Brief regering : Gezonde schoollunch en beweegaanbod
32 793 Preventief gezondheidsbeleid
Nr. 548
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 maart 2021
Op 5 november 2020 stuurde ik u het RIVM rapport Gezonder op de basisschool: schoollunches en meer bewegen. Een verkenning naar draagvlak,
haalbaarheid, betaalbaarheid en impact.1 In deze brief ga ik – mede namens de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs
en Media – zoals toegezegd, nader in op de verschillende mogelijkheden voor implementatie
van een gezonde schoollunch en extra beweegaanbod. Er zijn vijf verschillende scenario’s
uitgewerkt. Uitgangspunt is dat scholen een vrije keus hebben om deel te nemen en
dat er ruimte is voor scholen om de concepten naar eigen wens vorm te geven. Met deze
uitwerking is voldaan aan de gewijzigde motie van de leden Van Esch en Van Meenen.2
We constateren dat in alle scenario’s sprake is van een extra belasting van het onderwijsveld,
bovenop de huidige werkdruk en de uitdagingen die de coronacrisis voor het onderwijs
met zich meebrengen. In dat licht laten wij het aan een volgend kabinet om, in de
bredere context van investeringen en maatregelen, te beoordelen in hoeverre het wenselijk
is om een van de genoemde scenario’s tot uitvoering te brengen.
Probleemschets
We willen toe naar een gezonder Nederland. Door in te zetten op kinderen en jongeren
wordt er een basis gevormd voor een gezonde toekomst. Ongezond gedrag (zoals roken,
alcoholgebruik, te weinig bewegen en ongezonde voeding) was in 2015 de oorzaak van
bijna 20 procent van de ziektelast en 9 miljard aan zorguitgaven. Ongezonde voeding
zorgt voor het grootste aandeel aan zorguitgaven, 6 miljard.3 Een gezond voedingspatroon verlaagt het risico op het ontstaan van ziekten zoals
obesitas, diabetes type 2 en hart- en vaatziekten in het latere leven. Door kinderen
van jongs af aan te leren wat een gezonde leefstijl is, is de kans groter dat ze gezond
gedrag internaliseren. Op korte termijn draagt gezond eten bij aan een goede ontwikkeling
en groei.
Bewegen verlaagt het risico op depressieve symptomen, verbetert de insulinegevoeligheid
en botkwaliteit en verlaagt – bij kinderen met overgewicht en obesitas – de Body Mass
Index (BMI) en vetmassa.4 Er zijn steeds meer aanwijzingen dat bewegen ook een positief effect heeft op de
hersenstructuur en executieve functies (hogere controlefuncties van de hersenen) en
dat het bijdraagt aan een verbeterde concentratie en aandacht.5
6
Van de kinderen van 4 tot en met 17 jaar oud had 13,2 procent in 2019 overgewicht.
Overgewicht komt wat vaker voor bij 12–17 jarigen dan bij jongere kinderen van 4–11
jaar.7 Met het Nationaal Preventieakkoord is de ambitie uitgesproken om de percentages overgewicht
en obesitas te laten dalen. De partijen streven naar een daling van het percentage
jeugdigen met overgewicht of obesitas naar 9,1 procent (of lager) in 2040.
De meeste kinderen eten te weinig groente en fruit en de hoeveelheden nemen af naarmate
kinderen ouder worden. Volgens de Richtlijnen van Schijf van Vijf en de Voedselconsumptiepeiling
eet 32 procent van de groep 4–8 jarige de aanbevolen hoeveelheid fruit en 15 procent
de aanbevolen hoeveelheid groenten. Van de groep 9–13 jarigen eet 12 procent de aanbevolen
hoeveelheid fruit en 6 procent de aanbevolen hoeveelheid groenten. Bij de groep 14–18
jarige is er nog maar 10 procent die voldoet aan de aanbevolen hoeveelheid fruit en
1 procent aan de aanbevolen hoeveelheid groenten.8 Verder worden er weinig volkoren producten gegeten en wordt water, melk en yoghurt
regelmatig vervangen door suikerrijke alternatieven, zoals limonade en vruchtensap.
Het advies van de Gezondheidsraad voor kinderen van 4 tot 18 jaar is om veel stilzitten
te voorkomen en dagelijks minstens een uur (matig intensief) te bewegen waaronder
drie keer per week spier- en botversterkende activiteiten. Kinderen van 4 tot en met
11 jaar voldoen beduidend vaker aan de beweegrichtlijn (56 procent) dan kinderen van
12 tot en met 17 jaar (41 procent). De verwachting is dat deze percentages momenteel
lager uitvallen, omdat met de maatregelen rond het coronavirus georganiseerde beweegactiviteiten
voor een deel wegvallen.9
Gezonder op de basisschool
In het RIVM-rapport Gezonder op de basisschool is gekeken naar draagvlak, haalbaarheid, betaalbaarheid en impact van de invoering
van een gezonde lunch en meer bewegen op alle of een deel van de basisscholen in Nederland.
Hieruit blijkt dat er op de vier scholen die onderzocht zijn een positief effect te
zien is op de BMI en de buikomtrek. Als ieder kind gedurende de hele basisschoolperiode
naar een voeding- en beweegschool gaat, is het percentage matig overgewicht voor twaalfjarigen
naar schatting 3,2 procentpunt lager in vergelijking met de situatie zonder dit programma.
Het percentage kinderen van 4 tot 18 jaar met overgewicht zou hierdoor kunnen dalen
naar 10,2 procent in 2040.
Andere bevindingen in het rapport zijn dat door samen te lunchen de leerlingen nieuwe
producten proeven, de sfeer in de klas verbetert en er minder wordt gepest.10
Uit het RIVM-rapport blijkt ook dat gezonde lunches en extra beweegmomenten op school
een aanzienlijke organisatorische druk met zich meebrengen. Te denken valt aan de
communicatie met ouders, informatievoorziening en coördinatie. De belasting die dit
voor de scholen meebrengt moet zorgvuldig worden afgewogen. Ook roept het de fundamentele
vraag op welke verantwoordelijkheid het onderwijs draagt als het gaat om de gezondheid
van kinderen. De breed gedragen onderwijsdoelen kwalificatie, socialisatie en persoonsvorming
bieden een afbakening die, mede gelet op de werkdruk en overladenheid in het onderwijs,
goed bewaakt moet worden. In het verlengde hiervan zien wij een rol voor het onderwijs
als het gaat om het aanleren van de motorische vaardigheden en kennis over gezond
leven, bewegen en sport.
Er zijn kansen en mogelijkheden om datgene wat er binnen het onderwijs gebeurt stevig
te verbinden aan voorzieningen om het onderwijs heen. Zo zijn er tal van goede voorbeelden
te zien; er is steeds meer aandacht voor bewegend leren, een aantrekkelijk schoolplein
met bijvoorbeeld pauzesport activiteiten, kinderen gaan lopend of fietsend naar school
en er worden structureel naschoolse activiteiten georganiseerd door de scholen in
samenwerking met een buurtsportcoach en sportaanbieders in de buurt. Deze activiteiten
zijn extra beweegmomenten naast het bewegingsonderwijs, dat als doel heeft het aanleren
van bewegings- en spelvormen.
Met de interdepartementale werkgroep «Bewegen het nieuwe normaal»11 wordt op dit moment gewerkt aan een advies tot het nemen van maatregelen per domein
(werkomgeving, schoolomgeving en kinderopvang, zorg, mobiliteit en omgeving) om 75
procent van alle Nederlanders aan de beweegrichtlijn te laten voldoen, uiterlijk in
2040. De vraag hoe we kinderen en jongeren zo veel mogelijk kunnen stimuleren om te
bewegen vormt een wezenlijk onderdeel van de verkenning.
Uiteraard is de school niet de enige voedselomgeving die van belang is voor jongeren.
De grootste gezondheidsimpact wordt behaald als er ook wordt gekeken naar de voedselomgeving
buiten de school. Dat betreft dus ook het gedrag van ouders en leeftijdsgenoten, de
fysieke leefomgeving rondom school, in de thuissituatie en in de wijk/gemeente en
invloed van de media. Momenteel verken ik hoe gemeenten meer handvaten kunnen krijgen
om een gezonde voedselomgeving te creëren. De resultaten van deze verkenning zullen
in mei aan de Kamer worden gestuurd.
Het is moeilijk om gezond aangeleerd gedrag vast te blijven houden, omdat kinderen
vanaf de puberteit autonomer worden, minder sporten en ongezonder gaan eten. Ondervraagde
experts verwachten dat de positieve effect van de voeding- en beweegschool op de BMI
grotendeels uitdoven vanaf het eerste jaar van de middelbare school. Inschatting is
dat een vijfde van de effecten blijft bestaan vanaf twaalf tot twintigjarige leeftijd.12 De experts gaven aan dat effectbehoud gestimuleerd kan worden door voortzetting van
interventies in het voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs. Er is daarom
breed gekeken naar zowel basisscholen13, als het voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs. De scenario’s in deze
brief beperken zich tot de voedselomgeving binnen de school, aangevuld met opties
om ook meer beweging te stimuleren. De beweegactiviteiten zijn onder geen beding vervanging
van bewegingsonderwijs. Vanuit de betrokken partijen is er draagvlak voor de
beschreven scenario’s, maar bestaan ook zorgen over de uitvoerbaarheid en impact op
scholen. Uiteraard is het vinden van financiële dekking een belangrijke voorwaarde
voor implementatie.
Scenario’s
Voor de uitwerking van de verschillende scenario’s is rekening gehouden met de volgende
uitgangspunten:
* De tijd en financiële ruimte die scholen hebben is beperkt. Initiatieven moeten altijd
ter ondersteuning zijn, kunnen niet verplicht zijn en moeten scholen ontzien (administratief,
tijd en financieel);
* het staat leerlingen, scholen en ouders vrij om wel of niet deel te nemen;
* de aangeboden schoollunch dient te voldoen aan de richtlijnen van het Voedingscentrum;
* er wordt een koppeling gemaakt met voedingseducatie en schoolbeleid, waarmee het aansluit
bij de aanpak van Gezonde School en het EU-schoolfruit programma.
Er zijn vijf scenario’s uitgewerkt, waarbij bij enkele scenario’s ook varianten zijn
uitgewerkt. De vijf verschillende scenario’s kunnen elkaar overlappen en versterken.
De volgende scenario’s worden hieronder verder toegelicht:
1 Gezonde lunch in combinatie met meer bewegen op basisscholen
2 Invoering van een gezonde zelfsmeerlunch op basisscholen
3 Invoering van groenten en fruit op basisscholen
4 Invoering op voortgezet en middelbaar onderwijs
5 Programma Gezonde School intensiveren
Toelichting per scenario
Scenario 1: Invoering van een gezonde zelfsmeerlunch in combinatie met meer bewegen
op basisscholen (voeding- en beweegschool)
Bij implementatie van een gezonde lunch en extra beweegaanbod op alle basisscholen
in Nederland zal het percentage overgewicht en obesitas voor 4–18 jarigen in 2040
mogelijk kunnen worden teruggebracht naar 10,2 procent. Met dit scenario wordt de
ambitie uit het Nationaal Preventieakkoord het dichtst benaderd.
De voeding- en beweegschool heeft een gunstig effect op het eten van zuivel, volkorenbrood,
groente en fruit tijdens de lunch. Op de voeding- en beweegschool drinken kinderen
ook vaker water in vergelijking met controlescholen. Ook heeft het een positief effect
op het BMI en de buikomtrek. Het is nog niet bekend of en in hoeverre de effecten
van de voeding- en beweegschool op BMI zullen beklijven na de basisschoolperiode.
Effectbehoud is naar verwachting groter als ook in andere settingen (zoals de thuissituatie
en de fysieke leefomgeving) wordt ingezet op betere voeding en meer beweging en bij
voortzetting van interventies in het voortgezet en middelbaar onderwijs. Dit is een
risico, omdat het moeilijk is om gezond aangeleerd gedrag vast te blijven houden,
omdat kinderen vanaf de puberteit autonomer worden, minder sporten en ongezonder gaan
eten.
Qua type gezonde lunch (ook geldend voor de voedingsschool in scenario 2) blijkt bij
kinderen en ouders het meeste draagvlak te bestaan voor de introductie van een zelfsmeerlunch,
waarbij kinderen op school zelf een gezonde lunch klaarmaken. Dit krijgt de voorkeur
ten opzichte van andere lunchconcepten zoals een kant-en-klare lunch of warme lunch.
De zelfsmeerlunch werd ook goed ontvangen door leerkrachten en schooldirecties. Op
school wordt een dagelijkse gezonde lunch verzorgd en alle leerlingen krijgen dagelijks
een gezond tussendoortje. Daarnaast zijn er dagelijks extra beweegmomenten waarbij
extra tijd is voor sport en spel. De begeleiding van de lunch en het gestructureerd
beweegaanbod kunnen worden gedaan door pedagogisch medewerkers van bijvoorbeeld de
tussenschoolse opvang. De buurtsportcoach kan worden betrokken bij de invulling van
de beweegactiviteiten en het leggen van verbindingen met aanbieders in de buurt.
Tijdens het onderzoek naar de voeding- en beweegschool is ook gesignaleerd dat er
minder conflicten zijn na de invoering van het concept. Leerkrachten denken dat dit
komt door een betere structuur, zoals georganiseerde activiteiten, «extra ogen» van
de pedagogisch medewerker, samen spelen en een positievere sfeer op school. Ook het
samen eten draagt bij aan sociale vorming.
Het aanbieden van een lunch en een extra beweegmoment valt niet onder onderwijstijd,
maar leidt wel tot een verlenging van de schooldag. Op voeding- en beweegscholen waar
het tussenschoolse blok van 45 minuten wordt verdubbeld tot anderhalf uur voor lunch
en tussenschoolse activiteiten, is door leerkrachten meer rust ervaren in de lesdag.
