheid
De verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan
in het Publicatieblad van de Europese Unie. Het kabinet voorziet geen problemen m.b.t.
de haalbaarheid. Aangezien het voor de daadwerkelijke en effectieve toepassing van
deze verordening in de Nederlandse rechtsorde niet noodzakelijk is om (flankerende)
uitvoeringsmaatregelen van regelgevende aard vast te stellen, is een dergelijke inwerkingtreding
reëel.
d) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling
Evaluatie en monitoring van de voorgestelde activiteiten zijn gepland in overeenstemming
met artikelen 45 en 47 van de Horizon Europe Verordening. Deze evaluatie zal in lijn
met de criteria voor Europese partnerschappen de meest effectieve beleidsinterventie
vorm voor de toekomst en de mogelijke voortzetting van het partnerschap binnen het
gehele partnerschappenlandschap beoordelen. Als er geen voortzetting plaatsvindt,
worden er stappen ondernomen om afspraken te maken omtrent de uitfasering van de bijdrage
uit Horizon Europe. De Nederlandse deelname aan partnerschappen die op de begroting
staan van beleidsverantwoordelijke departementen, wordt elke vijf jaar geëvalueerd14. Zo is in 2020 een evaluatie afgerond van de deelname aan het partnerschap ECSEL,
dat onder dit voorstel wordt voortgezet onder de naam Key Digital Technologies.
e) Constitutionele toets
N.v.t.
7. Implicaties voor uitvoering en/of handhaving
a) Uitvoerbaarheid
Bij het merendeel van de artikel 187 partnerschappen zijn er geen directe consequenties
voor Nederlandse uitvoeringsorganisaties, omdat de uitvoering in zijn geheel ligt
bij de gezamenlijke onderneming. De lidstaten hebben hier een adviserende rol. Bij
invoering van centraal financieel management zal de tripartiete gemeenschappelijke
onderneming Key Digital Technologies administratieve taken zoals toekenning van subsidies, beurzen, de monitoring en evaluatie
van programma’s volledig verzorgen. Voor de voorloper ECSEL verloopt het toekennen
van de financiële ondersteuning op nationaal niveau door de Rijksdienst voor Ondernemend
Nederland (RVO). Daarvoor is een administratief arrangement tussen de gezamenlijke
onderneming en de RVO afgesloten. Als er een uitzondering op centraal financieel management
wordt bedongen voor Key Digital Technologies dan zal er eveneens een administratief arrangement tussen de gezamenlijke onderneming
en de RVO moeten worden afgesloten over de voortzetting van deze rol. Het kabinet
acht deze uitvoeringsconstructie haalbaar, mede gezien de ervaring die de afgelopen
jaren is opgedaan.
b) Handhaafbaarheid
Handhaafbaarheid is niet van toepassing. Indien er een uitzondering voor centraal
financieel management wordt bedongen voor Key Digital Technologies, is dit wel van toepassing op deze gemeenschappelijke onderneming. De bevoegdheden
en verantwoordelijkheden worden dan in een administratief arrangement tussen Key Digital Technologies gemeenschappelijke onderneming en RVO beschreven. Ook waar Nederlandse uitvoeringsorganisaties
niet direct verantwoordelijk zijn voor de uitvoering, is het kabinet van mening dat
de gemeenschappelijke ondernemingen de lidstaten en de Commissie goed moeten betrekken
bij de uitvoering.
8. Implicaties voor ontwikkelingslanden
Samenwerking met derde landen is mogelijk op basis van gemeenschappelijk belang en
wederzijds voordeel. De partnerschappen richten zich op duurzame ontwikkeling door
onder andere bij te dragen aan de doelstellingen van de Sustainable Development Goals van de Verenigde Naties. Eén van de partnerschappen, Global Health EDCTP3, richt zich expliciet op de verlichting van infectieziekten in sub-Sahara Afrika
en wereldwijd.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken