Brief regering : Vooruitblik Beheer Staatsdeelnemingen 2021
28 165 Deelnemingenbeleid rijksoverheid
Nr. 338 BRIEF VAN DE MINISTER EN STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 31 maart 2021
De vaste commissie voor Financiën heeft mij verzocht om uw Kamer jaarlijks te informeren
over mijn plannen met staatsdeelnemingen in mijn rol als aandeelhouder. In deze brief
gaan de Staatssecretaris van Financiën (Fiscaliteit en Belastingdienst) en ik in op
de plannen voor het jaar 2021.1 Dit is onderdeel van de jaarcyclus monitoring staatsdeelnemingen die sinds 2020 geldt.
Als onderdeel van deze cyclus informeer ik u tevens over de door ons goedgekeurde
investeringsvoorstellen van staatsdeelnemingen sinds de verzending van het laatste
Jaarverslag Beheer Staatsdeelnemingen op 16 juni 2020 (Kamerstuk 28 165, nr. 326). Een overzicht hiervan is in de bijlage opgenomen2.
In 2021 zal de COVID-19 crisis wederom een grote impact hebben op de staatsdeelnemingen.
In deze brief staan we hierbij stil. In deze brief geef ik u verder een update van
andere ontwikkelingen die in 2021 spelen: de opvolging van de beleidsdoorlichting
Deelnemingenbeleid, de implementatie van het MVO-beleid en de energietransitie. Daarnaast
sta ik stil bij recente ontwikkelingen bij TenneT en de Volksbank en bij een toezegging
die ik gedaan heb tijdens het Algemeen Overleg van 3 februari 2021 (Kamerstuk 29 232, nr. 47) met betrekking tot het aandeelhouderschap in Bonaire Brandstof Terminals. Ten slotte
gaat de Staatssecretaris van Financiën in op de kansspeldeelnemingen Holland Casino
en Nederlandse Loterij.
COVID-19 crisis
Het verloop van de COVID-19 crisis zal bepalend zijn voor de ontwikkelingen bij de
staatsdeelnemingen in 2021. Staatsdeelnemingen als FMO, Holland Casino, (AirFrance-)KLM,
NS en Schiphol zijn hard geraakt en zullen de operationele en financiële gevolgen
daarvan de komende tijd blijven voelen.
Ik vind het belangrijk dat staatsdeelnemingen nu en in de toekomst het publieke belang
op een veilige manier kunnen blijven borgen. Ik heb daarom nauw contact met de staatsdeelnemingen
over de continuïteit van de ondernemingen en de borging van publieke belangen.
Als aandeelhouder heeft de staat instrumenten in handen om de financiële gevolgen
van staatsdeelnemingen (deels) op te vangen, bijvoorbeeld door af te zien van dividend,
het verstrekken van (garanties op) leningen of het verschaffen van extra kapitaal
voor zover dit past binnen de staatssteunkaders. Het standpunt van het kabinet is
dat staatsdeelnemingen, net als andere ondernemingen, zoveel mogelijk gebruik moeten
maken van generieke steunmaatregelen indien zij steun nodig hebben. Als aanvullende
individuele steun noodzakelijk is, hanteert het kabinet het Afwegingskader bij steunverzoeken
individuele bedrijven.3 In onderstaande tabel is te zien welke staatsdeelnemingen van de tijdelijke Noodmaatregel
Overbrugging Werkgelegenheid (NOW) gebruik hebben gemaakt en is een overzicht gegeven
van andere steunmaatregelen.
Tabel 1 Ontvangen steun per staatsdeelneming 1
Holland Casino
KLM
NS
Schiphol
Thales
NOW
92
9182
183
81
6
Garanties
2.1604
Leningen
1.000
Beschikbaarheidsvergoeding OV
6195
NOW steun t.o.v. bedrijfslasten
21%
37%
10%6
7%7
1%
X Noot
1
De tabel geeft de ontvangen coronasteun in miljoenen per staatsdeelneming weer, uitgesplitst
naar type steun, per jaareinde 2020 tenzij anders vermeld. Voor de NOW worden de voorschotten
weergegeven. Het voorschot betreft in de regel circa 80% van de definitieve tegemoetkoming.
In de laatste rij is opgenomen hoeveel steun er is verleend (exclusief garanties)
ten opzichte van de totale bedrijfslasten. De verleende steun afgezet tegen deze indicator
van de omvang van de onderneming plaatst de verleende steun in perspectief. Voor deze
vergelijking is bij Holland Casino en Thales gekozen voor de bedrijfslasten in het
jaar 2019, omdat de cijfers voor 2020 nog niet bekend.
X Noot
2
Stand per eind januari 2021.
X Noot
3
In de beantwoording van de Kamervragen (Kamerstuk 31 935, nr. 68) over de Kabinetsreactie op de beleidsdoorlichting Deelnemingenbeleid heb ik u geïnformeerd
dat NS € 108,6 mln. NOW-voorschot had ontvangen. De voorwaarden van de Beschikbaarheidsvergoeding
OV (BVOV) zien erop toe dat voor het HRN geen gebruik mag worden gemaakt van de NOW-regeling.
Ontvangen gelden zijn dan ook (deels) gestorneerd. Het resterende voorschot van € 24
mln. ziet op de activiteiten op de stations voor de periode maart – december 2020.
Van dit voorschot was ultimo 2020 € 6 mln. nog niet ontvangen.
X Noot
4
De garantie betreft een 90% garantie op een lening van 2,4 mld. De stand per jaareinde
2020 is € 665 mln.
X Noot
5
In november is op basis van schattingen 80% van de BVOV over 2020 ontvangen (€ 619 miljoen).
Op basis van de realisatie 2020 wordt in totaal een BVOV van € 818 mln. over 2020
verwacht.
X Noot
6
Dit betreft de bedrijfslasten van NS Groep.
X Noot
7
Dit betreft de bedrijfslasten van Schiphol Groep.
Opvolging beleidsdoorlichting Deelnemingenbeleid
Op 18 december 2020 is de beleidsdoorlichting Deelnemingenbeleid 2020 gelijktijdig
met een kabinetsreactie aan uw Kamer gestuurd.4 In de beleidsdoorlichting wordt geconcludeerd dat door de versterking van de aandeelhoudersrol
en professionalisering van de invulling van de zeggenschapsrechten de staat verdere
wezenlijke invloed heeft verworven en uitgeoefend op het beheer van staatsdeelnemingen.
De beleidsdoorlichting heeft ook een aantal aandachtspunten en daaruit voortvloeiende
aanbevelingen opgeleverd. Zoals aangegeven in de kabinetsreactie ziet het kabinet
in de aandachtspunten voldoende aanleiding voor een nieuwe nota Deelnemingenbeleid.
Het opstellen van deze nota is aan een nieuw kabinet.
MVO-beleid staatsdeelnemingen
Op 16 juni 2020 is uw Kamer geïnformeerd over het aangescherpte MVO-beleid staatsdeelnemingen.5 De afgelopen periode is het Ministerie van Financiën in de rol als aandeelhouder
actief het gesprek aangegaan met de staatsdeelnemingen over hun MVO-ambitie. Er is
geïnventariseerd hoe de staatsdeelnemingen zich verhouden tot internationale MVO-richtlijnen,
waarover ik zal rapporteren in het Jaarverslag Beheer Staatsdeelnemingen 2020 dat
voor de zomer van 2021 gepubliceerd wordt. In dit jaarverslag zullen ook de vooruitkijkende
MVO-doelstellingen en de bijbehorende SDG’s voor het eerst worden gedeeld. Daarnaast
zal ik, zoals toegezegd tijdens het Algemeen Overleg van 3 februari 2021, rapporteren
over de afwijkingen van de Corporate Governance Code, in lijn met het overzicht dat
ik in februari 2021 met uw Kamer heb gedeeld.6 Als aandeelhouder blijf ik doorlopend in gesprek met de deelnemingen over de MVO-doelstellingen
en de inbedding van MVO bij benoemingen, investeringen en bij gesprekken over de strategie.
Toezegging rapportage mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt
Tijdens het Algemeen Overleg Staatsdeelnemingen in 2019 (Kamerstuk 28 165, nr. 318) heb ik toegezegd om de staatsdeelnemingen te vragen of zij nadrukkelijker willen
rapporteren over de medewerkers met een afstand tot de arbeidsmarkt. Ik ben blij om
te zien dat de meeste deelnemingen reeds rapporteren over de hoeveelheid medewerkers
met een afstand tot de arbeidsmarkt. De overige deelnemingen heb ik gevraagd hier
explicieter over te rapporteren. Met dit verzoek hoop ik binnen de kaders van mijn
aandeelhoudersbevoegdheden en het MVO-beleid te voldoen aan mijn toezegging. Het MVO-beleid
gaat uit van algemene en alomvattende rapportagerichtlijnen, conform een «pas toe
of leg uit-principe». In mijn rol als aandeelhouder is het van belang om te borgen
dat het MVO-beleid overzichtelijk blijft. Het heeft daarom sterk de voorkeur om geen
losstaande rapportage-eisen aan de deelnemingen op te leggen.