Leerkrachten kunnen het tussenschoolse blok gebruiken voor andere onderwijskundige
taken. Daarnaast rapporteren de leerkrachten dat kinderen zich in de middag beter
kunnen concentreren, als gevolg van het nieuwe dagritme. Om te beoordelen in hoeverre
dit verband causaal is, is meer onderzoek nodig.
Implementatie van een voeding- en beweegschool vraagt het nodige van een school, van
de ouders en de leerlingen. Vooral in de eerste jaren is veel inzet nodig om draagvlak
te creëren en te behouden, het benodigde netwerk te ontwikkelen, faciliteiten aan
te passen en extra personeel te werven. Er kan gekozen worden voor een variant die
zich specifiek richt op een beperktere groep scholen, bijvoorbeeld scholen die relatief
veel leerlingen in een kwetsbare positie hebben of een aantal scholen per regio dat
als proeftuin kan dienen. Dit geeft de mogelijkheid om een eventueel landelijke implementatie
verder uit te werken en op deze wijze kunnen verschillende voorbeeldscholen ter inspiratie
dienen.
Kosten invoering scenario 1:
1a. Implementatie op scholen in wijken waar veel gezinnen wonen met een lage sociaaleconomische
status (4 procent van de kinderen)
– € 39 miljoen per jaar
1b. Implementatie op deel van de scholen, bijvoorbeeld alle Gezonde Scholen (17 procent
van de kinderen)
– € 176 miljoen per jaar
1c. Landelijke implementatie op alle scholen (100 procent van de kinderen)
– € 1 miljard per jaar
De genoemde bedragen komen uit het RIVM rapport14 en zijn de som van de productkosten, materiaalkosten, logistieke kosten en personeelskosten.
De personeelskosten omvatten de inzet van een coördinator op school en een pedagogisch
medewerker voor de begeleiding van de lunch en het beweegaanbod.
De kosten van het aanbieden van een lunch wordt geschat op € 555 mln per jaar (€ 2,40
per kind per dag) en het aanbieden van een extra beweegmoment op € 486 mln per jaar
(€ 2,10 per kind per dag), uitgaande van 1.446.176 kinderen in 2022.
Er kan worden gekozen voor een gedeeltelijke financiering. Het merendeel (circa 85
procent) van de ouders dat deelnam aan het project de Gezonde Basisschool van de Toekomst
was bereid € 1,75 per dag te betalen van de benodigde € 4,50 per dag. Het nadeel hiervan
is dat het voor sommige ouders lastig is het benodigde bedrag te betalen. Om deze
groep niet te benadelen zal nagedacht moeten worden over een inkomensafhankelijke
compensatie voor de schoollunch. Dit levert extra administratieve lasten op. Een ouderbijdrage
zal voor scholen meer werk opleveren waardoor het minder aantrekkelijk wordt om mee
te doen, vooral voor scholen met een leerlingenpopulatie van wie ouders mogelijk niet
de middelen hebben hiervoor te betalen.
Scenario 2: Invoering van een gezonde zelfsmeerlunch op basisscholen (voedingsschool)
Het doel van een gezonde schoollunch is het stimuleren van gezond eetgedrag van kinderen
in de basisschoolleeftijd. Uit het rapport blijkt dat op de voedingsschool tijdens
de schoollunch veel meer kinderen groente eten dan bij de lunch van thuis (50 procent
in plaats van 7 procent). Ook aten meer kinderen bruin- en volkorenbrood (85 procent
in plaats van 52 procent), dronken meer kinderen water of melk (75 procent in plaats
van 44 procent) en dronken minder kinderen suikerhoudende dranken (4 procent in plaats
van 28 procent). De toename van de groenteconsumptie was het hoogst bij kinderen die
voor de schoollunch geen of heel weinig groenten aten. Uit het onderzoek blijkt ook
dat om het eetgedrag van kinderen duurzaam te veranderen, het nodig is om gezond eten
aan te blijven bieden. Net als bij scenario 1 geldt dat effectbehoud naar verwachting
groter is bij een integrale aanpak in meerdere settingen en bij voortzetting van interventies
in het voortgezet en middelbaar onderwijs. De invoering van een gezonde zelfsmeerlunch
kan ook als opstapje werken naar een voeding- en beweegschool.
Kosten invoering scenario 215:
2a. Implementatie op scholen in wijken waar veel gezinnen wonen met een lage sociaaleconomische
status (4 procent van de kinderen)
– € 21 miljoen per jaar
2b. Implementatie op deel van de scholen, bijvoorbeeld alle Gezonde Scholen (17 procent
van de kinderen)
– € 95 miljoen per jaar
2c. Landelijke implementatie op alle scholen (100 procent van de kinderen)
– € 555 miljoen per jaar
De genoemde bedragen komen uit het RIVM rapport en zijn de som van de productkosten,
materiaalkosten, logistieke kosten en personeelskosten. Op de voedingsscholen is gebruik
gemaakt van vrijwilligers of conciërges voor de organisatie en begeleiding van de
lunch. Net als bij scenario 1 kan er ook worden gekozen voor een gedeeltelijke financiering
met de daarbij horende aandachtspunten.
Voorwaarden bij implementatie scenario 1 & 2
• Voor de uitvoering en implementatie zal een uitvoeringsorganisatie aangewezen, ingesteld
of aanbesteed, moeten worden. Uitgangspunt is dat scholen zoveel mogelijk worden ontlast,
zodat het geen verzwaring van taken wordt. Er zal daarom ondersteuning nodig zijn
voor scholen om aan de slag te kunnen gaan. Het programma Gezonde School heeft al
grote bekendheid onder scholen en ervaring op de leefstijlthema’s voeding en beweging.
De Gezonde School-adviseurs van de GGD-en ondersteunen scholen bij het opzetten van
een integrale, structurele en planmatige aanpak op het bevorderen van een gezonde
leefstijl op de genoemde thema’s. Zij kunnen scholen op maat adviseren over de vorm
van invoering die het beste past.
• Voordat begonnen kan worden met de implementatie is het van belang dat er draagvlak
is bij scholen en ouders. Hier zal in de beginfase extra op ingezet moeten worden
en ook voor het behoud van dat draagvlak zal aandacht moeten zijn. Inschatting is
dat er een schooljaar nodig is voor de voorbereiding.
• Aanvullende kosten uitvoering scenario 1 & 2
– Kosten uitvoeringsorganisatie: € 0,5 miljoen per jaar (afhankelijk van de implementatiegraad)
– Ondersteuning aan scholen door Gezonde School: € 0,5 miljoen per jaar (afhankelijk van de implementatiegraad).
Aandachtspunten bij implementatie scenario 1 & 2
• Wanneer een van deze scenario’s wordt uitgevoerd, moet nog verkend worden wat de wenselijke
organisatievorm is: faciliteiten binnen of buiten de school, met of zonder extra personeel,
et cetera. Het uitgangspunt is zoals gezegd dat scholen naar eigen inzicht deelnemen
of niet, en dat er geen uitbreiding van de onderwijstijd plaatsvindt.
• Voor een zelfsmeerlunch is minimaal 30 minuten lunchtijd nodig en voor de extra beweegmomenten
is ook tijd nodig. Zowel voor scholen met een continurooster als voor scholen met
een traditioneel schoolrooster heeft dit een impact. Het is aan scholen zelf om te
bepalen hoe ze hier invulling aan willen geven en of ze de schooldag willen verlengen.
Ze hebben hiervoor toestemming nodig van de medezeggenschapsraad (MR).
• De begeleiding tijdens de lunch en beweegactiviteiten kan op verschillende manieren
vorm krijgen, afhankelijk van de wensen en mogelijkheden van de school. Zo kunnen
er pedagogisch medewerkers van de kinderopvang worden ingezet, onderwijsassistenten,
CIOS-sers of buurtsportcoaches. Bij een landelijke implementatie wordt met name gekeken
naar de optie van gekwalificeerde en betaalde medewerkers. De kwaliteits- en toezichtsvraagstukken
moeten dan verder worden uitgewerkt.
• De faciliteiten en de mogelijkheden die een school heeft om de gezonde lunch te coördineren
en uit te voeren zijn beperkt. Niet elke school heeft een keuken tot zijn beschikking
of voldoende koelmogelijkheden. Alternatieven zijn om gebruik te maken van een centrale
keuken op lokaal niveau die meerdere scholen kan bedienen of een cateraar in te huren.
Hierin kunnen scholen zelf een afweging maken. Scholen kunnen ervoor kiezen de inkoop,
bestelling en levering van de lunch uit te besteden aan een cateraar of het proces
in eigen beheer te houden, mits er voldoende ondersteuning en coördinatie beschikbaar
is. De vraag hoe deze publiek-private samenwerking met het oog op staatssteun eruit
zou moeten zien, moet nog uitgewerkt worden.
• Uit het rapport blijkt dat bewegen een grote bijdrage levert aan de daling van het
BMI.16 Het advies is daarom om bij invoering van een gezonde schoollunch een combinatie
te maken met extra beweegactiviteiten.