Energietransitie
Eén van de thema’s van het MVO-beleid is klimaat en milieu. Ook in 2021 zal dit een
belangrijk thema zijn voor veel deelnemingen. Als aandeelhouder ben ik intensief in
gesprek met bijvoorbeeld Gasunie, Havenbedrijf Rotterdam en TenneT over de ambities
die zij hebben op het gebied van de energietransitie. Zij werken aan projecten gerelateerd
aan het uitbreiden van de productiecapaciteit van groene stroom, de uitrol van een
warmtenet, CO2-opslag (carbon capture and storage, ofwel CCS) en de uitrol van een landelijk transportnet voor waterstof.
TenneT
Op 2 februari 2021 (Kamerstuk 28 165, nr. 337) is uw Kamer geïnformeerd over de kapitaalbehoefte van TenneT, waarbij is ingegaan
op de voortgang van de gesprekken met de Duitse staat en de vervolgstappen. In die
brief is ook aangegeven dat TenneT haar berekeningen met betrekking tot de investeringsagenda
en kapitaalbehoefte actualiseert. Op 12 maart 2021 heeft TenneT haar jaarverslag gepubliceerd
en inmiddels zijn ook alle berekeningen geactualiseerd. Zoals toegezegd in de brief
van 2 februari 2021, informeer ik uw Kamer hieronder over de nieuwe cijfers.
Toename investeringsagenda
Uit nieuwe berekeningen van TenneT volgt dat de investeringsagenda in de komende jaren
zal groeien naar € 5–6 miljard per jaar. Dit vertaalt zich in een verwachte investeringsagenda
voor de komende 10 jaar, 2021 tot en met 2030, van € 50 tot 60 miljard. De verwachte
10-jaars investeringsagenda wordt al jaren naar boven bijgesteld, zoals te zien is
in Tabel 2 op de volgende pagina.
Tabel 2 – Verwachte 10-jaars investeringsagenda
Jaar waarin prognose gepubliceerd is
2018
2019
2020
2021
Periode
2018–2027
2019–2028
2020–2029
2021–2030
Bedrag (in mld euro)
28
35
40–50
50–60
De stijging van de investeringsagenda is het gevolg van verhoogde (politieke) klimaatambities
in zowel Nederland als Duitsland en de wens om de energietransitie te versnellen.
De investeringsagenda bestaat voor circa een derde uit investeringen in Nederland
en voor circa twee derde uit investeringen in Duitsland.
Toename kapitaalbehoefte
In de huidige aannames is een inschatting gemaakt van toekomstige regulatorische vergoedingssystematiek,
die in de vorige kamerbrief constant was verondersteld. Een daling van de verwachte
gereguleerde vergoedingen en een groei van de investeringen leiden tot een stijging
van de kapitaalbehoefte van TenneT, gebaseerd op het behoud van de A-/A3 credit rating.
Voor het Nederlandse deel stijgt deze, op basis van de huidige inzichten, van de eerder
gecommuniceerde € 2,7 miljard naar € 4,25 miljard. Zoals ik schreef in mijn brief
van 2 februari 2021 wijzigt ook het moment dat de kapitaalbehoefte ontstaat. Door
gewijzigde aannames rondom onder andere de geplande investeringen is de kapitaalbehoefte
naar achteren geschoven. Eerder was de verwachting dat er al op 1 januari 2022 kapitaal
nodig zou zijn. TenneT verwacht nu dat voor het Nederlandse deel op 1 januari 2023
kapitaal nodig is.
De kapitaalbehoefte voor het Duitse deel stijgt van € 2,7 miljard naar € 4,5 miljard.
Voor het Duitse deel van TenneT is het eerste gedeelte van het benodigde kapitaal
pas op 1 januari 2024 nodig. De schattingen voor het Nederlandse deel (€ 4,25 miljard)
en het Duitse deel (€ 4,5 miljard) tellen dus samen op tot circa € 8,75 miljard. Dit
is meer dan de kapitaalbehoefte op het niveau van TenneT Holding (€ 7,9 miljard),
waar bepaalde financieringsvoordelen te behalen zijn. Deze financieringsvoordelen
betreffen o.a. de timing van de kapitaalbehoefte (het Nederlandse en het Duitse deel
van TenneT hebben niet tegelijkertijd een eigen vermogensbehoefte) en inkomsten van
andere activiteiten buiten de twee TSO’s.