Scenario 3: Invoering van groenten en fruit op basisscholen
Momenteel kunnen 3.000 basisscholen per jaar gebruik maken van het EU-Schoolfruit-
en groenteprogramma. Scholen krijgen dan 20 weken lang, drie keer per week groente
en fruit voor alle leerlingen. Bijna alle deelnemende scholen (99 procent) zijn positief
over het EU-Schoolfruitprogramma, hoewel eveneens is aangetoond dat de fruitconsumptie na de 20 weken
weer daalde. Scholen zijn positief, omdat kinderen op deze manier kennis kunnen maken
met verschillende (nieuwe) soorten fruit, het programma gezond eten stimuleert en
kinderen van ouders die het financieel minder breed hebben op deze manier ook verschillende
soorten groente en fruit ervaren. Bijna de helft van de scholen geeft aan dat door
het EU-Schoolfruitprogramma het regelmatig voorkomt dat kinderen, buiten de fruitdagen
om, vaker groente en fruit mee naar school nemen. Bij deelname aan het programma moeten
scholen ook aandacht besteden aan voedingseducatie (bijvoorbeeld Smaaklessen). Voedingseducatie
op de basisschool helpt kinderen bij de ontwikkeling van een verantwoord eetpatroon.
Als ervoor gekozen wordt dit door te trekken bij keuze voor dit scenario, heeft dit
mogelijk invloed op de onderwijstijd en ruimte voor andere inhoud in het curriculum.
Invoering van groenten en fruit op basisscholen kan een eerste stap zijn naar invoering
van een gezonde schoollunch of een Gezonde School vignet.
De kosten van het huidige EU-Schoolfruit- en groenteprogramma zijn € 7,2 mln per jaar.
Met een aanvulling op deze regeling kunnen scholen ook de rest van het schooljaar
worden voorzien van groenten en fruit of kunnen alle basisscholen worden voorzien
van groenten en fruit. Er zijn in Nederland bijna 7.000 scholen in het primair onderwijs.
Kosten invoering scenario 3:
3a. Alle basisscholen voorzien van groenten en fruit voor 20 weken per jaar:
– € 16,8 miljoen per jaar
3b Alle basisscholen voorzien van groenten en fruit voor 40 weken per jaar:
– € 33,6 miljoen per jaar
Het huidige EU-Schoolfruit- en groenteprogramma wordt uitgevoerd door het Ministerie
van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Indien er gekozen wordt voor uitbreiding
van dit programma zal hierin de samenwerking worden gezocht. Wanneer de financiering
vanuit de EU wordt continueert, kan er € 7,2 miljoen van de genoemde bedragen worden
afgetrokken.
Scenario 4: Invoering op voortgezet en middelbaar beroepsonderwijs
Overgewichtcijfers laten tussen 1990 en 2018 in de groep 4–12 jarigen een significante
daling zien in overgewicht bij zowel jongens, meisjes als totaal. De groep 12–18 jarigen
laat echter een significante stijging zien in overgewicht, zowel bij jongens, meisjes
als totaal.17 De groenten en fruit consumptie in de groep 14–18 jarige is ook het laagste van alle
leeftijdsroepen.18 Dit sluit aan bij de conclusie uit het RIVM rapport dat voor een duurzamer gezondheidseffect
een voortzetting nodig is op het voortgezet en middelbaar beroepsonderwijs.
Vanuit het Voedingscentrum trekken de brigadiers van de Schoolkantine Brigade al sinds
2003 door het land om scholen in het voortgezet en middelbaar beroepsonderwijs te
ondersteunen bij het realiseren van een gezondere schoolkantine. Inmiddels heeft 42
procent van het voortgezet en middelbaar beroepsonderwijs een gezondere kantine.
De cateraars die deelnemen aan het Akkoord Gezonde Voeding op Scholen zorgen voor vulling van de automaten die voldoen aan de Richtlijnen van het Voedingscentrum.
Er zijn ook scholen die de automaten in eigen beheer hebben, hier is geen controle
op. Met betrokken partijen kan worden onderzocht hoe de vulling in automaten verbeterd
kan worden met eventueel de optie tot een verbod van ongezonde drank-, snoep- en snackautomaten.
Groenten en fruit kan eventueel dienen als vervanging van een snack uit de snoepautomaat.
Door het gratis aan te bieden is de verwachting dat de consumptie van groenten en
fruit omhoog gaat bij scholieren op het voortgezet en middelbaar beroepsonderwijs.
Hierbij kan gedacht worden aan een (nationale) verbreding van de EU-schoolfruit regeling
naar het voorgezet en middelbaar beroepsonderwijs. Er zijn in Nederland ongeveer 1
miljoen leerlingen in het voortgezet onderwijs en 500.000 studenten op het middelbaar
beroepsonderwijs tegenover ongeveer 1,5 miljoen leerlingen in het primair onderwijs.
Om jongeren te stimuleren om tijdens de schooldag meer te bewegen willen we een beweegvriendelijke
schoolomgeving creëren, in de school en op het schoolplein. Dit vraagt om een investering
in de vorm van een stimuleringsregeling waar scholen gebruik van kunnen maken.
Kosten invoering scenario 4:
4a Uitbreiding EU-schoolfruitprogramma naar het voortgezet onderwijs:
– voor 40 weken per jaar: € 22,4 miljoen per jaar.
4b Uitbreiding EU-schoolfruitprogramma naar het middelbaar beroepsonderwijs:
– voor 40 weken per jaar: € 11,2 miljoen per jaar.
4c Extra inzet voor het gezonder maken van de schoolkantine op het voortgezet en middelbaar
beroepsonderwijs:
– € 1,5 miljoen per jaar
4d Financiële impuls voor het creëren van een beweegvriendelijke omgeving binnen de school:
– € 5 miljoen per jaar
Aandachtspunten bij implementatie scenario 4
• Bij het voortgezet en middelbaar beroepsonderwijs is de omgeving rondom de school
een belangrijke factor. Het effect van een gezonde schoolomgeving is groter als er
in de directe omgeving van een school geen ongezonde verleidingen zijn. Leerlingen
kunnen immers gemakkelijk het schoolterrein verlaten. Er wordt, mede op verzoek van
gemeenten, een verkenning uitgevoerd naar een wettelijk kader om mogelijkheden te
scheppen voor het realiseren van een gezonde voedselomgeving, maar dit aspect wordt
niet expliciet meegenomen in deze scenario’s.
• Drankautomaten en snoep- en snackautomaten zijn vaak onderdeel van de voedingsomgeving
op school. Als de inhoud van de automaten voldoet aan de Richtlijnen Gezondere Kantines
heeft dit een positief effect op het realiseren van een gezondere eetomgeving op school.
Door automaten die niet voldoen aan de Richtlijnen te verbieden, wordt een bijdrage
geleverd aan een gezondere eetomgeving op school.
Scenario 5: Programma Gezonde School intensiveren voor basisscholen, voortgezet onderwijs
en middelbaar beroepsonderwijs
Het programma Gezonde School zet zich al jaren in om scholen te ondersteunen op verschillende
leefstijlthema’s. Het programma heeft als missie «Een gezonde leefstijl in het DNA
van elke school». Volgens een stappenplan wordt gewerkt aan een leefstijlthema waarbij
een Gezonde School-coördinator wordt ingezet binnen de school en waarbij een externe
adviseur van de GGD ondersteuning biedt. De Gezonde School-aanpak sluit aan bij wat
een school al doet aan gezondheidsbevordering en versterkt wat goed gaat. Met deze
aanpak worden losse activiteiten tot één geheel gemaakt en wordt een gezonde leefstijl
dagelijkse praktijk. Gezonde School bevordert de samenwerking tussen het onderwijsveld
en organisaties die een gezonde leefstijl bevorderen. De meeste scholen zijn goed
bekend met het programma en er is jaarlijks meer vraag naar het ondersteuningsaanbod
dan de middelen toelaten. De Gezonde School is een bekende en bestaande organisatie
waardoor intensivering relatief makkelijk te realiseren is.
Twee van de meest aangevraagde thema’s binnen de Gezonde School-aanpak zijn Voeding
en Bewegen & Sport. Begin 2021 zijn er 1760 scholen (po, vo en mbo) met een themacertificaat,
waarvan 731 op het thema Voeding en 873 op het thema Bewegen & Sport. Het thema Welbevinden
is ook populair. Pas wanneer leerlingen zich veilig voelen en lekker in hun vel zitten,
zijn ze in staat om te leren en te werken aan een gezonde leefstijl. Op dit thema
hebben 535 scholen een certificaat.
De komende jaren gaat de Gezonde School zich meer inzetten op de «whole school approach».
Deze benadering draagt bij aan het bestendigen van een gezonde leefstijl, omdat alle
omstandigheden rond de leerling, student en medewerker worden betrokken. Momenteel
loopt er een proces- en effectevaluatie van Gezonde School. De resultaten hiervan
worden medio 2023 verwacht.
De Gezonde School werkt samen met Jongeren op Gezond Gewicht (JOGG), zodat beide programma’s
elkaar versterken. JOGG werkt via een integrale methode waarmee gemeenten de omgevingen
waarin kinderen en jongeren opgroeien gezonder maken. De school is een belangrijke
omgeving voor jongeren. Het verbinden van de Gezonde School-aanpak en de JOGG-aanpak
draagt bij aan meer lokale samenwerking en borging van Gezonde School in gemeentelijk
beleid, waardoor scholen nog effectiever ondersteund kunnen worden bij het werken
aan gezondheidsbevordering, waaronder gezonde voeding en bewegen. JOGG is ook initiatiefnemer
van het Akkoord Gezonde Voeding op Scholen. Samen met het Voedingscentrum en 35 organisaties
waaronder cateraars, groothandels, automatenleveranciers, producenten en leveranciers
van watertappunten wordt met dit akkoord gewerkt aan een gezonder voedingsaanbod op
scholen in het voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs.