Invulling kapitaalbehoefte TenneT Nederland
Zoals toegelicht in de brief van 2 februari 2021 (Kamerstuk 28 165, nr. 337), zal een nieuw kabinet de verschillende opties voor de invulling van de kapitaalbehoefte
van TenneT Duitsland heroverwegen en op basis daarvan een besluit nemen. In deze brief
is ook aangegeven dat het voornemen nog steeds is de kapitaalbehoefte van het Nederlandse
deel in te vullen door een storting van de Nederlandse staat. In Tabel 3 wordt een
overzicht gegeven van de kapitaalstortingen die conform het reguliere begrotingsproces
aan uw Kamer worden aangeboden en worden verwerkt in de begroting van het Ministerie
van Financiën.
Tabel 3 – Voorgenomen kapitaalstortingen t.b.v. Nederlandse deel
Periode
2021
2022
2023
2024
2025
2026
2027–2030
Totaal
Bedrag (in mld euro)
–
–
0,49
0,96
1,120
1,270
0,41
4,25
De voorgenomen stortingen tellen op tot een totale storting van ca. € 3,8 miljard
tot en met 2026, waarmee wordt aangesloten bij de komende ontwerpbegroting 2022 (die
ook tot en met 2026 vooruitkijkt). Dit wijkt af van de eerdergenoemde totale kapitaalbehoefte
van ca. € 4,25 miljard, waarin ook in 2027 en 2028 stortingen zijn voorzien. Voor
deze laatste twee jaren wordt het restant van de benodigde kapitaalstorting zichtbaar
in de ontwerpbegrotingen van 2023 (voor het extrapolatiejaar 2027) en 2024 (voor het
extrapolatiejaar 2028).
De bovenstaande cijfers zijn opgenomen op basis van voorlopige schattingen van TenneT,
waarbij geldt dat externe ontwikkelingen of beslissingen grote impact kunnen hebben
op deze schattingen. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om beleidsbeslissingen op het gebied
van de energietransitie, energiewetgeving of nieuwe methodebesluiten van de ACM (die
bepalen welke tarieven TenneT in rekening mag brengen) en vergelijkbare besluiten
van de Duitse toezichthouder. Omdat de eerste storting pas in 2023 plaats zal vinden
en de schattingen de komende jaren nog kunnen wijzigen (zoals de afgelopen jaren ook
is gebeurd), worden de tranches conditioneel beschikbaar gesteld. Het uitgangspunt
is dat de staat als aandeelhouder pas additioneel kapitaal ter beschikking stelt op
het moment dat TenneT dit daadwerkelijk nodig heeft voor het behoud van de kredietwaardigheid.
Daarom zal in 2022 door een extern deskundige, in opdracht van de staat, worden getoetst
hoeveel kapitaal nodig is en of de geraamde bedragen aanpassing behoeven. Daarna worden
ook de formele overeenkomsten tussen de staat en TenneT opgesteld en getekend.
De Volksbank
Op 9 november 2020 is uw Kamer geïnformeerd over de stand van zaken rondom het onderzoek
naar de toekomstopties voor de Volksbank.7Naast de inventarisatie van de opties voor een eventuele verkoop betrek ik hierbij
de mogelijkheid om invulling te geven aan het borgen van het maatschappelijke karakter
van de bank. Graag benadruk ik dat dit onderzoek een verkennend karakter heeft en
er geen sprake is van besluitvorming over de toekomst van de bank. Het onderzoek bevindt
zich in de afrondende fase en hierover vindt komende weken afstemming plaats met de
verschillende stakeholders. Ik verwacht dit onderzoek later dit voorjaar met uw Kamer
te kunnen delen.
Daarnaast heb ik uw Kamer het afgelopen halfjaar een aantal keer geïnformeerd over
de ontwikkelingen aan de top van de Volksbank. In mijn brief van 9 september 2020
heb ik u geïnformeerd dat de Volksbank naar aanleiding van deze ontwikkelingen een
onafhankelijk onderzoek liet verrichten naar de dynamiek binnen het bestuur.8 De bank is op 18 februari 2021 met een samenvatting van de bevindingen van de onderzoekers
naar buiten getreden. Hiertoe heeft de bank een bericht op haar website geplaatst.9 Dat de samenwerking in de top van de bank niet optimaal was, was eerder al duidelijk.
Dit is ook bevestigd door de onderzoekers. Inmiddels heeft de Volksbank bekend gemaakt
dat de huidige voorzitter van de Raad van Commissarissen binnenkort terugtreedt en
de bank op zoek gaat naar een nieuwe voorzitter. Het is goed dat de bank de blik op
de toekomst kan richten, in het bijzonder op de implementatie van de nieuwe strategie
die de bank op 12 februari 2021 heeft gepresenteerd. NLFI zal dit voorjaar een nieuwe
voortgangsrapportage opstellen waarin de nieuwe strategie als uitgangspunt genomen
wordt. Zoals gebruikelijk zal ik uw Kamer hierover informeren.
Bonaire Brandstof Terminals
Op 9 november 2020 heeft de Minister van Economische Zaken en Klimaat u geïnformeerd
over het voornemen van het kabinet tot oprichting van Bonaire Brandstof Terminal B.V.10 In het Algemeen Overleg staatsdeelnemingen van 3 februari 2021 heeft de heer Van
Raan (PvdD) vragen gesteld over dit voornemen tot oprichting en over het verslag van
een schriftelijk overleg over de oprichting van de 100% beleidsdeelneming Bonaire
Brandstof Terminal B.V. van 29 januari 2021.11 Ik heb u toegezegd om met de Minister van Economische Zaken en Klimaat in gesprek
te gaan om na te gaan of de vragen van de heer Van Raan nader kunnen worden beantwoord.
Op 22 maart 2021 heeft de Minister van Economische Zaken en Klimaat daartoe uw Kamer
een nadere toelichting doen toekomen.12 Daarin wordt de urgentie en gekozen oplossingsrichting verder toegelicht. De lijn
in deze brief deel ik.
Ontwikkelingen kansspeldeelnemingen
Kansspelen op afstand
De online kansspelmarkt zal op 1 oktober 2021 opengaan. Aanbieders van online weddenschappen
en online casinospelen kunnen vanaf 1 april 2021 – na inwerkingtreding van de wet
Kansspelen op afstand (Koa) – bij de Kansspelautoriteit (Ksa) een vergunning aanvragen
om de online kansspelmarkt te betreden. Staatsdeelnemingen Holland Casino en Nederlandse
Loterij hebben beide het voornemen om deze markt te betreden en treffen momenteel
de nodige voorbereidingen voor de aanvraag van een vergunning. Het toetreden tot de
onlinemarkt door Holland Casino en Nederlandse Loterij past bij de maatschappelijke
opdracht die de staat aan deze deelnemingen heeft meegegeven: de kanalisatie naar
legaal, veilig en verantwoord kansspelaanbod. Daarnaast moeten Holland Casino en Nederlandse
Loterij als vertrouwde merken ook in deze nieuwe onlinemarkt de lat hoog leggen op
het gebied van verslavingspreventie, consumentenbescherming en het bestrijden van
fraude en criminaliteit. Ik verwacht van beide deelnemingen een voorbeeldrol op dit
terrein.
Uitspraak Raad van State
Op 10 maart jl. heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling)
uitspraak gedaan in een procedure tussen de Ksa en de Britse kansspelaanbieder Betfair
waarin de rechtmatigheid van het éénvergunningenstelsel voor het organiseren van lotto’s
centraal stond.13 De uitspraak van de Afdeling was in het bijzonder van belang voor Nederlandse Loterij,
aangezien dochteronderneming Lotto thans de (enige) vergunde partij in die markt is.
De centrale vraag waarover de Afdeling zich gebogen heeft is of het zogenoemde duale
stelsel in Nederland, waarbij voor lotto’s maar één vergunning wordt verleend en voor
goededoelenloterijen meerdere vergunningen beschikbaar zijn, wel «horizontaal consistent»
is. De Afdeling achtte voor de beantwoording van deze vraag van belang of het éénvergunningstelsel
voor sportprijsvragen en lotto’s, in het licht van het vrij verkeer van diensten als
bedoeld in artikel 56 van het VWEU, gerechtvaardigd is.
De Afdeling heeft in de uitspraak geoordeeld dat de Ksa een monopolie mag hanteren
bij het verlenen van de vergunning voor het organiseren van lotto’s. De Afdeling geeft
aan dat er weliswaar overeenkomsten zijn tussen lotto’s en goededoelenloterijen, maar
ook belangrijke verschillen, die met name worden verklaard door de aard en functie
van lotto’s en de goede doelen loterijen. De Afdeling concludeert dat de Ksa voldoende
heeft gemotiveerd dat het verschil in vergunningstelsels horizontaal consistent is.
Deze uitspraak heeft tot gevolg dat het monopolie voor de lottovergunning en de status
quo voor wat betreft de inrichting van het Nederlandse loterijstelsel gehandhaafd
blijven.
De Minister van Financiën, W.B. Hoekstra
De Staatssecretaris van Financiën, J.A. Vijlbrief
Indieners
-
Indiener
W.B. Hoekstra, minister van Financiën -
Medeindiener
J.A. Vijlbrief, staatssecretaris van Financiën
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.