In de afgelopen vier jaar heeft 17 procent van de scholen (po, vo en mbo) gebruik
gemaakt van het ondersteuningsaanbod Gezonde School. Voor de komende vier jaar heeft
het programma Gezonde School als doel dat een derde van het totale aantal scholen
in Nederland werkt met de Gezonde School-aanpak. Een school kan daarbij gebruik maken
van ondersteuning of zelfstandig met de Gezonde School-aanpak aan de slag gaan. Door
extra in te zetten op Gezonde School kunnen er meer scholen worden bereikt, kan het
concept van het «whole school approach» sterker worden neergezet en kan de ondersteuning
worden uitgebreid.
Kosten invoering scenario 5:
– Extra stimulering Gezonde School-aanpak € 5 miljoen per jaar.19
Totaal overzicht
Het effect van de verschillende scenario’s is verschillend en sommige effecten zijn
pas zichtbaar op latere leeftijd. Voor alle scenario’s geldt dat een interventie waarschijnlijk
pas optimaal effectief is als deze onderdeel uitmaakt van een integrale aanpak. We
moeten realistisch zijn over welk effect er binnen het onderwijs kan worden behaald
als het gaat om gezond leven. De beschreven scenario’s geven een indicatie van de
mogelijkheden en bijbehorende kosten van de inzet op een gezonde leefstijl binnen
de schoolsetting.
De verschillende scenario’s vragen om een structurele investering en kunnen gecombineerd
worden. Zie hieronder het overzicht van mogelijk inzet voor de komende vier jaar.
Voor de invoering van de voeding- en beweegschool en de voedingsschool zal een opbouw
nodig zijn. Het eerste jaar is nodig voor het inrichten van een uitvoeringsorganisatie
en het creëren van draagvlak onder scholen, ouders en leerlingen. Daarna wordt er
per jaar een groei verwacht van het aantal deelnemende scholen; 4 procent in het tweede
jaar, 17 procent in het derde jaar 50 procent in het vierde jaar en 100 procent in
de jaren daarna. De bedragen van scenario 1 en 2 zijn inclusief € 1 miljoen per jaar
voor de uitvoeringsorganisatie en ondersteuning aan scholen.
in mln. euro
Jaar 1
Jaar 2
Jaar 3
Jaar 4
Structureel
1a. Gezonde zelfsmeerlunch in combinatie met meer bewegen op basisscholen met kansarme
leerlingen (4 procent van de kinderen)
€ 1
€ 40
€ 40
€ 40
€ 40
1b. Gezonde zelfsmeerlunch in combinatie met meer bewegen op deel van de scholen (17
procent van de kinderen)
€ 1
€ 40
€ 177
€ 177
€ 177
1c. Gezonde zelfsmeerlunch in combinatie met meer bewegen op alle basisscholen (100
procent van de kinderen)
€ 1
€ 40
€ 177
€ 500
€ 1.041
2a. Gezonde zelfsmeerlunch op basisscholen met kansarme leerlingen (4 procent van
de kinderen)
€ 1
€ 22
€ 22
€ 22
€ 22
2b. Gezonde zelfsmeerlunch op deel van de scholen (17 procent van de kinderen)
€ 1
€ 22
€ 96
€ 96
€ 96
2c. Gezonde zelfsmeerlunch op alle basisscholen (100 procent van de kinderen)
€ 1
€ 22
€ 96
€ 278
€ 556
3a. Alle po scholen voorzien van groenten en fruit (20 weken)
€ 16,8
€ 16,8
€ 16,8
€ 16,8
€ 16,8
3b. Alle po scholen voorzien van groenten en fruit (40 weken)
€ 33,6
€ 33,6
€ 33,6
€ 33,6
€ 33,6
4a. Alle vo scholen voorzien van groenten en fruit (40 weken)
€ 22,4
€ 22,4
€ 22,4
€ 22,4
€ 22,4
4b. Alle mbo scholen voorzien van groenten en fruit (40 weken)
€ 11,2
€ 11,2
€ 11,2
€ 11,2
€ 11,2
4c. Gezonder maken van de schoolkantine vo en mbo
€ 1,5
€ 1,5
€ 1,5
€ 1,5
–
4d. Financiële impuls op bewegen voor vo en mbo
€ 5
€ 5
€ 5
€ 5
–
5. Intensivering van Gezonde School programma
€ 5
€ 5
€ 5
€ 5
€ 5
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
P. Blokhuis
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P. Blokhuis, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport